De Feniciërs - Welkom / Wim Aanen

advertisement
De Feniciërs en Carthago
http://phoenicia.org/index.shtml
http://phoenicia.startpagina.nl/
De Feniciërs of Phoeniciërs waren de inwoners van Fenicië
(Phoenicië) dat ongeveer het huidige Libanon bestrijkt.
De belangrijkste steden waren eerst Baalbek en Sidon en later Tyrus.
De oorsprong van de Feniciërs is duister maar waarschijnlijk waren ze
een mengeling van nomaden uit het aangrenzende Kanaän en
kustvissers.
Nadat het Minoïsche Kreta in verval raakte werden de Feniciërs tussen
1500 en 400 v. Chr. de belangrijkste zeevaarders en handelaars van de
Middellandse Zee en stichtten ze overal koloniën.
Fenicische handelsroutes.
Taal en godsdienst
Het Fenicisch was een Semitische taal, die nauw verwant was aan het
Hebreeuws en ook aan de taal van het volk van Kanaän vóór de
verovering door de Joden. Ook de godsdienst van de Feniciërs heeft
veel overeenkomsten met die van de heidense Kanaänieten. Bekende
goden zijn Baäl ("de heer", ook wel "Melqart", "koning van de stad",
genaamd) en Astarte (of Isjtar).
Carthago
Op hun vele handelsreizen over de Middellandse Zee werden vaak kleine
maar permanent bemande handelsposten op verre kusten gesticht om de
handel met de plaatselijke bevolking te vergemakkelijken. Deze posten
groeiden op den duur uit tot echte havensteden die soms niet onderdeden
voor Tyrus en Sidon. Vele steden rond de Middellandse Zee kunnen zo
bogen op Fenicische wortels. De belangrijkste kolonie van de Feniciërs was
Carthago in het huidige Tunesië. Na de verovering van Fenicië door de
Perzen omstreeks 500 v. Chr. werd de maritieme en commerciële invloed
van Fenicië minder en werd haar rol als handelaar in de Middellandse Zee
overgenomen door Carthago en de Griekse stadstaten.
Carthago was de grote rivaal van de Grieken in het zuiden van Italië en op
Sicilië (Magna Graecia) met hier als belangrijkste stad Syracuse.
http://www.mlahanas.de/Greeks/Cities/Syracuse.html
Rome
De suprematie van het vroege Rome over Carthago begon met de
overwinning op Hannibal in de Tweede Punische Oorlog. De
Romeinse senator Cato (234 - 149 v. Chr.) vond het gevaar van
Carthago, ondanks deze nederlaag, nog steeds zo groot dat hij elke
redevoering voor de Romeinse senaat eindigde met de zin: "Overigens
ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden" (Ceterum
censeo Carthaginem esse delendam). Deze zin is nog steeds beroemd,
omdat hij bij de opleiding Latijn wordt gebruikt als voorbeeld voor de
werkwoordsvorm gerundivum.
Nadat Cato zijn zin kreeg in de Derde Punische Oorlog, waarbij
Carthago ten slotte verwoest werd, werden ook één voor één de
hellenistisch Griekse koninkrijken van Griekenland, Egypte, Syrië en
Klein-Azië onderworpen. Hiermee kwam ook Fenicië, dat onder Syrië
viel, onder de Romeinen (150 v. Chr.). Al deze tijd bleef Fenicië
betrekkelijk welvarend. Dit bleef zo totdat de islam de regio veroverde
in ongeveer 680 na Chr. Daarna begon een langzaam verval.
Uitvindingen die aan Feniciërs worden
toegeschreven
De belangrijkste bijdrage aan de wereld was het fonetische Fenicisch
alfabet waaraan het Hebreeuwse en Griekse alfabet ontleend zijn. Via
deze basis is het van nog veel meer schriften de moeder, zoals Latijn,
Cyrillisch in Oost-Europa, Aramees en Arabisch; sommigen menen
zelfs in het Devanagari-alfabet van het Sanskriet Fenicische invloeden
te zien.
De verfstof purper, afkomstig van een zeeslak (de purperslak), o.a.
gebruikt voor koningsmantels. Soms wordt Fenicië in antieke
verslagen het 'Purperland' genoemd.
doorzichtig glas
Proto-Sinaitic
Quick Facts
Type
Consonantal Alphabetic
Genealogy Proto-Sinaitic
Location
West Asia
Time
1900 BCE to 1100 BCE
Direction
Right to Left
Proto-Sinaitic, also known as Proto-Canaanite, was the first
consonantal alphabet. Even a quick and cursory glance at its
inventory of signs makes it very apparent of this script's Egyptian
origin. Originally it was thought that at round 1700 BCE, Sinai was
conquered by Egypt, and the local West-Semitic population were
influenced by Egyptian culture and adopted a small number of
hieroglyphic signs (about 30) to write their own language. However,
recent discoveries in Egypt itself have compounded this scenario.
Inscriptions dating to 1900 BCE written in what appears to be ProtoSinaitic were found in Upper Egypt, and nearby Egyptian texts speak
of the presence of Semitic-speaking people living in Egypt.
No matter where and when the adoption of Egyptian signs onto a
Semitic language occurred, the process of adoption is quite
interesting. Egyptian hieroglyphs already have phonetic signs (in
addition to logograms), but the Sinaitic people did not adopt these
phonetic signs. Instead, they randomly chose pictorial Egyptian
glyphs (like ox-head, house, etc), where each sign stood for a
consonant. How did they decide which sign get which consonant? A
sign is a picture of an object, and the first consonant of the word for
this object becomes the sound the sign represents. In short, this is
called the acrophonic principle.
For example, the word for an ox is /'aleph/, which is the first sign on
the left Proto-Sinaitic column. It stood for the sound /'/, which is the
glottal stop (also written as /?/).
Proto-Sinaitic soon spread to Canaan, hence its other name, ProtoCanaanite, or Old Canaanite script. It evolved locally into the
Phoenician script.
Phoenician was the immediately descendent of Proto-Sinaitic. Its
major change is the more linear (less curved) shapes of its signs.
Other than this cosmetic change, everything else remained pretty
much the same. South Arabian was also an early offshoot of ProtoSinaitic, as its letters are very different in shape and order from
Phoenician.
The following is a comparison between Proto-Sinaitic, Phoenician,
and Greek alphabets.
1 The Greek letter that resembles F was called digamma and actually
represented the sound /w/. It existed in archaic Greek scripts except
the Ionian variant, which supplanted other archaic scripts.
2 The Greek letter that looks like M was the letter san. It appeared in
scripts from Corinth and Argos, and represented an alternative to
sigma.
3 The letter Q actually existed in Greek for a little while, and it was
adopted by the Etruscans before it disappeared due to its extraneous
existence.
Phoenician
Quick Facts
Type
Consonantal Alphabetic
Genealogy Proto-Sinaitic
Location
West Asia
Time
1100 BCE to 300 CE
Direction
Right to Left
The Phoenician script is an important "trunk" in the alphabet tree, in that
many modern scripts can be traced through it. Arabic, Hebrew, Latin, and
Greek scripts are all descended from Phoenician.
Phoenician is a direct descendent of the Proto-Sinaitic script. Like ProtoSinaitic, Phoenician is a "consonantal alphabet", also known as "abjad", and
only contains letters representing consonants. Vowels are generally omitted
in this phase of the writing system.
The major change between Proto-Sinaitic and Phoenician is graphical. The
Phoenician letter shapes grew to be more abstract and linear, in comparison
to the more "pictographic" shape of Proto-Sinaitic signs.
The following
are the 22 Phoenician letters.
There were many branches that sprang up from Phoenician, like Hebrew,
Greek, and Aramaic. Phoenician itself remained in use, in the form of Punic
(more cursive), until about 200 AD.
http://www.ancientscripts.com/phoenician.html
Baalbek
Tempel van Jupiter in Baalbek
Baalbek of Balabakk is een stad in Libanon. De naam betekent "Baäl
(God) van de Beka". De stad is gelegen in de Bekavallei, tussen de
rivieren Litani en Asi. De stad is vooral bekend vanwege de Romeinse
ruïnes.
Geschiedenis
De stad werd oorspronkelijk gebouwd door de Feniciërs en stond in de
oudheid bekend als Heliopolis. De god Baäl was namelijk net als
Helios, onder andere de god van de zon. (in Egypte was nog een
Heliopolis).
De bloeiperiode van Baalbek begon in het jaar 15 v. Chr. toen het een
Romeinse provinciehoofdstad werd onder de princeps Augustus. Het
bleef ook tijdens het Romeinse Rijk een belangrijk religieus centrum,
toen de tempel van Jupiter er duizenden bezoekers trok.
In 635 werd de stad door het Arabische Rijk veroverd.
De Omajjaden verwoestten de historische stad in 748. Een grote
aardbeving verwoestte nog meer monumenten in 1759.
In 1984 werden de verschillende ruïnes van Baalbek door UNESCO
tot Werelderfgoed verklaard.
Carthago
Carthago (Punisch: Qart Hadasht (
; "nieuwe stad");
Grieks: Καρχηδών/Karchedon; Nederlands, verouderd: Karthaag),
was een stad in de oudheid, nabij het huidige Tunis in wat door de
Romeinen Africa genoemd werd.
Inhoud
 1 Geschiedenis
o 1.1 Oorsprong
1.2 Uitbreiding
o 1.3 De Punische oorlogen
o 1.4 Onder Rome
o 1.5 Middeleeuwen
2 Samenleving
o 2.1 Bevolkingsklassen
o 2.2 Dagelijks leven
o 2.3 De handel
o 2.4 Regeringsvorm
o 2.5 Godsdienst
3 Carthago in de kunst
o


Geschiedenis
Overzichtsfoto Carthago. Foto: 8 juni 2006 (NASA)
Oorsprong
De stad werd volgens de overlevering in 814 v. Chr. gesticht door
Feniciërs. Hoewel de oudste gedateerde archeologische vondsten op
ongeveer 725 v. Chr. gedateerd zijn, lijkt het gegeven jaartal redelijk
correct, omdat er ook aardewerkresten gevonden werden die
waarschijnlijk ouder zijn. Het meest plausibel is de stad geleidelijk
gegroeid uit een van de lokale handelsposten van de Feniciers die deze
op gunstige plaatsen overal langs de Middellandse zeekusten
vestigden.
Volgens de legende, zoals verhaald door de geschiedschrijver
Pompeius Trogus, werd de stad gesticht door de gevluchte prinses
Dido uit Tyrus. De legende vertelt verder dat die prinses dankzij haar
betoverende glimlach door de Amazighische (Berberse) koning Iarbas
is verwelkomd en uitgenodigd om te blijven.
Een meer pragmatische reden was waarschijnlijk dat de Feniciërs
tijdens hun handelsreizen al eerder in contact kwamen met de
Imazighen en toen de Feniciërs van Dido naar Tamazgha vluchtten,
beseften de Imazighen dat ze hun handelskennis goed konden
gebruiken.
Volgens de Romeinse mythologie bracht de Trojaanse held Aeneas
tijdens zijn reizen ook een bezoek aan Dido. Zij werd verliefd op hem
en toen Aeneas verder trok naar Italië pleegde ze uit verdriet
zelfmoord.
Bij hun vestiging beperkten de Feniciers zich aanvankelijk tot een
klein gebied om oorlog met de Imazighen te vermijden en alhoewel er
een intensieve samenwerking was, bleef deze in de handel relatief
beperkt (volgens de Arabische schrijver Mohamed Chafik).
Uitbreiding
Nadat het Fenicische thuisland onder invloed van Perzië kwam en
Tyrus' handel beperkt werd tot het oostelijke deel van de Middellandse
Zee, ontwikkelde Carthago zich snel tot de belangrijkste zeemacht in
het westelijke bekken van de Middellandse Zee. Een voor een werden
de westelijke Fenicische kolonies en handelsposten door Carthago
overgenomen en ook vele nieuwe werden door hen gesticht. Zelfs
buiten de Middellandse zee, voorbij de Zuilen van Hercules, werden
handelsposten gevestigd en verkenningstochten uitgevoerd.
Bekend is dat ze de Canarische eilanden, Madeira en de Azoren
bezochten, wat ook door opgravingen is bevestigd. Of de Carthagers
ook Amerika hebben bezocht, wat sommige hedendaagse schrijvers
beweren, is een omstreden standpunt. Volgens sommige
geschiedschrijvers voer de Carthaagse ontdekkingsreiziger Hanno
zelfs om Afrika heen in opdracht van een Egyptische farao.
Carthago eiste tenslotte zelfs het alleenrecht op over de zeehandel en
de Carthaagse schepen gingen over tot het tot zinken brengen van
rivalen die ze op 'hun zee' aantroffen. Carthago werd daarmee de
meest geduchte tegenstander en rivaal van de eveneens
handeldrijvende en koloniserende Westelijke Grieken (hoofdzakelijk
de Grieken uit Syracuse op Sicilië en uit Massilia in Zuid-Frankrijk)
en nog later van de zich uitbreidende stadstaat Rome.
Vaak verbonden de Carthagers zich met de Etruskische stadstaten om
zo beter de concurrentie van de Grieken te weerstaan. Uiteindelijk
leidde de rivaliteit met de Romeinse Republiek tot de drie Punische
Oorlogen. De Carthagers werden door de Romeinen 'Puniërs'
genoemd; deze naam is afgeleid van 'Feniciërs'.
Invloedssfeer van Carthago vlak voor de eerste Punische oorlog (264
v. Chr.)
De Punische oorlogen
De eerste Punische Oorlog was vooral een oorlog tussen de zeevloten
van Rome en Carthago en vond plaats tussen 264 en 241 v. Chr.. De
Romeinen veroverden hierbij de macht over de westelijke
Middellandse Zee. De Carthaagse suprematie over de zeehandel kwam
hiermee ten einde. Noodgedwongen legden de Carthagers zich toen
toe op de vergroting van hun landimperium: in Noord-Afrika en
vooral in Spanje. Om deze reden kwam hun leger, dat voor de
meerderheid uit de lokale en Numidische huurlingen bestond, in
opstand tegen deze strategie. Maar later konden de Carthagers die
opstand met behulp van Griekse huurlingen en veel bloedvergieten
neerslaan. Na verloop van tijd kwamen ze weer in conflict met de
Romeinen over de afbakening van hun invloedssferen in Spanje.
Vooral de Iberische stad Saguntum, het huidige Sagunto, speelde
hierin een rol.
Tijdens de tweede Punische Oorlog, van 218 tot 202 v. Chr., besloot
Hannibal Italië rechtstreeks aan te vallen en stak vanuit Spanje de
Alpen over met een groot leger, grotendeels bestaande uit Iberische
kelten en Noord-Afrikaanse Lybiërs, en vooral uit Numidiërs en
Moren, waarvan de Berbers ofwel Imazighen afstammen.
Volgens de Romeinse schrijver Livius deed hij dat in
oktober/november 218 v. Chr. en had hij 37 olifanten bij zich.
Aanvankelijk boekte hij grote successen tegen de Romeinen. Hierover
vermeldde Livius dat de zwaarden van Numidiërs de beslissende rol
speelden in de slag bij Cannae, waarbij de Romeinen de tot dan toe
zwaarste nederlaag ooit leden. De Romeinse legerleider Fabius
Maximus kon toen eindelijk zijn gelijk halen met de door hem al
eerder bepleite en toegepaste uitputtingstactiek.
Na een bijna 15 jaar van belegeringen (maar nooit van de stad Rome),
veelal onbesliste veldslagen, zonder noemenswaardige versterkingen
te kunnen krijgen, moest Hannibal oversteken naar zijn vaderstad,
want de Romeinen hadden inmiddels Carthaags Hispania veroverd,
waren overgestoken naar Africa en bedreigden Carthago. Hannibal
werd daar in de buurt beslissend verslagen in de Slag bij Zama. Hij
bracht het er zelf (voorlopig) levend vanaf, maar bij de
vredesonderhandelingen moesten de Carthagers nu hun invloedssfeer
beperken tot de stad Carthago zelf en werden ze als het ware onder
curatele van Rome gesteld.
Hannibal
De derde Punische Oorlog, De aanleiding voor deze oorlog was de
gewapende reactie van Carthago op de voordurende aanvallen op haar
grondgebied door de Numidiërs, die inmiddels de kant van Rome
hadden gekozen.
Deze (zelf)verdediging van Carthago was echter niet conform het
verdrag met Rome uit de tweede Punische Oorlog en vormde een
bruikbare aanleiding voor Rome om voor eens en altijd af te rekenen
met Carthago. Rome verklaarde Carthago daarom de oorlog. Deze
derde Punische Oorlog, die woedde tussen 149 en 146 v. Chr.
resulteerde uiteindelijk in de volledige vernietiging van de stad
Carthago, onder andere ook van de grote stadsbibliotheek, waarbij
wellicht zo'n 200.000 van de 250.000 inwoners omkwamen door
uithongering of slachtpartijen, en de overlevenden als slaaf werden
verkocht.
Er bestaat een verhaal dat de ruïnes van de stad werden omgeploegd
en vervolgens zout over de velden werd gestrooid om die
onvruchtvaar te maken, maar dit is waarschijnlijk een verzinsel, al was
het maar omdat zout daarvoor veel te kostbaar was.
Hannibal
Fenicische schrijfwijze van Hannibal
-
-
De naam Hannibal (= Hani Ba'al) of Chan-i-bal ( - - *)
betekent gunsteling van Baäl in het Fenicisch en Carthaags. Het
was een populaire naam in Carthago en werd dan ook door
meerdere Carthagers gedragen:
 Hannibal Mago, leider van Carthaagse expeditie naar Sicilië
(409 v. Chr.);
 Hannibal Gisko, (rond 260 v. Chr.) aanvoerder in de Eerste
Punische Oorlog;
 Hannibal Barkas (247 v. Chr. - 183 v. Chr.), waarschijnlijk
de meest bekende Hannibal, een neef en adoptiefzoon van
Hamilcar.
Onder Rome
Aanvankelijk mocht er niemand meer op de ruïnes van Carthago
huizen bouwen maar omdat de plek zo gunstig lag werd dit verbod
door de pragmaticus keizer Augustus weer opgeheven. De Romeinen
bouwden een nieuwe stad die ook weer de naam Carthago kreeg en al
snel was ze weer van flinke betekenis, mede doordat zich weer veel
'Puniërs' vestigden op de plek van hun voorouders. In de loop van de
eerste eeuw n. Chr. groeide de stad zelfs uit tot de tweede stad in de
westelijke helft van het Romeinse rijk met ongeveer 500.000
inwoners.
Alleen Rome zelf was met wellicht 800.000 bewoners nog groter. In
de christelijke periode was Carthago eveneens belangrijk door
verschillende concilies die er gehouden werden en door de belangrijke
bisschop Augustinus van Hippo die in Carthago studeerde.
Middeleeuwen
In de 5e eeuw werd Noord-Afrika bezet door de Vandalen en bijna 80
jaar was Carthago hun hoofdstad van waaruit ze de Middellandse zee
afschuimden als piraten totdat in de 6de eeuw de Byzantijnse generaal
Belisarius hen vernietigde. De Punische taal bleef ondertussen, naast
het officiële Latijn, van betekenis als de volkstaal tot de verovering
van Carthago door de Arabieren in de 7e eeuw.
Hierna nam de betekenis van Carthago snel af omdat de Arabieren
niet veel behoefte hadden aan havensteden. Hun handel ging als
vanouds over land via karavaan routes.
Ruïnes van het Romeinse Carthago
Het kleine landinwaarts gelegen plaatsje Kairouan werd een
belangrijke pleisterplaats voor de arabische karavaans die door NoordAfrika trokken en veel Carthaagse handelaars vestigden zich hier.
Lange tijd was Kairouan zelfs de hoofdstad van het machtige
islamitische Rijk van de Aghlabiden. Later werd vlakbij Carthago de
stad Tunis gesticht, wat gedurende de middeleeuwen het bruisende
middelpunt was van het Rijk van de Hafsiden; het inmiddels bijna
verlaten Carthago werd als steengroeve gebruikt voor de uitbreiding
van Tunis waardoor na een paar eeuwen er niet veel meer over bleef
van de ruïnes.
Samenleving
De ligging
De kuststrook wordt, aankomende vanuit de richting van Marseille,
eerst gekenmerkt wordt door lange kale stranden, die vervolgens
overgaan in hoge duinen en dan vrij snel in steile, rode rotswanden.
Voorbij het huidige Sidi Bou Saïd wordt de kust weer vlak en zandig.
Boven de zuidelijkste top is dan de acropolis van Punisch en Romeins
Carthago te zien, met een kathedraal. Achter het strand ligt hetgeen
wat vroeger de ingang was van de Punische havens. De klippen voor
de kleine kaap zijn ruïnes van de Choma, de kunstmatige aarden wal,
waarop de soldaten van Scipio hun eerste bruggenhoofd vestigde. Het
omringende gebied was (en is) rijk aan olijven, vruchtbomen,
moestuinen en korenvelden, en de temperatuur is ideaal. De
kustformaties waren perfect voor de aanleg van een haven. Alleen de
drinkwatervoorziening was een probleem. De ligging bood vele
voordelen wat betreft handel. Al met al beschikte Carthago over een
zeer gunstige locatie.
De havens
Ten tijde van de Punische oorlogen bezat Carthago een uitgebaggerde
binnenhaven, die in twee kommen was verdeeld. De ene was bestemd
voor de koopvaardijschepen en was rechthoekig van vorm, de andere,
welke rond van vorm was, was de marinehaven. Midden in de
marinehaven lag een eiland met een gebouw waar de admiraliteit zich
bevond. Er wordt verondersteld dat er rond deze haven een natuurlijke
lagune heeft gelegen. Dit had het nadeel, dat er een gebrek aan
drinkwater was. Overal in het Carthaagse land leveren de putten
slechts brak water. Appianus, die in de 2e eeuw v.Chr. leefde, geeft
een beschrijving van de havens. Hij schrijft:’De havens waren zodanig
aangelegd, dat de schepen van de ene in de andere konden varen.
Vanuit de zee kwam men door een 20 meter brede ingang, die door
ijzeren kettingen werd afgesloten. De voorste haven, bestemd voor de
kooplieden, was voorzien van een groot aantal zeer uiteenlopende
ligplaatsen. Midden in de achterste haven lag een eiland. Dit eiland en
de haven zelf waren omgeven door brede kaden. Langs deze kaden
stonden botenhuizen, die 220 vaartuigen konden herbergen; boven op
de botenhuizen waren magazijnen gebouwd voor tuigage. Voor elk
botenhuis stonden twee Ionische zuilen, zodat de omtrek van de haven
en ook het eiland er uitzag als een zuilengalerij. Op het eiland was een
paviljoen gebouwd voor de admiraal, waaruit trompetsignaal en
herautencommando's werden gegeven en vanwaar de vlootvoogd het
geheel kon overzien. Het eiland lag tegenover de ingang en rees hoog
boven het water uit; zo kon de admiraal zien wat er op zee voorviel,
terwijl zij die kwamen aanvaren het binnenste van de haven niet
nauwkeurig konden onderscheiden. Zelfs voor de koopvaarders die
binnenkwamen bleven van de arsenalen onzichtbaar: ze waren
namelijk omgeven door een dubbele muur en havenwerken, zodat de
koopvaarders via de voorste haven de stad konden bereiken zonder de
marinewerf aan te doen.’
Belangrijke gebouwen
Carthago bediende zich van een zeer gevarieerde bouwstijl. In de loop
der jaren werden er ook vele vernieuwingen doorgevoerd, waarvan
enkele zeer ingrijpend waren. De architectuur begon zich geleidelijk
open te stellen voor de Griekse invloed. De Carthagers zelf hebben
veel bouwstijlen uit andere culturen gebruikt en ze soms
ongenuanceerd door elkaar gebruikt wat het uiterlijk van sommige
gebouwen niet bevorderde. De openbare marktplaatsen en
wandelwegen waren aan de rand van de stad gesitueerd, bij de
poorten. Het is aannemelijk dat de Carthagers, dit door nauwe
contacten met andere volkeren die hier al jaren lang gebruik van
maakte, hebben afgekeken. Dit type marktplaatsen, pleinen, hadden
niet slechts een commerciële maar ook een politieke functie. Men
moet niet de illusie hebben dat dit plein strak van vorm was of
omgeven werd door mooie beelden en dergelijke opsmuk. Er waren
lange, smalle, rechte straten die uitkwamen op deze pleinen. De
wijken, waar deze straten doorheen liepen, werden als een geheel
ontworpen. De hoogteverschillen in het terrein werden door trappen
overbrugd, zoals de 60 treden die naar een prestigieuze tempel
leidden. Voor wat betreft de huizen: deze waren in eerste instantie
heel simpel opgezet; het waren vierkante of rechthoekige blokken. Iets
wat naarmate de tijd verstreek zou gaan veranderen. Zo zijn er huizen
gevonden met vloeren van roze cement, ingelegd met kleine stukjes
wit marmer, een kenmerk van de Hellenistische bouwkunst. Wat ook
in Carthago te vinden was, was hoogbouw, welke aan onze
flatgebouwen doet denken. Bekend van deze hoogbouw is dat die
ongeveer zes verdiepingen hoog was, maar over de uiterlijke
kenmerken tasten onderzoekers in het duister. Over de tempels is meer
bekend. De puriteinse godsvoorstelling leidden er toe, dat
aanvankelijk heilige gebouwen en gesneden beelden werden
afgewezen. Hoogstens werden er sobere gedenktekens opgericht,
oorspronkelijk gewone stenen. Onder Egyptische invloed vatte het
denkbeeld post dat goden een huis nodig hadden om in te wonen. De
tempels die toen werden gebouwd waren op zichzelf nog geen
heiligdommen, want daarvoor was een kleine, ingewijde, heilige
ruimte noodzakelijk. Qua uiterlijk hadden de tempels een glorieus
aanzien. Voor de Carthagers waren van hygiëne en comfort geen
onbekende begrippen. Ze hadden dit te danken aan de Hellenisten.
Carthago had een gotensysteem voor afvalwater, nog niet zo vernuftig
als de Romeinen later, omdat er een gebrek aan water was. De
begraafplaatsen lagen aan de buitenkant van de stad, weg van de
benedenstad, die dienst deden als een soort park. De dodenakkers
leken erg op die van de Moslims tegenwoordig; grote
grafmonumenten kwamen nauwelijks voor.
Bevolkingsklassen
Priesters
De voornaamste positie in de stad werd zonder twijfel ingenomen
door de priesters. Of het nu ging om de oogst, de vruchtbaarheid van
mens en dier of om politieke en economische zaken, de priesters
waren hier onherroepelijk mee verbonden. Zodra zij het nalieten offers
te brengen aan bovennatuurlijke krachten, raakte de bevolking in rep
en roer, in de veronderstelling dat priesters daadwerkelijk invloed op
deze zaken hadden. Wie zich aan god wijdde gaf zijn lot totaal uit
handen en de Heer kon zo nodig aanspraak maken op het leven van
zijn dienaar. Soms werd een dergelijk offer inderdaad gebracht. Zo liet
koning Malchus zijn zoon, een priester, diens zoon, dus Malchus'
kleinzoon, gehuld in priester gewaad kruisigen. Deze straf kan heel
goed gezien worden als een mensenoffer. De priesters moesten zich
houden aan het celibaat, maar kuisheid was geen blijvende eis voor
alle priesters: vele waren gehuwd en bekleedden zelfs een erfelijk
ambt. In dit opzicht leken de Carthaagse priesters veel op
middeleeuwse katholieke priesters. Het voornaamste kledingstuk van
de priesters was een lang gewaad vaan doorzichtig linnen, met
daaronder een Egyptisch aandoende lendendoek.
Aristocratie
Van zijn stichting tot zijn ondergang is Carthago beheerst geweest
door een aristocratie, die haar positie zowel aan afstamming als aan
rijkdom te danken had. De macht van de aristocraten was groot, maar
Hannibal vaardigde wetten uit die deze macht inperkten. De controle
over de rechtspraak wordt haar ontzegd en de magistraten (een soort
senatoren) dienen voortaan rekenschap af te leggen. Maar toch slaagt
de democratische partij, in nagedachtenis van Hannibal, er na enige
tijd weer in om aan de macht te komen. De verdrijving van de
aristocraten droeg bij aan de ondergang van Carthago. De democraten
weigerden namelijk een verbond met Massinissa, de koning van
Numidië. Toen de aristocratie nog volledig aan de macht was in deze
staat, met zijn uiterst gemengde bevolking, was deze vooral trots op
het feit, dat zij tot het heersende klasse behoorde. Dit standbewustzijn
komt duidelijk tot uiting op de gedenkstenen. Hierop wordt de
volledige genealogie vermeld, de ambten en waardigheden die hun
voorouders hadden bekleed en de eigen namen. Het aanzien van de
aristocraten berustte voornamelijk op hun rijkdom. Alle schrijvers uit
die tijd benadrukken hoe belangrijk geld was in Carthago. Het geld
wat werd verworven was grotendeels afkomstig uit de handel, maar
ook legde de rijke burgerij beslag op de landbouwgrond, waar ze het
plebs op lieten werken.
Ambacht
De kennis omtrent de Carthaagse arbeider is veelal gebaseerd op de
archeologische vondsten, en niet zozeer op geschreven teksten. Het
Carthaagse proletariaat is een typische stadsbevolking. Het omvat de
zeelui, de arbeiders van de tuighuizen, de ambachtslieden, de
beambten van de handelshuizen, de beroepssoldaten en de slaven. De
Carthaagse nijverheid had niet de positie die je zou verwachten bij een
handelsnatie met zo´n enorm afzetgebied. Carthaagse producten
kwamen zelden verder dan de binnenlandse markt. Er zijn twee
redenen aan te wijzen voor de middelmatigheid van de producten. Ten
eerste is er het overdreven protectionisme van de staat en ten tweede:
de afzetmarkt van Carthago bestond vooral uit barbaarse volkeren, die
weinig oog hadden voor kwaliteit.
Metaalbewerkers: Deze beroepsgroep metaalwerkers stond onder
staatstoezicht, in dienst van de marine en landmacht. Ten tijde van
oorlog was er volop werk voor de metaalarbeiders, ze stonden dan
volledig in dienst van de staat. In vredestijd werkten veel
metaalarbeiders voor eigen rekening, of onder een baas. Bij
opgravingen zijn naast gereedschap de volgende nijverheidsproducten
aan het licht gekomen: bijlen, hamers, allerlei wapens, messen, beitels,
haken, schrappers en lepels. Maar ook werden toiletartikelen en
sieraden gevonden. De metaalindustrie werd door de koopvaardijvloot
van grondstoffen voorzien.
Houtbewerkers: Houtbewerking was een grote bedrijfstak in Carthago.
Hierin waren de Carthagers hun tijd ver vooruit. Spijkers waren in
Carthago onbekend, maar toch wisten zij gebouwen te vervaardigen
die andere volkeren niet eens mét spijkers wisten te bouwen. Bij het
bouwen van de tempel van Salomo werden deze vakmensen
ingeroepen. Veel van de balken die zij legden hielden meer dan 1000
jaar stand, zonder vervangen te hoeven worden. Maar hun
belangrijkste taak was de bouw en het herstel van schepen. Zij waren
daarin heer en meester en de Grieken gaven dan ook zonder aarzeling
de superieure bekwaamheid van de Carthagers op dit gebied toe.
Textielarbeiders: De textielnijverheid was een der voornaamste
industrieën in Carthago. Zoals in vrijwel alle klassieke samenlevingen
werd de dagelijkse kleding vrijwel geheel door de vrouwen thuis
gemaakt. Inscripties vermelden evenwel ook beroepswevers, welke
hun werkzaamheden uitvoerden in grote ateliers. De binnenlandse
beplanting leverde een overvloed aan grondstoffen hiervoor geschikt.
De Carthaagse kussens en geborduurde tapijten werden in de 5e eeuw
tot in Griekenland verkocht.
Pottenbakkers: De ceramische industrie was de nijverheid met het
grootste afzetgebied. Talloze gebruiksartikelen werden gemaakt door
pottenbakkers: van kruiken tot de kleinste fiolen voor parfums, alle
vloeistoffen werden opgeslagen in ceramische producten. De
Carthaagse pottenbakkers lijken, in tegenstelling tot de Grieken, zich
vooral op de massaproductie te hebben gericht. De Carthagen waren
een tamelijk oncreatief volk en als ze luxevazen nodig hadden dan
importeerden ze die uit Griekenland. Het is er nooit van gekomen om
hiervoor een eigen industrie te scheppen; de Carthagen waren altijd
meer praktisch gericht.
Glasblazers: Bekend stonden de Carthagers om hun glasindustrie, het
was een van de weinige producten die ook daadwerkelijk geëxporteerd
werd. Het Carthaagse glaswerk is in groten getale geëxporteerd naar
de westelijke oevers van de Middellandse Zee, tot in Gallië toe.
Dagelijks leven
Multiculturele samenleving
Kooplieden uit alle landen hadden toegang tot de haven en in de stad
zelf woonden volkeren uit verscheidene gebieden. De Etrusken
hadden zelfs een soort culturele uitwisseling met de Carthagers.
Griekse beeldhouwers vestigden hun ateliers in Carthago en er
woonde een grote groep Oost Aziaten in de stad. De Carthaagse
samenleving werd dus door veel verschillende volken beïnvloed. De
slaven in Carthago hadden geen gewelddadige haat voor hun meesters.
Bij geen enkele revolutie hebben de slaven meegewerkt en zijn ze
trouw gebleven. De opstandigheid kwam van het huurleger (wat
bestond uit vroegere slaven en deserteurs) en de Libische boeren die
onder een soort feodaal systeem hun arbeid verrichtten; ze moesten
een deel van hun oogst afstaan, wat in oorlogstijd wel tot de helft kon
oplopen. De boeren hebben verschillende malen geprobeerd een
revolutie te ontketenen, zonder succes. De Libische boeren zouden
uiteindelijk de ondergang betekenen voor Carthago. De conflicten
ontstonden dus niet in de stad zelf maar door de verschillende
economische taken voor verschillende groepen. Alle Carthagers
profiteerden van de welvaart van de stad, ze stonden met zijn allen aan
één kant.
Mentaliteit
De Punische religie stond bekend om het offeren van baby's. Hoewel
dit tegenwoordig natuurlijk te gruwelijk voor woorden is, had een
kind dat in Carthago geboren werd niet meer kans om verbrand te
worden dan dat een kind in Rome of Griekenland ergens werd
achtergelaten of overgeleverd werd aan dieren. Afgezien van deze
ceremonie gingen de Carthagers niet wreder met hun kinderen om dan
andere volkeren uit die tijd, denk aan de Grieken en de Romeinen.
Vrouwen waren niet van elk onderwijs buitengesloten, al waren deze
studies vaak de minder praktische. Toch konden vrouwen uit de
aristocratie hoge functies bekleden. Carthago kende geen amusement
zoals bijvoorbeeld de Grieken hun sportwedstrijden en toneelspelen
hadden. Er moet weinig te beleven zijn geweest: verder dan
godsdienstceremoniën kwam het nooit, wat het onkunstzinnige
karakter van de Carthagers nog meer benadrukt. De doorsnee Puniër
geloofde dat hij constant omringd was door talloze boze machten. Dit
is ook de verklaring waarom de Puniërs als een ruig en zwartgallig
volk werden gezien. Tot zelfs in het heden geloven de Tunesiërs hier
nog in en gebruiken ze eeuwenoude tegenmaatregelen waarmee ze
zich proberen te beschermen.
De handel
De kooplieden
De kooplieden waren het belangrijkste en beroemdste deel van de
Carthaagse samenleving, ze zochten hun fortuin ver van het
vaderland. Het beleid van Carthago was erop gericht hun handelaren
een monopolie-positie te geven op bepaalde markten door middel van
geweld of diplomatie. Dit heeft zijn bijdrage geleverd aan het succes
van de Carthaagse handel. De eenvoudige manier van handelvoeren,
vergeleken met de Grieken, heeft Carthago geen windeieren gelegd. In
Carthago kon men zeer goed zaken doen, mits er veel geld was. en dat
was er. Het beeld van de Carthaagse handelaar is zeer verschillend. Er
zijn schrijvers die ze beschrijven als de kinderontvoerder maar andere
beschrijft de handelaar als een bijna heroïsche ontdekkingsreiziger. De
waarheid lag waarschijnlijk ergens in het midden.
Concurrentie
Rond de 8e eeuw v. Chr. leken Carthago en Griekenland een
stilzwijgend verbond te hebben. De Phoeniciërs gaven alle aanspraken
op Italië op en de Grieken zich van het zuidelijk deel van Italië
meester maakten. Nadat de Grieken door een economische coalitie
van de Puniërs, de Perzen en de Etrusken omringd werden, kwam hun
nijverheid tot grote bloei waardoor ze minder afhankelijk werden van
het invoeren van producten en de export groeide. De Punische
producten schoten tekort in vergelijking met de Griekse en ze verloren
terrein in het Oostelijk deel van de Middellandse zee. Hierna volgde
een economische recessie in Carthago. Door middel van vooral oorlog
kwam Carthago weer uit deze recessie en bloeide weer op.
Rond 350 v. Chr. sloot Carthago een verbond met Rome. Dit contract
was relatief gunstig omdat Rome nog als een Etruskische stad werd
beschouwd. De Etrusken waren een bondgenoten van Carthago. De
Carthaagse handelaren vergrootten hun macht in Griekenland en op
het Iberisch schiereiland. De Griekse invloed in de Oriënt nam af.,
gedeeltelijk ten gunste van Carthago, dat aldus haar oude positie
herstelde. In het begin van de 3e v. Chr. lijfde Carthago Sicilië in maar
verloor het al snel weer. Rome verpletterde het Carthaagse leger en
hun vloot. Carthago bevond zich aan de rand van ineenstorting, maar
werd gered door de militaire overwinning van de nieuwe militairen: (
opgeleid in de school van Alexander) Hamilcar, Hasdrubal en
Hannibal.
Hamilcar verovert binnen 10 jaar het grootste deel van Spanje,
hierdoor kan Carthago snel haar schulden aan Rome afbetalen.
Hannibal’s zegetocht, die start in Spanje en doorgaat tot diep in Italië,
blijkt van korte duur te zijn. De Romeinen bezetten heel Spanje terwijl
Hannibal in Italië zegeviert en als Hannibal uiteindelijk Italië
ontvlucht, is er niet veel meer van Carthago over. De Carthaagse
hulpbronnen zijn uitgeput door oorlogsuitgaven en hun macht is
grotendeels verloren.
Regeringsvorm
De meeste tijd van zijn bestaan werd Carthago door een oligarchie
geregeerd, bestaande uit de rijkste en belangrijkste families. Deze
kozen, als er een crisisperiode was, meestal uit hun gelederen, iemand
die meer bevoegdheden kreeg om de crisis te lijf te gaan. Het leek wel
wat op het systeem dat Rome er op na hield hoewel de democratische
beginselen die er in theorie waren er in de praktijk nooit veel te
betekenen hadden.
Godsdienst
Carthago had zijn godsdienst, de baälsdienst, bekend uit de bijbel, met
de hoofdgod Melkart meegenomen uit zijn moederstad Tyrus. Deze
was berucht om de kinderoffers die, vaak in crisistijden, werden
gebracht. Ook in Carthago waren deze praktijken gangbaar zoals de
Romeinse schrijver Plutarchus en anderen berichtten. Later werd de
(oorspronkelijk Noord-Afrikaanse) godin Tanit de belangrijkste god.
Recente opgravingen in Tunesië waarbij veel urnen met verbrande
kinderbeenderen werden gevonden uit 400-200 v. Chr. schijnen de
Romeinse visie te bevestigen. Anderen menen dat de gruwelverhalen
over Carthaagse kinderoffers gewoon Romeinse propaganda was en
dat deze menselijke resten van normale crematies zijn.
Punisch
Punisch is de taal van Carthago en werd gesproken tot in de late
Romeinse tijd in de Carthaagse koloniën en handelsposten in NoordAfrika, Spanje en speciaal in het gebied van het huidige Tunesië. Het
was een dialect voortgekomen uit het Fenicisch van Tyrus, de
oorspronkelijke moederstad van de Carthagers en was als semitische
taal verwant aan het Hebreeuws en Arabisch. Het werd verdrongen
door het Latijn als officiële spreektaal en deze taal maakte op zijn
beurt, na de Islamisering van Noord-Afrika, weer plaats voor het
Arabisch dat nog steeds de officiële taal van Tunesië is.
Het Punisch was niet dood
SAMENVATTING
Het Punisch is na de verwoesting van Carthago binnen 200 jaar vervangen door het
Latijn, zo luidt de gangbare stelling. Niet waar, constateert Robert Kerr na een analyse
van laat-Punische inscripties. Het Punisch was een levende taal, waarschijnlijk tot de
komst van de islam.
Het Punisch is na de verwoesting van Carthago binnen 200 jaar
vervangen door het Latijn, zo luidt de gangbare stelling. Niet
waar, constateert Leids Semitist en vergelijkend taalkundige
Robert Kerr na een analyse van laat-Punische inscripties. Het
Punisch was een levende taal, waarschijnlijk tot de komst van de
islam.
Lepcis Magna was een Fenicische kolonie aan de kust van Noord-Afrika, in
het huidige Libië. De stad was ongeveer zo groot als Rome, maar is na de
Arabische veroveringen nooit meer bewoond geweest. De oude Romeinse
stad is volledig opgegraven. ‘Een indrukwekkende ervaring’, vindt Robert
Kerr. ‘Je kunt je voorstellen hoe Rome er vroeger uit moet hebben
gezien.’
Robert Kerr onderzocht voor zijn promotie laat-Punische inscripties.
Het Punisch is een noordwest-Semitische taal, net als het Bijbels Hebreeuws. De Feniciërs, of Puniërs, waren een
handelsvolk, dat in de achtste eeuw voor Christus vanuit het huidige Libanon koloniën stichtte langs de noordkust van
Afrika en in Zuid-Spanje. De bekendste daarvan is Carthago, de grote tegenspeler van Rome in het Middellandse
Zeegebied, dat na de Derde Punische Oorlog in 146 voor Christus werd verwoest.
Tripolitanië
Kerr trok samen met zijn co-promotor Karel Jongeling door Libië om foto’s
en tekeningen te maken van Punische inscripties. Vorige week
promoveerde hij – cum laude – op een systematische analyse van de 69
laat-Punische inscripties die in Libië, vroeger Tripolitanië, zijn gevonden.
De vroegste inscripties komen uit Lepcis Magna, en zijn gedateerd in de
eerste en tweede eeuw na Christus. De latere inscripties, die de
meerderheid vormen, komen uit het binnenland, uit het droge gebied vlak
voor de echte woestijn, waar de Romeinen een cordon van verdedigbare
boerderijen hadden neergezet. Deze inscripties stammen uit de derde en
vierde eeuw, een paar misschien zelfs uit de vijfde.
Geen Punisch?
Voor de inscripties is het Latijnse alfabet gebruikt. Maar de taal, zo toonde
Kerr als eerste systematisch aan, is Punisch. Lang is gedacht dat het
Punisch al in de eerste twee eeuwen na de verwoesting van Carthago in
146 v. Chr. door het Latijn was vervangen. Dat is niet zo, stelt Kerr: ‘De
taal van de inscripties is een typisch voorbeeld van een functionerende,
noordwest-Semitische taal.’
Dat de taal van de inscripties geen Latijn was had men eerder ook wel gezien. Maar wat was
het dan? De eerste tekst in Lepcis Magna werd door Italiaanse archeologen gevonden in de
jaren twintig. In de taal van de inscripties zaten Semitische elementen, zagen Italiaanse
geleerden. Maar Punisch kon het gezien de datering – ca. 130 AD – niet zijn, want toen werd
er immers geen Punisch meer gesproken in Afrika, zoals classici beweerden? ‘Dan zal het wel
Berber zijn’, was de conclusie. Na de Tweede Wereldoorlog vonden Britse onderzoekers
meer teksten, die werden geïdentificeerd als Latino-Libisch; het schrift was Latijn, de taal
moest wel Libisch zijn, een taal waar weinig over bekend is.
Later, toen steeds meer Semitische woorden werden gevonden was het
idee: het is Punisch, maar zwaar in verval. Kerr: ‘Sommige Berberologen
en Afrikanisten wilden nog wel geloven dat arme pachters Punisch waren
blijven spreken, maar de elite niet, die sprak Latijn. Maar de inscripties
zijn bewijs uit de eerste hand dat het Punisch ook door de upper class aan
de kust nog in de derde eeuw na Christus werd gesproken, zoals ook al
blijkt uit de overlevering rond keizer Septimius Severus (rond 200 AD,
red.), die uit Lepcis Magna kwam.’
Meerderheid
Het genre teksten, de epigrafiek, was wel van de Romeinen overgenomen.
In Noord-Afrika zijn 30.000 – 60.000 Latijnse inscripties gevonden. De
niet-Romeinse bevolking imiteerde dit immens populaire en prestigieuze
genre. De 69 Punische inscripties uit Tripolitanië, lijken in het niet te
vallen bij de enorme hoeveelheid Latijnse inscripties uit Noord-Afrika.
Kerr: ‘Maar in het pre-desert gebied van Tripolitanië waren de Punische
inscripties juist veruit in de meerderheid. Daar zijn bijna geen Latijnse
inscripties gevonden.’
Spot
Kerr heeft de spelling en fonologie van de Punische inscripties vergeleken
met die van het locale Latijn van Noord-Afrika. Hij ontdekte dat de
spellingsconventies van de inscripties daaraan ontleend moeten zijn, en
vermoedt dat de typisch Noord-Afrikaanse uitspraak van het Latijn, waar
klassieke schrijvers altijd zo de spot mee dreven, en de uitspraak van het
Punisch sterk op elkaar leken. In beide talen vielen onbeklemtoonde
klinkers bijvoorbeeld weg. Kerr denkt dat zowel het Punisch als het
Afrikaanse vulgair Latijn de tongval hebben overgenomen van een andere
taal die in de regio gesproken werd, en die hij het Berbero-Libisch noemt.
‘Vergelijk het met de overeenkomst in uitspraak tussen het Afrikaans en
het Zuid-Afrikaanse Engels, of tussen het Iers en het Engels dat in Ierland
wordt gesproken. De taal is anders, maar de tongval is herkenbaar.’
Kerr bij een obeliskmausoleum tussen Bani Walid en Ghadames.
Laatste benzinestation
Wie waren die mensen die zo lang nog Punisch spraken? Volgens Kerr was
het een gemengde bevolking, voortgekomen uit Punische mannen en
inheemse, Libische vrouwen. ‘De Romeins bronnen spreken ook over zo’n
mengvolk. De Punische mannen waren in het grensgebied neergezet door
de Romeinen. Ze hadden in het leger gezeten, en werden nu ingezet om
tegen een goede betaling de verdedigbare grensboerderijen bemannen.
Ze hadden een grote vrijheid. In Romeinse bronnen stonden Punischtalige
mensen erom bekend dat ze in droge gebieden succesvol landbouw
konden bedrijven. Uit archeologische vondsten blijkt dat ze een
ingewikkeld maar vrij succesvol systeem hadden om regenwater uit de
wadi’s op te slaan om te gebruiken in droge tijden. Het was hun taak om
de grenzen te verdedigen tegen plunderende bendes uit de Sahara.
Tevens fungeerden ze als het “laatste benzinestation voor de woestijn”.
Ze kregen extra inkomsten van karavanen, in ruil voor bescherming en
bevoorrading.’
Ploegsporen
Zolang dit systeem intact bleef werd er Punisch gesproken, aldus Kerr.
‘Het systeem van de verdedigbare boerderijen en het opslaan van water
was fragiel en onderhoudsintensief, en heeft de invallen van
Berberstammen vanaf de zesde, en de islamitische veroveringen in de
zevende eeuw niet overleefd. Maar het hele gebied ligt nu nog bezaaid
met de overblijfselen van deze boerderijen. De percelen,
olijfboomgaarden, zelfs de ploegsporen zijn nog zichtbaar.’
Augustinus
De conclusie dat het Punisch in de eerste vijf eeuwen na Christus een
levende taal was past goed in het beeld dat de literaire bronnen oproepen.
Latijnse auteurs refereerden bijvoorbeeld vaak aan Punische boeken.
Punisch was ook de moedertaal van kerkvader Augustinus (354-430),
meent Kerr. ‘Vaak wordt aangenomen dat Augustinus eigenlijk ‘Berbers’
bedoelde als hij het over Punisch had. Maar hij wist heel goed dat er
verschil was tussen het Punisch en het Libico-Berber. Van het laatste wist
hij dat het bestond, maar hij kende het niet. Augustinus herkende
bijvoorbeeld ook Hebraïsmen in de oud-Latijnse Bijbelvertaling, doordat
hij Punisch kende. Hij kende geen Hebreeuws.’
Leenwoorden
Het onderzoek van Kerr heeft niet alleen het laat-Punisch op de kaart
als een volwaardige noordwest-Semitische taal, het levert daarmee ook
welkom vergelijkingsmateriaal voor de studie van andere talen uit die
familie, zoals het Hebreeuws. Maar ook kan het helpen bij het
thuisbrengen van Punische leenwoorden op Latijnse inscripties, en geeft
het een inkijkje in de werking van het Romeinse Rijk in Noord-Afrika.
Hannibal
Kerr: ‘Er is lang gedacht dat het afgelopen was met de Punische cultuur
toen Carthago was verwoest, en ‘Africa’ een provincie werd van het
Romeinse Rijk. Maar in Tripolitanie kwam die cultuur toen eigenlijk pas tot
bloei. Het gebied ging zijn eigen gang. Rome bemoeide zich er niet
intensief mee, en met de Carthaagse invloed was het al afgelopen sinds
de Tweede Punische Oorlog, toen de regio zich aan het gezag van
Carthago had onttrokken. We zijn snel geneigd om te denken in een
dichotomie Romeins-Carthaags. Maar echt niet iedereen in Noord-Afrika
die Punisch sprak had posters aan de muur hangen van Hannibal als
bevrijdingsheld.’
Dit artikel is verschenen in de nieuwsbrief van de Universiteit Leiden.
Download