HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED

advertisement
PRINCIPES
VAN
BEDRIJFSECONOMIE
HOOFDSTUK 2
BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
INHOUDSOPGAVE
2.1 Inleiding
2.2 De rol van bedrijfseconomie
2.3 De verschillende sectoren in de economie
2.4 Het belang van bedrijfseconomie
2.5 Een aantal micro-economische principes
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 2
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
2.1 INLEIDING
LEERDOELEN
• Inzicht krijgen in het belang en de rol van bedrijfseconomie in het gehele
economisch proces van ondernemingen.
• Een beeld te krijgen van de bedrijfssectoren, waar de bedrijfseconomie
zich op kan richten.
• Het kunnen omgaan met de belangrijkste micro-economische
basisprincipes.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 3
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ECONOMISCHE KRINGLOOP
2.2 DE ROL VAN BEDRIJFSECONOMIE
ECONOMISCHE KRINGLOOP
Drie partijen te onderscheiden: de
bedrijven, de overheid en de consumenten.
• Bedrijven zorgen voor de dynamiek van
het produceren en/of aanbieden van
producten en diensten.
• Overheid zorgt voor een regulering d.m.v.
wet- en regelgeving en voor de
infrastructuur (wegen,riolering etc.) met als
doel om hun klanten te faciliteren bij de
activiteiten die ze uitvoeren.
• Consumenten zorgen voor productie en
verwerven van producten en diensten.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 4
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ECONOMISCHE KRINGLOOP
•
Structuurverduidelijking:
In principe zijn er drie markten: de arbeidsmarkt (consumenten), de
kapitaalmarkt (aanbieders van geld) en de goederenmarkt (bedrijven en
overheid) dewelke allen relaties met elkaar hebben.
 Arbeidsmarkt: zorgt voor personeel. Ze betaalt ook belasting aan de
overheid voor het loon dat ze ontvangen. Met hun loon kunnen de
consumenten aan hun levensonderhoud en belastingen voldoen.
 Overheid: zij zorgen in ruil voor de belastingen voor de infrastructuur,
regelgeving en naleving van de wetten.
 Bedrijven: produceren en verkopen goederen aan de consument en
moeten over de winst die ze maken weer belasting betalen aan de
overheid.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 5
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM
BEDRIJFSKOLOM
•
•
•
De bedrijfskolom beschrijft de fasen die een product doorloopt van
grondstofproducenten tot en met detailhandel.
Het product/dienst van de ene onderneming (=output) vormt weer een
begin (=input) voor een volgende onderneming om tot output te komen,
enz. Hierdoor ontstaan er verschillende schakels, via verkoop- en
inkoopmarkt, met elkaar in verbinding. Dit geheel noemen we de
bedrijfskolom.
Tussen elke schakel wordt er waarde gevoegd, die dan ook bekend bestaat
als de toegevoegde waarde.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 6
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM
Een voorbeeld van de fasen die een product doorloopt van
grondstofproducent tot en met detailhandel.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 7
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM; INTEGRATIE, DIFFERENTIATIE, PARALLELLISATIE, SPECIALISATIE
Verticale Integratie: het korter maken van de bedrijfskolom. Dit kan gebeuren
uit winstoverwegingen, een betere marktpositie bereiken, kostenbesparing of
kwaliteitsbeheersing (het bedrijf kan zelf controle uitoefenen op de
bedrijfsprocessen).
Horizontale Integratie: Een bedrijf zal meerdere activiteiten op hetzelfde
niveau in verschillende productieketens integreren. Een voorbeeld is
bijvoorbeeld een tankstation dat ook een supermarkt bezit.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 8
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM; INTEGRATIE, DIFFERENTIATIE,
DIFFERENTIATIE ,PARALLELLISATIE,
PARALLELLISATIE,SPECIALISATIE
SPECIALISATIE
Differentiatie: Het omgekeerde van integratie. Hierbij worden er taken
afgestoten naar een voorafgaande of volgende geleding in de bedrijfskolom.
Hierbij wordt de bedrijfskolom langer.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 9
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM; INTEGRATIE, DIFFERENTIATIE, PARALLELLISATIE, SPECIALISATIE
Specialisatie: Beperking van het assortiment. Gespecialiseerde detaillisten
bieden een smal assortiment en zoeken hun kracht in de diepte van het
assortiment (veel keuzemogelijkheden binnen enkele productsoorten.
Parallellisatie: Dit is de tegenhanger van specialisatie. Het assortiment wordt
uitgebreid wat leidt tot een verbreding van de bedrijfskolom.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 10
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BEDRIJFSKOLOM; INTEGRATIE, DIFFERENTIATIE, PARALLELLISATIE, SPECIALISATIE
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 11
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
SECTOREN IN DE ECONOMIE
2.3 DE VERSCHILLENDE SECTOREN IN DE ECONOMIE
De Nederlandse economie is verdeeld in twee algemene sectoren:
•
•
De marktsector: Hierin zitten de ondernemingen die vanuit een
winstoogmerk producten en/of diensten op de markt brengen.
De collectieve sector (of quartaire sector): Over het algemeen zitten hierin
organisaties die geen winst nastreven.
De marktsector is tevens nog eens verdeeld in:
• Primaire sector: Hierin zitten bedrijfstakken die grondstoffen voortbrengen
die moeten worden verwerkt om tot het uiteindelijke eindproduct te
bekomen. Vb. Visserij en landbouw (oudste sector)
• Secundaire sector: Verdere verwerking v.d. grondstoffen van de primaire
sector. Vb. Industrie en de bouw (ontstaan tijdens industriële revolutie)
• Tertiaire sector: Deze zorgt voor de distributie en de handel van de
producten die voortvloeien uit de eerdere sectoren. (20ste eeuw)
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 12
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
2.4 HET BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
In bedrijfseconomie zijn een aantal deelgebieden te beschouwen:
A.
B.
C.
D.
Financiering
Management accounting (intern)
Cost accounting
Financial Accounting (extern)
Het belang zal worden aangegeven aan de hand van een aantal belangrijke
onderwerpen binnen deze deelgebieden.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 13
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
REGISTRATIE
Bedrijfseconomie heeft een externe en interne functie. Organisaties dienen
een goede financiële administratie te kunnen overleggen aan derden
(belastingsdienst, investeerders, …). De externe verslaggeving volgt een
aantal door de overheid vastgestelde regels. De bedrijfseconomie voorziet
in die regelgeving. Deze registratie dient echter niet enkel alleen voor
externe doeleinden. De financiële gegevens dienen ook weer als input voor
beleidsbeslissingen en hebben dan een interne functie.
Financiële weergave  zie hoofdstuk 4
Externe verslaggeving  zie hoofdstuk 8
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 14
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
BUDGETTEN
Om een bedrijf te starten heeft een organisatie financiële middelen nodig.
Om hiervan een overzicht te hebben dient deze budgetten te formuleren.
Deze zorgen ervoor dat een organisatie weet welke middelen de komende
periode beschikbaar zullen zijn of nodig zijn. Budgetten hebben ook een
controlerende functie. Wanneer de organisatie meer of minder budget
heeft gebruikt, kan worden nagegaan wat de reden daarvan is.  zie
hoofdstuk 6
INVESTERINGSSELECTIE
Nieuwe activiteiten kunnen worden benaderd als een project. Vanuit een
bedrijfseconomisch perspectief worden deze ‘projecten’ beschouwd als
investeringen hetwelk rendabel moeten zijn. Dit rendement kan via
verschillende rekenmethodieken bepaald worden.  zie hoofdstuk 7
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 15
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
KOSTEN EN WINST
Kosten zijn bepalend voor de mate waarin een organisatie winst maakt. Dit
is een zeer gevoelig onderwerp in de bedrijfseconomie. Naast vele
kostprijsberekeningsmethoden wordt er ook veel aandacht besteed aan
winstbepalingen.
Kostprijsberekening kan op verschillende manieren. De gekozen hangt af
van de situatie of de wens van de organisatie. Naargelang het resultaat kan
er overgegaan worden op bijvoorbeeld bezuiniging.
 Zie hoofdstukken 5 en 6
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 16
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
BELANG VAN BEDRIJFSECONOMIE
LANGE TERMIJN- vs. KORTE TERMIJNPROBLEMATIEK (bedrijfsanalyse)
Om een bedrijf te kunnen beoordelen is het van belang om een
onderscheid te maken tussen de korte termijn (tot een jaar) en lange(re)
termijn (3-5 jaar). Binnen de bedrijfseconomie wordt die benaderd door de
ratioanalyse (wordt nog behandeld).
Ratioanalyse beoordeelt aan de hand van financiële kengetallen de
financiële situatie van een bedrijf. Niet alleen vanuit extern (is dit een
interessant bedrijf voor investering?) perspectief is dit interessant maar ook
vanuit intern (Wat moet de organisatie veranderen om tot een beter
rendement te bekomen?).
 Zie hoofdstuk 4
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 17
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
MICRO ECONOMISCHE BEGRIPPEN
2.5 EEN AANTAL MICRO-ECONOMISCHE PRINCIPES
•
Het gedrag van economische eenheden zoals consumenten, bedrijven
maar ook politici en belangenorganisaties, is het werkveld van de microeconomie.
Twee belangrijke begrippen:
A. Vraag en aanbod
B. Elasticiteit
Let op: dit deel staat slechts zeer bondig in het handboek.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 18
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
VRAAG EN AANBOD
VRAAG
 De wet van de vraag stelt dat: :
Ceteris paribus, hoe hoger de prijs van een goed, hoe kleiner de
gevraagde hoeveelheid.
•
De wet van de vraag komt voort uit het substitutie-effect en het
inkomenseffect
 Substitutie effect
Wanneer de relatieve prijs (opportuniteitskost) van een goed of dienst
stijgt, zoeken mensen naar substituten voor dit goed. De gevraagde
hoeveelheid van het goed of dienst zal dus dalen.
 Inkomenseffect
Wanneer de vraag (prijs) van een goed of dienst relatief stijgt tov het
inkomen, kunnen mensen zich niet meer alles veroorloven. De
hoeveelheid van het gewenste goed of dienst zal dalen.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 19
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
VRAAG EN AANBOD
•
Voorbeeld van een vraagcurve:
•
Een stijging van de prijs, leidt tot
een daling in de gevraagde
hoeveelheid.
De vraagcurve heeft een
neerwaartse helling.
•
•
De belangrijkste factoren die de vraag
beïnvloeden zijn:
 De prijs van gerelateerde goederen
(complementaire en substitutiegoederen
 Inkomen
 Populatie (bevolking)
 Voorkeuren
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 20
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
VRAAG EN AANBOD
AANBOD
•
Indien een bedrijf goederen en diensten aanbiedt, dan heeft dit bedrijf:
 De middelen en de technologie om deze te produceren,
 Kan het winst halen uit die productie, en
 plant de productie en de verkoop ervan.
Middelen en technologie kunnen de productie beperken. Het aanbod
reflecteert de beslissingen welke goederen technisch kunnen
geproduceerd worden.
De aangeboden hoeveelheid van een goed of dienst is de hoeveelheid die
producenten van plan zijn te verkopen gedurende een bepaalde
periode aan een gegeven prijs.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 21
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
VRAAG EN AANBOD
AANBOD
•
De wet van het aanbod stelt dat:
 Ceteris paribus, hoe hoger de prijs van een goed, hoe groter de
aangeboden hoeveelheid.
•
De term aanbod verwijst naar de volledige relatie tussen de aangeboden
hoeveelheid en de prijs van een goed.
De aanbodcurve geeft de relatie tussen de aangeboden hoeveelheid van
een goed en zijn prijs weer wanneer alle andere invloeden op de geplande
verkoop door producenten gelijk blijven.
•
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 22
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
VRAAG EN AANBOD
•
Voorbeeld van een aanbodcurve:
•
Een stijging in prijs, ceteris paribus,
geeft een stijging in aangeboden
hoeveelheid weer.
De aanbodcurve vertoont een
stijgende helling
Wordt beïnvloedt door:
 Prijzen van productiefactoren
Aantal aanbieders
Technologie
•
•
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 23
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT
ELASTICITEIT
•
De curve die de vraag en aanbod
als functie van de prijs
weergeeft, wordt de
prijselasticiteit genoemd.
•
Een verhoging van het
aanbod leidt tot een kleine daling
in prijs, en een grote stijging
van de gevraagde hoeveelheid.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 24
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT
ELASTICITEIT
•
Prijselasticiteit is de verhouding van een procentuele verandering van de
gevraagde hoeveelheid en de procentuele verandering van de prijs.
•
Elastische vraag: een kleine prijsverandering leidt tot een grote relatieve
verandering in de gevraagde hoeveelheid.
Inelastische vraag: Prijsverandering heeft weinig invloed op de vraag.
(vb. benzine, brood)
•
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 25
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
De prijselasticiteit van de vraag is een eenheidsvrije maatstaf voor de
gevoeligheid van de gevraagde hoeveelheid van een goed voor een
verandering in prijs, wanneer andere invloeden op het koopgedrag
hetzelfde blijven.
Om de prijselasticiteit van de vraag te berekenen:
•
Men drukt de verandering in prijs uit als een percentage van de gemiddelde
prijs – het gemiddelde van de initiële en de nieuwe prijs- en men drukt de
verandering van de gevraagde hoeveelheid uit als een percentage van de
gemiddelde gevraagde hoeveelheid (ook van de initiële en nieuwe).
•
Formule:
procent
e
veran
ng
gevra
hoe
d
prijselast
iciteit

procen
e
veran
ng
prijs
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 26
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
De vraag kan inelastisch zijn, eenheidselastisch of elastisch en kan variëren
van 0 tot oneindig.
•
Als de gevraagde hoeveelheid niet verandert wanneer de prijs verandert,
dan is de prijselasticiteit van de vraag gelijk aan 0, en heeft het goed een
volkomen inelastische vraag.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 27
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Als de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de
procentuele verandering in prijs, dan is de prijselasticiteit van de vraag
gelijk aan 1, en heeft het goed een eenheidselastische vraag.
•
De curve heeft een dalende helling.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 28
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
In het geval de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid
kleiner is dan de procentuele verandering in prijs, wordt de prijselasticiteit
van de vraag kleiner dan 1. Het goed heeft een inelastische vraag.
•
Als de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid oneindig
groot is wanneer de prijs nauwelijks verandert, dan is de prijselasticiteit
van de vraag oneindig en heeft het goed een volkomen elastische vraag.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 29
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Prijselasticiteit van de vraag:
•
Deze figuur berekent de
prijselasticiteit van de vraag
naar smoothies (fruitshake).
•
De prijs is initieel €3.10 en de
gevraagde hoeveelheid is 9
smoothies per uur.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 30
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Prijselasticiteit van de vraag:
•
De prijs daalt naar €2.90 en de
gevraagde hoeveelheid stijgt
naar 11 smoothies per uur.
•
De prijs daalt met 20 cent
en de hoeveelheid
verhoogt met
2 smoothies per uur.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 31
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Prijselasticiteit van de vraag:
•
De gemiddelde prijs is €3 en de
gemiddelde gevraagde
hoeveelheid is 10 smoothies
per uur.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 32
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Prijselasticiteit van de vraag:
•
Het percentage verandering in de
gevraagde hoeveelheid, %DQ,
wordt berekend als DQ/Qgem,en
is 2/10 = 1/5.
•
Het percentage verandering in
prijs, %DP, wordt berekend als
DP/Pgem, en is €0.20/ €3 = 1/15.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 33
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Prijselasticiteit van de vraag:
•
De gemiddelde prijs is €3 en de
gemiddelde gevraagde
hoeveelheid is 10 smoothies
per uur.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 34
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
De formule van de prijselasticiteit geeft een negatieve waarde, omdat prijs en
hoeveelheid in verschillende richtingen bewegen.
•
Het is echter de grootte, of absolute waarde, van de maatstaf die aangeeft hoe
gevoelig de hoeveelheidverandering aan een prijsverandering is geweest.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 35
HOOFDSTUK2:2:BEDRIJFSECONOMIE
HOOFDTUK
BEDRIJFSECONOMIEALS
ALSVAKGEBIED
VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Elasticiteit langs een lineaire vraagcurve
•
Deze figuur toont hoe de vraag minder
elastisch wordt wanneer de prijs daalt
langs een lineaire vraagcurve.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 36
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Als de prijs hier daalt van €5 naar €3,
dan stijgt de gevraagde hoeveelheid
van 0 naar 10 smoothies.
•
De gemiddelde prijs is €4 en de
gemiddelde hoeveelheid is 5
smoothies.
•
De prijselasticiteit van de vraag is
(10/5)/(2/4), of is gelijk aan 4.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 38
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Als de prijs daalt van €2 naar €0 dan
stijgt de gevraagde hoeveelheid van 15
naar 25 smoothies.
•
De gemiddelde prijs is €1, de
gemiddelde hoeveelheid is 20.
•
De prijselasticiteit van de vraag is
(10/20)/(2/1), of gelijk aan 1/4
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 39
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Als de prijs daalt van €3 naar €2, dan
stijgt de gevraagde hoeveelheid van 10
naar 15 smoothies.
•
De gemiddelde prijs is €2.50, de ge
middelde hoeveelheid smoothies is
12.5
•
De prijselasticiteit van de vraag is
(5/12.5)/(1/2.5), of gelijk aan 1.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 40
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Totaal inkomen en elasticiteit
Het totale inkomen (ontvangsten) van de verkoop van een goed of dienst is
gelijk aan de prijs van het goed, vermenigvuldigt met de verkochte
hoeveelheid.
•
Wanneer de prijs verandert, veranderen ook de inkomsten.
•
Maar een stijging in prijs doet niet altijd de inkomsten stijgen…
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 41
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
• De totale inkomenstest is een methode om de prijselasticiteit van de vraag te
schatten door het observeren van de verandering in totaal inkomen als resultaat
van een prijsverandering (andere invloeden op de hoeveelheid blijven dezelfde).
 Als een prijsdaling het totale inkomen doet stijgen, dan is de vraag elastisch.
 Als een prijsdaling het totale inkomen doet dalen, dan is de vraag inelastisch.
 Als een prijsdaling het totale inkomen niet doet veranderen, dan is de vraag
eenheidselastisch.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 42
© Pearson Education 2008
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Bij €2.50, is de vraag
eenheidselastisch. De totale inkomst
stopt met stijgen.
•
Wanneer de prijs daalt van €2.50 tot
€0, is de vraag inelastisch en daalt de
totale inkomst.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 43
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
•
•
In deze figuur zien we dat wanneer
de hoeveelheid stijgt van 0 naar 12.5
smoothies, de vraag inelastisch is en
het totale inkomen verhoogt.
Bij 12.5 smoothies, is de vraag
eenheidselastisch en is het totale
inkomen maximaal.
Wanneer de hoeveelheid stijgt van
12.5 naar 25 smoothies, is de vraag
inelastisch en daalt het totale
inkomen.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 44
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
• Bekeken vanuit het oogpunt van de vrager zal:
 Als uw vraag elastisch is, verhoogt een 1% prijsdaling de hoeveelheid die jij
koopt met meer dan 1% waardoor uw uitgave aan het item stijgt.
 Als uw vraag inelastisch is, verhoogt een 1% prijsdaling de hoeveelheid die jij
koopt met minder dan 1% waardoor uw uitgave aan het item daalt.
 Als uw vraag eenheidselastisch is, verhoogt een 1% prijsdaling de hoeveelheid
die jij koopt met 1% waardoor uw uitgave aan het item niet verandert.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 45
© Pearson Education 2008
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Factoren die de elasticiteit van de vraag beïnvloeden:
 Mogelijkheid van substitutiegoederen
Hoe dichter de substitutiegoederen aanleunen bij het goed of dienst, hoe
elastischer de vraag is voor dat goed of dienst.
Basisbehoeften, zoals voedsel en huisvesting, hebben over het algemeen een
inelastische vraag.
Luxegoederen, zoals een vakantie naar Hawaii, hebben meestal een elastische
vraag.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 46
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
•
Factoren die de elasticiteit van de vraag beïnvloeden:
 Aandeel van het inkomen besteed aan het goed
Hoe groter het aandeel van hun inkomen dat consumenten spenderen aan
een goed, hoe groter de elasticiteit van de vraag wordt.
 Tijd verstreken sinds de prijsverandering
Hoe meer tijd consumenten nodig hebben om zich aan te passen aan een
prijsverandering, of hoe langer een goed opgeslagen kan worden zonder dat
het zijn waarde verliest, hoe meer elastisch de vraag voor dat goed wordt.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 47
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
MEER ELASTICITEITEN VAN DE VRAAG
•
Inkomenselasticiteit van de vraag
 De inkomenselasticiteit van de vraag meet hoe de gevraagde hoeveelheid van
een goed reageert op een verandering in inkomen, onder de ceteris paribus
voorwaarde.
 De inkomenselasticiteit van de vraag is gelijk aan:
%
veranderi
ng
van
gevraagd
hoevee
d
%
Veranderi
g
in
inkome
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 48
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
MEER ELASTICITEITEN VAN DE VRAAG
•
De Inkomenselasticiteit van de vraag kan
 Groter dan 1 zijn, de vraag is inkomenelastisch en het goed is een normaal
goed.
 Groter dan 0 zijn maar kleiner dan 1, de vraag is inkomensinelastisch en het
goed is een normaal goed.
 Kleiner dan 0 zijn (negatief), het goed is een inferieur goed.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 49
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
Prijselasticiteit van het aanbod:
•
In deze figuur, brengt een
stijging van de vraag een grote
verhoging van de prijs en een
kleine verhoging van de
aangeboden hoeveelheid
teweeg.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 50
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
Prijselasticiteit van het aanbod:
•
In deze 2de figuur, brengt een
stijging van de vraag een kleine
verhoging van de prijs en een grote
verhoging van de aangeboden
hoeveelheid teweeg.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 51
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
Prijselasticiteit van het aanbod:
•
Het verschil tussen de twee
resultaten benadrukt de behoefte
aan een maatstaf voor de
gevoeligheid van de aangeboden
hoeveelheid voor een
prijsverandering.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 52
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
De elasticiteit van het aanbod meet de gevoeligheid van de aangeboden
hoeveelheid voor een verandering in prijs van het goed, wanneer andere
invloeden op het verkoopgedrag dezelfde blijven.
•Berekenen van de elasticiteit van het aanbod:
Procentue
e
verande
ng
in
aangeb
hoev
d
Procentu
e
verand
ng
in
prijs
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 53
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
We hebben drie gevallen van de elasticiteit van het aanbod.
•
•
•
Het aanbod is volkomen inelastisch als de aanbodcurve verticaal is en de
elasticiteit van het aanbod 0 is.
Het aanbod is eenheidselastisch als de aanbodcurve lineair is en door de
oorsprong gaat (de helling is irrelevant).
Het aanbod is volkomen elastisch als de aanbodcurve horizontaal is en de
elasticiteit van het aanbod oneindig is.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 54
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 55
© Pearson Education 2008
HOOFDSTUK 2: BEDRIJFSECONOMIE ALS VAKGEBIED
ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
Factoren die de elasticiteit van het aanbod beïnvloeden
•
Mogelijkheid om grondstoffen te substitueren
 Hoe makkelijker het is om de grondstoffen gebruikt om een goed of dienst
te produceren, te substitueren, hoe groter de elasticiteit van het aanbod
ervan is.
•
Tijdskader voor leveringsbesluiten
 Hoe meer tijd voorbijgaat na een prijsverandering, hoe groter de
elasticiteit van het aanbod wordt.
1.Kortstondige levering is volkomen inelastisch. De aangeboden hoeveelheid direct
volgend op een prijsverandering is constant.
2.Levering op korte termijn is enigszins elastisch.
3.Levering op lange termijn is meest elastisch.
PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 56
Download