Katholieke Hogeschool Kempen

advertisement
Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen vzw
Aromagebouw / Vooruitgangstraat 323 bus 6 (3de verdieping) / 1030 Brussel /
tel. 02-204 06 50 / fax : 02-204 06 59
[email protected] / http://www.vlaams-netwerk-armoede.be
Armoede.
Wat is dat?
Werkdocument
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 1
Inhoud.
Inleiding. Armoede is een complex verhaal
p3
1. De structurele kloof
1.1 Wat?
1.2 Kenmerken.
p5
2. De participatiekloof
2.1 Wat?
2.2 Kenmerken.
p7
3. De gevoelskloof
3.1 Wat?
3.2 Kenmerken.
3.2.1 De zichtbare buitenkant
3.2.2 De gekwetste binnenkant
3.2.3 De mis begrepen buitenkant
p8
p8
p9
p 13
4. De kenniskloof
1.1 Wat?
1.2 Kenmerken.
p 15
5. De vaardigheidskloof
1.1 Wat?
1.2 Kenmerken.
p 16
6. De krachtenkloof
1.1 Wat?
1.2 Kenmerken.
p 19
Bronnen.
Verschillende fragmenten en vele citaten zijn overgenomen uit :
- ‘Het complexe verhaal van leven in armoede’. Uit : Recht-Op, Dossier CLB : Van
wantrouwen naar dialoog, 2009.
- ‘De missing link : 6 kloven tussen arm en niet-arm’. Uit : Spiesschaert, F.
Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Een inleiding tot de
methodiek. Leuven, 2005.
- Klasse, De eerste lijn 4 : Kansarmoede. 2009.
- Armoede. Werkpunten, reisverslag, getuigenissen. Brochure.
- Ferre Laevers, Trees vanhoutte en Claudine Derycke. Omgaan met kansarmoede in
de basisschool. Pijnpunten – beleving – aanpak. Centrum voor ErvaringsGericht
Onderwijs. Leuven, 2003.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 2
Inleiding. Armoede is een complex verhaal.
‘Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen op verschillende domeinen van het
maatschappelijk en individueel leven. De ene vorm van uitsluiting kan een andere vorm van
uitsluiting in de hand werken of versterken. Ze staan niet los van mekaar.’ (Definitie van de
Onderzoeksgroep Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad (OASeS)).
Leven in armoede is een verhaal van elke dag opnieuw proberen het hoofd boven water te
houden en de kracht te hebben om te blijven vechten voor een beter bestaan. Het is vooral
een complex verhaal dat aan de basis ligt van de moeilijkheden. Deze complexiteit kent vele
kenmerken.
Armoede heeft vele gezichten :
Generatiearmen : Mensen worden arm omdat ook hun ouders arm zijn. Generatiearmoede
is een vorm van armoede die als het ware wordt doorgegeven van ouders op kinderen. Het
zijn die mensen die doorheen de geschiedenis geen aansluiting krijgen met de
welvaartsmaatschappij en er niet in slagen te ontsnappen aan de uitsluiting. Ze zitten als
het ware in een kringloop en raken er niet uit.
Nieuwe armen : Naast een harde kern van mensen die zich in een permanente situatie van
uitsluiting bevinden, zijn er meer en meer ‘tijdelijke’ armen. Het gaat hier over mensen die
zich eenmalig in een armoedesituatie bevinden, of zich herhaaldelijk in en uit de armoede
begeven. Armoede dringt op deze manier ook, als tijdelijk fenomeen, tot de middenklasse
door. Deze mensen worden arm door omstandigheden : werkloosheid, crisis, te lage
scholing, ziekte, echtscheiding, een sterfgeval, immigratie, enz… Alleenstaande ouders,
senioren en mensen met een langdurige ziekte of handicap maken een grotere kans om in
armoede terecht te komen en er niet meer uit te geraken. Liefst 20pct van de bevolking
heeft ooit minstens één keer in zijn leven een periode van armoede meegemaakt.
Cijfers.
Binnen de Europese Unie wordt de helft van het gemiddelde gezinsinkomen als
armoedegrens beschouwd. Op basis van dit criterium bedroeg in 1997 in België het aandeel
arme huishoudens 7,7 procent en in Vlaanderen 6,9 procent. In het Vlaams Gewest werd in
1999 4,8 procent van de kinderen in een arm gezin geboren. Elk jaar stijgt dit cijfer.
Armoede neemt opnieuw toe. Het is bovendien niet gelijk verspreid, maar concentreert zich
voornamelijk in de steden. In Brussel is het het meest dramatisch : 11 procent werd in 1999
in aan arm gezin geboren. Allochtone kinderen vormen een extra kwetsbare groep.
Actuele cijfers?
Armoede is meer dan een tekort aan geld
Armoede is complex. Een kwestie van geld? zeker! Maar het is veel meer dan dat. Het gaat
over minder kansen krijgen, dikwijls generaties lang. Het gaat over het ene probleem dat
het andere oproept of versterkt. Kansarmoede moet gezien worden als een netwerk van
uitsluiting op verschillende levensdomeinen tegelijk : onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting of
gezondheidszorg. De uitsluitingen versterken elkaar en veroorzaken op hun beurt andere
achterstellingen.
Zes kloven.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 3
Er zijn enorme verschillen tussen de wereld van mensen in armoede en die van niet-armen.
Deze verschillen bepalen onze houding en ons kijken naar elkaar. Tussen de wereld van arm
en niet-arm zijn er 6 kloven die op elkaar inspelen en elkaar versterken. De basis is de
structurele kloof en de participatiekloof die door allerlei maatschappelijke
uitsluitingsmechanismen tot stand komen. Daaruit voortvloeiend en elkaar beïnvloedend
zijn er de andere kloven: de gevoelskloof, de kenniskloof, de vaardigheidskloof en de
krachtenkloof. Vanuit de ervaring van mensen in armoede wordt de gevoelskloof als
belangrijkste ervaren. Op de gevoelskloof valt of staat alles. Het spreekt voor zich dat niet al
deze kenmerken in even sterke mate aanwezig zijn bij alle mensen in armoede. Elke
persoon in armoede ervaart de kloven en haar kenmerken verschillend. Bovendien zijn niet
alle opgesomde elementen even zichtbaar.
Kloven zijn niet altijd zichtbaar.
Door het ontbreken van vertrouwen, het gebruiken van een andere ‘taal’ of manier van
communiceren, of door het vertrekken vanuit verschillende referentiekaders, misverstanden
of veronderstellingen worden de kloven niet altijd (h)erkend. De kloven leiden niet zelden
tot vooroordelen. Het meest onzichtbaar zijn kenmerken die tot de gevoelskloof behoren,
zeg maar de binnenkant van armoede.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 4
1. De structurele kloof.
1.1 Wat?
De structuren van onze samenleving zijn niet gemaakt op maat van mensen die in armoede
leven. De samenleving wordt grotendeels georganiseerd door de middenklasse. Ministers
en beleidsmensen komen meestal uit de midden- of hogere sociale klassen. Weinig mensen
uit generatiearmoede zitten in de politiek. Rechten, wetgeving en diensten worden dus
gemaakt op basis van de waarden en normen van de middenklassers.
1.2 Kenmerken.
Een doorsnee gezin in armoede is geen modaal middenklasse-gezin.
Mensen in armoede mogen inderdaad dezelfde rechten als iedereen hebben, maar maken er
in de praktijk minder aanspraak op. De reglementeringen worden gemaakt op het lijf van
een modaal middenklasse kerngezin. In vergelijking met dit gezin leven de meeste mensen
in armoede in complexe gezinssituaties. Daarom vallen ze dikwijls uit de boot voor wat
betreft woonpremies, belastingsvermindering, kinderbijslag, studiebeurzen, … Mensen in
armoede hebben te weinig kennis van hun sociale rechten en te weinig vaardigheden om
met alles in orde te blijven. Dit maakt dat ze sociaal uitgesloten worden.
Mensen in armoede blijven verstoken van hun basisrechten.
Recht op onderwijs : vele komen terecht in het bijzonder onderwijs en velen verlaten het
onderwijs zonder diploma.
Recht op huisvesting: ze wonen in ongezonde woningen, die dikwijls te duur zijn.
Recht op een gezin: kinderen worden vaker geplaatst, gezinsrelaties staan onder druk.
Recht op gezondheid : ze leven 7 tot 8 jaar minder lang.
Recht op maatschappelijke dienstverlening: ze hebben vaak verplicht contact met
hulpverleners zonder het gevoel te hebben echt geholpen te zijn.
Recht op recht: ze komen meer in aanraking met het gerecht (bv. deurwaarders) en worden
zwaarder veroordeeld; kinderen komen vlugger bij de jeugdrechtbank.
Recht op werk: ze leven vaak van vervangingsinkomens: door hun voorkomen en met een
laag diploma is het veel moeilijker om een job te vinden.
Recht op cultuur: ze leven vaak verborgen in de marge, de basisrechten op zelfontplooiing
en deelname aan het culturele leven van de samenleving zijn moeilijk bereikbaar.
Recht op bestaanszekerheid : dikwijls leven ze van een leefloon of vervangingsinkomen,
soms gekoppeld aan een collectieve schuldbemiddeling of aflossing van schulden.
Recht op mobiliteit : mensen in armoede zijn nog meer afhankelijk van het openbaar
vervoer. Doordat men weinig mobiel is, is de leefomgeving en netwerk klein.
Recht op digitale toegang : ze hebben geen toegang tot het internet, laat staan dat ze een
computer hebben. Bovendien ontbreken de vaardigheden.
Matteüseffect.
Het Matteüseffect beschrijft het fenomeen wanneer het resultaat van goedbedoelde
maatregelen er uiteindelijk voor zorgt dat de ongelijkheid niet wordt rechtgezet maar
integendeel eerder versterkt. Middenklassers plukken de meeste vruchten van sociale
voordelen en diensten, zelfs wanneer deze expliciet bedoeld zijn om de sociaal zwakkeren
en armen te helpen.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 5
Bijvoorbeeld in het onderwijs. In het begin van het jaar investeren leerkrachten sterk in
kansarme leerlingen, maar na verloop van tijd gaat –zonder dat ze het zelf beseffen- meer
hun aandacht naar de betere leerlingen. Dat is ook zoveel makkelijker : ze zijn aandachtiger
en meer geïnteresseerd, zien er altijd netjes uit, hun huistaken zijn steeds in orde, de
communicatie met het thuisfront verloopt gezwind… De achterstelling van kansarme
leerlingen neemt bijgevolg nog toe en het wordt steeds moeilijker om de situatie recht te
trekken.
Voorbeelden van mattheuseffecten uit andere domeinen. Mazoutpremie. Terugtrekken
belastingen hypotheek. Schulden kunnen niet ingebracht worden.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 6
2. De participatiekloof.
2.1 Wat?
De participatiekloof gaat over het feit dat mensen in armoede de greep over hun eigen
leven en over de maatschappelijke besluitvorming wordt ontnomen. Als mens in armoede
ben je afhankelijk van anderen op vele vlakken. Anderen, middenklassers, beslissen vanuit
hun waarden en normen wat goed is voor hen, zonder hen hierin te betrekken. Het plaatst
armen in een afhankelijkheidsrelatie en aan de onderkant van elke sociale relatie.
Het sociaal netwerk van iemand in armoede is meestal kleiner dan dat van een
middenklasser, die dat netwerk ook weet te gebruiken om daar verschillende problemen
mee op te lossen. Het feit dat mensen in armoede bijvoorbeeld vaak geen recht hebben op
goede huisvesting en een menswaardig inkomen, beperkt ook de uitbouw van een goed
sociaal netwerk. Mensen zijn bezig met het dagdagelijks overleven.
2.2 Kenmerken.
Onwetendheid bij de hulpverleners, leerkrachten ea
Hulpverleners of leerkrachten denken anders dan mensen in armoede. Ze behoren
overwegend tot een ‘dominante middenklasse-cultuur’. Zij hebben hun idee over hoe een
goed gezin functioneert of over wat goed is voor de kinderen. De mening van mensen in
armoede komt veel minder aan bod. Deze kloof tussen de leefwereld van gezinnen in
armoede en het hulpverleningscircuit of het onderwijs wordt niet steeds erkend en werkt
negatief in op de relatie met de persoon in armoede. Mensen in armoede hebben het gevoel
dat vele hulpverleners of leerkrachten niet weten wat het is om in armoede te leven en
hiermee dan ook geen rekening houden bij het op zoek gaan naar mogelijke oplossingen. Er
wordt te veel probleemoplossend gedacht boven de hoofden van de mensen in armoede.
Daardoor voelen mensen in armoede zich aan de kant gezet en niet op maat geholpen.
Ouderparticipatie in het onderwijs :
Wanneer ouders bij het schoolbeleid betrokken worden is dit niet vanzelfsprekend voor
ouders in armoede. Ouderraden en –comitees hebben bij de mensen in armoede de bijnaam
van ‘verenigingen waar middenklassers het woord nemen’. Ouders in armoede hebben niet
het gevoel daar begrepen te worden. Opmerkingen en voorstellen van middenklassers
worden snel als norm gehanteerd. Middenklasse-ouders zijn mondiger. Door het meestal
ontbreken van kennis van armoede bij de middenklassers wordt snel over de vragen,
opmerkingen en de gezinssituaties van ouders in armoede een oordeel gemaakt in de trend
van ‘eigen schuld dikke bult’. Ouders in armoede kunnen zich niet altijd vrij maken, hebben
het gevoel dat er op hun wordt neergekeken en dat er niet echt naar hen geluisterd wordt.
Organisatie en ritme van overleg is niet gericht op mensen in armoede.
Cultuurparticpatie
Tekst uitwerken
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 7
3. De gevoelskloof.
3.1 Wat?
Uitsluiting heeft belangrijke gevolgen naar het gevoel van mensen in armoede, de
zogenaamde binnenkant. Mensen in armoede worden dagdagelijks gekwetst. Elke dag is er
een gebeurtenis dat hen aan hun situatie herinnert, elke dag moeten ze vechten voor hun
rechten, elke dag worden ze op een of andere manier op ‘hun plaats gezet’ en elke dag
hebben ze het gevoel tegen de muren van onbegrip te lopen. Dit is niet alleen heel
zichtbaar in grote gebeurtenissen zoals bv de deurwaarder die aan de deur staat, maar is
ook verborgen in kleine dagdagelijkse handelingen zoals die ene blik van bijvoorbeeld een
verkoopster of die ene (goedbedoelde) opmerking van de leerkracht. Door een levenslange
ophoping van negatieve ervaringen is men overgevoelig voor zulke signalen.
Armoede heeft zichtbare kenmerken. Dit is de zogenaamde buitenkant. Deze buitenkant
leidt tot een onzichtbare gekwetste binnenkant. Vanuit een overlevingsreactie vertaalt die
gekwetste binnenkant zich op haar beurt in een versterking van die buitenkant.
Middenklassers begrijpen dit niet. Vanuit een gevoel van ‘zie je wel’ en ‘eigen schuld, dikke
bult’ veroordelen ze nog scherper de mensen in armoede.
3.2 Kenmerken.
3.2.1 De zichtbare buitenkant.
Dit zijn de kenmerken van armoede die buitenstaanders kunnen zien wanneer ze in contact
komen met mensen in armoede of waaraan wordt gedacht wanneer men aan armoede
denkt.
Materiële armoede.
De materiële buitenkant van armoede is het meest zichtbare deel van armoede : leven op 6
ampère, niet ‘deftig’ gekleed zijn, het niet kunnen huren van een geschikte woning,
kinderen thuishouden op de dag van de schoolreis,…
Sommige kinderen in armoede dragen ouderwetse, tweedehandse, ongewassen of niet
herstelde kledij. Anderen dragen daarentegen nieuwe kledij of zelfs merkkledij als reactie op
hun armoedesituatie. Soms is er gewoon geen geld voor een doktersbezoek, waardoor
mensen in armoede langer met een lopende neus en verkoudheid blijven lopen. Zeker in
combinatie met een vochtig en slecht geïsoleerd huis. Mensen in armoede besparen dikwijls
op voeding. Met weinig geld een goedkope maaltijd bereiden dat bovendien nog voedzaam,
gevarieerd en smakelijk is, is geen sinecure. In sommige gezinnen beperkt de eetcultuur
zich tot cola, chips en boterkoeken. Het gaat feitelijk om een vorm van onwetendheid die
tot een manier van leven leidt die verschilt van wat de school en de dominante
middenklasse-cultuur aanreikt.
Gezinnen in armoede wonen klein. Meestal is dit een klein appartement, een caravan of een
vervallen woning. De beperkte ruimte waarin geleefd moet worden zorgt voor extra
problemen. Meerdere huisgenoten zijn met totaal verschillende activiteiten in die éne kleine
huiskamer bezig. Veel kans tot bewegen is er meestal niet. Dit leidt tot spanningen, het
afreageren van agressie buitenhuis en schaamte om mensen thuis te ontvangen.
Mensen in armoede verhuizen veel.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 8
Mensen in armoede blijven zelden meerdere jaren op één plaats wonen. Kinderen worden
van het ene adres naar het andere gesleurd door de veranderende gezinssituaties van hun
ouders, door plaatsing of betrokkenheid van de grootouders. Volwassenen verhuizen
voortdurend omwille van problemen met het betalen van de huur, huurbaas, wisselende
jobs, scheiding of door ziekte. Mensen in armoede verhuizen veel omdat ze verplicht worden
te verhuizen of vanuit een voortdurend overlevingsinstinct hun levensomstandigheden te
verbeteren.
Mensen in armoede leven gebukt onder de schulden.
Onze maatschappij is erop gericht zo veel mogelijk te consumeren. Alles is te koop en kun
je het nu niet betalen, dan doe je dit later. De dag van vandaag moet men leren keuzes
maken en leren handelen zodat men niet in de problemen komt. Niet alle mensen kunnen
dit. Het systeem van afbetalingen creëert voor mensen in armoede een tijdelijk paradijs en
illusie dat alles kan. Sommigen zijn het zo gewoon om van dag op dag te overleven dat ze
niet verder denken en het ene financiële avontuur op het andere opstapelen. Even voelen
ze zich zoals de ‘anderen’, lees : de modale middenklasser. Tot de schuldenberg niet meer
te overzien is.
Wanneer de schuldbemiddeling is ingeschakeld hebben mensen in armoede geen vat meer
op hun inkomen. De schaamte is groot omwille van de begeleiding. Dit wordt niet snel naar
de buitenwereld gecommuniceerd. Ontzettend veel mensen in armoede leven gebukt onder
de schulden en zitten in een of andere regeling van schuldbemiddeling. Het budget wordt
buiten henzelf beheerd. Bovendien moeten ze dikwijls extra kosten betalen omwille van de
schuldbemiddeling. Mensen in armoede krijgen maandelijks een zeer beperkt budget om te
overleven. Ondertussen ondervinden ze dan ook alle moeite om nieuwe facturen door de
schuldbemiddeling te laten betalen. De communicatie loopt dikwijls zeer stroef.
De schuldbemiddeling is er niet op gericht om mensen te leren omgaan met geld. Het
gebeurt niet zelden dat wanneer na vele jaren in schuldbemiddeling de schulden zijn
afbetaald en kwijtgescholden een gezin in armoede snel hervalt nadat ze terug vrij over hun
inkomen mochten beschikken. In vele gevallen hebben deze mensen na zes maanden terug
een onoverzichtelijke schuldenberg.
3.2.2 De gekwetste binnenkant.
Maar er is ook de binnenkant: hoe het voelt om in armoede te leven. Deze binnenkant
bepaalt sterk hoe je gaat handelen, hoe je denkt over dingen, hoe je je opstelt naar de
buitenwereld: hoe het voelt wanneer je moet kiezen om je budgetmeter op te laden of de
drankkaart van je kinderen te betalen, hoe het voelt als je kind door de jeugdrechter is
geplaatst en vraagt wanneer het naar huis mag, hoe het voelt als je naar een deurwaarder
moet bellen om een afbetalingsplan op te stellen… Het gaat over schaamte,
schuldgevoelens, vernedering, weinig zelfvertrouwen maar ook over kwaadheid.
Generatiearmoede.
De binnenkant is een enorm belangrijke factor in het voortbestaan van armoede. Een
verleden in armoede laat enorme littekens na. Vooral aan het innerlijke van de mensen die
in armoede leven of hebben geleefd. Eén generatie in armoede leven heeft duidelijke
gevolgen op de volgende generatie.
Bij generatiearmen speelt de gekwetste binnenkant een nog grotere rol. Bij hen zijn de
kloven dieper en tegelijkertijd nog onzichtbaarder. Generatiearmen krijgen extra dingen te
verwerken. Impulsen die normaal geen betekenis mogen hebben kwetsen dieper omwille
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 9
van de generatie negatieve ervaringen. Ze zijn overgevoelig voor onrechtvaardigheid. Ze
hebben een extreem negatief beeld van de hulpverlening, sociale dienstverlening en
onderwijs. Dit is moeilijk te doorbreken.
Mensen in armoede zitten vast in een negatieve spiraal.
Mensen in armoede komen in deze negatieve spiraal terecht en kunnen hierdoor niet meer
voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen. Ze trekken zich terug en gaan geïsoleerd
leven. Het is moeilijk om op eigen kracht uit deze situatie te geraken. De voortdurende
afwijzingen geven hen het gevoel dat ze niets waard zijn.
Mensen in armoede hebben en krijgen minder kansen.
Mensen in armoede zien niet altijd de kansen die zich aandienen. Ze hebben het deels
verleerd of hebben er weinig vertrouwen in. Wanneer een middenklasser een ‘kans’ grijpt
weet hij in zijn achterhoofd dat er altijd op een of andere manier een opvang bestaat voor
wanneer het mis zou lopen. Een middenklasser grijpt ook met meer zelfvertrouwen die
kans. Bij mensen in armoede is dat net andersom. Zij zouden net niet een kans grijpen uit
schrik voor het onbekende, door slechte ervaringen en het ontbreken van een opvang voor
wanneer het mis zou lopen. Daarom is het voor mensen in armoede niet evident kansen te
grijpen.
Mensen in armoede hébben ook minder kansen. Ontwikkelen doe je niet alleen, je hebt
daarvoor een rijke omgeving nodig. Een omgeving die alle elementen bevat waardoor je
jezelf kan ontplooien, één die je kansen geeft. Kansen krijgen betekent dat je positief
benaderd wordt, graag gezien wordt, aandacht krijgt, gestimuleerd wordt, succeservaringen
kunt opdoen, gewaardeerd wordt enz… . Geen kansen vertaalt zich in genegeerd worden,
niet meetellen, geen prikkels krijgen, geen geloof in je mogelijkheden, gepest en
veroordeeld worden, …. Het al dan niet grijpen van een kans is dus niet enkel een kwestie
van keuzes maken.
Mensen in armoede leven met een enorm schuldgevoel.
Mensen in armoede hebben enorme schuldgevoelens. Deze schuldgevoelens bij mensen in
armoede zijn hardnekkig en bepalen in grote mate het gedrag, de relaties, de opvoeding bij
de kinderen. Het ‘ontschuldigen’ verloopt ook heel moeizaam. Mensen in armoede hebben
niet altijd greep op de situatie. Deze knagende schuldgevoelens dragen er ook toe bij dat
mensen in armoede soms een schuld buiten zichzelf moeten leggen om te overleven.
Armoede gaat ook gepaard met een gevoel van gemis. Verlangens en dromen kunnen
maar beperkt gerealiseerd worden.
Mensen in armoede schamen zich.
Ze voelen zich onzeker en zijn bang. Dit houdt hen tegen om hulp te zoeken. Ze zijn bang
dat ze beschuldigd zullen worden of kritiek zullen krijgen. Ze zwijgen en laten zich niet
horen. Ze durven niet spreken en zeker niet hun mening te geven. Ze sluiten zich thuis op.
Mensen in armoede leven onder een permanente stress.
Werken aan een toekomst legt een zware last op de schouders van kansarmen, ze ervaren
voortdurend stress. Ze staan onder permanente emotionele druk vanwege bijvoorbeeld niet
betaalde facturen en de komst van de deurwaarder die ermee gepaard kan gaan. Ze leven
gebukt onder de voortdurende zorgen en de onzekerheden van het dagdagelijks overleven.
Leven in armoede weegt op de relatie. Zo ook de afhankelijkheid van hulpverleners en de
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 10
dagelijkse kleine tegenslagen, die bij mensen in armoede zwaarder doorwegen, versterken
de dagelijkse stress.
De psychologische gevolgen van armoede wegen het zwaarst. Armen voelen zich
nagestaard, onaangepast, leven voortdurend in conflicten en onzekerheid. Dat neemt heel
wat energie weg die nodig is om je goed te kunnen ontwikkelen.
Angst voor plaatsing.
Wanneer er problemen zijn met hun kinderen krijgen ouders vaak de indruk dat ze aan de
kant worden gezet en dat er niet meer naar hen geluisterd wordt. Ze vragen soms bewust
niet om hulp omdat ze ervan uitgaan dat de hulpverlener hen niet zal begrijpen en dat er
stappen ondernomen worden om de kinderen te plaatsen. De angst voor plaatsing van de
kinderen speelt bij hen dan ook een grote rol.
Veel kinderen uit kansarme gezinnen zijn al dan niet gedwongen geplaatst in een pleeggezin
of instelling. Dit kan al dan niet een (tijdelijke) oplossing zijn voor een precaire thuissituatie,
maar ontneemt ook de ouders om als ouder erkent te worden en om aan hun ouderrol te
werken.
Mensen in armoede worden meer met de vinger gewezen.
Mensen in armoede voelen zich vlugger met de vinger gewezen of niet geloofd omwille van
hun armoedecontext. Ze voelen zich ook niet begrepen of ernstig genomen en denken dat
ze beschuldigd worden over de manier waarop ze leven. Ze ervaren ongelijkheid en missen
een respectvolle behandeling.
Mensen in armoede voelen zich afgescheept en behandeld als ‘domme mensen’. Ze krijgen
niet altijd de kans hun verhaal te doen, laat staan dit volgens eigen ritme en woorden te
doen. Ze krijgen een stempel zonder dat er gekeken wordt naar hoe de problemen tot stand
zijn gekomen.
Mensen in armoede leven niet, maar worden geleefd.
Mensen in armoede hebben een sterke perceptie dat alles ‘moet’. Van de hulpverlener
moeten ze dit doen, van de leerkracht dat en van de maatschappij voelen ze een sterke
druk om het zus en zo te doen. Mensen in armoede hebben nooit het gevoel dat ze een
keuze hebben, dat ze ‘mogen’ in plaats van ‘moeten’. Een ‘goede’ hulpverlening geeft meer
ademruimte. Is er op gericht dat ook mensen in armoede fouten mogen maken, op hun
gezicht mogen gaan, zolang deze hulpverlening er ook op gericht is hen terug op de been te
helpen. Mensen in armoede die de kans krijgen om uit fouten te leren geraken sneller uit de
armoede dan anderen. Mensen in armoede die worden geleefd blijven er langer in zitten.
Mensen in armoede moeten constant sterker zijn.
Wanneer mensen in armoede een kans krijgen om hun situatie te beteren door het volgen
van een bepaalde opleiding, door een relatie, door deelname aan een vereniging of
activiteit, of een andere beslissing van welke aard ook heeft dit verregaande gevolgen. Er
ontstaan spanningen. Mensen in armoede hebben ook een familie, omgeving en
vriendenkring die hun armoede-situatie reflecteert. Meestal moeten zij zich dan ook
(tijdelijk) losmaken van familie en vriendenkring wanneer ze bijvoorbeeld een langdurige
vorming volgen. Als iemand studeert verandert deze persoon. Hij/Zij wordt in vele gevallen
dan door de omgeving als arrogant of als ‘verrader’ ervaren. Niet iedereen slaagt erin door
te zetten in die omstandigheden. Ook al komt alles terug op zijn poten na een emotioneel
verwarrende periode van transitie.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 11
Mensen in armoede moeten steeds zich zelf overwinnen en sterker zijn, door hulp te gaan
zoeken en durven te vragen. Middenklassers hebben geen hulp nodig en moeten dus geen
schaamte overwinnen.
Arm zijn is een voltijdse job.
Sociale diensten liggen verspreid en mensen in armoede worden dikwijls van de ene dienst
naar de andere gestuurd. Mensen in armoede moeten zichzelf voortdurend overwinnen om
toch te blijven doorgaan en te blijven hopen.
Om hun rechten te doen gelden moeten ze voortdurend een administratieve papierwinkel
doorlopen. Voor mensen in armoede die niet zelden laaggeschoold zijn is dit een extra
uitdaging. Bovendien zijn documenten gericht op een modaal middenklasse gezin, waardoor
er administratief een tweede of derde schrijven volgt met de vraag naar extra documenten
of verantwoordingen. Bovendien veranderen de gezinssituaties snel.
Mensen in armoede moeten zich voortdurend blootgeven, hun verhaal doen, om bij
hulpverleners of schooldirecteur begrip te krijgen voor hun situatie.
Wanneer de materiële omstandigheden slecht zijn moet men voortdurend rondlopen om aan
een nieuwe situatie een antwoord te bieden ; materiaal voor school, een gesprongen
waterleiding, een platte band met de fiets, het brood dat op is, … mensen in armoede zijn
voortdurend in de weer met het dagdagelijks overleven. Arm zijn is een voltijdse job.
Het hoofd zit vol.
Elke dag opnieuw leven met de schaamte, de stress, het wantrouwen en de angsten weegt
zwaar op een mens. Dag in, dag uit moeten mensen in armoede opkomen voor hun
rechten, opboksen tegen allerlei onbegrip en ‘eigen schuld dikke bult’ toespelingen van de
buitenwereld wegslikken. Daar bovenop moeten mensen keer op keer van de ene
administratieve dienst naar de andere lopen voor hulp en bijstand. Net mensen in armoede
met een afkeer van administratie worden meer geconfronteerd met meer administratieve
formaliteiten. Mensen in armoede zijn constant bezig met te overleven.
Het hoofd zit bijgevolg vol. Er is mentaal geen plaats meer om aandacht te besteden aan
gezonde voeding, om bijvoorbeeld aan meer lichaamsbeweging te doen of om tijd vrij te
maken voor de huistaken van de kinderen.
Kinderen uit kansarme gezinnen zijn gevoelig voor positieve aandacht.
Jonge kinderen uit kansarme gezinnen vragen meer aandacht dan andere kinderen. Soms
kan dit zelfs uitmonden in kleverig aanklampend gedrag. Ze hebben voortdurend
bevestiging nodig en wenen bij de minste opmerking. Eigenlijk is dit gedrag een uiting van
een grote behoefte naar affectie, liefde, tederheid en geborgenheid. Een behoefte die in
sommige gezinnen niet altijd optimaal wordt bevredigd.
Een diep (fundamenteel) wantrouwen.
Mensen in armoede hebben dikwijls een sterk wantrouwen naar de buitenwereld. Leven in
armoede draagt sowieso al weinig bij tot de ontwikkeling van een basisvertrouwen. De
uitsluitingsmechanismen en de blik van de buitenwereld kunnen dit nog versterken. Mensen
in armoede hebben vaak weinig positieve ervaringen met die buitenwereld (deurwaarders,
school, hulpverleners,…). Deze ervaringen leiden ertoe dat ze zich meer afzonderen, binnen
is het veiliger. Dit fundamenteel wantrouwen houdt ook de uitbouw van sociale netwerken
tegen.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 12
Mensen in armoede wantrouwen vaak de hulpverlening, de school en iedereen waarmee ze
vanuit een bepaalde functie in contact komen. Ze zijn al eerder in aanraking geweest met
verschillende diensten op zoek naar hulp, contacten die als negatief of vernederend werden
ervaren. Dingen gebeuren boven hun hoofd. Ze zijn dikwijls niet op de hoogte van hun
rechten en plichten binnen de hulpverlening. Hierdoor vergroot het wantrouwen binnen de
hulpverleningsrelatie. Voordat een hulpverleningssituatie gestart kan worden is het dan ook
noodzakelijk om vertrouwen op te bouwen, een proces dat lang kan duren.
3.2.3 De mis begrepen buitenkant.
De gekwetste binnenkant uit zich opnieuw aan de buitenkant. Deze versterkte zichtbare
buitenkant wordt zelden begrepen door de door middenklasse gedomineerde maatschappij.
Bij de ene groep van mensen in armoede leidt dit tot onhandelbaar gedrag of door het snel
kwaad worden tijdens een gesprek. Andere mensen in armoede gaan zich net van de
maatschappij afschermen, dit leidt tot eenzaamheid of het apathisch ondergaan van
bepaalde gebeurtenissen. Vele mensen in armoede compenseren hun gekwetste gevoelens
met de aankoop van de grootste tv en de nieuwste gsm, …
Erbij willen horen
Mensen in armoede ontwikkelen een sterk, een bijna vanuit de maatschappij gedwongen,
verlangen om bij de samenleving te horen. Heel de buitenwereld met haar
reglementeringen, tv-series en reclame, winkelstraten, organisatie van diensten, enz zijn
gestoeld op de modale middenklasse. Mensen in armoede hebben vaak het gevoel dat ze
het gedrag van de middenklasse moeten overnemen om erbij te horen. De middenklasse
handelt en reageert ook duidelijk vanuit het idee dat dit het enige aanvaardbare is. Omdat
mensen in armoede van hun kant weinig kennis hebben van de leefwereld van de
middenklassen gaan ze vooral de uiterlijke tekenen overnemen: merkkledij, grote
communiefeesten, aankoop van de duurste en nieuwste elektronica, …
Armoede wordt niet opgelost door zuinig te leven. De werkelijke wortels van armoede liggen
dieper : het gevoel dat men minder waard is. Het recht krijgen om ook te mogen genieten
en om (voor hen) mooie, waardevolle zaken te mogen hebben, is voor iemand die in
armoede leeft heel dikwijls een eerste stap op weg naar zich wat beter voelen.
De reactie van de middenklasse op dit gedrag is er één van schuldtoewijzing: het is je eigen
schuld dat je zo (dieper) in de armoede geraakt, door je geld op die manier te gebruiken!
Deze schuldtoewijzing wordt door mensen in armoede oa sterk ervaren in
budgetbegeleiding.
Eenzaamheid.
Leven in armoede zorgt voor een beperking om te genieten van de mooie dingen in het
leven. Ook mensen die in armoede leven kennen nestwarmte en liefde in het gezin. Alleen
vraagt de dagelijkse strijd om te overleven zoveel energie, dat deze gevoelens naar de
achtergrond dreigen te verdwijnen. Leven in armoede versterkt het gevoel van eenzaamheid
en sociale isolatie. Het hoofd zit vol en men sluit zich thuis van de buitenwereld af.
Weinig geloof maakt apathisch.
Armoede leidt tot apathie. Gezinnen in armoede ervaren dat hulpverleners te weinig geloven
in hun mogelijkheden. Ze vinden zich zelden betrokken bij wat hen aanbelangt. Hierdoor
kunnen ze zich apathisch opstellen en het heft niet meer in eigen handen nemen om hun
eigen situatie te verbeteren. Alle vitaliteit en initiatief kan worden uitgedoofd doordat
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 13
mensen in armoede zo gedeprimeerd raken door de voortdurende mislukkingen en de
uitzichtloze situatie. Vooroordelen worden dikwijls herbevestigd als er niet echt wordt
gecommuniceerd. Een basis van een goede communicatie vanuit twee verschillende
leefwerelden is empathie. Dit is zeer moeilijk. Dit kan leiden tot misverstanden.
Mensen in armoede die de spanningen van het dagelijks overleven willen omzeilen of
ontvluchten zoeken hun heil in alcohol, drugs, sigaretten, pillen, gokspelen, pc-spelen of
zitten hele dagen voor de tv. Men sluit zich af.
Alle vitaliteit en initiatief kan zelfs worden uitgedoofd doordat ouders zo gedeprimeerd raken
door de voortdurende mislukkingen en de uitzichtloze situatie. Het gebrek aan perspectief
heeft dikwijls als gevolg dat ze een heleboel zaken niet meer doen die ze theoretisch wel
zouden kunnen : het huis wordt niet meer gepoetst, de ongestreken was blijft op hopen
liggen en wordt niet meer in de kast opgeborgen, de eigen lichaamshygiëne wordt
verwaarloosd, enz… Ze verdrinken als het ware in een vorm van fatalisme, een blindelings
berusten in de situatie.
Mensen in armoede leven van dag op dag.
Mensen in armoede willen deel uitmaken van de door de middenklasse gedomineerde
maatschappij. Mensen in armoede miskijken zich op het uiterlijke van deze maatschappij en
kopen zich vooral een gevoel ‘erbij te horen’. Zij proberen op deze wijze hun gevoel niet bij
de maatschappij te horen te compenseren. Ook hebben ze er veel voor over om te
vermijden dat hun kinderen omwille van hun situatie worden uitgesloten of gepest. Veel
wordt op afbetaling gekocht wat dan weer de schuldenlast vergroot. Sommige mensen in
armoede redeneren dan van ‘dit zien we morgen wel’. Ze leven van dag op dag.
Omdat zij kost wat kost aan het beschamende stigma van armoede willen ontsnappen doen
ze soms buitensporige uitgaven. Een buitensporig verjaardagsfeest in een
fastfoodrestaurant (zodat er zeker iemand zou komen), een opvallend afscheidscadeau voor
de leerkracht, … dit zijn dan de momenten waarop zij het gevoel hebben ook iets te
betekenen. Als ondertussen hun kinderen op school gratis maaltijden krijgen is dat voor de
buitenwereld niet altijd zo verstaanbaar.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 14
4. De kenniskloof.
4.1 Wat?
Mensen in armoede hebben vaak weinig kennis van de samenleving, haar instituten en
diensten. Mensen in armoede moeten daarentegen ook meer hun weg weten in de
maatschappij. Ze weten wel hoe de hulpverlening werkt maar kennen hun rechten niet en
weten ze niet in orde te maken. Zelfs al hebben ze kennis, dan nog weten ze niet hoe ze dit
moeten gebruiken, hoe ze hun rechten moeten afdwingen.
Iemand die arm is weet weinig af van het leven bij de doorsnee middenklasse-burger en
heeft weinig kennis van de voor een middenklasser evidente zaken (bv. Tekstverwerking,
trein, …). Iemand uit de middenklasse weet niet dat de mensen in armoede dit niet weten
en geeft geen informatie. De mensen in armoede stellen ook niet gemakkelijk vragen en zo
is de cirkel rond.
4.2 Kenmerken.
Een beperkt sociaal netwerk.
Mensen in armoede hebben een beperkt sociaal netwerk, bewegen zich vooral in de relaties
van hun kerngezin en nabije omgeving. Dit zijn meestal mensen die zelf ook in armoede
leven, die zelf deze kennis meestal niet bezitten. Hierdoor zijn kansen tot kennisopbouw
kleiner.
Vandaar dat men in de sociale huisvesting naar een sociale mix streeft van middenklassers
en mensen in armoede. Om het sociaal contact en haar mogelijkheden te vergroten.
Verder uitschrijven.
Inzicht in maatschappelijke structuren en verwachtingen.
Tekst uitwerken.
Laaggeschooldheid.
Uitschrijven.
Onderwijs als hefboom.
Armoede is een maatschappelijk probleem, maar onderwijs is wel dé hefboom om ze te
bestrijden. Tegelijkertijd zijn er vele valkuilen. Onderwijs kan ook de stigmatisering
versterken. Vaak slaagt de school er echter niet in de achterstand van kansarmen weg te
werken. De gezondheid van het kind, de opleiding van zijn ouders, de pedagogische en
financiële draagkracht van het gezin, de structuur thuis… zorgen voor een ongelijke
startpositie. Kinderen uit meer kansrijke milieus, waar de cultuur nauwer aansluit bij de
schoolcultuur, komen daarentegen met meer en betere ‘bagage’ aan de schoolpoort
aankloppen.
De kostprijs van het onderwijs varieert sterk volgens de onderwijsrichting. Het technisch
en beroepsonderwijs rekruteren meer kansarme jongeren en zijn duurder dan het algemeen
secundair onderwijs, waar meer jongeren uit gegoede gezinnen voor kiezen. De thuiscultuur
beïnvloedt de slaagkansen en prestaties van kinderen. Hun wereld sluit niet aan bij de
schoolcultuur. De ongelijkheid groeit. Kinderen uit zwakkere milieus gaan vaker naar het
beroeps- of buitengewoon onderwijs. Bijna één op de vijf jongeren verlaat het secundair
onderwijs zonder diploma.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 15
5. De vaardigheidskloof.
5.1 Wat?
Het leven in armoede kenmerkt zich ook door een gebrek aan die vaardigheden die nodig
zijn om zich in de samenleving te kunnen handhaven op een algemeen aanvaarde manier.
Dit tekort kan zich uiten in meer praktische zaken zoals huishouden, administratie of
geldbeheer.
Maar het kan zich ook uiten op pedagogisch en emotioneel vlak :
communicatie, relatie, opvoeding, …
5.2 Kenmerken.
Geen basishechting
Vaardigheden worden aangeleerd van bij de geboorte, binnen de existentiële band die er is
tussen ouders en kinderen. Kinderen leren vaardigheden door het volbrengen en herhalen
van opdrachten die ze krijgen van hun ouders. Dit doen kinderen niet omdat ze deze
vaardigheden willen leren, maar wel omdat ze graag gezien willen worden door hun ouders.
Dit is de motor voor het aanleren van alle nodige vaardigheden om zich later ‘aanvaard’ te
kunnen gedragen en zich ‘maatschappelijk’ te kunnen handhaven. Daar waar in iemands
jeugd deze band er niet was door plaatsing, zijn er ook dingen aangeleerd. Deze dingen
zijn echter niet verworven, waardoor het geen vaardigheden werden. Mensen in armoede
zijn diegenen die bij uitstek geconfronteerd worden met plaatsingen. Dit is dan ook één van
de fundamentele redenen waardoor mensen in armoede een heel aantal vaardigheden
missen, die later moeilijk bij te benen zijn.
Ontbreken van voorbeelden
Een andere belangrijke oorzaak voor het ontbreken van deze vaardigheden schuilt in het
ontbreken van voorbeelden.
Daar waar in generatiearme gezinnen ouders deze
vaardigheden niet hebben, zullen ze die ook niet aan hun kinderen kunnen doorgeven, met
alle gevolgen van dien.
Kinderen krijgen weinig bevestiging en stimulansen. Tegelijkertijd stellen hun ouders zich
heel strijdbaar op : aan hun kinderen wordt niet geraakt. Ouders moeten hun kind een weg
wijzen die ze nooit zelf hebben gevonden en ze moeten een taal spreken die ze zelf niet
spreken. Ouders in armoede voelen dit gemis heel sterk aan.
Mensen in armoede hebben andere ‘overlevings-’ opvoedingsgewoonten.
De middenklasse-cultuur verwacht dat conflicten uitgepraat worden, dat er geluisterd wordt
naar anderen. Terecht. Vooral jongeren in armoede communiceren sneller met de vuisten of
met een straffer taalgebruik. Zij hebben er vanuit hun thuiservaring soms geen zicht op hoe
het anders moet. De sociale vaardigheden zijn eenzijdig en anders ontwikkeld. Binnen het
gezin is er weinig structuur en er zijn minder stimulerende impulsen.
De leefwereld van sommige kinderen in arme situaties staat ver af van de wereld die de
school bij de kinderen veronderstelt. Sommige ouders spelen minder met hun kinderen en
moedigen ze minder aan bij explorerend gedrag. Ze maken minder tijd vrij voor uitstappen.
Er zijn nauwelijks boeken in huis en er wordt niet gelezen. Al deze factoren dragen ertoe bij
dat het intellectuele thuisklimaat minder uitgebouwd is dan in andere gezinnen. Daardoor
missen kinderen ook de basiservaringen, de inhouden en de vaardigheden waar men in de
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 16
school bij aanknoopt. De expressie- en taalvaardigheid is voor sommige kinderen te beperkt
om echt te kunnen meedoen in verbaal gerichte activiteiten.
De middenklasse buitenwereld verwacht dat ouders in armoede het huiswerk van hun
kinderen naziet, agenda’s ondertekent en brieven invult. De meeste ouders in armoede
slagen daar niet in en worden door de buitenwereld met een beschuldigende vinger
gewezen. Men verwijt hen dat ze zich niet interesseren voor wat met hun kinderen gebeurt.
Men verdenkt hen dat ze niet willen meewerken. Het niet beantwoorden van deze
verwachtingen heeft echter zelden te maken met onwil, vaak ontbreken gewoon de
mogelijkheden. Vooral de primaire bekommernissen om het hoofd boven water te houden,
leiden de aandacht af van de school en andere administratieve paperassen.
Mensen in armoede hebben veel levenservaring.
Het is hierbij belangrijk oog te blijven hebben voor vaardigheden die mensen in armoede
wel ontwikkeld hebben, maar die de maatschappij te weinig ziet en waardeert.
Kinderen in armoede verwerven een bepaalde levenskennis door zich te handhaven in hun
moeilijke thuissituatie. Noem het maar levenswijsheid, die veel van hun leeftijdsgenoten en
zelfs leerkrachten onbekend is. Deze kennis wordt echter in de klas of in de maatschappij
nog te weinig gehonoreerd.
Gemis aan vaardigheden
Mensen in armoede hebben dikwijls nooit geleerd om volwaardig deel te nemen aan de
brede maatschappij (oa. onderwijs, tewerkstelling, huisvesting), of kregen nooit de kans
daartoe. Daardoor hebben zij minder kansen gehad om zich de vaardigheden eigen te
maken die nodig zijn om in onze samenleving aanvaard te worden en ‘normaal’ te
functioneren. Dit werkt het gemis van een aantal sociale vaardigheden in de hand.
Vooral een gemis aan communicatieve vaardigheden.
Mensen in armoede ervaren een ‘communicatiekloof’ met de meeste voorzieningen in onze
samenleving. Heel dikwijls zijn juist zij afhankelijk van deze voorzieningen maar jammer
genoeg gebruiken deze diensten een eigen jargon, moeilijk te begrijpen voor mensen in
armoede. Het is moeilijk om de taal van de officiële instanties te verstaan. Ze zijn rad van
tong wanneer ze hun eigen taal kunnen spreken maar het is een opdracht om binnen een
formele context op een zakelijke manier te communiceren.
Deze communicatiekloof leidt vaak tot misverstanden. Wanneer ze iets niet verstaan durven
ze meestal geen vragen te stellen uit angst om als ‘dom’ bestempeld te worden. En juist dat
brengt hen vaak in nog hachelijkere situaties. Of reageren net heel agressief;
Mensen in armoede zijn direct en intuïtief.
Een grote groep mensen in armoede heeft haar hart op haar tong liggen. Soms is de
spreekstijl zo direct en ongezouten, wordt er meer geroepen dan gesproken en onderstreept
met uitgebreide lichaamstaal dat hij door anderen als brutaal en grof wordt ervaren. Dit
wordt in onze samenleving niet altijd gewaardeerd. Bovendien plegen mensen in armoede
meer de streektaal te gebruiken. Hun woordenschat is beperkt. Men verwacht in elke
situatie de nodige diplomatie, tact en beleefdheid. Door hun ervaringen hebben mensen in
armoede zich een referentie- en handelingskader eigen gemaakt dat door anderen als niet
passend wordt ervaren. Ze zeggen het anders maar bedoelen hetzelfde. En dat brengt hen
dan ook dikwijls in de problemen: ontslag, de mond gesnoerd worden door de jeugdrechter
tijdens een zitting, geschorst of buiten gegooid worden op school.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 17
Dit geldt echter niet voor iedereen. Ofwel is men rad van tong, ofwel hult men zich in
stilzwijgen. Door schaamte en een ophoping van teleurstellingen durven vele mensen in
armoede daarentegen net niets te zeggen.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 18
6. De krachtenkloof.
6.1 Wat?
Middenklassers bekijken bijvoorbeeld kinderen uit kansarme milieus vlug als slachtoffer, als
kinderen met problemen en tekorten (lui, agressief, onverzorgd). Ze vertrekken te weinig
van waar arme kinderen wel sterk in zijn (onderhandelen, ‘hun plan trekken’).
Toch is dit een belangrijke kloof die kan gebruikt worden als motor tot verandering en die
de blik naar mensen in armoede kan omdraaien.
Verder uitwerken tekst => breder dan alleen jongeren
6.2 Kenmerken.
Van een gemis tot een kans ombuigen.
Een jeugd in armoede en uitsluiting resulteert ook in een aantal positieve elementen.
Opmerkelijk is de ongelofelijke motivatie en draagkracht die mensen in armoede hebben om
hun eigen situatie en die van hun kinderen te verbeteren. In tegenstelling tot iemand in
armoede hebben anderen meerdere projecten in hun leven: werk, partner, kinderen,
vrienden, hobby’s, engagementen, …
Mensen in armoede hebben meestal maar één
fundamenteel project: perspectief creëren voor zichzelf, maar vooral voor hun kinderen.
Een sterke solidariteit bij mensen in armoede onderling.
Daar waar bij de niet-arme individualisme vaak op de voorgrond staat, zien we bij mensen
in armoede dikwijls een grotere solidariteit en strijdbaarheid. Niet alleen vanuit hun intens
verlangen om iets te betekenen voor anderen, maar vooral vanuit de herkenning van het
onrecht willen ze anderen steeds helpen, ook al zitten ze zelf in de problemen. Daarnaast
willen ze armoede ook de wereld uit.
Echter wordt dit door de middenklasse gereglementeerde maatschappij dikwijls verkeerd
begrepen. Bijvoorbeeld een alleenstaande man/vrouw met een sociale woning die iemand
anders in huis neemt, om zo de kosten te delen en/of de eenzaamheid te doorbreken, om
op die manier hun eigen levensomstandigheden te verbeteren wordt hiervoor door de
maatschappij afgestraft. Want de sociale huisvestingsmaatschappij zal onmiddellijk de huur
verhogen omdat hij/zij nu met iemand samenwoont.
Mensen in armoede die iemand anders willen helpen vergeten daarbij zichzelf snel en
komen daardoor zelf in de problemen, met alle gevolgen van dien.
Mensen in armoede kunnen leven in chaos.
Een andere kracht van iemand in armoede is het feit dat hij/zij in onmogelijke en chaotische
situaties het hoofd boven water kan houden. Dit in tegenstelling tot de doorsnee burger die
nood heeft aan een voldoende georganiseerd, gestructureerd en overzichtelijk geheel om in
te leven.
In sommige gezinnen is er een gebrek aan structuur. Er heerst een wanorde die zich op vele
manieren uit : geen vast tijdsschema, men eet wanneer men honger heeft, men slaapt
wanneer men moe is en op de plaats waar men zich dan bevindt (in de zetel voor tv, op de
mat tussen het speelgoed). Veel wordt aan het toeval overgelaten. Door de gebrekkige
behuizing en gebrek aan bergruimte is er veel rommel in huis. Zo loopt het al fout voor de
eerste school- of werkdag is begonnen, men is al te laat.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 19
De kracht van humor.
Daar waar de middenklasser zich soms kenmerkt door een verdoezelend taalgebruik,
gebruiken mensen in armoede een meer open en directe communicatie.
Bij mensen in armoede staat het gevoelsmatige meestal heel sterk op de voorgrond. Armen
zijn echte radars van gevoelens. Het zijn vaak mensen met een ruim kunstzinnig vermogen
en ze hebben veel gevoel voor humor. Humor is een grote kracht. Ze helpt om in moeilijke
omstandigheden toch rechtop te blijven. Echter is het meestal sarcastische zelfspot. Mensen
in armoede lachen met hun eigen miserie. Het is bedoeld om rechtop te blijven in deze
omstandigheden.
Veerkracht en doorzettingsvermogen
Voor mensen in armoede is overleven de boodschap. Al hun energie gaat hiernaar toe. Het
is niet altijd gemakkelijk om dagelijks te vechten tegen de problemen en de uitsluiting.
Maar er is de grote levens- en wilskracht. De veerkracht en het doorzettingsvermogen ook
om na elke tegenslag terug de moed te vinden om te hopen op een nieuwe kans: ouders
die hopen dat hun kinderen een betere toekomst zullen hebben dan zijzelf. Dit zorgt voor de
kracht om opnieuw te beginnen en initiatieven te nemen om de cirkel van armoede te
doorbreken.
100901/Kennis van armoede/Sg - Werkdocument
Pagina 20
Download