Samenvatting in het Nederlands (Summary in Dutch) De indeling van dit proefschrift is gestructureerd van verbindingen met een laag moleculair gewicht naar de meer complexe hoog moleculaire verbindingen. Het eerste deel van dit proefschrift (Hoofdstuk 2 en 3) behandelt totaal extracten van lipiden. In Hoofdstuk 2 is gekeken naar variaties met diepte en seizoen in de extraheerbare lipiden fractie van een zure andische bosbodem. Hierbij is een afname van de bijdrage van lipiden per totaal organisch koolstof geconstateerd. De afwezigheid van typische bacteriële markers kan een indicatie zijn voor een verlaagde bacteriële activiteit, waarschijnlijk gerelateerd aan de lage bodem pH en de aanwezigheid van Al en Fe oxides. Een sterke afname in zowel de relatieve als absolute bijdrage van verbindingen afkomstig van bladeren is waar te nemen wanneer de strooisellaag vergeleken wordt met de minerale bodem. De aanwezigheid van C22C32 zuren, C22-C26 ω-hydroxy zuren, C31 n-alkaan en C22-C32 n-alkanolen, aanwezig in de ondiepe bodem, is waarschijnlijk gerelateerd aan een belangrijke bijdrage van gras wortels. In de zomer wordt een lipiden signaal gezien dat waarschijnlijk afkomstig is van de uitspoeling van microbieel gerelateerde producten vanuit de strooisellaag en/of de bovengrondse vegetatie. In Hoofdstuk 3 wordt de samenstelling van totaal extracten van lipiden van verschillende bodem horizonten in een podzol profiel vergeleken. Organisch materiaal accumuleert met name in combinatie met aluminium in the Bh horizont. Lipiden accumuleren onafhankelijk van de bodem pH in organisch rijke horizonten. Een lipiden signaal gerelateerd aan de bovengrondse delen van Calluna, zoals bladeren en bloemen, wordt alleen waargenomen in de O horizont. Dit “n-alkaan, steroide and triterpenoide” signaal gaat echter al snel verloren in de onderliggende A horizont door (bacteriële) oxidatie. De overige totaal lipiden extracten worden gedomineerd door componenten afkomstig van wortels. In het algemeen geven de lipiden data aan dat, naast uitspoeling, degradatie (microbiële oxidatie) een belangrijk proces is waarmee rekening gehouden dient te worden in studies naar podzolizatie processen in bodems. Het tweede deel van dit proefschrift behandelt ester-gebonden verbindingen. Hoofdstuk 4 beschrijft de veranderingen in de moleculaire samenstelling van ester-gebonden aliphaten met veranderende diepte in een zure andische bosbodem. Deze veranderingen worden vergeleken met veranderingen in de vrije lipiden fractie waardoor een connectie tussen het eerste en tweede deel van het proefschrift gerealiseerd wordt. Hydrolyse met behulp van warmte gevolgd door methylering in combinatie met gas-chromatografie/ massa spectrometrie laat zien dat in de bovenste 5 cm van de bodem cutine een belangrijker bron van ester-gebonden componenten is dan suberine. De diepere lagen (20-50 cm) echter worden gedomineerd door van suberine afkomstige verbindingen. Een relatief sterke afname van C22, C24 (and C26) ω-hydroxy zuren (en C18-C28 α, ω-dizuren) wordt gemeten vergeleken met andere suberine bouwstenen zoals C16 ω-hydroxy zuur. Deze afname met diepte is omgekeerd evenredig met een sterke toename van deze verbindingen in de vrije lipiden fractie met diepte. Deze relatie tussen de vrije en ester-gebonden lipiden fractie lijkt het gebruik van bovengenoemde ω-hydroxy zuren als indicatoren voor een wortel gerelateerde bron van vrije lipiden (Hoofdstuk 2) te rechtvaardigen. 149 In Hoofdstuk 5 worden de effecten van pH veranderingen na basische hydrolyse en hun implicaties op het begrip van bodem organisch materiaal in bodems bestudeerd. De verkeregen resultaten na direct aanpassen van de pH van het extract geven aan dat de relatieve hoeveelheden van geïdentificeerde verbindingen, zoals verwacht, pH afhankelijk zijn. Meer specifiek zijn deze relatieve hoeveelheden afhankelijk van de pKa waarde van de verbindingen en hun hydrophobiciteit. Dit verschijnsel, dat de uiteindelijke resultaten aanzienlijk beïnvloedt, kan tot een over- of onderschatting van bepaalde verbindingen leiden en daarmee de kijk op estergerelateerde verbindingen in bodems foutief beïnvloeden. Direct aanzuren van het base extract in de aanwezigheid van het bodem residu geeft aan dat hydrophobe aliphatische verbindingen met lange koolstofketens een interactie aan kunnen gaan met de overgebleven organische matrix na de hydrolyse, deel kunnen gaan uitmaken van nieuwe onoplosbare organische (macro) moleculen, of een interactie kunnen aangaan met de anorganische matrix. Deze laatste optie wordt naar voren gebracht als een andere mogelijke wijze van voorkomen van ester-gerelateerde verbindingen in bodems ter aanvulling op reeds bekende wijzen van voorkomen zoals de biopolyesters cutine en suberine. De resultaten van Hoofdstuk 5 worden gebruikt in Hoofdstuk 6 waarin de resultaten van een kwalitatieve studie naar de chemische compositie van estergebonden verbindingen in een zure andische bosbodem worden beschreven. De niet in organische oplosmiddelen oplosbare ester-gebonden fractie die vrij komt na basische hydrolyse van een andische A horizont van Madeira, is sequentieel geëxtraheerd and geanalyseerd met behulp van gas chromatografie en gas chromatografie/massa spectrometrie. De scheiding van alle vrijgekomen verbindingen in een aantal “pH subftacties” maakt het mogelijk de verschillende verbindingen in detail te bestuderen. De distributies van 2-alkanolen, diolen, n-alkanolen, liniaire zuren, ω-hydroxy zuren, trihydroxy zuren, dihydroxy dizuren en phenolische zuren wijzen op een door suberin gedomineerde input van ester-gerelateerde verbindingen. Naast deze bijdrage vanuit van planten afkomstige biopolyesters wijst de detectie van iso en anteiso vertakte zuren en relatief korte dizuren en ω-hydroxy op een bacteriële bijdrage. De effecten van de pH op de preservatie van ester-gebonden lipiden worden bestudeerd in Hoofdstuk 7 waarin het voorkomen en de distributie van estergebonden lipiden in Nederlandse duin bodems langs een pH gradiënt beschreven worden. Vergelijking van hydrolyse met behulp van warmte gevolgd door methylering met basische hydrolyse bevestigt dat basische hydrolyse een zeer efficiënte manier is om ester-gebonden verbindingen in bodems te bestuderen. De verbindingen die vrij komen tijdens basische hydrolyse bestaan voornamelijk uit van suberine afkomstige lipiden, die duidelijk gerelateerd zijn aan eikenwortels. Vergeleken met verse wortels die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de input van bodem organisch materiaal in de diepere bodem, is er een afname te zien van onverzadigde en epoxy verbindingen in de bodem, waarschijnlijk door oxidatie. De bijdrage van de verzeepbare fractie aan het totaal van bodem organisch materiaal neemt duidelijk toe met toenemende verzuring, terwijl er nauwelijks veranderingen in de moleculaire samenstelling van deze fractie zijn waargenomen. Deze accumulatie zonder grote veranderingen in de moleculaire samenstelling van de ester-gebonden fractie geeft aan dat van planten afkomstige biopolyesters gepreserveerd kunnen worden in bodems. 150 Het laatste deel van dit proefschrift behandeld zoals gezegd de hoog moleculaire fractie van het bodem organisch materiaal. In Hoofdstuk 8 wordt moleculaire informatie over de bulk van het organisch materiaal in andische bodems verkregen met behulp van Curie-point pyrolyse en CPMAS 13C NMR. Beide technieken onthullen een significante bijdrage van polysaccharide verbindingen afkomstig van schimmels. De pyrolyse data laten verder zien dat deze en andere polysaccharide verbindingen thermische veranderingen hebben ondergaan. Naast polysaccharides wordt door een combinatie van beide technieken de aanwezigheid bevestigd van de biopolyesters cutine en suberine, de niet-hydrolyseerbare biopolymeren cutan en suberan, proteïnen en polypeptiden. Relatief grote hoeveelheden van pyrolyse producten afkomstig van chitine kunnen afkomstig zijn van zowel schimmels als insecten hetgeen aangeeft dat insecten, naast schimmels, van invloed kunnen zijn op de verwerking van het organisch materiaal. De relatief kleine hoeveelheid lignine die in deze bodems gevonden wordt is waarschijnlijk gerelateerd aan de lage bodem pH waarvan bekend is dat deze de groei van lignine afbrekende schimmels bevordert. Gecondenseerde aromatische structuren tot slot maken ook een belangrijk deel uit van het bodem organisch materiaal, al wordt deze bijdrage onderschat door de gebruikte methoden. De laatste twee hoofdstukken van dit proefschrift (Hoofdstuk 9 en 10) beschrijven de moleculaire karakterisering van een deel van het chemisch resistent bodem organisch materiaal. In Hoofdstuk 9 wordt de samenstelling van de bulk van het chemisch resistente organisch materiaal bestudeerd. Zowel NMR als pyrolyse data laten een belangrijke bijdrage van gecondenseerde aromatische verbindingen zien, in combinatie met een aliphatische bijdrage die waarschijnlijk afkomstig is van niethydrolyseerbare aliphatische biopolymeren. Het geïsoleerde chemisch resistente bodem organisch materiaal zal naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke bijdrage leveren aan het millennium bodem koolstof reservoir in andische bodems. Gebaseerd op de resultaten van Hoofdstuk 9, wordt in Hoofdstuk 10 de moleculaire samenstelling van resistente aliphatische biopolymeren beschreven. De bouwstenen van deze biopolymeren bestaan uit mono, di, tri en tetra gesubstitueerde aliphatische verbindingen. Dit laatste kan afgeleid worden uit de aanwezigheid van C9-C32 liniaire zuren, C7-C30 liniaire α, ω-dizuren, C21-C30 keto-α, ω-dizuren and C16C27 diketo-α, ω-zuren in het RuO4 extract. Gebruikmakend van deze bouwstenen kan een model van de originele aliphatische biopolymeer structuur gereconstrueerd worden. Bovendien kan op basis van de moleculaire bouwstenen de vorming van chemisch resistente aliphatische biopolymeren in bodems door middel van crosslinking van biopolyesters vrijwel uitgesloten worden. Tot slot worden in Hoofdstuk 11 de belangrijkste bevindingen van alle voorgaande hoofdstukken samengevoegd. In dit hoofdstuk worden bovendien de belangrijkste conclusies beschreven van de in dit proefschrift gepresenteerde moleculaire benadering van de studie van organisch materiaal in bodems op de factoren die de samenstelling van het organisch materiaal in zure bodems bepalen (input, preservatie/degradatie en transport). 151