Vwo Stofwisseling Stuurvragen glycolyse, citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering. Vwo 6, September 2009 Tip: kijk in je Binas, hier moet je het tenslotte ook mee doen op de toets! 1. Geef voor de volgende begrippen de van toepassing zijnde naam aan in de glycolyse. Noteer ook de aantallen die per ingevoerd molecuul aanwezig zijn. Product(en) Substraat Remstoffen (allosterisch) Activeringsstoffen (allosterisch) 2. Leg uit waarom moet glucose in kleine stappen worden afgebroken? 3. Geef aan wat er gebeurd met de glycolyse als er veel ATP aanwezig is in de cel. Doe dit ook voor NAD+. 4. Hoe draagt ATP zijn energie over aan moleculen die dit nodig hebben? Leg nauwkeurig uit. 5. Waar worden eiwitten en vetten die verbrand worden ingevoerd in het systeem van glycolyse en citroenzuurcyclus? 6. Wat zijn de (bij)producten van de citroenzuurcyclus? Geef de aantallen per molecuul glucose. Tip: kijk in je Binas! 7. Hoeveel C-atomen worden per cyclus ingevoerd en waar blijven deze C-atomen? Wat is de link met de gaswisseling inde longen? 8. Hoeveel ATP komt er in totaal vrij in de glycolyse en de citroenzuurcyclus per molecuul glucose? 9. Waar wordt de energie die nu opgeslagen ligt in NADH en FADH2 heen? 10. De elektronentransportketen werkt met een gradiënt. Beantwoord de volgende deelvragen hierover: a. Wat voor gradiënt is dit? b. Hoe wordt deze gradiënt in stand gehouden? c. Hoe wordt deze gradiënt gebruikt om ATP (hoeveel?) te produceren? 11. Bekijk de algemene formule van de verbranding van glucose: C6H12O6 + 6 O2 6 CO2 + 6 H2O. Geef per substraat en product aan waar deze wordt ingevoerd of vrijkomt. 12. Leg uit waarom bij anaerobe afbraak van glucose maar 2 ATP ontstaat en geen (netto) NADH. Leg dit aan de hand uit van het feit dat bij anaerobe afbraak pyrodruivenzuur wordt omgezet in bijv. alcohol of melkzuur.