Majmarns H. van Reenen - Nederlandse Officieren Vereniging

advertisement
o pi n i e
Oosterse
omzwervingen
Palestijnse Gebieden
8 juni 2011
Gemzo Suite 611
El Bireh, Ramallah
Majmarns Hans van Reenen
Docent aan de
Intermediate Leadership
Course van de Palestijnse
Veiligheidsdiensten. De
instructeurs geplaatst bij
deze internationale opleiding
opereren onder aansturing
en verantwoordelijkheid van
de United States Security
Coordinator in Jeruzalem.
Zijn Nederlandse collega is
majoor Martin den Boer
(KL).
In dit nummer vervolgt hij
zijn belevenissen in Israël.
De zon staat in het toppunt van de zenit als we aan de
beklimming van de berg beginnen. Het doel van vandaag
is de vierhonderd meter hoger gelegen citadel. Natuurlijk
hadden we het hoogteverschil ook per kabelbaan
kunnen overbruggen, maar dat is onze militaire eer
te na. Liever leggen we de gang over het eeuwenoude
historische slangenpad te voet af. Dat draagt bij aan de
authentieke beleving en spaart bovendien in kosten. De
temperatuur tikt net de dertig graden aan en de wind is
nagenoeg afwezig. De zilte atmosfeer van de nabijgelegen
Dode Zee is evenmin bevorderlijk voor het leveren
van fysieke inspanningen. Dat blijkt wel uit het aantal
wandelaars op het pad; we zijn nagenoeg de enige. Alleen
aan de start hebben we een oud verweerd vrouwtje
ingehaald, een kibbutznik getooid met bergschoenen en
een koddig zonnehoedje. Het aanvankelijke optimistische
marstempo wordt weldra bijgesteld. Het winnen van
hoogte houdt evenredige tred met ons waterverbruik.
We bevinden ons niet voor niets aan de rand van de
woestijn. ‘Gelukkig zijn we militair, anders hadden we
de dit niet gefikst’, houden we elkaar voor. Desondanks
besluiten we een tussengelegen stop in te lassen, ‘om
van het uitzicht te genieten’. Op dat moment stiefelt het
oude vrouwtje ons onbewogen voorbij. We hebben haar
verder niet meer gezien.
Wie iets van de Joodse ziel en mentaliteit wil leren
begrijpen, ontkomt niet aan twee plaatsen. Dat is
allereerst het Holocaustmonument/instituut Yad Vashem
in West Jeruzalem. Daarnaast is de rotsvesting Massada
(Hebreeuws voor ‘burcht’), 4 kilometer ten westen
van de Dode Zee, een verplicht nummer. Dat is mede
de reden van ons bezoek aan deze citadel. De oude
Carré 6 - 2011 pagina 24
024_CA06.indd 24
6/17/2011 10:43:36 AM
vesting was in opdracht van koning Herodus de Grote
uitgebreid, versterkt en verfraaid. De koning hield
dit adelaarsnest achter de hand voor het geval het
Joodse volk hem zou afzetten of hij in ongenade zou
vallen bij de Romeinse keizer Marcus Antonius. Sinds
die tijd zijn dergelijke voorzieningen voor ongewenste
gebeurtenissen min of meer usance onder heersers,
potentaten en dictators. Massada is evenwel niet bekend
geworden als Herodus’ adelaarsnest. De koning heeft de
vesting nooit gebruikt. Voordat de verbouwing van de
burcht was voltooid of er zich een opstand of ongenade
had aangediend, was hij in 3 v Chr. van ouderdom in bed
gestorven. Het lot lijkt sommige potentaten aanmerkelijk
welgezind. De vesting is vooral bekend geworden als
laatste weerstandpunt van de Joodse opstand van rond
70 na Chr. Deze geschiedenis is meeslepend beschreven
door de Joodse geschiedschrijver en getuige van de
opstand; Flavius Josephus. Nu behoorde deze schrijver
tot de school waar ook uw scribent toe neigt van:
‘het hoeft niet helemaal waar te zijn, zolang het maar
een goed verhaal is’. Daarmee heeft hij rond Massada
een mythevorming in gang gezet die tot op de dag van
vandaag voortduurt. We weten in ieder geval zeker
dat de Joodse opstandelingen, de Zeloten, na een
aanvankelijk succesvolle opstand tegen de Romeinen
op de vesting waren teruggeworpen. In 73 n.Chr.
slaagden de Romeinen erin om de vesting te heroveren.
Er werden echter geen krijgsgevangenen gemaakt. De
960 verdedigers hadden kort voor de doorbraak hun
eigen dood verkozen boven gevangenschap. De Joden
hebben een dure prijs betaald voor hun opstand. De
Romeinen hebben uit wraak de Tempel en een deel
van Jeruzalem verwoest, grote slachtingen aangericht
en het land ontvolkt. De tweede Joodse diaspora
(verstrooiing) was hiermee een feit. De Joden hadden
het doorgaans niet gemakkelijk in de diaspora. De lijst
van jodenvervolgingen en pogroms die ten slotte uitmond
in de Holocaust is ijzig lang.
Het kan niet anders of een dergelijke historie laat diepe
sporen na in de ziel van het volk. Het verhaal van de
val van Massada appelleert aan een diepgewortelde
overtuiging dat Israël een Joods eiland vormt dat onder
constante belegering ligt van gojim (heidenen) die uit
zijn op hun vernietiging. Er moet alles in het werk
worden gesteld om zich te weer te stellen tegen deze
vernietiging. Dit gevoel wordt ook gevoed. Alle kinderen
op Israëlische scholen bezoeken het fort en Israëlische
militairen worden beëdigd met de frase ‘Massada mag
nooit meer vallen’. Het is niet alleen het gevoel van de
enkeling tegen de overmacht (David versus Goliath) maar
ook van Zij tegen Ons (Ezau haat Jacob, de heidenen
haten de Joden). Dit gevoel blijkt uit meerdere dingen.
Een verzekerde, in aanstekelijk buurtzang getoonzette,
kraker op feesten en partijen is hier het lied ‘Ha’olam
Ku’lo heg ‘denu‘ (de hele wereld is tegen ons). Na ieder
couplet zet iedereen in met het refrein waarvan de
vertaling vrij vertaald luidt: ‘de hele wereld is tegen ons,
maar dat geeft niet; we komen er toch wel; en het kon
ons allemaal toch al geen reet schelen’.
Een andere opvallende Israëlische eigenschap waarvan
de oorsprong aan het leven in de diaspora wordt
“… waarom Israël zich in de …
broedertwist met de Palestijnen
meer en meer als koekoeksjong
ontpopt”
toegeschreven, is het nationale tijdverdrijf om alle regels
zoveel mogelijk ten eigen faveure om te buigen, wetten
te omzeilen of om verplichtingen net niet helemaal
na te komen. Bedriegen van de overheid wekt hier
de bewondering op. Het omgekeerde is evenzeer het
geval. Hij of zij die netjes alle regeltjes volgt, valt hoon
en spot ten deel en wordt bestempeld als een ‘sap‘
(sappie) of ‘freijer’. Dit zijn de grofste beledigingen uit
het hedendaagse Hebreeuwse woordenboek. In deze
eigenschap ligt misschien wel een verklaring besloten
waarom Israël zich in de voortslepende broedertwist
met de Palestijnen meer en meer als koekoeksjong
ontpopt. Alleen al na het sluiten van de Oslo-akkoorden
zijn er op de Westbank 70 Israëlische nederzettingen
opgericht, die geheel (16) of gedeeltelijk (54) op privaat
Palestijns landbezit gebouwd zijn. In de Roadmap (het
later ontwikkelde vredesplan) heeft Israël zich verplicht
tot het ontmantelen van alle nederzettingen die na maart
2001 opgericht waren. Dat zijn er 45. Ondertussen
wordt er niets ontmanteld maar slechts gestaag
doorgebouwd. Vorig jaar werden er op de Westbank
333 Palestijnse woningen vernietigd en 6794 ‘alleen voor
Israëliërs-woningen’ gebouwd.
Deze praktijk kent een onverwachte aanjager. Het
Heilige Land heeft op een omvangrijke wereldwijde
groep van uiterst gevarieerd en vaak wat wonderlijk
christelijk pluimage de uitwerking als een magneet
in een pot ijzervijlsel. Devoot toerisme vormt een
goedlopende en omvangrijke bedrijfstak. Sinds de film
The Passion of the Christ wereldwijd furore maakte, is de
vraag naar originele doornenkronen en kruisspijkers
bijvoorbeeld niet meer te stuiten. In weerwil van de
gestaalde opvattingen van Jezus over commercie in
godshuizen, laten deze macabere memorabilia zich
het best verkrijgen op de stoep van één der talrijke
herinneringskerken die men hier treft. Even goed
bedoeld maar minder onschuldig in uitwerking zijn de
wereldwijde christelijke stichtingen die de bouw van
nieuwe illegale nederzettingen op de Westbank mede
financieren. Hiermee proberen zij een oude profetie in
vervulling te laten gaan. De verwoestende uitwerking van
deze praktijk is echter onbeschrijfelijk. Het valt moeilijk
te rijmen hoe de ongetwijfeld goedbedoelde steun
onwettige acties van settlers financiert waarmee tegelijk
ook de rechten en belangen van hun Christenbroeders
worden geschonden. De lijst van vernietigde kerken is
omvangrijk. Overigens kunnen de donateurs op weinig
waardering rekenen van de ontvangers. De doorgaans
ultra-Zionistische settlers leggen een groot dedain
aan de dag voor alles wat geen deel uitmaakt van het
uitverkoren Joodse volk. De religieuze betovering van
het Heilige Land is een zegen maar tegelijk een vloek.
Carré 6 - 2011 pagina 25
024_CA06.indd 25
6/17/2011 11:28:44 AM
Download