Syllabus joodse geschiedenis Periode 2 Israel 1917- 1967 De lange weg naar onafhankelijkheid Klas 4 hv Schooljaar 2007-2008/תשס״ח Inhoudsopgave Inhoudsopgave.................................................................................................................1 Planning periode 2 .......................................................................................................... 2 Joodse geschiedenis 4h/v ........................................................................................... 2 De gevolgen van WOI ..................................................................................................... 3 De Mc Mahon-verklaring ........................................................................................... 3 Het Sykes-Picot verdrag ............................................................................................. 4 De Balfour-declaration ............................................................................................... 4 De Tweede Wereldoorlog ............................................................................................... 6 Het Britse Witboek (1939) .......................................................................................... 6 De ontmoeting tussen Hitler en de groot-mufti......................................................... 7 De situatie na de Tweede Wereldoorlog ....................................................................... 10 De Exodus .................................................................................................................. 10 Het verdelingsplan van 1947 (resolutie 181) ............................................................12 De weg naar onafhankelijkheid ..................................................................................... 15 De onafhankelijkheidsverklaring van de staat Israël ..............................................16 De Israëlische onafhankelijkheidsoorlog .................................................................. 17 De jaren ‘50 ....................................................................................................................21 Het Palestijnse vraagstuk..........................................................................................21 De wet op terugkeer .................................................................................................. 23 De Suez-crisis (1956) ................................................................................................. 24 De jaren ‘60 ................................................................................................................... 27 De Zesdaagse Oorlog en resolutie 242 ..................................................................... 27 De organisatie van de Palestijnen............................................................................ 30 Meer lezen? ................................................................................................................... 34 1 Planning periode 2 Joodse geschiedenis 4h/v Week 47 Stof De gevolgen van WOI: De McMahon verklaring (1915) Het Sykes-Picot verdrag (1916) De Balfour-declaratie (1917) 48 De Tweede Wereldoorlog: Het Britse Witboek (1939) De ontmoeting tussen Hitler en de groot-mufti van Jerusjalajim (1941) 49 De situatie na WOII: De Exodus (1947) Het delingsplan van de VN (1947) 50 De weg naar onafhankelijkheid: Ben-Gurion en de onafhankelijkheids-verklaring De onafhankelijkheidsoorlog (1948) 51 Activiteitenweek; geen les 52 Wintervakantie 1 Wintervakantie 2 De jaren ’50: Het Palestijnse vraagstuk De wet op terugkeer De Suez-crisis (1956) 3 De jaren ’60: De Zesdaagse Oorlog De organisaties van de Palestijnen 4 Laatste les vóór SE-periode Herhalen stof periode 1 en 2 2 De gevolgen van WOI In 1918 was de Eerste Wereldoorlog voorbij. De oorlog had voor veel opschudding gezorgd. Het was de eerste oorlog waarin op grote schaal moderne wapens werden ingezet, zoals tanks, mitrailleurs en gifgas. De oorlog veranderde ook de verhoudingen in Europa. Eén van de belangrijkste veranderingen in Europa was de instorting van het Ottomaanse Rijk. Tot 1918 had het Ottomaanse Rijk zich uitgestrekt over een groot deel van Europa en het Midden-Oosten. Na de oorlog was het rijk verslagen, en werden delen van het gebied onafhankelijk. Een ander deel, waaronder Palestina, viel vanaf dat moment onder het mandaat van GrootBrittannië. Dit hield in dat het bestuur in het gebied in handen lag van de Engelse regering. De Mc Mahon-verklaring Al tijdens de oorlog probeerde Groot-Brittannië haar invloed in het gebied te vergroten. Een bekend document uit deze tijd is de brief van Sir Henry McMahon uit 1915. McMahon was de Britse afgevaardigde in Caïro. In 1915 correspondeerde hij met Hussein Ibn Ali, de sharif van Mekka. McMahon beloofde de Arabische leider te steunen in zijn strijd voor de stichting van een Arabisch wereldrijk (kalifaat), in ruil voor Arabische steun in de oorlog tegen Turkije: “Ik heb je laatste brief met plezier ontvangen en je vriendelijkheid en oprechtheid hebben met erg goed gedaan. Ik betreur het dat je de indruk kreeg dat ik me in mijn laatste brief onverschillig opstelde over de grenzen van het Arabische rijk. Dat is zeker niet het geval. Ik dacht dat de tijd nog niet rijp was om hierover te spreken. Nu realiseer ik me dat je deze kwestie van vitaal belang acht. Met groot genoegen kan ik je nu, na overleg met de Britse regering, de volgende mededeling doen. De gebieden Mersina en Alexandretta, en de delen van Syrië ten westen van Damascus, Homs, Hama, en Aleppo kunnen niet beschouwd worden als Arabische gebieden, en moeten daarom buiten de grenzen van het Arabische rijk vallen. Met deze aantekening accepteren wij de grenzen van het Arabische rijk. Wat betreft de gebieden waar Groot-Brittannië vrij is te handelen, kan ik je namens de Britse regering de volgende toezeggingen geven: (1) Groot-Brittannië is bereid om de onafhankelijkheid van de Arabieren te erkennen en te steunen, in al die gebieden die de sherif van Mekka vraagt. (2) Groot-Brittannië zal de heilige plaatsen beschermen tegen agressie van buiten. (3) Als de situatie dat toelaat, zal Groot-Brittannië de Arabieren adviseren omtrent de beste manier waarop het gebied bestuurd kan worden. Ik ben er van overtuigd dat deze verklaring je verzekert van de sympathie van Groot-Brittannië jegens de aspiraties van hun vrienden, de Arabieren, en dat deze verklaring zal leiden tot een sterk en langdurig bondgenootschap. Het directe resultaat hiervan zal zijn de verdrijving van de Turken uit alle Arabische landen en de bevrijding van de Arabische bevolking van het Turkse juk, dat al zo veel jaar zwaar op hen drukt.” 3 Het Sykes-Picot verdrag Een jaar later, in 1916, werd een overeenkomst getekend door een Britse en een Franse diplomaat: Sir Mark Sykes en Charles Georges-Picot. Dit Sykes-Picot verdrag werd ook erkend door Rusland. Een deel van het verdrag: (1) Frankrijk en Groot-Brittannië zijn bereid om een Arabische staat, of een federatie van Arabische staten, te erkennen en te steunen in de gebieden (A) en (B) op de kaart. In gebied (A) zal Frankrijk, en in gebied (B) zal Engeland buitenlandse adviseurs sturen wanneer daaraan behoefte is. (…) (2) Groot-Brittannië zal toegang krijgen tot de havens van Haifa en Akko, en tot het water van de Eufraat en de Tigris. (…) (3) De Britse en Franse regering hebben afgesproken, als beschermers van de Arabische staat, dat zijzelf nog een derde partij gebieden zullen veroveren op het Arabisch schiereiland. (…) De Balfour-declaration Een derde document dat in deze periode (1917) door Groot-Brittannië werd opgesteld, was de Balfour-declaration. Tijdens de oorlog had Groot-Brittannië niet alleen bij de Arabieren gelobbyed om steun te krijgen tegen het Ottomaanse Rijk, maar ook bij joodse en zionistische vertegenwoordigers. Dit resulteerde in een brief van Lord Arthur James Balfour, de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, aan Lord Rotschild, een joodse baron: “Geachte Lord Rothschild, Met groot genoegen zend ik u, namens de regering van Zijne Majesteit, de volgende verklaring van sympathie met het Joodse zionistisch streven dat aan het kabinet werd voorgelegd en door het kabinet is goedgekeurd. "De regering van Zijne Majesteit staat welwillend tegenover de oprichting in Palestina van een nationaal tehuis (Engels: home) voor het Joodse volk en zal zich naar haar beste mogelijkheden inspanningen getroosten om het bereiken van dat doel te vergemakkelijken, waarbij vanzelfsprekend niets gedaan zal worden dat afbreuk zou kunnen doen aan de maatschappelijke en godsdienstige rechten van de niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en politieke status die joden genieten in welk ander land dan ook." Ik ben u erkentelijk wanneer u deze verklaring ter kennis wilt brengen aan de zionistische federatie. De originele Balfour-declaration Met vriendelijke groeten, A. J. Balfour” 4 Discussievragen 1. Leg voor elk van de drie verklaringen uit welke toezegging Groot-Brittannië doet. 2. Wat hoopten de Engelsen met deze verklaringen te bereiken? Leg uit in hoeverre zij dit doel ook daadwerkelijk hebben bereikt. 3. Op welke punten zijn de toezeggingen met elkaar in strijd? Leg uit. 4. Welke argumenten kunnen verdedigers van de Palestijnse zaak uit deze documenten halen? 5. Geef je mening over het optreden van de Engelsen in de periode 1915-1918. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 5 De Tweede Wereldoorlog De Engelsen slaagden in hun opzet: ze kregen het na de Eerste Wereldoorlog in een deel van het Midden-Oosten voor het zeggen. Palestina werd Brits mandaatgebied. Onder de Engelse heerschappij kregen joodse immigranten mondjesmaat toegang tot het gebied. Toch hadden de joden in Palestina weinig in te brengen. Een goed voorbeeld hiervan is de oprichting van een joods vrijwilligersleger in 1917. Na de Balfour-declaration wilden veel joodse inwoners van Palestina aan de kant van de Engelsen vechten tegen de Turken. Op die manier zouden ze de Engelse overwinning, en daarmee een joods nationaal tehuis dichterbij brengen. Om die reden werd de Hagana opgericht (een voorloper van het latere leger) en de Etsel/Irgun (Etsel is een afkorting van Irgoen Tzva’i Le’umi). De Engelsen wilden hier weinig van weten. Ze gaven het legertje geen toestemming mee te vechten. Wel mochten ze wacht lopen en patrouilleren in relatief rustige gebieden zoals de Negev. Vanaf 1933 namen de spanningen in Europa toe. Steeds meer vluchtelingen probeerden Europa te verlaten om aan de dreiging van Hitler te ontkomen. GrootBrittannië bevond zich tussen twee vuren: aan de ene kant wilden groepen joodse vluchtelingen toestemming hebben om naar Palestina te emigreren, aan de andere kant waren de Arabische leiders daar niet blij mee. Zij zagen de joodse immigratie als een schending van de toezeggingen die de Engelsen hadden gedaan in de McMahon verklaring en het Sykes-Picot verdrag. In die verdragen was immers beloofd dat er een onafhankelijke Arabische staat zou komen, en dat er naast de Engelsen, Fransen en Arabieren geen andere invloeden in het gebied geaccepteerd zouden worden. De joodse vluchtelingen werden om die reden door de Arabische leiders gezien als een bedreiging. Het Britse Witboek (1939) Twee documenten uit deze tijd geven een beeld van de ingewikkelde situatie. In 1939 kwam de Engelse regering met het Witboek (white paper is een term die in GrootBrittannië wordt gebruikt voor een belangrijke wet). Doel van deze wet was het beperken van de joodse immigratie naar Palestina. De gevolgen hiervan waren ernstig. Door dit verbod werd voor veel Europese joden een vluchtroute naar Palestina afgesneden. “De oprichting van een levensvatbare onafhankelijke Arabische en een joodse staat blijkt niet haalbaar. Onze regering heeft daarom haar beleid aangepast, overeenkomstig de afspraken met de Arabieren en de joden. Deze afspraken zullen hieronder verder uitéén worden gezet. De uitdrukking ‘een nationaal tehuis voor het joodse volk’ is door sommigen opgevat als de belofte dat Palestina zal worden omgevormd tot een joodse staat… Maar, de Engelse regering meent dat het niet de bedoeling van de Balfour declaration is geweest om een joodse staat op te richten tegen de wil van de Arabische bevolking 6 van het land. De regering laat hierbij daarom onomstoten weten dat het niet haar bedoeling is om van Palestina een joods land te maken. (…) In recente gesprekken hebben Arabische afgevaardigden beweerd dat McMahon ook over Palestina heeft gesproken in zijn verklaring over Arabische onafhankelijkheid. De Engelse regering laat hierbij weten dat het hele gebied ten westen van de Jordaan buiten het plan van McMahon valt. De verklaring van McMahon kan dan ook niet gezien worden als basis voor een Arabische staat in Palestina. De oprichting van een onafhankelijke staat en het beëindigen van het mandaat in Palestina kan alleen plaatsvinden wanneer de betrekkingen tussen de Arabieren en de joden zodanig zijn dat zij samen kunnen regeren. (…) Het zal dan ook het constante streven van de Engelse regering zijn om de goede relaties tussen de Arabieren en de joden te bevorderen. (…) De joodse immigratie zal de komende vijf jaar worden gereguleerd zodat, als de economie dat toestaat, de joodse bevolking ongeveer één derde van de totale bevolking zal uitmaken. Rekening houdend met de te verwachten groei van het Arabische en het joodse bevolkingsdeel, en met het aantal illegale joodse immigranten, zal het aantal joodse immigranten zo’n 75.000 bedragen over een periode van vijf jaar. Daarna zal iedere vijf jaar een aantal van 10.000 immigranten worden toegelaten. (…) De strenge beperkingen in het witboek werden door de Engelse regering uitgevoerd. Meerdere keren zijn groepen joodse vluchtelingen tegengehouden en teruggestuurd naar het Europese vasteland. Velen van hen werden alsnog door de nazi’s gedood. De ontmoeting tussen Hitler en de groot-mufti Niet alleen de Engelse overheid was de joodse vluchtelingen in deze tijd ongunstig gezind. De groot-mufti van Jerusjalajim (een Arabische heerser die het in de stad voor het zeggen had, en die bovendien een oom was van de latere Palestijnse leider Yasser Arafat) was sterk gekant tegen de joodse immigratie. De Arabische leider was bang dat de joden de macht in Palestina zouden overnemen, en dat de oprichting van een Arabische staat daardoor verder weg zou zijn dan ooit. Om deze reden sloot hij vriendschap met de grootste jodenhaters uit zijn tijd: Hitler, Von Ribbentrop en andere nationaal-socialistische leiders. Ze ontmoetten elkaar verschillende malen, en tijdens die ontmoetingen bespraken ze de manier waarop de politiek van de Nazi’s en de Arabische belangen het best met elkaar verenigd konden worden: Verslag van het gesprek tussen de Führer en de Groot mufti van Jeruzalem (Haj Amin al-Husseini) op 28 november 1941 in Berlijn. De Groot mufti begon met het bedanken van de Führer voor de grote eer dat hij hem wilde ontvangen. Hij wilde graag de gelegenheid aangrijpen om zijn dank over te brengen aan de Führer van het grote Duitse rijk, die door de hele Arabische wereld bewonderd wordt, voor zijn steun die hij altijd heeft gegeven aan het Arabische en vooral het Palestijnse belang, die hij in zijn toespraken altijd heeft laten blijken. De 7 Arabische landen zijn er vast van overtuigd dat Duitsland de oorlog zal winnen en dat dan de Arabische zaak zal bloeien. De Arabieren zijn de natuurlijke vrienden van de Duitsers, omdat ze dezelfde vijanden hebben, namelijk de Engelsen, de joden en de communisten. Ze zijn daarom bereid om de Duitsers met al hun krachten te steunen en zijn er klaar voor om deel te nemen aan de oorlog. Niet alleen op een negatieve manier door sabotage en het ontketenen van revoluties, maar ook op een positieve manier door het oprichten van een Arabisch legioen. (…) De Führer antwoordde dat de houding van Duitsland ten opzichte van al deze punten, zoals de mufti reeds had uitgelegd, duidelijk is. Duitsland is voorstander van een ondubbelzinnige oorlog tegen de joden. Uiteraard houdt dit ook een actief verzet in tegen de vestiging van een joods nationaal tehuis in Palestina, want dat zou niets anders zijn dan een centrum, in de vorm van een staat, van waaruit de joden hun destructieve invloed kunnen uitoefenen. Duitsland is zich er ook van bewust dat de De mufti en Hitler bewering dat de joden als economische pioniers in Palestina functioneren, een leugen is. Het werk wordt gedaan door Arabieren, niet door joden. Duitsland is daarom voornemens om de Europese landen één voor één te vragen het joodse probleem op te lossen, en als de tijd daar rijp voor is zal datzelfde gevraagd worden aan de niet-Europese landen. (…) Toen deed de Führer de volgende verklaring aan de mufti, en verzocht hem deze diep in zijn hart op te slaan: 1. Hij (de Führer) zal de totale verwoesting nastreven van het joods-communistische rijk in Europa. 2. Op een bepaald moment (dat niet van te voren was te bepalen, maar dat zeker niet lang op zich zou laten wachten) zouden de Duitse soldaten het zuidelijke randje van de Kaukasus bereiken. 3. Zodra dit doel bereikt zal zijn, zal de Führer de Arabieren ervan verzekeren dat het uur van bevrijding zal zijn aangebroken. Het voornaamste doel van Duitsland zal dan zijn de verwoesting van de joodse aanwezigheid in de Arabische wereld onder Britse heerschappij. Op dat moment zal de mufti de belangrijkste leider van de Arabische wereld zijn. Het zal dan zijn taak zijn om de Arabische operatie in werking te stellen die hij heeft voorbereid. (…) Zodra Duitsland vanuit Rostov de weg naar Iran en Irak geopend zal hebben, zal het einde van het Britse imperium in zicht zijn. De Führer sprak zijn hoop uit dat dit doel binnen een jaar bereikt zou worden. (…) De Groot mufti bedankte hem hiervoor en concludeerde dat hij de Führer verliet, vol vertrouwen en met grote dank voor de interesse die hij toonde in de Arabische zaak. 8 Discussievragen 1. In hoeverre is het Britse witboek een discontinuïteit met de eerdere Britse toezeggingen aan de joden en de Arabieren? 2. Zien de Britten dit zelf ook zo? Leg uit. 3. “Door het Britse witboek uit 1939 is het aantal joodse slachtoffers veel groter dan het anders geweest was”. Geef aan in hoeverre je het eens bent met deze stelling. 4. Wat waren de belangrijkste afspraken die Hitler en de groot mufti met elkaar maakten. 5. Leg uit in hoeverre je het voor de hand vindt liggen dat Hitler en de mufti zo’n goed contact hadden. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 9 De situatie na de Tweede Wereldoorlog In 1945 was de Tweede Wereldoorlog eindelijk voorbij. Langzamerhand werd de enorme omvang van de schade die de oorlog had aangericht duidelijk. Sommige overlevenden van de kampen en de onderduik keerden terug naar de plaats waar ze vandaan kwamen, en probeerden daar hun leven weer op te bouwen. Anderen waren alles verloren, en wilden op een andere plaats een nieuw bestaan opbouwen. Veel overlevenden probeerden in de maanden na de oorlog naar Palestina te immigreren. Vorige week hebben we gezien dat de Engelse overheid strenge richtlijnen had opgesteld voor joodse immigratie. De verschrikkelijke gebeurtenissen uit de periode 1939-1945 veranderden daar niets aan. Ook na de oorlog weigerden de Engelsen meer vluchtelingen toe te laten dan officieel was vastgelegd. Ondanks de Engelse wetgeving probeerden veel overlevenden toch de overtocht naar Palestina te maken. In Marseille (Frankrijk) gingen ze aan boord van de schepen die hen naar Palestina zouden moeten brengen. Verschillende schepen werden door de Engelsen tegengehouden, en de opvarenden werden gevangen gezet in kampen op Cyprus. De Exodus, 11-7-1947 De Exodus Het bekendste schip was de Exodus, die op 11 juli 1947 de haven van Marseille verliet. Aan boord waren 4515 passagiers.Een week na vertrek kwam het schip aan in Palestina. Zo’n 40 kilometer van de kust werd het schip echter aangehouden door de Britse kustwachten. De meeste opvarenden hadden geen certificaten die toestemming gaven voor immigratie naar Palestina. Met geweld namen de Britten het schip over. Hierbij kwamen drie opvarenden om. Vervolgens werd het schip naar de haven van Haifa geleid, waar de opvarenden gedwongen werden aan boord te gaan van drie andere schepen. De Engelsen besloten toen om de immigranten niet gevangen te zetten op Cyprus, maar om ze terug te sturen naar Frankrijk, waar ze aan boord waren gegaan. Hiermee wilden ze een signaal afgeven: het maakt niet uit of de immigranten aankomen in Palestina, we sturen alle immigranten terug naar het land waaruit ze vertrokken zijn. 10 Brief van de opvarenden van de Exodus, gericht aan de Engelse regering 11 Bij aankomst in Frankrijk gingen de opvarenden in hongerstaking. De Franse overheid weigerde bovendien om de immigranten aan land te laten. Dit was voor de Engelsen echter nog niet voldoende reden om de opvarenden alsnog toe te laten tot Palestina. Ze lieten de schepen naar Hamburg varen. Die Duitse stad lag op dat moment in de Britse zone van Duitsland. In Hamburg gingen de vrouwen en kinderen vrijwillig van boord. De mannen moesten met geweld van het schip worden verwijderd. Alle opvarenden werden nu naar het kamp voor Displaced Persons in Lübeck gestuurd. De reis van de Exocdus Binnen een jaar probeerde de helft van de passagiers alsnog op illegale wijze Palestina te bereiken. Een deel van hen slaagde daarin, de rest werd gevangen gezet op Cyprus. Toen de staat Israël in 1948 een feit was, konden de immigranten alsnog het DPkamp verlaten en naar Israël emigreren. In diezelfde periode vonden in de Verenigde Naties discussies plaats over de toekomst van Palestina. De Engelsen waren na de Tweede Wereldoorlog behoorlijk verzwakt. Ze waren niet langer het wereldrijk dat ze voor die tijd waren geweest. Bovendien zagen ze dat de problemen tussen Arabieren en joden steeds groter werden. Hierop besloten ze het mandaat over het gebied over te dragen aan de VN. Op 29 november 1947 werd in de algemene vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aangenomen waarin werd besloten het mandaatgebied Palestina op te delen in een Arabisch deel, een joods deel, en een deel onder internationaal bestuur (Jerusjalajim en omgeving). In het Arabische deel zouden 725.000 Arabieren en 10.000 joden wonen, in het joodse deel 498.000 joden en 407.000 Arabieren, en in het internationale deel 105.000 Arabieren en 100.000 joden. Dit plan werd met een 2/3 meerderheid aangenomen. Ook de joodse inwoners van Palestina juichten het plan toe. De Arabieren weigerden een joodse aanwezigheid in Palestina te accepteren, en wezen het plan af. Het verdelingsplan van 1947 (resolutie 181) 1. Het mandaat voor Palestina zal zo snel mogelijk, maar in ieder geval niet later dan 1 augustus 1948, beëindigd worden. 12 2. De gewapende troepen van de Britten zullen worden teruggetrokken uit Palestina. Deze terugtrekking zal uiterlijk 1 augustus 1948 voltooid zijn. 3. Onafhankelijke Arabische en joodse staten, en een speciaal internationaal bestuur over Jeruzalem, zullen uiterlijk twee maanden daarna tot stand komen. De grenzen van deze staten zullen in deel 2 en 3 van dit plan worden vastgelegd. Overige afspraken (samenvatting) 1. Een special commissie zal, na aankomst in Palestina, te werk gaan om de grenzen op te stellen tussen de Arabische en de joodse staat en de stad Jeruzalem, overeenkomstig de afspraken die over de verdeling van Palestina gemaakt zijn in de Algemene Vergadering. Desondanks kan van deze grenzen worden afgeweken, zodat dopen niet in tweeën zullen worden gesneden door de nieuwe landsgrenzen, tenzij het echt niet anders kan. 2. De commissie zal, na overleg met democratische partijen en andere organisaties van de Arabische en de joodse staat, overgaan tot de oprichting van een tijdelijke regering in beide staten. De activiteiten van beide regeringen zullen plaatsvinden onder toezicht van de commissie. (…) Deze tijdelijke regeringen zijn zelf verantwoordelijk voor het bestuur en voor de immigratie naar het gebied. 3. Bestaande afspraken met betrekking tot heilige plaatsen en gebouwen zullen gehandhaafd blijven. 4. De vrijheid van toegang tot deze plaatsen zal, overeenkomstig de bestaande rechten, voor alle inwoners gegarandeerd worden. 5. Vrijheid van geweten en vrijheid van godsdienst zullen aan iedereen worden verleend. 6. Er zal geen enkele vorm van discriminatie plaatsvinden tussen de bewoners, op basis van ras, godsdienst, taal of sexe. 7. Alle inwoners zullen op gelijke wijze beschermd worden door de wet. 8. Beide staten zullen ervoor zorgen dat de Arabische of joodse minderheid in hun land goed onderwijs kan volgen, in de eigen taal en aansluitend bij de eigen cultuur. 9. Er zal geen land onteigend worden van Arabieren in de joodse staat of van joden in de Arabische staat, tenzij het het algemeen belang dient. In dat geval zullen de personen volledig gecompenseerd worden. 10. De staat zal gebonden zijn aan alle internationale afspraken en conventies. 11. De volgende mededeling zal worden toegevoegd aan de verklaring van de joodse staat: “In de joodse staat zullen alle nodige voorzieningen worden gegeven aan de Arabisch-sprekende burgers, voor het gebruik van hun taal, zowel mondeling als schriftelijk, in de wetgeving, de rechtspraak en de ambtenarij. 12. In de verklaring van de Arabische staat zal dezelfde mededeling worden opgenomen, maar dan voor joodse burgers. 13 Discussievragen 1. Waarom besloot Groot-Brittannië het mandaat over Palestina uit handen te geven? 2. Hoe denk je dat de Arabieren hierop reageerden? En de joden? Leg uit en gebruik in je antwoord de aantallen inwoners die in de tekst genoemd worden. 3. In hoeverre komt het verdelingsplan van de VN overeen met de beloftes van de Engelsen? 4. Wat waren de belangrijkste afspraken die in het verdelingsplan werden vastgelegd met betrekking tot het zelfbestuur van de twee nieuwe staten? 5. Hoe wilde de VN voorkomen dat joden en Arabieren elkaar na de deling vijandelijk zouden bejegenen? Leg uit. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 14 De weg naar onafhankelijkheid Het delingsplan van de VN werd aangenomen door de joodse inwoners van Palestina. De Arabieren in het gebied, en in de rest van de Arabische wereld, wilden er niets van weten. Zij weigerden een joodse staat in het gebied te accepteren. De spanning liep op. Steeds vaker kwam het tot ongeregeldheden tussen Arabische en joodse groepen. Om tot een oplossing te komen, stuurden de Verenigde Naties de Zweedse graaf Bernadotte naar het gebied, om de partijen nader tot elkaar te brengen. Bernadotte had in de Tweede Wereldoorlog als medewerker van het Rode Kruis duizenden gevangen uit de concentratiekampen vrij weten te krijgen. Zijn bezoek aan het MiddenOosten liep echter uit op een drama: hij werd door de Stern-groep vermoord. De Stern-groep (ook wel de Lechi genoemd, een afkorting van Lochamei Cherut Yisrael) was een gewelddadige joodse beweging die door geweld de oprichting van een joodse staat wilde afdwingen. Ook de Etsel/Irgun, waarover we eerder lazen, koos voor gewelddadige middelen om een onafhankelijke joodse staat te bereiken, maar de Lechi was nog veel radicaler. Graaf Folke Bernadotte De Stern-groep beging allerlei criminele activiteiten (zoals bankovervallen en afpersing) om aan geld te komen voor wapens. Met die wapens werden in totaal 42 aanslagen: bomaanslagen, bombrieven, en de liquidatie van Engelsen of joodse inwoners van Palestina die de kant van de Engelsen kozen. Ook legden de leden van de Stern-groep bommen op bruggen en spoorwegen. Op 13 mei 1948 begonnen de Britten met de definitieve terugtrekking uit Palestina. Dit was het moment waarop de joodse inwoners van Palestina hadden gewacht. In het delingsplan stond immers dat zo snel mogelijk na de terugtrekking van de Britten een joodse staat uitgeroepen moest worden? Minder dan 24 na het vertrek van de Britten riep David Ben-Gurion de Israëlische onafhankelijkheid uit. David Ben-Gurion werd als David Grün in Polen geboren. In 1906 maakte hij aliyah. In Palestina ging hij eerst werken als zionist, maar al snel besloot hij de politiek in te gaan. In de jaren voorafgaand aan de oprichting van de staat Israël was Ben-Gurion één van de leiders van de Hagana. Aanvankelijk Het logo van de werkte hij ook samen met de Etsel/Irgun waar in die tijd Stern/Lechi Menachem Begin (die later minister-president zou worden) actief was. Vanaf 1948 vond Ben-Gurion echter dat er één officieel Israëlisch leger moest komen, en dat losse groeperingen zoals de Irgun en de Lechi ontbonden moesten worden. 15 De onafhankelijkheidsverklaring van de staat Israël “Het land Israël was de geboorteplaats van het joodse volk. Hier werd hun spirituele, religieuze en nationale identiteit gevormd. Hier werden zij onafhankelijk en creëerden zij een cultuur die van nationaal en universeel belang zou worden. Hier gaven zij de bijbel aan de wereld. Verbannen uit hun land, bleef het joodse volk haar land trouw in de verschillende landen waar ze woonden. Nooit gaven ze hun gebeden en hun hoop op om ooit nog terug te keren en opnieuw onafhankelijk te kunnen zijn. Door de eeuwen heen streefden de joden ernaar om terug te keren naar het land van hun voorvaderen en een eigen staat op te richten. In de achterliggende decennia zijn ze in grote getale teruggekeerd. Ze bedwongen de natuur, brachten hun taal weer tot leven, bouwden steden en dorpen, en bouwden een krachtige, groeiende gemeenschap op, met een eigen economisch en cultureel leven. Ze streefden naar vrede, maar waren bereid zichzelf te verdedigen. Ze brachten de zegen van vooruitgang aan alle inwoners van het gebied en verheugden zich op souvereiniteit. In het jaar 1897 werd het eerste Zionistische Congress gehouden waar, geïnspireerd door de droom van Theodor Herzl over een joodse staat, het recht van de joden op een eigen land werd uitgeroepen. Dit recht werd erkend in de Balfour Declaration van november 1917, en onderschreven door het mandaat van de Verenigde Naties (dat expliciet internationale erkenning gaf voor de historische band tussen de joden en hun land). De recente holocaust, die miljoenen joden in Europa heeft weggevaagd, toonde opnieuw aan hoe belangrijk het is dat het probleem dat de joden geen eigen staat hebben, wordt opgelost door de oprichting van een joods land en de erkenning van de joden in de familie der volkeren. De overlevenden van de slachting in Europa, en ook de joden uit andere landen, hebben ondanks alle moeilijkheden en gevaren geprobeerd hun land te bereiken. Ze hielden niet op te streven naar het recht om in waardigheid en vrijheid te leven in het land van hun voorouders. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de joden in Palestina een belangrijke bijdrage geleverd aan de strijd van de vrijheidslievende naties tegen het kwaad van de nazi’s. De offers van deze soldaten en de inzet in de oorlog geven hen het recht om zich aan te sluiten bij de landen die later de Verenigde Naties oprichtten. Op 29 november 1947 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aangenomen die de oprichting van een joodse staat in Palestina erkent. De Vergadering riep de inwoners van het gebied op om al het nodige te ondernemen om dit plan uit te voeren. Het is het recht van het joodse volk om, net als alle andere volkeren, een onafhankelijk bestaan te leiden in een eigen soeverein land. Daarom komen wij, de leden van de Nationale Raad, de vertegenwoordigers van de joodse inwoners van Palestina en de World Zionist Organisation, bijeen in deze plechtige bijeenkomst, op de dag dat het Britse mandaat afloopt. En op basis van het historische recht van het joodse volk en de resolutie van de Verenigde Naties, ROEPEN WIJ HIERBIJ de oprichting van de joodse staat in Palestina uit, die Medinat Yisrael zal heten. (…) 16 De Israëlische onafhankelijkheidsoorlog De dag daarna liep het Britse mandaat officieel af… en vielen 1000 Libanese, 4000 Syrische, 11000 Egyptische, 7000 Irakese en 4000 Transjordaanse troepen de jonge joodse staat aan. Ook Saoedie-Arabië, Libië en Jemen stuurden vrijwilligers. Op 15 mei bombardeerde de Egyptische luchtmacht Tel Aviv. Een officieel joods leger, laat staan munitie en materieel, was er op dat moment nog niet. Er waren nauwelijks meer dan 30000 Israëlische soldaten. Snel werd begonnen met de opbouw van het leger. Op 26 mei werd Tsahal officieel opgericht. Vanaf dat moment werd het aantal joodse soldaten steeds groter. In juli 1948 waren er 63000 Israëlische soldaten, een half jaar later zo’n 115.000. De eerste fase van de oorlog duurde tot 11 juni 1948, toen er een wapenstilstand werd ondertekend. De gevechten werden hervat op 8 juli. Een nieuwe wapenstilstand duurde van 18 juli tot 15 oktober 1948. De derde en laatste fase van de oorlog duurde tot 20 juli 1949. 17 Toen werd een definitieve wapenstilstand getekend met Egypte, Libanon, Transjordanië en Syrië. Het belangrijkste doel van Tsahal was het tegenhouden van de Arabische legers en het verdedigen van joodse dorpen en steden. De felste gevechten vonden plaats op de weg tussen Tel Aviv en Jerusjalajim tussen Israëlische en Jordaanse legereenheden. Uiteindelijk slaagden de Jordaniërs erin de joodse burgers uit Jerusjalajim te verdrijven. Tijdens de tweede fase van de oorlog werden de steden Lod en Ramle door Israëlische soldaten ingenomen. De Arabische inwoners werden gedwongen de steden te verlaten. Ook de stad Latrun, op weg naar Jerusjalajim, werd ingenomen. De laatste fase van de oorlog was erop gericht de Arabische troepen uit Israël te verdrijven en de grenzen veilig te stellen. In oktober werden de Libanese legereenheden teruggedreven uit de Galil. In diezelfde maand werden de Egyptenaren verdreven uit Be’er Sheva en Ashdod. Palestijnse vluchtelingen, mei 1948 Logo van de Etsel/Irgun In 1949 werd de definitieve wapenstilstand getekend. Hoewel het aantal slachtoffers aan Israëlische kant relatief hoog was (6373, 1% van de bevolking) was de oorlog een succes geweest. Niet alleen waren de Israëliërs erin geslaagd de Arabische troepen uit het joodse deel van Palestina te verdrijven, Tsahal had in de gevechten 78% van het vroegere mandaatgebied Palestina in handen gekregen (dus ook een groot stuk van het deel dat door de VN als Arabisch deel bestempeld was). Voor de Arabieren was de oorlog een ramp. In de Arabische wereld wordt deze gebeurtenis dan ook Al Naqba genoemd, wat ramp betekent. Naast het grote aantal Arabische soldaten dat gesneuveld was, waren de Arabieren een groot deel van het hen door de VN toegekende gebied kwijtgeraakt. 18 Veel Arabieren waren (vrijwillig of gedwongen) Palestina ontvlucht. Na de oorlog werden verhalen bekend van Palestijnse vluchtelingen die door de Israëliërs uit hun dorpen verdreven zouden zijn. Op sommige plaatsen zou het Israëlische leger gewelddadigheden hebben gepleegd tegen de Arabische bevolking, zoals in het stadje Deir Yassin. Door de vluchtelingenstroom ontstonden de Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon, Jordanië en Syrië. De droom van een Arabische staat in Palestina leek verder weg dan ooit. De droom om de joden uit Palestina te verdrijven, al helemaal. 19 Discussievragen 1. Leg uit met welk doel groepen als de Irgun en de Lechi werden opgericht. 2. Ben je het eens met het handelen van deze groepen? Leg je antwoord uit. 3. Op welke manier toont Ben-Gurion in de onafhankelijkheidsverklaring aan dat er een band is tussen het joodse volk en Palestina? 4. Op basis van welke historische gebeurtenissen probeert Ben-Gurion de legitimiteit van een joods land aan te tonen? 5. Bedenk een verklaring voor het feit dat verschillende Arabische landen Israël op 15 mei binnenvielen. 6. Hadden de Arabieren in 1948 een andere keus dan het optreden uit vraag 5? 7. In hoeverre vind je het terecht dat de Israëlische onafhankelijkheid in de Arabische wereld Al Naqba genoemd wordt? Leg uit. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 20 De jaren ‘50 De jaren ’50 worden gekenmerkt door tegenstrijdige gevoelens en gebeurtenissen. Enerzijds was er blijheid en opluchting aan Israëlische kant: eindelijk was er een joodse staat die internationaal erkend werd. De staat was zelfs groter geworden dan door de VN was toegezegd. Aan de andere kant had de onafhankelijkheid tot gevolg dat veel joodse gemeenschappen uit Arabische landen verdreven werden. Het Palestijnse vraagstuk In de jaren ’50 kwam er daarnaast aandacht voor het Palestijnse vraagstuk. De ongeveer 720.000 Arabische vluchtelingen uit Palestina (die vanaf dat moment Palestijnen werden genoemd) werden niet door de buurlanden opgevangen, maar bleven in de tijdelijke vluchtelingenkampen wonen. Ook in Israël woonden nog Arabieren. Zij werden vanaf dat moment de Israëlische Arabieren genoemd. Over de Palestijnse vluchtelingen werd voor het eerst geschreven in VN-resolutie 194 van 11 december 1948. De resolutie had tot doel het beëindigen van de oorlog tussen joden en Arabieren, het verbeteren van het contact tussen beide partijen, het veilig stellen van de religieuze plaatsen in het gebied, en het openen van de wegen naar Jerusjalajim. In lid 11 van de resolutie staat: “All vluchtelingen die naar huis wensen terug te keren, en die in vrede met hun buren willen samenleven, moeten hiertoe zo snel mogelijk de gelegenheid krijgen. Er moet een financiële compensatie gegeven worden aan degenen die ervoor kiezen niet terug te keren, en ook aan diegenen wiens eigendommen beschadigd zijn. Deze schade moet vergoed worden door de regering die verantwoordelijk is voor het toebrengen van de schade. Het verzoeningscomité van de Verenigde Naties moet toezien op het repatriëring van de vluchtelingen, op de huisvesting en op de economische en sociale rehabilitatie”. In de jaren ’50 kwam hier echter niets van terecht. De Israëlische regering was van mening dat de staat Israël tot stand was gekomen in overeenkomst met de bepaling hierover van de Verenigde Naties. Dat de Arabieren in 1947 hadden geweigerd het delingsplan te accepteren, was hun keus geweest. Palestijns vluchtelingenkamp, vroege jaren ‘50 21 De onafhankelijkheidsoorlog was het gevolg van de aanval van de verschillende Arabische legers op de jonge staat Israël, en de gebieden die in die oorlog veroverd waren, hoorden vanaf dat moment rechtmatig toe aan Israël. Israël zag zich dan ook niet genoodzaakt de vluchtelingen in hun land toe te laten. Daar kwam nog bij dat ook een groot deel van de vluchtelingen niet van plan was om onder joodse heerschappij in Israël te wonen. Palestijnse vluchtelingenkinderen Hadden de Arabische staten meer hun best moeten doen om de Palestijnse vluchtelingen te helpen? Historicus Bernard Lewis, die veel over het Midden-Oosten heeft gepubliceerd, vindt van wel: “Wat betreft de vreselijke gevolgen van hun vlucht en de verdrijving uit hun huizen, ondergingen de Palestijnse vluchtelingen hetzelfde lot als miljoenen andere vluchtelingen die uit hun huizen warden verdreven in India, Oost-Europa, en op andere plaatsen in de wereld, in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Hun situatie was echter uniek, omdat in tegenstelling tot al die andere vluchtelingen, ze niet werden gerepatrieerd, maar ook niet een nieuw thuis kregen in een ander land. In plaats daarvan bleven ze wonen in de vluchtelingenkampen, waar zij en hun nakomelingen generaties zouden blijven als stateloze vluchtelingen. De enige uitzondering hierop was Jordanië. De Hashemitische regering bood alle Palestijnse vluchtelingen de Jordanese nationaliteit aan.” In 1950 kwamen de Verenigde Naties met plannen om 150.000 Palestijnse vluchtelingen uit kampen in de Gazastrook te evacueren, en hen onder te brengen in Libië. Dit plan werd tegengehouden door de Egyptenaren, die het op dat moment in de Gazastrook voor het zeggen hadden. In 1951 gaf Egypte toestemming aan 70.000 vluchtelingen in de Gazastrook om te vertrekken naar de Sinaï-woestijn, maar later trokken zij deze toestemming in. Ditzelfde gebeurde in de periode 1952-1954, toen Syrië een aanbod van de Verenigde Naties om te betalen voor de huisvesting van 85.000 vluchtelingen afsloeg. In 1952 had de UNRWA, de tak van de Verenigde Naties die zich inzet voor vluchtelingen, een speciaal fonds in het leven geroepen om de Palestijnse vluchtelingen te helpen. In 1955 constateerden de hulpverleners echter dat de 200 miljoen dollar in het fonds, bedoeld voor het verzorgen van onderdak en 22 werkgelegenheid voor de vluchtelingen, door geen van de Arabische landen was aangesproken. De wet op terugkeer Als gevolg van de oprichting van de staat Israël werden joodse gemeenschappen in verschillende Arabische landen, waar ze eeuwenlang in relatieve vrede hadden geleefd, aangevallen en op de vlucht gedreven. Min of meer tegelijkertijd met de uitstroom van Palestijnse vluchtelingen kwam er daarom een tegengestelde vluchtelingenstroom op gang, dit keer met joodse vluchtelingen uit Arabische landen zoals Egypte, Jemen, Irak en Marokko. Precieze aantallen joodse vluchtelingen Joodse Joodse Land gemeenschap 1948 gemeenschap 1976 zijn niet bekend, maar Egypte 75.000 100 geschat wordt dat Syrië 30.000 4.350 tenminste 600.000 sefardische joden Irak 135.000 400 naar Israël zijn Libanon 5.000 500 gevlucht. Libië 38.000 20 Het feit dat dit aantal Jemen 55.000 1.000 niet overeenkomt met Aden 8.000 0 de tabel hiernaast, Marokko 265.000 17.000 kan verklaart worden Algerije 140.000 500 vanuit het feit dat veel Tunesië 105.000 2.000 joden ook naar Totaal: 856.000 25.870 andere landen zoals Frankrijk of Engeland Omvang van de joodse gemeenschap in verschillende zijn gevlucht. Arabische landen, in 1948 en in 1976 Na de stichting van de staat Israël kwamen er bovendien ook nog grote groepen vluchtelingen uit Europa naar de nieuwe staat. Een deel van hen waren overlevenden van de oorlog die eerder door de Engelsen waren teruggekeerd. Een ander deel werd door de onafhankelijkheidsverklaring aangespoord om aliyah te maken. Met het oog op deze vluchtelingenstromen werd in juli 1950 de Wet op Terugkeer (Chok haShvut) aangenomen door de Knesset Jemenitische joden komen naar Israël (het Israëlische parlement). met ‘Operation magic carpet’, 1950 23 In de wet werd bepaald dat Israël het land was voor alle joden ter wereld, niet alleen voor de joden die al in het land woonden. Iedere jood (dat wil volgens deze wet zeggen: iedereen met joodse ouders of grootouders, of de echtgenoten van deze personen) heeft het recht naar Israël te immigreren en Israëlisch staatsburger te worden: 1. Iedere jood heeft het recht om naar het land te immigreren. 2. Immigranten visa’s zullen worden gegeven aan iedere jood die de wens uitspreekt in Israël te wonen, tenzij het ministerie van immigratie vermoed dat deze persoon handelt tegen het belang van het joodse volk, of tenzij deze persoon de nationale gezondheid of veiligheid bedreigt. 3. Een jood die naar Israël komt en na aankomst besluit dat hij er wil blijven, kan tijdens zijn verblijf alsnog een immigranten visum krijgen. 4. Iedere jood die naar het land is gekomen vóór het tot stand komen van deze wet, alsook iedere jood die in het land is geboren vóór of na het tot stand komen van deze wet, heeft dezelfde status als degene die op basis van deze wet naar het land gekomen is. De Suez-crisis (1956) In 1956 liepen de spanningen tussen Israël en de buurlanden weer op. Sinds 1952 was in Egypte Gamal Abdel Nasser aan de macht. Nasser was een aanhanger van het Arabisch socialisme. Hij probeerde door het promoten van een combinatie van het socialisme en de islam de steun van de arme bevolking voor zich te winnen. Dat lukte. Zijn charisma zorgde voor grote populariteit, ondanks het feit dat hij geen tegenspraak toestond en oppositiepartijen verbood. Eén van de belangrijkste pilaren onder het beleid van Nasser was het pan-arabisme: het streven naar een grote Arabische staat in het Midden-Oosten. Deze ideeën spraken ook de bevolking en politieke leiders van Syrië en Irak aan. Je zult begrijpen dat er in het Midden-Oosten van Nasser geen plaats was voor een joodse staat. In 1956 nationaliseerde Nasser het Suez-kanaal. Dit hield in dat buitenlandse schepen niet zonder toestemming van Egypte door het kanaal mochten varen. Tot die tijd was het kanaal gedeeltelijk eigendom geweest van een Frans-Engelse maatschappij. Engeland en Frankrijk lieten dan ook meteen het besluit van Nasser niet te zullen accepteren. Op 13 oktober van dat jaar verklaarde de Israëlische ambassadeur Abba Eban voor de Veiligheidsraad van de VN dat Nasser wuift zijn volk toe 24 hij een vrije doorgang voor Israëlische schepen in het Suezkanaal eiste. De VN greep niet in, en daarom ging Israël op 20 oktober over tot de aanval. Met in het geheim toegezegde steun van Engeland en Frankrijk viel Israël de Sinaïwoestijn en de Gazastrook binnen. Het ultimatum voor de openstelling van het Suezkanaal dat de landen stelden, werd door Egypte genegeerd. Hierop verklaarden ook Engeland en Frankrijk Egypte de oorlog. Door hun vetorecht in de Veiligheidsraad konden ze moties tegen de oorlog tegenhouden. Israëlische troepen tijdens de Suez-crisis, 1956 Vanaf 31 oktober werd Egypte gebombardeerd door Engeland, Frankrijk en Israël. Vanaf dat moment begonnen echter de Verenigde Staten en de Sovjetunie zich tegen de oorlog aan te bemoeien. Beide landen waren tegen imperialistische activiteiten van Europese landen, en riepen daarom de strijdende partijen op de gevechten te staken. Dit gebeurde. Een wapenstilstand werd bereikt op 5 november. Op 21 november trokken de troepen van Engeland en Frankrijk zich terug uit Egypte. Deze troepen werden vervangen door troepen van de Verenigde Naties, die als een buffer tussen Egypte en Israël moesten optreden, en er voor moesten zorgen dat de toegang van Israël tot het Suezkanaal verzekerd bleef. Israël trok zich in ruil hiervoor terug uit de Sinaï en de Gazastrook. Voor Israël was de oorlog tegen Egypte een succes geweest. Hoewel de Verenigde Naties de Israëlische troepen hadden gedwongen zich terug te trekken uit de veroverde gebieden, had de Israëlische regering de garantie gekregen van een veilige zuidgrens. De haven van Eilat kon weer gebruikt worden voor de handel met Azië. Bovendien had Israël opnieuw aan de Arabische buurlanden laten zien in een gewapende confrontatie superieur te zijn. Ook het panarabisme van Nasser was door deze oorlog een flinke deuk toegebracht. De rust in het MiddenMoshe Dayan, de Israëlische Oosten zou echter van korte duur zijn. In de jaren opperbevelhebber ten tijde van ’60 liepen, mede onder invloed van Nasser, de de Suez-crisis spanningen weer op. 25 Discussievragen 1. Vanaf wanneer wordt de term Palestijnen gebruikt? 2. Leg uit in hoeverre de Arabische landen volgens jou schuldig zijn aan 1) het ontstaan en 2) het voortbestaan van het Palestijnse vraagstuk. 3. Doe hetzelfde als in vraag 2, maar nu voor de Israëlische regering. 4. Waarom vond er in de jaren ’50 een grote joodse exodus plaats vanuit de Arabische landen? Kan deze exodus vergeleken worden met het Palestijnse vraagstuk? Leg uit. 5. Wat was de aanleiding van de Suez-crisis? 6. Wat waren de belangrijkste gevolgen van de Suez-crisis voor de verhoudingen in het Midden-Oosten? 7. Geef aan of jouw mening over het Palestijnse vraagstuk, na het lezen van de stof van deze week, is veranderd. Licht je antwoord toe. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 26 De jaren ‘60 Twee ontwikkelingen uit de jaren ’60 hadden grote gevolgen voor het debat over Israël in de daaropvolgende decennia. Om te beginnen was dat de Zesdaagse Oorlog uit 1967, waarin Israël gebieden veroverde op Syrië, Jordanië en Egypte. Daarnaast begonnen de Palestijnen zich in die periode politiek en militair te organiseren. De golf van terreur die daarvan het gevolg was, bepaalde in sterke mate de verhoudingen tussen Israël en de Arabische bevolking. De in 1967 veroverde gebieden en het Palestijnse vraagstuk zijn tot nu toe ook de twee punten geweest waarop ieder vredesoverleg is stukgelopen. De Zesdaagse Oorlog en resolutie 242 In 1966 sloten Egypte en Syrië een militair bijstandsverdrag waarin ze beloofden elkaar te zullen steunen. Vanuit Syrië vonden steeds meer Palestijnse terreuracties tegen Israël plaats. Deze werden door Israël vergolden. Om de druk op Syrië te verminderen, stationeerde Egypte troepen in de Sinaï-woestijn. Nasser sloot vervolgens de Golf van Akkaba (bij Eilat) af, en stuurde de troepen van de Verenigde Naties die sinds 1956 de grens bewaakten weg. Dit was zo’n ernstige provocatie, dat Israël besloot preventief Egypte, Syrië en Jordanië aan te vallen. Om kwart voor acht ’s morgens, op maandag 5 juni 1967 maakte de Israëlische radio bekend dat een sterke troepenmacht op weg was naar de Negev, en dat Egyptische bommenwerpers koers zetten naar Israël. Dit was niet waar. In werkelijkheid was Israël op dat moment begonnen met het uitschakelen van de Egyptische luchtmacht. Terwijl de Egyptische piloten in de kantines zaten te ontbijten, en hun Migs in rijen opgesteld stonden op het vliegveld. Israëlische troepen in de Sinaï woestijn Binnen twee uur had het Israëlische leger de complete Egyptische luchtmacht van 400 vliegtuigen uitgeschakeld. Aan Israëlische kant waren slechts 18 vliegtuigen verloren gegaan. Op datzelfde moment stuurde de Israëlische regering een bericht aan koning Hussein van Jordanië: Israël zou niet tot de aanval op Jordanië overgaan zo lang Jordanië dat ook niet zou doen. Egypte had echter een bericht aan Jordanië gestuurd waarin gesproken werd van een ‘geweldige overwinning op het Israëlische leger’. Hierdoor aangespoord besloot koning Hussein van Jordanië zich aan te sluiten bij Egypte en de aanval op Israël in te zetten. Vanaf de Westbank (het gebied dat toen door Jordanië bestuurd werd) werd Tel Aviv bestookt met granaten. Vanuit de lucht 27 werden Netanya en Kfar Saba gebombardeerd. Ook West-Jerusjalajim werd door Jordanese granaten bestookt. De volgende dag hield Abba Eban de volgende toespraak voor de Verenigde Naties: “Ik ben uit Jerusjalajim gekomen om de Veiligheidsraad te vertellen dat Israël, dankzij een ontzettende inspanning en opoffering, een situatie van ernstig gevaar heeft afgewend. Twee dagen geleden baarde de toestand van Israël alle menselijke en vriendelijke staten nog veel onrust. Israël had een moeilijk uur bereikt. Laat me uitleggen hoe het ervoor stond. Een leger, groter dan welk andere leger ooit in de Sinaï, had zich in de Sinaï aan de zuidgrens met Israël verzameld. Egypte had de troepen van de Verenigde Naties weggestuurd, troepen die het symbool waren van de internationale poging om de vrede in de regio te handhaven. Nasser had als provocatie vijf infanterie divisies en twee gewapende divisies voor onze poorten verzameld: 80.000 soldaten en 900 tanks.” Hoewel de situatie er aan het begin van de Zesdaagse Oorlog zeer ernstig uitzag, was Israël er in geslaagd binnen een dag het tij te keren en overwinning op overwinning te behalen. Op 7 juni legde de aanvoerder van het Israëlische leger Moshe Dayan de volgende verklaring af: “Vanmorgen heeft de IDF Jerusjalajim bevrijd. We hebben Jerusjalajim verenigd, de tot nu toe verdeelde hoofdstad van Israël. We zijn teruggekeerd naar de heiligste van onze heilige plaatsen, om er nooit meer afscheid van te nemen. Naar onze Arabische buren strekken we, ook en juist op dit uur, in vrede onze hand uit. En aan onze christelijke en islamitische medeburgers beloven we plechtig volledige religieuze vrijheid en rechten. We zijn niet naar Jerusjalajim gekomen voor de heilige plaatsen van andere volkeren, en ook niet om aanhangers van andere godsdiensten lastig te vallen, maar om de stad in zijn geheel te Israël na de wapenstilstand van 1967 28 beschermen, en om er samen te leven, als eenheid”. Na zes dagen kwamen de strijdende partijen tot een wapenstilstand. Voor Israël was de oorlog een daverend succes geweest. Door het grote aantal gebieden dat op Egypte, Jordanië en Syrië was veroverd, had Israël voor het eerst veilige grenzen. De Arabische landen hadden een vernederende nederlaag geleden. In het akkoord van Khartoum kwamen de Arabische landen met de volgende verklaring: “De deelnemers aan onze conferentie zijn het er over eens dat alle krachten gebundeld moeten worden om de agressie te bestrijden, omdat de bezette gebieden Arabisch land zijn, en dus is de plicht om de gebieden te heroveren een plicht die alle Arabische landen met elkaar delen. De leiders van de Arabische staten zijn overeengekomen dat zij hun macht op internationaal politiek en diplomatiek niveau zullen bundelen, om op die manier de terugtrekking van de agressieve Israëlische troepen van het Arabisch land dat zij vanaf 5 juni bezet houden, te bereiken. Dit zal worden bereikt op basis van de volgende punten: geen vrede met Israël, geen erkenning van de staat Israël, geen onderhandelingen met de staat Israël, en het benadrukken van het recht van het Palestijnse volk op een eigen land”. In november 1967 kwamen de Verenigde Naties met een nieuwe resolutie: de vaak aangehaalde resolutie 242: “De Veiligheidsraad - drukt hierbij haar verontrusting uit over de ernstige situatie in het Midden-Oosten - benadrukt de ontoelaatbaarheid van het veroveren van gebieden door middel van oorlog, en het belang van een eerlijk en langdurige vrede zodat ieder land in het gebied in veiligheid kan leven - benadrukt verder dat alle lidstaten zijn overeengekomen te zullen handelen overeenkomstig artikel 2 van het verdrag: Terugtrekking van de Israëlische troepen van alle gebieden die in het recente conflict bezet zijn Beëindiging van alle oorlogsdaden, en respect voor de soevereiniteit en politieke onafhankelijkheid van ieder land in het gebied en het recht om in vrede te leven binnen veilige en erkende grenzen, vrij van bedreiging of gewelddadigheden Garantie van vrije toegang tot de internationale waterwegen in het gebied Noodzaak voor een rechtvaardige oplossing van het vluchtelingenprobleem Garantie van territoriale onschendbaarheid van alle gebieden door het oprichten van gedemilitariseerde zones” 29 De organisatie van de Palestijnen De Zesdaagse Oorlog gaf een impuls aan het nationale gevoel van de Palestijnen. Al in 1963 was de PLO opgericht, de Palestine Liberation Organisation. Het doel van deze organisatie was het verenigen van de Palestijnen in Israël en daarbuiten, het opstellen van een politiek manifest op basis waarvan invloed uitgeoefend zou worden op de internationale politiek, en het streven naar een Palestijnse staat. In 1968 werd, mede als reactie op de Zesdaagse Oorlog, de Palestinian National Charter opgesteld: 1. Palestina is het thuisland van het Palestijnse volk. Het is een ondeelbaar onderdeel van het Arabische thuisland, en het Palestijnse volk is een ondeelbaar onderdeel van het Arabische volk. 2. Palestina, met de grenzen zoals die bestonden tijdens het Britse mandaat, is een ondeelbare territoriale eenheid. 3. Het Palestijnse volk heeft het recht op een thuisland en heeft het recht om, na de bevrijding van haar land, zelf over haar lot te bepalen, volgens haar eigen wensen. 4. De Palestijnse identiteit is een echte, essentiële identiteit, die van ouders op hun kinderen wordt overgedragen. De zionistische bezetting en de verspreiding van het Palestijnse volk, en de rampen die hen daarna zijn overkomen, doen geen afbreuk aan die identiteit. 5. Palestijnen zijn die Arabieren die tot 1947 woonachtig waren in Palestina, los van het feit of zij toen verdreven of gebleven zijn. Iedereen die na die tijd uit een Palestijnse vader is geboren, in Palestina of daarbuiten, is ook een Palestijn. 6. De joden die in Palestina woonden tot het begin van de zionistische invasie worden ook beschouwd als Palestijnen. 7. Dat er een Palestijnse gemeenschap is, en dat deze een materiële, spirituele en historische band heeft met Palestina staat onomstoten vast. Het is onze nationale plicht om individuele Palestijnen groot te brengen op een Arabisch-revolutionaire manier. Alle middelen moeten worden ingezet om de Palestijn te informeren en te onderwijzen over zijn land. Hij moet bereid zijn tot de gewapende strijd, en moet bereid zijn om zijn bezit en zijn leven op te offeren om de bevrijding van zijn thuisland dichterbij te brengen. (…) 8. De gewapende strijd is de enige manier waarop Palestina bevrijd kan worden. Het Palestijnse volk toont haar bereidheid om de gewapende strijd voort te zetten en te streven naar een gewapende volksopstand, met als doel het bevrijden van haar land en haar terugkeer naar dat land. (…) 9. De verdeling van Palestina in 1947 en de vestiging van de staat Israël zijn volstrekt illegaal, ongeacht de tijd die sindsdien verstreken is, omdat deze gebeurtenissen ingingen tegen de wil van het Palestijnse volk en tegen haar zelfbeschikkingsrecht, zoals dit is vastgelegd in het handvest van de Verenigde Naties. 10. De Balfour Declaration, het mandaat over Palestina en alles wat daarop gebaseerd is, zijn totaal niets waard. Historische claims en religieuze banden van de 30 joden met Palestina zijn niet in overeenstemming met de historische feiten en de echte betekenis van het begrip ‘staat’. Het jodendom is een godsdienst, en niet een nationaliteit. Ook vormen de joden niet één apart volk: ze maken deel uit van de landen waarin zij wonen. Naast de PLO werd een aantal gewelddadige Palestijnse revolutionaire organisaties opgericht. Om te beginnen El Fatah (‘de overwinning), een sterk islamitischnationalistische Palestijnse studentenorganisatie met als leider Yassir Arafat. Arafat volgde in Egypte een militaire opleiding, en was er van overtuigd dat doorzettingsvermogen en fanatisme sterker waren dan de krachtigste wapens. Een andere grote beweging was het marxistische Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP). Deze en andere gewelddadige Palestijnse bewegingen vielen onder de overkoepelende PLO, waarvan Arafat de leider werd. Het doel van de PLO was de vernietiging van de staat Israël. Arafat in de jaren ‘60 Door terreuracties hoopten de Palestijnen hun doel (de vernietiging van de staat Israël en de oprichting van een Palestijnse staat) te bereiken. Vanaf de jaren ’60 vonden er verschillende vliegtuigkapingen plaats. Zo werd in 1968 een El-Al toestel dat op weg was van Rome naar Tel Aviv gekaapt en omgeleid naar Algerije. Meteen na aankomst werden de joodse passagiers gescheiden van de niet-joodse passagiers. De niet-joodse passagiers werden vrijgelaten. De joodse passagiers werden pas na 39 dagen onderhandelen vrijgelaten. In datzelfde jaar namen Palestijnen vanuit Jordanië een Israëlische fabriek in Sdom onder vuur. Begin 1969 probeerden Palestijnse terroristen in een vliegtuig van El-Al tijdens de landing in Zürich op de reizigers te schieten. Begin 1970 werden Israëlische reizigers op het vliegveld van München onder vuur genomen door Palestijnse terroristen. In diezelfde maand werden 12 Israëlische schoolkinderen gedood in Moshav Avivim. De schoolbus waarin zij zaten werd vanaf een heuvel door Palestijnen beschoten met bazooka-raketten. Na 1967 ging Israël zo, ondanks de zekere 31 grenzen, een onzekere periode tegemoet. Het logo van de PFLP Discussievragen 1. Welk land heeft volgens jou de aanzet gegeven tot de Zesdaagse Oorlog? Leg uit. 2. Bekijk de kaart. Welke gebieden heeft Israël tijdens de oorlog veroverd? 3. Wat hoopte Moshe Dayan met zijn verklaring over Jerusjalajim te bereiken, denk je? 4. Tot nu toe heeft Israël nog geen navolging gegeven aan resolutie 242 van de Veiligheidsraad. Citeer een zin uit de resolutie die Israël ter ondersteuning van haar houding kan gebruiken. 5. Haal de drie belangrijkste punten uit de Palestinian National Charter en geef aan op welke manier deze punten vanaf 1967 door de Palestijnen in de praktijk zijn gebracht. 6. Was het na 1967 veiliger of juist minder veilig om in Israël te wonen? Leg je antwoord uit. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 32 __________________________________________________________ 33 Meer lezen? Algemene sites met informatie, plattegronden en foto’s http://www.hasbara.nl/ http://www.zionism-israel.com/ http://www.mideastweb.org/ http://www.cidi.nl http://www.jewishvirtuallibrary.org/index.html http://www.mfa.gov.il/mfa/ (kies hier bijvoorbeeld voor history of Israel of voor reference documents) http://www.israelipalestinianprocon.org/ http://www.levitt.com/misc/israel_history.html http://www.israel60jaar.nl/geschiedenis/geschiedenis.html http://www.fordham.edu/halsall/mod/modsbook54.html http://www.eretzyisroel.org/~jkatz/ http://www.likud.nl/ http://thehague.mfa.gov.il/ Sites over specifieke historische gebeurtenissen http://www.exodus1947.org/ http://www.cidi.nl/publ/online/akk.html http://www.cidi.nl/publ/online/best.html http://www.sixdaywar.co.uk/ Bronnen over het Palestijnse vraagstuk http://www.alnakba.org/ http://www.palestineremembered.com/ http://www.btselem.org/index.asp http://www.palestina-komitee.nl/ http://www.stopdebezetting.nl/ 34