Watkin – VRAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Wat zegt Watkin over de ‘Romeinse’ aspecten van de Karolingische Renaissance? Welke rol kent Watkin toe aan de kathedraal van Durham in de ontwikkeling van de Europese architectuur? De Florentijnen interpreteerden hun Baptisterium in de 16e eeuw als een antieke tempel. Ze hadden niet helemaal ongelijk. Bespreek. Waar situeert Watkin de ‘rayonnant’ (geografisch en sociaal) ? Waar legt Watkin de oorsprong van de Spaanse Gotiek? Alberti speelt ook volgens Watkin een belangrijke rol in de totstandkoming van de vroegmoderne architectuur in Europa. Welke aspecten benadrukt Watkin in het algemeen? Welke rol kent Watkin aan Michelangelo toe in de ontwikkeling van de vroegmoderne architectuur in Europa? Hoe stelt Watkin Bernini en Borromini tegenover elkaar? Kies zelf een voorbeeld uit het werk van elke architect en vergelijk dit (grafisch). Zegt Watkin iets over het verband tussen de Barok en de Gotiek? (Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk.) In welke zin is de bouwkunst in de Franse 17e eeuw ‘koninklijk’? De architectuurwereld in Zuid-Duitsland en Bohemen wordt op het einde van de 17e en 18e eeuw gedomineerd door familieverbanden. Watkin geeft verschillende voorbeelden. Kies er één. Wat zijn geografisch de zwaartepunten van de ‘rococo’ als we Watkin lezen? Welke bronnen geeft Watkin voor Wrens architectuur? Borromini en Engeland ca. 1700: een paradox? Wat zegt Watkin hierover? Palladianisme, neo-Palladianisme: voor Watkin een dominant Engels fenomeen. Situeer en bespreek. Watkin – ANTWOORDEN 1. Wat zegt Watkin over de ‘Romeinse’ aspecten van de Karolingische Renaissance? p 107-112 prestaties van de oude Romeinen evenaren in de St-Pieter in Rome gekroond tot eerste keizer van het HRR. Deze daad was een regelrechte provocatie jegens de Byzantijnse keizers. De daad werd gerechtvaardigd door de snelle expansie van het rijk van KDG. Dit rijk had grote invloed op het ontstaan van het middeleeuwse en moderne Europa. KDG bevorderde het gebruik van het Latijn in zowel officiële als religieuze situaties in het hele keizerrijk. Als onderdeel van deze ‘Romeinse Renaissance’ ondersteunde hij de kunsten in een mate die in N-Europa ongekend was. Hij liet Europese geleerden monniken en priesters opleiden. (bestuderen oude Latijnse teksten) Paltskapel in Aken + bijhorende paleis Dit werd ontworpen met de bedoeling het oude keizerlijke Rome te doen herleven. Het paleis werd Lateraan genoemd, naar het paleis in Rome, volgens de geschiedenis door Constantijn (eerste Christelijke keizer) aan de KK geschonken. In het voorhof stond een bronzen ruiterstandbeeld, zoals er ook een stond in het Lateraan, waarvan men dacht dat het Constantijn was (eigenlijk was het Marcus Aurelius), en een beeld van een wolvin, een kopie van een beeld in het Lateraan. De rangschikking van de paleisgebouwen doet denken aan de basilica in Trier (een van de meest imposante Romeinse monumenten van N-Europa). Paltskapel domineert voorhof zoals de tempel een Romeins forum. Er werden oude Romeinse ruïnes afgebroken om aan stenen voor de muren en de zware ton- en graatgewelven te komen en er werden kostbare bouwelementen rechtstreeks overgebracht uit Italië. Klooster van Centula, Amiens (St-Requier) Dit gebouw bevatte oorspronkelijke elementen als zuilen, basementen en lijstwerk, die speciaal uit Rome waren gehaald. Poortgebouw bij Lorsch Het gebouw herinnert zowel aan een Romeinse triomfboog van een forum als aan het propylaeum(klassiek vrijstaand poortgebouw) in het voorhof van de oude St-Pieter in Rome. Het Gallo-Romeinse metselwerk is een provinciale variant van het klassiek Romeinse opus reticulatum. Abdijkerk van Fulda Hier vindt men duidelijk de grote aantrekkingskracht en invloed van de oude St-Pieter terug. Er werd een enorm transept en een apsis aan de westzijde van het schip toegevoegd, naar het model van St-Pieter. 2. Welke rol kent Watkin toe aan de kathedraal van Durham in de ontwikkeling van de Europese architectuur? p 130 – 134, p 169 – 172 (nog niet gebruikt!) ensemble van kasteel, klooster en kathedraal, omgevormd tot kapittelkerk. Dit systeem was onbekend op het vasteland van Europa. Monniken leefden onder een bisschop en de kloosterkerk was ook kathedraal. Dit zien we terugkeren in de historische Engelse kathedraalsteden; een kathedraal die functioneert binnen een maatschappelijke context. Ze is de laatste in een reeks kathedralen in de 11e eeuw gebouwd, waardoor er eerdere ontwerpen zowel technisch als esthetisch verder werden uitgewerkt. School voor handschriftverluchtingen in Durham Er is een verband tussen de gewelven en de muren, een alomvattend netwerk van stenen lijnen en vlakken. Dat is doordat het plafond uit kruisribgewelven bestaat. De ontwerper van de hoge stenen gewelven van de kathedraal van Durham de voorwaarden voor de ononderbroken stenen interieur, die zijn hoogtepunt zou bereiken in de enorme constructies in steen en glas van de Europese gotiek. De kathedraal van Durham was waarschijnlijk de eerste in Europa die vanaf het begin van de bouw in 1093 was opgezet met een volledige overspanning met stenen graatgewelven (ribben en panelen). Er werd voor het eerst ook gebruik gemaakt van spitsbogen, zodat een steilere kromming ontstaat, die de horizontale druk effectiever opvangt. De lichtbeuk valt voor een groot deel samen met het gewelf in plaats van een aparte horizontale laag te vormen. Hier kwam voor het eerst het keper- of zigzagmotief in zwang voor ornamenten. Dit motief groeide uit tot een van de belangrijkste kenmerken van de laat-Normandische architectuur. De Normandische stijl (Romaanse architectuur in Engeland) werd steeds decoratiever, tot hij werd verdrongen door de gotiek, een stijl waarop de kathedraal van Durham met zijn ribgewelven vooruitliep. 3. De Florentijnen interpreteerden hun Baptisterium in de 16e eeuw als een antieke tempel. Ze hadden niet helemaal ongelijk. Bespreek. p 146 – 147, p 196 Eén van de belangrijkste monumenten van de Florentijns-romaanse architectuur. Dit monumentale achthoekige baptisterium dateert oorspronkelijk uit de 5e eeuw. Zowel binnen als buiten zijn dunne marmeren en natuurstenen platen in verschillende patronen aangebracht, die een typisch Florentijnse reactie vormen op de ornamenten van de klassieke Romeinse en Byzantijnse architectuur. Het wordt gerekend tot een stijl die met een moderne term de Toscaanse ‘protorenaissance’ wordt genoemd. Ze loopt vooruit op de wederopleving van het classicisme waaraan in de 15e eeuw gestalte werd gegeven. Men dacht dat dit baptisterium een verbouwde Romeinse tempel was. Dit baptisterium is 8-hoekig, waardoor de link gelegd wordt met het baptisterium als basistype christelijke architectuur en ook met de Romeinse mausolea. 4. Waar situeert Watkin de ‘rayonnant’ (geografisch en sociaal) ? p 159 – 162 Deel van de Franse Gotiek, na de bouw van Amiens. De vroegste fase ervan noemen we de ‘hofstijl’ omdat ze nauw verbonden was met het hof van Lodewijk IX. De versterking van de lineaire samenhang is karakteristiek voor de rayonnante stijl, die volgde op de hoge gotiek. LICHT vb: het koor van Troyes: lichtbeuk en triforium zijn nauwer met elkaar verbonden dan ooit tevoren. (twee verdiepingen door colonnetten verbonden) vb: St-Denis: beglaasd triforium (vensters in buitenwand triforium). Dat kon omdat ze boven de daken van de zijbeuken konden worden aangebracht door de hoogte van de kerken. => volledig beglaasde wand. Wand moest wijken voor glas, gevat tussen dunne spijlen(maaswerk). PIJLERS De traditie van de ronde pilaar met daaraan verbonden schalken moest wijken voor een dikke bundelpijler op ruitvormige grondslag, samengesteld uit colonnetten die zich voortzetten in de ribben van het gewelf en de archivolten van de scheibogen. De architecten van de rayonnante stijl hielden zich niet zozeer bezig met hoogte, monumentaliteit en het zoeken naar nieuwe ruimtelijke effecten, als wel met een soort filigraanwerk, gekenmerkt door subtiele lineaire patronen en een broze elegantie. Het pronkjuweel van de hofstijl is de Sainte-Chapelle van het koninklijk paleis in Parijs, symbool voor Frankrijk als koninkrijk en als katholieke staat. In deze nieuwe licht-architectuur maken het duister blauw en rood van het glas-in-lood uit de vroege en hoge gotiek meer en meer plaats voor witte en grijze tinten, die koeler en lichter aandoen. De strakke stilering van de late rayonnante architectuur, met zijn muren van licht gevat in een traliewerk van steen. laatste kwart van de 13e of de eerste helft van de 14e eeuw 5. Waar legt Watkin de oorsprong van de Spaanse Gotiek? p 201 Een aantal christelijke koninkrijken (Castilië en Aragon) kon dan ook al vroeg in de 13e eeuw een begin maken met een ambitieus bouwprogramma, dat dat van Frankrijk naar de kroon moest steken. 1200: eerste elementen, gebaseerd op Franse gotische kathedraalarchitectuur. Jaren ’20 van de 13e eeuw: echt begin van Spaanse gotiek: bouw van kathedralen van Burgos en Toledo, die met hun brede opzet doen denken aan de kathedraal van Bourges. 1255: kathedraal van Léon in rayonnante stijl (groen-geel-paars ipv rood-blauw(Fr)) Eind 13e eeuw, begin 14e eeuw:mediterraan kerktype: de bij bedelordes gangbare eenbeukige zaalkerk met tussen de steunberen geplaatste kapellen. vb: Palma de Mallorca: Het woud van pijlers, steunberen en luchtbogen waaruit de zijgevels bestaan, toont op compromisloze wijze de constructie die het gewaagde interieur ondersteunt, een interieur met heel hoge gewelven en heel breed schip. Van alle zijden stroomt licht naar binnen, vooral door het enorme roosvenster dat hoog in de oostgevel van het schip is aangebracht. Het regelmatige patroon van gelijkzijdige driehoeken dat ontstaat uit een netwerk van elkaar kruisende traceringen doet denken aan de ornamenten van de Moorse architectuur in Spanje. Palma: plattegrond lijken te verwijzen naar de vierkante moskeeën van de islam. Sevilla: een combinatie van Moorse en christelijke invloeden. 6. Alberti speelt ook volgens Watkin een belangrijke rol in de totstandkoming van de vroegmoderne architectuur in Europa. Welke aspecten benadrukt Watkin in het algemeen? p 216 Alberti bestudeerde de overblijfselen van de klassieke Romeinse architectuur om het eigentijdse ontwerpen van een vaste basis te voorzien. Hij interesseerde zich voor de fundamentele beginselen van het ontwerp en de modellen die daaruit waren af te leiden voor een decoratieve toepassing van de orden. Zijn bevindingen legde hij vast in ‘De re aedificatoria’. Hij plaatste zijn klassieke cultuuropvatting geheel en al binnen een christelijk kader. Alberti beschouwt de architectuur niet als een ambachtelijke vaardigheid, maar als een ook voor leken toegankelijke intellectuele discipline en communicatieve kunstvorm. De twee nodige vaardigheden zijn de schilderkunst en de mathematica. Door studie wordt de architectuur bereikbaar voor alle geleerden, opdrachtgevers en dilettanten. Volgens Alberti bestaat goede architectuur uit utilitas, firmitas en venustas. Hij zegt dat de schoonheid van een bouwwerk ligt in de combinatie van numeros(aantal), finitio (proportie) en collocatio (plaatsing). Die drie samen brengen concinnitas (harmonisch geheel) voort. Het concept/idee wordt dus steeds belangrijker. In die zin speelde Alberti dus een belangrijke rol in de totstandkoming van de vroegmoderne architectuur. 7. Welke rol kent Watkin aan Michelangelo toe in de ontwikkeling van de vroegmoderne architectuur in Europa? p 133 – 136 De architectonische experimenten van Michelangelo worden veel later door Bernini en Borromini ontwikkeld tot de nieuwe stijl in de klassieke architectuur die we als de barok kennen. Michelangelo zag zichzelf altijd primair als beeldhouwer, wat ons al veel zegt over zijn architectuur. vb: “hij maakte samengestelde ornamenten, meer gevarieerd en origineler dan welke andere meester ook, in de oudheid of tegenwoordig, ooit wist te bereiken” Hij zorgt ervoor dat een door middel van functionele zuilen helder gelede wand zich oplost in een abstracte lineaire sculptuur. vb: bibliotheek van de S.Lorenzo: hij week zover af dat iedereen versteld stond: zonderlinge trap (als stollende lava), buitensporige hoogte, blinde vensters, rechte trappen missen ballustrade, muren onderbroken door buitensporig grote consoles (normaal zijn die dragend, hier hangen ze werkeloos (als decoratie) op), gepaarde zuilen onconventioneel in nissen geplaatst. Hij werd verscheurd door innerlijke conflicten: homoseksualiteit en naakt niet aanvaard door de Kerk. Het ovaal, dat in de architectuur nog een nieuwe vorm was, zou in de plattegronden van de barok een vitale rol gaan spelen. In zijn paleizen introduceerde hij de ‘kolossale orde’. Hij laat hier ook de muur zich oplossen in een ingewikkeld patroon van in elkaar grijpende en overlappende vlakken. St-Pieter te Rome: De verticale dynamiek van dit bewegingspatroon leidt het oog op natuurlijke wijze naar de grote koepel met zijn bijna gotisch stelsel van steunberen en ribben. 8. Hoe stelt Watkin Bernini en Borromini tegenover elkaar? Kies zelf een voorbeeld uit het werk van elke architect en vergelijk dit (grafisch). BERNINI p 283 – 286 vb: S. Andrea al Quirinale - Het gebruik van de architecturale ruimte als het schouwtoneel voor een dramatische voorstelling. - centraalbouw: ovaal - Het altaarstuk wordt verlicht vanuit een koepel die vanaf het schip niet zichtbaar is. - De hele beweging van dit ellipsvormige interieur lijkt tot een climax te komen in deze etherische maar tegelijkertijd krachtige figuur. (beeld van H. Andreas) - gebruik van gebogen vormen om nieuwe ruimtelijke configuraties mogelijk te maken karakter: Hij was een opgewekte huisvader met aristocratische manieren en een air van vanzelfsprekende voornaamheid. Hij dankte zijn grootste opdrachten aan pausen. Ziet zichzelf primair als beeldhouwer. Hij doorbreekt de grens tussen architectuur en beeldhouwkunst. Hij zorgt voor een vorm van ‘toneelopbouw’ die het kenmerk zal worden van veel barokontwerpen. Hij vond de sculpturale mengeling van fantasie en werkelijkheid, van echt licht, licht uit verborgen bronnen en kunstlicht uit. Voor Bernini hadden gebeeldhouwde figuren geen ander doel dan het vertellen van een verhaal en konden zij niet worden vermengd met, of ondergeschikt gemaakt aan, de architectuur. BORROMINI p 286 – 288 vb: S. Carlo alle Quattro Fontane - drie bronnen: Michelangelo: plastische toepassing van de architectonische geledingen klassieke oudheid: centrale plattegrond natuur: organisch vloeiende lijnen - geen kleuren in het interieur. Hij dwingt de bezoeker zijn aandacht te concentreren op de nieuwe vorm van het bouwwerk. - Het contrast van concave en convexe vormen. karakter: Hij was onevenwichtig en neurotisch, een sombere vrijgezel die uiteindelijk zelfmoord zou plegen. Hij kreeg zijn voornaamste opdrachten van lagere of meer gespecialiseerde instellingen Hij baseerde zijn architectuur op Michelangelo (zijn eigenaardige architectonische vrijheden), de natuur (belangstelling voor de geometrie) en de klassieke oudheid. Aan de andere kant (dan Bernini) beperkte Borromini zich veel meer dan Bernini tot de architecturale vormen zelf en vermeed hij bijna altijd het gebruik van verborgen lichtbronnen. 9. Zegt Watkin iets over het verband tussen de Barok en de Gotiek? (Hier zijn verschillende antwoorden mogelijk.) p 283 – 291 De klassieke vormen kregen nu echter een krachtiger expressie, terwijl hun driedimensionale mogelijkheden werden beproefd in een streven naar meer dynamische ruimtelijke effecten. Die werden onder andere gezocht in een open constructie en een fantasievol gebruik van het licht, die in de geest verwant lijken aan de gotiek. We hebben gezien hoe de gotische architecten steeds weer zochten naar het ‘meervoudige beeld’ en naar een diafane constructie die diagonale doorzichten mogelijk maakte. Zulke effecten werden ook nagestreefd en bereikt door de architecten van de barok, al zijn hun bouwwerken te massief om diafaan genoemd te kunnen worden. S. Carlo alle Quatro Fontane van Borromini: De zestien zware zuilen die zich in het kleine interieur verdringen, voegen echter met hun enigszins gerekte profiel een bijna gotische verticaliteit toe aan dit complexe en poëtische kerkje. S. Filippo Neri, Rome van Borromini: Het kleine oratorium achter deze façade is gearticuleerd met kolossale pilasters die door de lichtbeuk tot aan het spiegelgewelf doorlopen en daar overgaan in een netwerk van banden dat nog het meest lijkt op de ribben in een gotisch gewelf. Borromini zelf beweerde dat hij het voorbeeld voor deze skeletachtige structuur had gevonden in de betonnen gewelven van de Romeinse oudheid. Collegio di Propaganda Fide van Borromini: De massa van de muren tussen de pilasters is bijna geheel ‘opgelost’, hetgeen een skeletachtige structuur als in een gotische kerk doet ontstaan. 10. In welke zin is de bouwkunst in de Franse 17e eeuw ‘koninklijk’? p 315 – 321 De hele organisatie van het land concentreerde zich rond de persoon van Lodewijk XIV. Colbert zorgde ervoor dat de groep kunstenaars die had meegewerkt aan Vaux-leVicomte, bij de koning in dienst kwam. De schepping van een gecentraliseerd apparaat van ontwerpers om de verheerlijking van de absolute vorst gestalte te geven, was een van Colberts meest opmerkelijke prestaties. (Le Vau + Hardouin-Mansart) Le Vau en zijn medewerkers schiepen de stijl en de sfeer die de Zonnekoning kort daarna tot de zijne zou maken. De oostelijke colonnade van het Louvre stond voor alles wat goed was in de Grand Siècle, voor een ideaal dat, naar men vreesde, nooit meer zou worden gehaald. Klassiek en toch modern, rationeel en toch grandioos, op en top Frans, maar tegelijkertijd universeel in haar soevereine gereserveerdheid, een volmaakt voorbeeld van de klassieke barokstijl van het 17e-eeuwse Frankrijk. Versailles werd gebouwd om het beeld van het absolute koningschap gestalte te geven. Het versailles van Le Vau was een strak en krachtig essay in een door en door Franse classicistische stijl. Andere vbn: de kapel van Versailles, Château de Marly (miniatuur-paleis), Place de Victoires in Parijs (hieruit sprak persoonsverheerlijking!!), Place Vendôme, Dôme des Invalides (gebaseerd op de Bourbonkapel, o.a. opengewerkte koepel) 11. De architectuurwereld in Zuid-Duitsland en Bohemen wordt op het einde van de 17e en 18e eeuw gedomineerd door familieverbanden. Watkin geeft verschillende voorbeelden. Kies er één. p 323, 331 – 333 Tijdens de periode van herstel, die bijna een halve eeuw in beslag nam, probeerde men de rondreizende Italiaanse architecten, die de Duitse landen vertrouwd hadden gemaakt met de renaissance, te vervangen door inheemse De gebroeders Asam en Zimmermann waren ongetwijfeld de meest vooraanstaande architecten van de late barok in Beieren en Zwaben. Cosmans Damian Asam en zijn broer Egid Quirin. Schilder en beeldhouwer, worden beide architect. Aan de ontwikkeling die van het rijke, op Rome geïnspireerde idioom van de gebroeders Asam leidt naar het meer lichtvoetige rococo, is vooral de naam verbonden van Dominikus Zimmermann, die in Wessobrunn was opgeleid tot stucwerker. (…) De fresco’s zijn van de hand van Johann Baptist Zimmermann, de broer van Dominikus, met wie deze vaak samenwerkte. (… over een gebouw van D. Zimmerman:) De gewelven van pleisterwerk op een lattenraam hebben openingen, waardoorheen de erachter aangebrachte fresco’s van J.B. Zimmermann gedeeltelijk zichtbaar worden. 12. Wat zijn geografisch de zwaartepunten van de ‘rococo’ als we Watkin lezen? p 321 – 323 (Franse rococo), 328 (Neumann), 332 – 334 (Duitse rococo), 312 (Sicilië) FRANKRIJK Vanaf de jaren tachtig en negentig van de 17e eeuw zien we een ontwikkeling, met name in de binnenhuisarchitectuur, in de richting van een intiemere en meer verfijnde stijl die we kennen als rococo, de laatste fase van barok. Architecturale elementen zoals pilasters en kroonlijsten maken plaats voor decoratieve panelen, afgewisseld door met arabesken getooide sierpilasters en hoge boogspiegels. Huizen werden ontworpen met het oog op bruikbaarheid en comfort, en niet alleen meer om de hoge status van de eigenaar ten toon te spreiden. De eerste fase werd bekend als ‘style régence’. Deze ontwikkelde zich tot de gerijpte rococo-stijl, in Frankrijk bekend als ‘le genre pittoresque’. DUITSLAND Door de uitzonderlijke pracht van zijn statsietrappen onderschidde zich ook de grootste Duitse architect van de late barok of rococo, Balthasar Neumann. Hoog boven de trappen zweeft het plafond dat werd beschilderd door Tiepolo met een fresco van de vier continenten dat misschien wel het hoogtepunt van de rococokunst vormt. Het hele interieur is vervuld van licht. Dit soort lichtvoetigheid is het die het rococo onderscheid van de hoge barok. Aan het meer lichtvoetige rococo, is vooral de naam verbonden van Dominikus Zimmerman. Omdat de gewelven van schip en ambulatorium even hoog zij, kunnen we het interieur beschouwen als de rococoversie van een gotische hallenkerk. Het fantastische stucwerk in de hogere gedeelten van de kerk is niet enkel een kader voor de boeiende fresco’s van de hoge gewelven, maar leid een eigen leven. Het rococo-idioom was ontstaan in wereldlijke gebouwen. SICILIE Sicilië bracht in de 18e eeuw een groep architecten voort wier energie en verbeeldingskracht gestalte kreeg in een groot aantal fascinerende bouwwerken in de bloemrijke laatste fase van de barok die we gewoonlijk rococo noemen. 13. Welke bronnen geeft Watkin voor Wrens architectuur? p 335 – 344 Wren begon zijn loopbaan als wetenschappelijk onderzoeker (anatoom en astronoom) 1660: Deels vanuit zijn bedrevenheid in de wiskunde en het bouwen van modellen, vatte hij serieuze interesse op voor architectuur. Nieuwe kapel voor Pembroke College in Cambridge: een niet-gotische kapel in navolging van Serlio Sheldonian Theatre in Oxford: de plattegrond gaat terug op Serlio’s reconstructie van het D-vormige Theater van Marcellus in Rome. 1665 – 1666: Wren brengt een langdurig bezoek aan Parijs om de gebouwen van eigentijdse architecten te bestuderen. Dit is een openbaring voor hem. (koepelkerken en klassieke paleizen) St. Bride in Fleet Street en St. Mary-le-Bow in Cheapside: Deze verraden invloed van Antonio da Sangallo’s maquette van de Sint Pieter. St. Michael in Crooked Lane en St Vedast in Foster Lane: Deze vertonen op borrominiaanse wijze een plastisch spel met holle en bolle curven. St. Paul’s Cathedral: - De houten maquette heeft een koepel naar het voorbeeld van die van de Sint Pieter, met een tamboer in de stijl van Bramante en een ribkoepel in de stijl van Michelangelo. De overkoepelde vestibule is geïnspireerd op die in Sangallo’s ontwerp van de Sint Pieter, terwijl de verbinding van de armen van de Grieks-kruisplattegrond door middel van concave muren herinnert aan een fantastisch paleisontwerp in Antoine le Pautres ‘Oeuvres d’architecture’. - koepel(s) van de St. Paul’s Cathedral : Naar het voorbeeld van Michelangelo’s koepel van de Sint Pieter bestaat deze uit een binnenkoepel die door zijn hoogte de kerkbezoekers imponeert en een buitenkoepel die nog veel hoger is om ook op grote afstand nog op te vallen. Wrens binnenkoepel heeft in het midden een opening, net als de koepels van de beide Mansarts, zodat het licht vanuit de hoog erboven zwevende lantaarn met dramatisch effect kan binnenstromen. De lantaarn wordt gedragen door een unieke derde schil; een stoutmoedig staaltje ingenieurskunst. De buitenkoepel heeft een bijna-halvebolvorm als een renaissancekoepel van Bramante. - gevels: gedecoreerd met een grote hoeveelheid kleine, scherp geprofileerde bloem- en bladornamenten die herinneren aan de decoratie van de 16e eeuwse en vroege 17e eeuwse gebouwen die Wren in Parijs had gezien. - uitgesproken barok-elementen: Hij verstopte de luchtbogen die het koorgewelf schoren in de lege ruimte tussen de lichtbeuk van het koor en de loze buitenmuren. De gebogen zuilenfronten van het transept zijn afgeleid van Pietro da Cortona’s S. Maria della Pace in Rome. De torens van de westgevel met hun botsende concave en convexe vormen, en de toepassing van vals perspectief in de vensteromlijstingen aan de westgevel zijn aan Borromini ontleend. 14. Borromini en Engeland ca. 1700: een paradox? Wat zegt Watkin hierover? p 335, 352, 344, 349 De barok in Frankrijk en in Duitsland vond vooral toepassing in gebouwen als katholieke bedevaartkerken en paleizen van meer of minder absolutistische koningen en vorsten. Engeland was tijdens de 17e eeuw grotendeels fel anti-katholiek en de Burgeroorlog en Glorious Revolution rekenden bovendien af met het concept van een koningschap bij de genade Gods. Kon de barok in dergelijke omgeving gedijen? Toch vinden we ook in het protestantse Engeland een verrassende hoeveelheid architectuur en decoratie de we niet anders kunnen betitelen dan als barok. In Engeland hadden ze een enorme interesse voor het Palladianisme, wat in schil contrast staat met de barok, de stijl van Borromini. Vrijwel de enige Engelse architect die het idioom van Bernini en Borromini op grote schaal toepaste, was Thomas Archer. De ritmische confrontatie van concave en convexe vormen komt in al zijn belangrijke werken voor. Wren: De torens van de westgevel met hun botsende concave en convexe vormen, en de toepassing van vals perspectief in de vensteromlijstingen aan de westgevel zijn aan Borromini ontleend. Vanbrugh: Blenheim Palace in Oxfordshire: De sculpturale behandeling van de eigenaardige lantaarns of arcadebelvedères die de vier hoektorens bekronen roepen het werk van Borromini in de herinnering. 15. Palladianisme, neo-Palladianisme: voor Watkin een dominant Engels fenomeen. Situeer en bespreek. p 250, 277 – 279, 374 - 375 De combinatie van klassieke harmonie met een sterk gevoel voor het natuurlijke landschap maakte Palladio geliefd onder de Whigs, de landadel van het 18e eeuwse Engeland, waar tussen de jaren 1720 en 1750 niet minder dan vier varianten op de Villa Rotonda verrezen. Inigo Jones maakte kennis met Scamozzi, die in zijn eigen bouwwerken had afgerekend met de maniëristische elementen in de stijl van Palladio. Jones volgde Scamozzi hierin. Hij streefde zuiverheid na in zijn werken. - Queen’s House in Greenwich: perfecte verhoudingen in schaal tussen de vensters en het muuroppervlak. - Banqueting House in het Whitehall-paleis: geraffineerd klassieke façade, geïnspireerd op Palladio’s stadspaleizen. Interieur van een Romeinse basilica met de perfecte verhoudingen vaan een dubbele kubus, eveneens afgeleid van Palladio. - Queen’s Chapel: ontwerp lijkt het midden te houden tussen de cella van de Romeinse tempel en een woonhuis van Palladio. - St. Paul’s Cathedral, porticus aan de westelijke voorgevel: gigantische porticus zonder tympanon, op halve hoogte van het gebouw waarvoor deze is geplaatst. Dit is ontleend aan Palladio’s reconstructie van de Tempel van Venus te Rome. 18e eeuw: Deze nieuwe politieke verhoudingen hadden ertoe geleid dat de Whigs, de partij van de rijke grootgrondbezitters, aan de macht kwamen. Er werd de opkomst van een nationale architectuurstijl voorspeld, als de onvermijdelijke consequentie van deze nieuwverworven Engelse ‘vrijheid’ in politiek, religie en maatschappelijke organisatie. Het neo-palladianisme werd uitgeroepen tot de stijl waarin de geest van de natie het best tot uiting kwam. Het Palladianisme kwam in zijn gedachtegang als nationale stijl in aanmerking omdat het al een eeuw eerder door Inigo Jones in Engeland was ingevoerd. De neo-palladianisten gingen uit van de stelling dat het classicisme à la Jones zich veel beter aan het Engelse klimaat zou hebben aangepast als de nationale smaak ondertussen niet was verpest door de extravagantie van de barok. Lord Burlington had e hand weten te leggen op een groot aantal tekeningen van Palladio, die hij publiceerde. Deze tekeningen van Romeinse badhuizen, met hun ruimtelijk zeer gevarieerde interieurs waarin absiden en zuilenschermen waren opgenomen, hadden een grote invloed op de 18e eeuwse plattegronden van gebouwen.