Documentatie, deel 3, p. 131 Aandeel of aandelenfonds: weet u het soms? De gaten die de beursmalaise in de aandelenportefeuilles boorde, zijn nog lang niet gedicht. Het gros van de kleine beleggers staat niet te springen om opnieuw aandelen of aandelenfondsen te kopen. Toch zal de appetijt voor risicokapitaal terugkeren, zeker als het recente herstel doorzet. Maar wat kies ik, individuele aandelen of een aandelenfonds? We zetten de voor- en nadelen op een rijtje aan de hand van vijf kernwoorden. Dat de appetijt voor directe of indirecte aandelenbeleggingen, via een fonds, zeer lauw blijft, demonstreren de cijfers. De orders van particuliere beleggers voor individuele aandelen liggen bij de banken en beursvennootschappen gemiddeld gezien nog altijd lager dan vorig jaar, toen al een zeer zwak jaar qua aandelenorders. Sommige banken noteerden in de eerste jaarhelft zelfs een verdere daling met 9 à 10 procent, bracht een rondvraag van deze krant aan het licht. En ook de cijfers over de aandelenfondsen zijn sprekend. Terwijl particuliere beleggers in 2000 nog voor 22 miljard euro investeerden in zuivere aandelenfondsen, dus zonder kapitaalbescherming, was dat vorig jaar nog maar 6 miljard euro. Dit jaar zou dat bedrag verder gezakt zijn. Het gros van de investeringen vloeit naar de fondsen met kapitaalbescherming. Maar dat de particuliere beleggers hun handen blijven afhouden van aandelen, is weinig waarschijnlijk. Want zoals het verleden leert dat zware koersinzinkingen de belangstelling voor aandelen snel kunnen ondermijnen, leert datzelfde verleden dat aanhoudende koersstijgingen de onfortuinlijke ervaringen met aandelen snel doen vergeten. Daarbij volstaat het vaak dat belegger X vaststelt dat buurman Y een meer renderende effectenportefeuille heeft omdat die opnieuw op de beurs actief is. Trouwens, KBC Securities stelt al een prille trendommekeer vast. Volgens de beursvennootschap zorgen de kleine beleggers nu toch voor zo'n 50 à 60 procent meer omzet op de beurs dan in februari. De vraag die dan opborrelt is: wat is de meest interessante investering om van het beursherstel te profiteren? Individuele aandelen of een aandelenfonds? Die vraag beantwoorden is niet evident. Iedere belegger heeft een ander risicoprofiel en andere financiële mogelijkheden. En 'kosten' en 'risico' zijn twee cruciale elementen bij het duiden van de verschillen tussen een individueel aandeel en een aandelenfonds. We voegen er nog drie elementen aan toe : 'transparantie', 'beheer' en 'flexibiliteit'. 1 Kosten Wie een aandelenfonds koopt, krijgt een portefeuille met verschillende aandelen tegen een vaste prijs. Doorgaans betaalt de belegger voor een deelbewijs van het fonds 1.000 à 2.500 euro. De aanhangers van fondsen pretenderen dan ook dat een fonds veel goedkoper is. De belegger die dezelfde portefeuille als in het fonds op individuele basis koopt, betaalt zich, in tegenstelling tot de aanschaf van een fonds, blauw. Zo luidt het bij fondsadepten. Toch gaat die thesis na de zeer forse koerscorrecties van de jongste jaren niet helemaal op. Want wie vandaag de 20 verschillende aandelen uit de Bel20 zelf koopt, betaalt slechts 1.122 euro (op basis van de slotkoersen van 16 september). Het is inderdaad wel zo dat naarmate de koersen verder aantrekken, de aankoop van individuele aandelen relatief duurder wordt. Terwijl de kostprijs van de portefeuille individuele aandelen stijgt, blijft de kostprijs van het aandelenfonds stabiel. Daarbij dient opgemerkt dat de kostprijs niet enkel betrekking heeft op de inschrijvingsprijs van het deelbewijs of op de aankoopkoers van de individuele aandelen. Een van de elementen die de kostprijs verzwaren, is de beurstaks. Die bedraagt 0,17 procent bij de aan- en verkoop van individuele aandelen. Voor de aandelenfondsen bedraagt die taks 0,14 procent of 1 procent bij aankoop in functie van het type van fonds. Gaat het om een fonds dat jaarlijks een coupon uitkeert of een fonds van het distributietype, dan ligt de taks op 0,14 procent. Bij fondsen die de coupon niet uitkeren maar hem optellen bij de waarde van het fonds, bedraagt de taks bij aankoop 1 procent. Op deze zogenaamde fondsen van het kapitalisatietype betaalt de belegger echter geen roerende voorheffing. Maar hij betaalt nog wel een taks van 0,5 procent als hij het fonds verkoopt. Bij de verkoop van de fondsen van het distributietype geldt geen beurstaks. Op de uitgekeerde coupon is daar 15 procent roerende voorheffing van kracht. Op de dividenden van individuele aandelen geldt 25 procent roerende voorheffing. Ook het makelaarsloon, de vergoeding voor de tussenpersoon die de effecten op de beurs koopt, drijft de aankoopprijs op. Dat makelaarsloon zal variëren in functie van de omvang van het order. Hoe groter het order, hoe lager in principe het loon. Omdat aandelenfondsen zeer veel geld binnenkrijgen, kunnen ze zeer grote orders ingeven waardoor ze het makelaarsloon beperken. 2 Risico Wie zich op de beurs begeeft, onderwerpt zich aan risico. Namelijk het risico dat zijn aandelen (fors) terugvallen. Maar de belegger kan zijn risico ook spreiden door verschillende aandelen te kiezen met een verschillend risicoprofiel. En dat is net wat aandelenfondsen kenmerkt. Door een portefeuille samen te stellen met diverse aandelen, doen ze aan risicospreiding. De uitschuiver van een bepaald aandeel kan dan (gedeeltelijk) geneutraliseerd worden door de winst van een ander aandeel. Die risicospreiding is voor de fondsen trouwens wettelijk vastgelegd. Ze mogen niet meer dan 10 procent van hun activa beleggen in effecten van dezelfde emittent. Bovendien mag de totale waarde van de effecten van eenzelfde emittent niet meer dan 40 procent bedragen van de waarde van de activa van het fonds. Risicospreiding kan men uiteraard ook nastreven door zelf verschillende aandelen te kopen. Maar als men een gedegen spreiding wil opbouwen, moet men al talrijke aandelen opnemen waardoor de investering relatief duur kan uitvallen. Die investering blijft, zoals eerder gezegd, vast bij een aandelenfonds. Er is een vaste aankoopprijs voor de deelbewijzen van het fonds. 3 Transparantie Een groot voordeel van een eigen portefeuille individuele aandelen is dat men het verloop van de portefeuille beter kan opvolgen. De waarde van het individuele aandeel kan men onmiddellijk aflezen van de koerslijst van de beurs. Dat is niet zo voor de waarde van het aandelenfonds. Die wordt bepaald door de koersen van de onderliggende aandelen. Dat betekent dat de beheerder van het fonds de waarde (de inventariswaarde) van het fonds pas kan berekenen als hij de relevante koersen heeft van alle onderliggende aandelen. In principe zal hij dat doen na beurstijd. Die berekende waarde zal de volgende dag gepubliceerd worden. Niet alleen kan de belegger in individuele aandelen zijn investering veel beter opvolgen, ook weet hij precies wat hij in handen heeft. Dat is niet altijd het geval voor een aandelenfonds. Het prospectus van het fonds zal in beginsel weliswaar de aandelen vermelden die in het fonds zitten, maar de samenstelling van het fonds kan daarna wijzigen. De beheerder van een actief beheerd fonds, dat beter wil doen dan een referentie-index, zal bepaalde aandelen aankopen en andere verkopen om zijn doelstelling te realiseren. Met andere woorden: de aandelenportefeuille die de belegger in beginsel via een fonds gekocht heeft, is niet noodzakelijk de portefeuille die hij vandaag bezit. Toch leveren meer en meer fondsbeheerders inspanningen om de doorzichtigheid van de portefeuille te vergroten. Dat doen ze door op regelmatige basis de samenstelling van de portefeuille te publiceren op hun webstek. 4 Beheer Wie een aandelenfonds koopt, geeft de controle over een deel van zijn vermogen uit handen. Het fonds wordt immers niet door de belegger zelf beheerd maar door een professionele fondsbeheerder. Hij is het die de onderliggende portefeuille samenstelt en beslist over aanen/of verkooporders. Een groot voordeel is dat men als belegger heel wat tijd en moeite uitspaart. De beheerder volgt alle informatie en nieuws omtrent de onderliggende aandelen voor u op. Doordat de beheerder zeer nauwgezet de financiële markten opvolgt en vaak kan terugvallen op een netwerk van financiële specialisten, heeft hij bovendien veel sneller en gemakkelijker toegang tot bepaalde informatie dan de kleine belegger. Bovendien kan hij, zoals eerder gezegd, de orderkosten gevoelig drukken door de omvang van zijn orders. Dat neemt niet weg dat een kritische kijk op de beheerprestaties aangewezen is. Want het aandelenfonds mag dan op het eerste gezicht goed presteren, de vraag is of de beheerder zijn doelstelling realiseert en, in het geval van een actief beheer, ook daadwerkelijk zijn referentieindex klopt. Daarom is het als belegger cruciaal om weten welk type aandelenfonds men in huis haalt, een fonds dat slaafs een aandelenindex volgt of een fonds waarvan het expliciete doel is om beter te doen dan de index. 5 Flexibiliteit Onder flexibiliteit verstaan we hier de soepelheid waarmee de belegger kan inspelen op marktopportuniteiten. Kan hij met andere woorden snel kopen of verkopen als de koers respectievelijk daalt of stijgt. Op dat vlak helt de balans duidelijk in het voordeel van individuele aandelen door. De houder van aandelen kan die in principe op elk moment kopen en verkopen. Bovendien kan hij limietorders zetten, waarbij hij zijn financiële instelling vraagt om tegen die welbepaalde koers te kopen of te verkopen. Limietorders zijn niet mogelijk voor beleggingsfondsen, en dus aandelenfondsen. Bovendien koopt of verkoopt de houder van een fonds altijd met wat vertraging. Want wie bijvoorbeeld op donderdagvoormiddag beslist zijn fonds van de hand te doen, concretiseert die verkoop in het beste geval tegen de inventariswaarde die vrijdag gepubliceerd wordt. Met andere woorden: de belegger kan de marktkennis van de professionele beheerder nooit meteen verzilveren. Dirk Michielsen Bron: De TIJD, 24/09/2003