Bijlage 1: Globe

advertisement
Bijlage 1: Globe
Wat is Globe
Het GLOBE (Global Learning and Observations to Benefit the Environment) Programma is
een internationaal wetenschaps- en onderwijsprogramma, opgericht in 1995 door de
toenmalige vice-president van de Verenigde Staten, Al Gore. Momenteel draait het GLOBE
programma in 109 landen. Het doel van het GLOBE Programma is scholieren van basis- en
middelbaar onderwijs te betrekken bij praktische wetenschap, door het doen van
wetenschappelijk relevante metingen aan de atmosfeer (zoals druk, temperatuur,
luchtvochtigheid, aërosolen en UV-straling), aan de bodem (zoals bodemprofiel, vochtigheid,
vruchtbaarheid, bodemademhaling, bodemmacrofauna), aan het water (pH, geleidbaarheid,
doorzichtigheid, hoeveelheid zuurstof, waterflora en -fauna) en aan de invloed van
klimaatverandering op de groei van bomen en planten (eerste knoppen, groei per jaar). Door
mee te doen met het GLOBE Programma leer je hoe je gegevens moet verzamelen,
verwerken en analyseren in grafieken en tabellen, uitwisselen via internet met andere
scholieren. Je hebt bovendien contact met wetenschappers wereldwijd.
Wanneer jullie gegevens worden ingevoerd in het meetnet van het GLOBE Programma
(www.globe.gov via www.globenederland.nl ) zijn jullie data ook beschikbaar voor wereldwijd
milieuonderzoek. Daarnaast kunnen NLT-leerlingen op andere Nederlandse scholen
gebruikmaken van bodemgegevens op tientallen plekken in Nederland. Je zult begrijpen dat
nauwkeurig meten en noteren van groot belang is.
Bodemwetenschappers
Ir. Bas van Delft
Ir. Bas van Delft is met name geïnteresseerd in de vorm waarin organische stof voorkomt, in
de zuurgraad van de verschillende lagen en in het voorkomen van bodemleven (schimmels,
insecten, wormen).
Mijn bijdrage in het onderzoek gaat meestal over de rol van de bodem in het ecosysteem.
Daarbij kijk ik nooit alleen naar de bodem, maar ook altijd naar het grondwater (hoe diep
staat het, wat is de kwaliteit), naar de samenstelling van de vegetatie en naar het landschap
als geheel. In de bodem let ik met name op de vorm waarin organische stof voorkomt en op
de zuurgraad van de verschillende lagen en natuurlijk op het voorkomen van bodemleven
(schimmels, insecten, wormen). Als je al deze zaken in hun onderlinge verband bekijkt
begrijp je veel beter hoe het ecosysteem in elkaar zit en waar het fout gaat als het systeem
verstoord wordt. Daarvoor maak ik gebruik van zowel natuurkundige, scheikundige en
biologische (planten én dieren) kennis. Dit doe ik natuurlijk niet (alleen) omdat ík het zo leuk
vind, maar vooral omdat deze kennis gebruikt wordt om in de praktijk te gebruiken. Ik en mijn
collega’s brengen adviezen uit voor optimaal beheren van natuur, of om natuur te herstellen
als het ergens fout gegaan is, maar ook over de vraag hoe je de bodem moet behandelen
om duurzaam landbouw te kunnen bedrijven. De laatste decennia wordt ook steeds vaker
landbouwgrond weer teruggegeven aan de natuur. Daarbij worden wij ook steeds vaker
gevraagd om advies te geven over hoe dat het beste kan gebeuren.
Dr. Ron de Goede
Dr. Ron de Goede legt relaties tussen grondgebruik en het voorkomen van macrofauna.
Door in kaart te brengen welke soorten je in de bodem tegenkomt kan men uitspraken doen
over de bodemkwaliteit. Naast mollen en regenwormen zijn bodems zeer rijk aan ander
bodemleven. Als je de diversiteit aan soorten boven de grond vergelijkt met die onder de
grond, wint de bodem het met gemak.
Bodemorganismen spelen een onmisbare rol bij het opruimen van dode planten- en
dierenresten. Dit gebeurt in fases: Grote bodemdieren zoals regenwormen, pissebedden en
miljoenpoten, eten dode planten- en dierenresten en verkleinen ze tot kleiner materiaal. Ze
zorgen bovendien door hun gegraaf voor een goede menging van deze resten door de
bodem. Daarna kunnen bacteriën en schimmels deze resten afbreken met speciale
enzymen. Grote aantallen microscopische diertjes, zoals amoeben, aaltjes, springstaarten en
mijten, begrazen deze bacteriën en schimmels, hierdoor gaat de afbraak nog sneller. Allerlei
rovers leven op hun beurt weer van deze microscopische diertjes. Bij al dit eten en gegeten
worden, worden voedingsstoffen gemorst of uitgescheiden. Deze worden tenslotte weer
opgenomen door plantenwortels, zodat de cirkel rond is.
Het is belangrijk om zuinig te zijn op het bodemleven: dit zijn dé specialisten in recyclen en
hergebruiken. Ik onderzoek hoe we dat, bijvoorbeeld als we de bodem gebruiken voor de
landbouw, zo verstandig mogelijk kunnen doen. Daarvoor is het belangrijk dat bekend is
welke bodemdieren er in allerlei soorten grond met verschillend gebruik voorkomen.
Michiel Rutgers
Liesbeth Dirven-van Breemen
Het RIVM beheert het landelijk meetnet bodemkwaliteit, en daar zijn wij met vele collega’s bij
betrokken. Het bodemleven speelt in het meetnet een grote rol. We doen onder andere
metingen naar de ademhaling van de bodem (bodemrespiratie) en naar de regenwormen in
de bodem. De bodem is een levend organisme. Giftige stoffen in de bodem worden
afgebroken door bacteriën. Als plantenresten zich ophopen worden die door regenwormen
gefragmenteerd en door bacteriën gecomposteerd. De bodem is een spons voor water: als
het nat is neemt ze water op, als het droog is houdt ze water vast. De bodem bevat
natuurlijke vijanden van allerlei soorten organismen die plagen veroorzaken. De bodem
maakt het mogelijk dat we landbouwproducten telen en koeien kunnen houden. De totale
biomassa aan vee boven de grond is veel lager dan de totale biomassa onder de grond. De
bodem is dus veel meer dan een woonplaats voor wormen, mollen en planten. In het
meetnet hebben we gevonden dat de bodem in een weiland een hogere ademhaling heeft
dan in een akker. In akkers is de bodemkwaliteit door de intensieve landbouw die er
gepleegd wordt dus al lager dan in grasland. Wij willen graag weten hoe dit zit bij ander
gebruik van bodems. Wij zouden graag jullie meetgegevens over bodemrespiratie voor het
meetnet willen gebruiken en aan een analyse willen onderwerpen. Wij rekenen jullie
bodemkwaliteit uit!
Download