Regenwormen

advertisement
Regenwormen
Introductie
Regenwormen (Lumbricidae) zijn gravende bodemdieren. Wanneer er, voor wormen,
gunstige omstandigheden zijn vormen ze de hoofdmoot van de dierlijke biomassa in de
bodem. Onder sommige graslanden kan wel 3000 kg/ha aan wormen voorkomen. Volgens
een veelgebruikte (franse) indeling worden er drie functionele groepen onderscheiden (*):
1. Epigé’s: Soorten die in de strooisellaag leven en niet veel onder de grond voorkomen. Ze
leven van plantenafval en zijn vaak gekleurd door pigment (roodbruin) omdat ze meer aan
zonlicht worden blootgesteld. Ze lopen in de strooisellaag meer kans om opgegeten te
worden dus zijn ze beweeglijker dan andere soorten. Ook kunnen ze zich snel
vermeerderen (r-strategie (**))
2. Endogé’s: Soorten die in de bodem zelf leven en zich hier voeden met organisch
materiaal. Binnen deze groep kan nog een onderscheid worden gemaakt naar de
hoeveelheid humus die ze nodig hebben (***). De endogé’s zijn vaak niet gepigmenteerd
(grijzer) en hebben een lagere reproductiesnelheid dan de epigé’s. (tussen k- en rstrategie in (**))
3. Anéciques: Relatief grote soorten die in een verticale gang leven, die tot 2 à 3 meter diep
kan zijn. In de bovengrond kan bij sommige soorten de gang vertakken zodat er
verschillende uitgangen naar het bodemoppervlak zijn. De worm verzamelt zijn voedsel
op het oppervlak.: hij verkleint het strooisel en trekt het de grond in. In feite gebruikt hij de
bodem als een soort extern verteringsorgaan (external rumen). Het strooisel wordt door
slijmuitscheidingen nat gemaakt en van een gemakkelijke voedselbron voorzien. Hierdoor
kunnen microben het materiaal aantasten; later neemt de worm het dan voor hem beter
verteerbare materiaal weer op. Aneciques hebben vaak een gepigmenteerde voorkant
(waarmee ze bovengronds komen) en een achterkant zonder pigment. Ze hebben een
lage reproductie (K-strategie).
De drie hoofdgroepen kunnen naast elkaar voorkomen, maar in bepaalde situaties komen
alleen epigé’s voor. Dit zijn dan vaak bodems die zandig of zuur zijn of met een vegetatie die
moeilijk afbreekbaar strooisel produceert (bijvoorbeeld door veel aromatische stoffen).
(*) RIVM rapport 607604003
(**) Reproductie strategie: De manier waarop een soort energie spendeert aan het produceren van levensvatbaar
nageslacht. De energie gaat naar het nageslacht produceren of het verzorgen van nageslacht. r-Strategie: Energie wordt
geïnvesteerd in veel nageslacht dat daarna weinig of geen ouderlijke verzorging krijgt. K-Strategie: Energie wordt
geïnvesteerd in een paar grote nakomelingen die ouderlijke verzorging behoeven.
http://www.radford.edu/~swoodwar/CLASSES/GEOG303/humnglos.html#rstrat
(***)polyhumic, mesohumic en oligohumic. (poly=meerdere, meso= midden, oligo=weinig). Dit onderscheid is echter vooral
voor tropische wormen van belang. In de gematigde gebieden komen vooral polyhumic soorten voor. Dus zitten ze
voornamelijk in de bovenste humuslaag (A horizont zie bodems van Nederland)
Figuur 1: Regenworm overgenomen van encarta.msn.com
Taxonomische indeling regenwormen online:
Wanneer je wilt weten welke worm je hebt gevonden kun je ook de volgende website
gebruiken om de soort te vinden:
http://www.naturewatch.ca/english/wormwatch/resources/key/about_key_start.html
Taxonomische indeling:
Download