1/69 GEMEENTE OVERPELT OCMW OVERPELT LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN 2008-2013 Lokaal Sociaal Beleid Decreet van 19/03/2004 2/69 LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN Dit is het eerste lokaal sociaal beleidsplan in uitvoering van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid en bevat de volgende hoofdstukken : Hoofdstuk 1 – Omgevingsanalyse Hoofdstuk 2 – Geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid Hoofdstuk 3 – Meerjarenplan met betrekking tot acties en inzet van lokale middelen a) een verantwoording van de keuze van doelstellingen en acties b) de te verwachten resultaten Hoofdstuk 4 – Taakverdeling en werkafspraken tussen gemeente en OCMW Hoofdstuk 5 – Wijze waarop de bevolking en de lokale actoren betrokken worden Hoofdstuk 6 – Ontwikkeling ten opzichte van het vorige lokaal sociaal beleidsplan Hoofdstuk 7 – Sectorale planverplichtingen (opname van andere beleidsplannen) 3/69 HOOFDSTUK 1 - OMGEVINGSANALYSE ‘It’s impossible to calculate all factors in advance, some matters should be left to fortune. He who worries about everything achieves nothing, he who worries about too little deceives himself.’ (Montecuccoli, 1609-1680, Trattato della guerra) 1.1. DE FUNCTIE VAN EEN OMGEVINGSANALYSE Bij het maken van een omgevingsanalyse gaat men meestal uit van een systeembenadering. Een systeem kan bestaan uit een organisatie, een beleidsdomein maar ook de hele samenleving, afhankelijk van het vraagstuk dat men wil bestuderen. De omgeving wordt in de bestuurskunde steeds meer als een belangrijke component beschouwd. De manier waarop men omgaat met die omgeving (als een opportuniteit of een onder controle te brengen gegeven) verschilt naargelang de theorie die men volgt. In de strategietheorie van de zestiger jaren stond de handhaving van de organisatie in een veranderende en complexe omgeving centraal. In latere tijden wordt de omgeving meer als een zelfstandige omringende eenheid gezien en tot probleem verklaard. Hier ontstond de gedachte van de organisatie als netwerk. Kenmerkend in het begrip omgeving is de grote verscheidenheid aan personen, groepen en organisaties die gezamenlijk worden beschouwd. Het gaat om hun gedragingen, hun meningen, opvattingen en de gebeurtenissen. Ook de fysieke omgeving maakt deel uit van de externe omgeving. Men kan een onderscheid maken tussen de interne en de externe omgeving. De externe omgeving bestaat uit alle elementen die relaties hebben met de organisatie en haar functioneren beïnvloeden, zonder dat ze daarvan een samenstellend of beheersbaar deel vormen (D. Keuning, D.J Eppink). De interne omgeving bestaat uit verschillende subsystemen of componenten zoals de strategie, het leiderschap, de processen, het personeel en andere middelen, de organisatiecultuur, de structuur,… In de algemene omgevingsanalyse ter voorbereiding van het Lokaal Sociaal Beleidsplan bestuderen we zowel de externe als de interne omgeving. Het doel van een omgevingsanalyse is om een basis te ontwikkelen waarop het toekomstige beleid kan stoelen. We gaan na welke de huidige situatie is en welke evoluties waar te nemen waren in het verleden. Dat laat in zekere mate toe om voorspellingen te maken over de toekomstige situatie bij ongewijzigd beleid. In een latere planningsfase zullen de beleidsvoerders oordelen of de aldus beschreven huidige situatie en de voorzichtig voorspelde toekomstige situatie aansluit bij hun visie om alzo te kunnen bepalen op welke beleidsterreinen moet worden ingegrepen en welke acties moeten worden ondernomen. Beleidsvoerders ervaren vaak dat het beleid met grote onzekerheid is omgeven. Deze onzekerheid vloeit voort uit de ons omringende werkelijkheid die in hoge mate als complex en dynamisch wordt ervaren. Tegelijkertijd moeten beleidsvoerders beslissingen nemen met verregaande gevolgen in termen van ruimte, tijd, middelen en mensen die de effecten ervan ondergaan. De ervaringen van onzekerheid doen zich vooral voor bij strategisch beleid. Bij dit beleid ervaren de beleidsmakers een hoge mate van complexiteit en dynamiek. 4/69 Indien we zo veel mogelijk relevante, gekende en te voorziene ontwikkelingen in kaart hebben gebracht en de mogelijke effecten ervan op het beleid hebben ingeschat, kunnen we de kans op beleidsfiasco’s beperken. We zullen op zijn minst beter voorbereid zijn op veranderingen dan wanneer we niet vooruitblikken en onze horizon beperkt houden. Inschattingen van mogelijkheden en bedreigingen in de toekomst dragen bij tot het anticiperend karakter van beleidsvoering en vermijdt dat het beleid al te veel wordt ingevuld door hier en nu te reageren op zaken die ons ‘overvallen’. Welk soort informatie willen we kennen over deze omgeving? Feiten, trends, aannames over mensen, groepen, organisaties, gebeurtenissen die naar de toekomst toe verwacht worden in diverse contexten, noemt men omgevingsfactoren. Omgevingsanalyses observeren en geven mogelijke interpretaties aan verschillende relevante signalen. Men beschrijft mogelijke toekomstbeelden op basis van een logisch verhaal en samenhangend geheel van mogelijke hypothesen over de ontwikkeling van deelaspecten in de verschillende contexten (externe omgeving). Ze bieden ruimte voor beleidskeuzen door de richtingen te benoemen waarin de toekomst kan evolueren. Ze leveren geen concrete actieplannen die moeten gevolgd worden om “het” einddoel te bereiken. Dit maakt het verschil met de strategische planning die keuzen maakt en aangeeft via welk pad (strategische doelen) de gewenste situatie het best kan bereikt worden. 1.2. VLAANDEREN IN VOGELVLUCHT Vlaanderen is voor een gemeente het meest nabije bestuursniveau. Zelf ondergaat ze volop de Europese en mondiale evoluties. Een omgevingsanalyse op lokaal niveau kan dus niet voorbijgaan aan de Vlaamse ontwikkelingen. Daarom kijken wij, voorafgaand aan de Overpeltse situatie, even naar de referentiepunten in de algemene ontwikkelingen die in Vlaanderen worden vastgesteld. Wij nemen in dit hoofdstuk de conclusies over die te vinden zijn in “Algemene Omgevingsanalyse Vlaanderen 2004”. Een keer om de vijf jaar, als aanloop voor de komende legislatuur, stelt de administratie Planning en Statistiek (APS) een algemene omgevingsanalyse voor Vlaanderen op. De volledige omgevingsanalyse met ondersteunend cijfermateriaal kan worden gevonden op de website van de administratie Planning en Statistiek van de Vlaamse gemeenschap (http://aps.vlaanderen.be). 1.2.1. DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN Het aandeel van Europa in de wereldbevolking wordt kleiner De wereldbevolking is snel aangegroeid. Tussen 1960 en 2001 verdubbelde het tot 6,2 miljard bewoners. Het aandeel van de ontwikkelde landen zakte van 30% in 1960 tot 19% in 2001. De bevolkingsaangroei in het Zuiden zet zich door, vooral in de armste landen. Deze ontwikkeling kan spanningen veroorzaken tussen Noord en Zuid. De bevolking in het Vlaamse Gewest zal stagneren rond 6,1 miljoen inwoners. 5/69 Van uitstel naar afstel van kinderen Het aantal levend geborenen daalt zowel in Europa als in België snel. Het vruchtbaarheidscijfer daalt onder de vervangingsratio van 2,1 kinderen, nodig om de bevolking op peil te houden. In het Vlaamse Gewest bedroeg de ratio in 1997 nog steeds 1,54 wat lager is dan in Wallonië. Het geboortecijfer in Vlaanderen is sinds 1960 gehalveerd (10% in 2000) en blijft een dalende trend vertonen! De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, bedraagt in Vlaanderen 27,5 jaar terwijl dit in 1992 nog 26,4 jaar bedroeg. Het uitstellen van zwangerschap na de leeftijd van 30 jaar voorspelt weinig goeds voor de vruchtbaarheidscijfers! Wereldwijd is er een daling van het geboortecijfer. Opmerkelijk is dat naar verwachting de vruchtbaarheid in Europa na een dieptepunt tegen 2050 opnieuw zal stijgen van 1,5 naar 1,8 kinderen per vrouw. Het blijft hoe dan ook onder het vervangingsniveau! Europa vergrijst. Vlaanderen vervoegt de club! Het rijke Noorden telt weinig jongeren en dubbel zoveel ouderen dan in het Zuiden. Binnen België is het Vlaamse Gewest koploper inzake het aandeel zestigplussers. Het aantal jongeren (-20 jaar) ligt er lager dan in Wallonië en Brussel. In alle gewesten neemt de ontgroening toe, vooral in de periode tot 2020 en met de hoogste waarden in Vlaanderen. Vooral tussen 2005 en 2030 wordt een sterke vergrijzing van de bevolking verwacht. Vlaanderen blijft binnen België het hoogste aandeel behouden. Het aandeel hoogbejaarden (+80 jaar) zal tussen 2010 en 2025 in het Vlaamse Gewest blijven stijgen terwijl het in de overige gewesten stabiliseert. Dit zal heel wat lasten inzake gezondheidszorg, pensioenlast genereren voor Vlaanderen. Steeds meer alleenstaanden Vlaanderen telde in 2002 afgerond 2,43 miljoen huishoudens; dit is een aangroei met 10,9% t.o.v. 1990. Er treedt een toenemende gezinsverdunning op: in 1990 telde een privaat huishouden nog 2,59 personen, in 2002 is dit gedaald tot 2,42 personen. Het aandeel alleenstaanden in Vlaanderen (11,4% totale bevolking) ligt lager dan in de overige gewesten. Het zijn hoofdzakelijk vrouwen, hoewel het aandeel van alleenstaande mannen stijgt. De categorie alleenstaanden treffen we vooral aan op oudere leeftijd. De vergrijzing laat verwachten dat het aantal alleenstaanden tussen 2002 en 2030 zal stijgen met 37.000 mannen en 103.000 vrouwen, vooral zestigplussers. Daarbovenop moet nog het effect van snellere partnerontbindingen verrekend worden, met een stuk stijging van alleenstaande mannen als gevolg. 1.2.2. SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN Vlaanderen wordt in toenemende mate een multiculturele samenleving Ook al wijzen statistieken op zich niet op een toename, de aanwezigheid van personen van een vreemde origine neemt toe en concentreert zich sterk in de grootsteden en vaak dan nog in bepaalde buurten. Er zijn meerdere categorieën van allochtonen: niet-Belgen, genaturaliseerde Belgen en nieuwkomers. 6/69 De achterstandsproblematiek lost zich niet van zelf op. Cijfers tonen aan dat niet-Belgen meer schoolse achterstand hebben dan Belgen. Ze zijn ook meer dan evenredig vertegenwoordigd in de groep van werkzoekenden. Jongere allochtonen hebben een relatief kleinere achterstand dan de oudere allochtonen, maar er blijft een verschil met de autochtonen. Genderverschillen : feiten en houdingen wijzen nog op verschillen De positie van de vrouwen is op vele vlakken reeds gelijk of zelfs beter dan de mannen. In een aantal domeinen zoals studiekeuze en de houding en gedragingen t.o.v. het werken bij gezinsuitbreiding, blijven de verschillen bestaan. Er wordt verwacht dat de verhouding M/V in de beroepsbevolking 50/50 wordt en dat de vrouwelijke activiteitsgraad blijft stijgen dankzij een verhoogde participatie, al zij het via deeltijds werk. Hun studiekeuze ligt goed in de markt bij een sterker wordende zorgeconomie. Mannen en vrouwen blijven verschillen in het belang dat ze hechten aan gezin en arbeid. Deze verschillen in levensstijlkeuze zullen impact blijven hebben op arbeidsmarktparticipatie. Arbeid blijft belangrijk in de levensloop In Vlaanderen is er in de jaren 90 geen sprake van een afname van de centraliteit van de arbeid en hebben de overige levensdomeinen zoals gezin en vrije tijd niet aan belang gewonnen. Verder is er ook geen sprake van een afname van de centraliteit van arbeid bij de leeftijdsgroep 25-44 jaar. Wel zijn er lichte aanwijzingen dat in 1999 meer 55-64-jarigen het werk als (helemaal) niet belangrijk beschouwen. De intrede op de arbeidsmarkt gebeurt op steeds latere leeftijd. De uittrede gebeurt ook steeds vroeger. Er is dan ook sprake van een samengedrukte loopbaan. Een ontsnapping uit die samengedrukte loopbaan is bij vrouwen het deeltijds werk. Ook bij mannen zit het deeltijds werk in de lift, weliswaar schoorvoetend. Opvallend is eveneens de toename van uitgroeibanen bij de oudere werknemers. Deze samengedrukte loopbaan lijkt evenwel haaks te staan op de uitdagingen waarmee onze welvaartstaat geconfronteerd wordt. De dualisering van het verenigingsleven verzwakt haar integratieve functie Een overdreven optimisme aangaande de evolutie van het verenigingsleven is niet op zijn plaats. Ondanks een zekere toename in de afgelopen jaren lijken de neerwaartse tendensen op termijn sterker dan deze die een verdere toename bewerkstelligen. Er treden eveneens interne verschuivingen op van de klassieke sociale bewegingen naar nieuwe pluralistische verenigingen, die een meer homogene samenstelling kennen en vooral hooggeschoolden aantrekken. Er ontstaan zo leefstijlenclaves. Nu lijkt op het eerste gezicht het belang van de ontzuiling voor de integratieve functie van het verenigingsleven vrij klein. De praktijk van het verenigen blijkt veel belangrijker dan de ideologische component. Een verdere verschuiving in de ingeslagen richting is niet helemaal zonder gevolgen. Er blijkt wel degelijk een bescheiden effect van het levensbeschouwelijke te zijn. We moeten ook in gedachte houden dat de klassieke bewegingen een positief maatschappijbeeld hadden en een sociaal project behartigden. Doordat het verenigingsleven bepaalde groepen minder en minder gaat bereiken, dreigt zonder maatregelen ter bevordering van de participatie van laaggeschoolden, de integratieve functie van het verenigingsleven verder af te brokkelen. 7/69 Het vertrouwen in de overheid blijft laag De overheid heeft het steeds moeilijker om vat te krijgen op de werkelijkheid en om parameters te vinden waarop ze haar beleid kan ijken. Desondanks kan de overheid, omdat het de enige instantie is waarvan verwacht wordt dat ze verantwoordelijkheid opneemt voor het geheel en niet een bepaald deelbelang nastreeft, zich hier niet bij neerleggen. Vooral bij ouderen en lageropgeleiden wordt een afnemend vertrouwen vastgesteld. Het is fout om wantrouwen enkel toe te schrijven aan concrete evenementen (bvb. Dutroux-affaire). Algemene structurele verklaringen blijken belangrijker te zijn in de verklaring van het wantrouwen. Recente analyses lijken te wijzen in de richting van een zeker herstel van het vertrouwen. Het vertrouwen blijft echter laag, en hierdoor een aandachtspunt voor het beleid. 1.2.3. DE VLAMING IN ZIJN HABITAT De Vlaming is doorgaans tevreden over de leefkwaliteit van zijn omgeving Rust (geen overlast van verkeer) en groen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van de woonkernen, zowel in de stedelijke gebieden als op het platteland. Slechts 10% van de Vlamingen is niet tevreden over de leefkwaliteit in zijn buurt. Over het algemeen kan gesteld worden dat ‘rust’ en ‘groen in de buurt’ veruit de belangrijkste determinanten blijken te zijn voor het positief ervaren van de leefkwaliteit, onafhankelijk van waar men woont. Het verkeer (met in afnemend belang: de drukte, de onveiligheid, de snelheid, het lawaai) blijkt de belangrijkste determinant te zijn voor het negatief ervaren van de leefkwaliteit, onafhankelijk van waar men woont. De feiten en de perceptie van veiligheid niet dezelfde Globaal gezien daalt de criminaliteitsgraad in Vlaanderen. De criminaliteitsgraad blijft anderhalve keer hoger in gemeenten in stedelijke gebieden dan in gemeenten in het buitengebied (respectievelijk 6,8% tot 3,9%). Tweederde van de bevolking zegt zich nooit of zelden onveilig te voelen. Dit aandeel daalt vooral in de regionale steden en sterk morfologisch verstedelijkte gebieden. Personen die zich vaak onveilig voelen, komen in stijgende mate voor in kleine steden en morfologisch matig verstedelijkte gebieden. Hinder heeft vele vormen en vele oorzaken Hinder kent vele vormen: geur, lawaai, licht. Het verkeer is in de meeste gevallen de belangrijkste bron. Centrumgemeenten van grootstedelijke gebieden ondervinden het meest de hinder. Ook het type van woning blijkt een invloed te hebben op de beleving van hinder. Appartementen geven het meest kans tot klachten. De globale druk op (open) ruimte vanuit de menselijke activiteiten neemt toe De onbebouwde ruimte krimpt de voorbije periode van 1985 tot 2001 gemiddeld met –0,4% per jaar. Binnen de onbebouwde ruimte neemt vooral akkerland en grasland af in omvang. Relatief treedt er een verschuiving op naar meer ‘versteende’ ruimten. De bebouwde ruimte neemt toe. De druk op de ruimte vanuit het wonen De bebouwde oppervlakte bestemd voor de woonfunctie blijft toenemen. Dit zou kunnen verklaard worden door de gezinsverdunning en stijging van het aantal (kleine) huishoudens. 8/69 Er blijft een voorkeur voor vrijstaande huizen, ook al neemt de bouw van appartementsgebouwen toe. Er is nog altijd een voorkeur voor het wonen in het buitengebied. Naast de leefkwaliteiten die geassocieerd worden met het wonen in het buitengebied, speelt echter ook de bouwgrondprijs een rol. De druk op de ruimte vanuit de economische activiteiten De oppervlakte die wordt ingenomen door economische activiteiten stijgt almaar, vooral in de zogenaamde economische knooppunten (stedelijke gebieden en welbepaalde gemeenten met een hoog bestaand economisch belang). Vormen van suburbanisatie van bedrijvigheid uit de stedelijke gebieden blijven aanhouden, onder meer door een tekort aan industriegronden voor bedrijven die grote oppervlaktes vragen, een hoge grondprijs of een onaangepast subsidiebeleid. Ondanks deze zorgwekkende tendens, profileren stedelijke gebieden zich meer en meer op sectoren met bijzondere dynamiek, zoals de kantoorontwikkeling en grootschalige detailhandel, bedrijfsactiviteiten die omwille van de locatiefactoren goed gedijen in steden. Deze evolutie houdt belangrijke potenties in voor hernieuwd gebruik van vervuilde sites en oude bedrijfsgebouwen in steden. Bedrijven die zeer grote oppervlaktes behoeven, zullen meer en meer locaties vinden in specifieke economische knooppunten, zoals de gemeenten van het economisch netwerk Albertkanaal. De effecten van ontwikkeling van ICT zijn vandaag moeilijk inschatbaar. Omwille van de locatie-eisen van kantoorontwikkeling zullen kennisintensieve bedrijven wellicht voornamelijk blijven opteren voor stedelijke locaties. De bestemming van de 6.964 ha bedrijventerrein, voorzien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, loopt zoals gepland en zal sturend werken bij de aantrekking van nieuwe bedrijvigheid in Vlaanderen. De druk op de ruimte vanuit de landbouw Over de oppervlakte aan landbouwgrond bestaan meerdere bronnen, ieder met een andere finaliteit. Globaal gezien vermindert de oppervlakte die gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden. Het mestdecreet zou de vraag naar landbouwgrond weer doen toenemen wat in elk geval reeds een druk zet op de grondprijzen. Vlaanderen is met zijn 10,8% beboste oppervlakte een van de bosarmste gebieden in Europa. De sterke toename van de mobiliteit brengt de bereikbaarheid in Vlaanderen in het gedrang De verkeerscongestie is in Vlaanderen een kritische factor voor de export en distributie. Vooral de bereikbaarheid via de weg is problematisch, mede door de concentratie in tijd en ruimte. De economische groei en internationalisering ervan, het ruimtelijk vestigingspatroon en demografische factoren doen de vraag naar verkeer en transport toenemen. Deze vraag is niet evenwichtig verspreid over de verschillende vervoerswijzen. De auto heeft de voorbije decennia zowel in het personenvervoer als het goederentransport zijn marktaandeel verhoogd. De gevolgen voor de verkeersveiligheid en de leefbaarheid van de woonkernen zijn gekend: Vlaanderen telt relatief veel dode verkeersslachtoffers en ruim 1/3 van de bewoners klaagt over verkeershinder. 9/69 In een trendscenario zet de groei van het personenvervoer en het goederentransport zich verder door : de afgelegde kilometers met personenwagens in de avondspits op de hoofdwegen zou tegen (1998 tot) 2010 groeien met 40%, de afgelegde kilometers met vrachtwagens met 33%. Dit zal vooral rond de economische knooppunten leiden tot nog meer verliesuren. Een aantal factoren kan deze ontwikkeling helpen ombuigen. In het personenvervoer kijken we uit naar de effecten van de ontgroening en de vergrijzing, van telewerk, flexibele werktijden, carpooling, minder autosolisme, meer gebruik van fiets, uitbouw van openbaar vervoer en internationaal vervoer, verhoging van wegcapaciteit, consequentere ruimtelijke ordening. In het goederenverkeer kunnen demografische ontwikkelingen, ICT, clustervorming van bedrijven, uitbouw van intermodaal vervoer, fiscale maatregelen, hogere wegcapaciteit, hogere beladingsgraad, betere spreiding in de tijd een invloed hebben. De uitkomst van deze factoren is moeilijk vooruit te berekenen. 1.3. DE OVERPELTSE OMGEVING : MEER DAN EEN FOTO EN MINDER DAN EEN FILM 1.3.1. HET OPZET Wij proberen in onze omgevingsanalyse om Overpelt te portretteren. Dat wil zeggen dat wij gaan kijken hoe de gemeente er op dit ogenblik uitziet. Hierbij wordt geen volledigheid nagestreefd maar wordt gekeken naar de bruikbaarheid van de beschrijving voor het opmaken van een lokaal sociaal beleidsplan. Dat betekent dat er klemtonen zullen worden gelegd op de items die hierbij een grote rol spelen. Wel zullen wij vertrekken vanuit een integrale visie. Dat betekent dat vastgestelde problemen niet geïsoleerd zullen bekeken worden maar als elementen van het zgn. systeem die elkaar beïnvloeden (zie hoger) en die samen moeten worden aangepakt. Voor zover wij hierbij ondersteuning vinden in het beschikbare cijfermateriaal, willen wij niet alleen het “hier en nu” beschrijven maar ook kijken naar het verleden om de evoluties te kunnen ontdekken en mogelijk ook voorspellingen te maken van evoluties die zich aftekenen bij ongewijzigd beleid. 1.3.2. DE METHODIEK Voor het opmaken van deze omgevingsanalyse werd een werkgroep samengesteld bestaande uit drie personen (2 OCMW en 1 gemeentebestuur). Om de opdracht (het schrijven van een omgevingsanalyse) te begrenzen, werden door de werkgroep een aantal doelgroepen bepaald die gelinkt werden aan een aantal voor hen relevante beleidsdomeinen (Dierckx D. en Redig G., Categroriaal beleid : een onderbenutte kans voor een integrale en interactieve beleidsvoering, in Burger, bestuur & beleid, Jg. 3, 2006 – nr. 3, blz. 217-229). Op die manier werd getracht om het onderscheid tussen een algemeen beleid en een sociaal beleid te bewaren, alhoewel dit in een integrale visie een moeilijke oefening is. Inclusiviteit (dat elk beleid nastreeft) betekent daarenboven dat beleidsbeslissingen worden getoetst aan de effecten voor de zgn. doelgroepen. 10/69 De volgende doelgroepen werden weerhouden : senioren, personen met een handicap en zieken, jongeren, kansengroepen (te begrijpen als inwoners die op een of meerdere levensdomeinen als achtergestelden worden beschouwd), volwassenen (dit zijn mensen zonder bijzondere antecedenten die op een bepaald ogenblik tijdelijk in de hulpverlening terecht komen doch zonder dat er structurele elementen zijn die hen bij de kansarmen doet horen). Omdat de cesuur tussen kansengroepen en hetgeen omschreven werd als volwassenen bijzonder klein is werd besloten om dit als één doelgroep te beschouwen onder de ruim te beschouwen noemer “gezinnen en kansengroepen”. Hieronder worden mensen begrepen die omwille van een veelvuldige achterstellingen beperkt zijn in hun mogelijkheden tot integratie en/of mensen die omwille van occasionele redenen tijdelijk of langdurig nood hebben aan bepaalde vormen van hulpverlening. Vreemdelingen worden niet weerhouden omdat deze doelgroep te klein is. Overpelt telt 7,8 % (1039) mensen van vreemde nationaliteit waarvan 95 % EU-burgers. Op 01/01/2005 waren er slechts 12 Turkse en 9 Marokkaanse personen ingeschreven in Overpelt. De beleidsdomeinen zijn voor alle doelgroepen dezelfde maar hebben niet voor elke groep dezelfde relevantie. Het zijn : wonen, werken, opleiding en vorming, mobiliteit, cultuur en vrije tijd, persoonsgebonden problemen, zorgbehoeften. Tussen sectoren (domeinen) en categorieën (doelgroepen) lopen dwarsverbanden of zgn. beleidskruispunten (Dierckx en Redig, zie infra). Bij deze omgevingsanalyse beperken wij ons tot een geselecteerd aantal kruispunten die hun belang hebben voor een coherent sociaal beleid en die vanuit een categoriaal perspectief worden bekeken. 1.3.3. ALGEMENE DEMOGRAFISCHE GEGEVENS 1. Inwoners, bevolkingsdichtheid, niet-Belgen, burgerlijke staat Overpelt is een gemeente met 13.245 inwoners op een oppervlakte van 4085 ha. Dat betekent een bevolkingsdichtheid van 324 inwoners/km². Dat is minder dan het Limburgs (334 inw/km²), Vlaams (446 inw/km²) en Belgische (342 inw/km²) cijfer. Er zijn in Overpelt 1039 inwoners met een vreemde nationaliteit. Daarvan zijn er ruim 87 % Nederlanders (903). Er zijn slechts 12 Turken (of 0,09% van de bevolking) en 9 Marokkanen (0,07 %) woonachtig in de gemeente. De helft van de Overpeltse bevolking is gehuwd (50,4 %). Dat is meer dan in Limburg, Vlaanderen en België. Vooral het aantal gescheiden personen (4,8%) ligt merkelijk lager dan in Vlaanderen (6,6 %) en België (7,2 %). 2. Loop van de bevolking Zowel het aantal geboorten als het aantal sterfgevallen ligt onder het gemiddelde van de andere aggregatieniveaus. Dit leidt tot een natuurlijke aangroei van 2,13 ‰. Dat is geringer dan in Limburg (2,21 ‰) maar veel meer dan in Vlaanderen (1,03 ‰) en in België (1,32 ‰). Het migratiesaldo is evenwel zeer hoog (6,47 ‰) waardoor de totale groei van de bevolking voor 2004 op 8,60 ‰ ligt. Prognoses wijzen op een aangroei van 13.245 in 2005 tot 14.078 inwoners in 2015 (+ 833 eenheden of 6,3 %). Dit is een sterkere groei dan in Limburg (+ 4,3%) en in Vlaanderen (2,2%). Op 33 jaar tijd (1971-2004) is het migratiesaldo (in relatieve cijfers) gestegen van – 3,04‰ tot 6,47‰. Dit is een atypische groei ten opzichte van de Limburgse cijfers. Het natuurlijk saldo kent daarentegen eenzelfde curve als de provincie. 11/69 In Noord-Limburg blijven Overpelt en Neerpelt aantrekkingspolen met stijgende migratiecijfers, terwijl de andere gemeenten een stagnerende of een dalende inwijking kennen. 1.4. KRUISPUNTEN VANUIT CATEGORIAAL OOGPUNT 1.4.1. JONGEREN Algemene (demogragische) gegevens In Overpelt stonden op 1 januari 2006 13.434 inwoners ingeschreven in het Bevolkingsregister, vreemdelingenregister en wachtregister. Hiervan waren er 3.894 jonger dan 24 jaar. Dat betekent dat 29 % van de Overpeltse bevolking tussen 0 en 24 jaar is. Er wordt verwacht dat tegen 2025 dit aantal zal zakken tot 3.582 of een vermindering van 8 %. In vergelijking met gelijkaardige Limburgse gemeenten, is dit een beperkte terugval. Werken Uit de cijfers van de VDAB blijkt dat op 1 januari 2006, 139 van de jongeren tussen 18 en 25 jaar ingeschreven waren als niet werkende werkzoekende. Op een beroepsactieve jongerenpopulatie van 698 eenheden, is dit een werkloosheidsgraad bij jongeren van 19.9 %. Ten opzichte van 1 januari 2004 is dit een stijging met 9,9 %. Het valt op dat deze stijging volledig toe te schrijven is aan de mannen. Binnen Limburg staat Overpelt op het vlak van de werkloosheidsgraad bij jongeren op de 20ste plaats op 44 gemeenten. Het aandeel van de jongeren op een totaal van 573 niet werkende werkzoekenden binnen Overpelt bedraagt 24,8 %. Er is een dalende trend waar te nemen op dit vlak sinds 2004. Maar toch staat Overpelt met dit cijfer pas op de 32ste plaats in Limburg (44 gemeenten). Met een werkgelegenheidsgraad die de 100 % benadert, is dit een vreemde vaststelling. Opleiding In Overpelt lopen 3651 kinderen en jongeren tussen 2,5 en 18 jaar school. De gemeente vervult daarmee een regionale functie. Dit geldt zeker voor het industrieel-technisch en beroepsonderwijs, voor het kunstonderwijs en voor het buitengewoon beroepsonderwijs. In het basisonderwijs zitten in totaal 1629 kinderen, verdeeld over 3 scholengemeenschappen met in totaal 12 vestigingen. In het secundair onderwijs zitten 2022 jongeren, verdeeld over 2 scholengemeenschappen met 3 vestigingen. Op een totaal van 1204 Overpeltse jongeren tussen 18 en 24 jaar is er een beroepsactieve bevolking van 698. Dit wil zeggen dat er nog 506 jongeren in deze leeftijdscategorie studeren. Persoonsgebonden problemen Volgens de statistieken van de studiecel van de provincie Limburg werden er in 2006 in Overpelt 2 kinderen geboren in een kansarm gezin. Er zijn 18 jongeren door de jeugdrechtbank geplaatst onder een maatregel van bijzondere jeugdbijstand. Op een totaal van 3894 jongeren is dit 0,46 %. In de Limburgse gemeente met het hoogste percentage op dit vlak is dit 2,34 %. In Overpelt wonen 4 jongeren tussen 18 en 24 jaar die reeds kinderen hebben en leven van een leefloon. 12/69 48 jongeren zijn werkzoekend en hebben geen diploma van hoger secundair onderwijs. Dit vormt een risicogroep op de arbeidsmarkt. In Overpelt wonen 303 éénoudergezinnen met kinderen. In 2006 waren er 31 Overpeltse cliënten in de drugshulpverlening bij CAD. Hiervan waren er 25,8 % jongeren onder 25 jaar. Dat is minder dan hun aandeel in de bevolkingscijfers. Hieruit mogen geen voorbarige conclusies worden verbonden omdat middelenmisbruik niet voorkomt bij kleine kinderen. Als wij de categorie beperken tot de 12 tot 24 jarigen, dan zorgen 16,9 % van de bevolking voor 25,8 % van de cliënten. Dit is wel significant. Vrije tijd Dit lokaal sociaal beleidsplan wil de basis leggen voor de uitbouw van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid voor de Overpeltse kinderen en jongeren. In samenwerking met de gemeentelijke diensten (jeugddienst, sportdienst, cultuurdienst, bibliotheek, cultuurcentrum) en lokale actoren willen we werken aan initiatieven op maat van elke inwoner en wordt in de verschillende beleidsdomeinen bijzondere aandacht geschonken aan het bereiken van en de toegankelijkheid voor kwetsbare groepen. Voor de kinderen tussen 4 en 15 jaar bestaat het systeem van de knipoogcheques. Ieder kind krijgt een boekje met 25 cheques van 0,5 €. Deze cheques kunnen gebruikt worden om allerlei dingen mee te betalen of om korting te krijgen. Het OCMW verstrekt jaarlijks extra boekjes aan zijn cliënten. De knipoogcheques worden goed gebruikt door de Overpeltse gezinnen. 84 % van de cheques worden afgehaald en daarvan wordt 78,13 % ook effectief gebruikt. Het valt dus niet op dat bepaalde kinderen extra cheques mogen besteden. De knipoogcheques zijn een extra stimulans voor de toeleiding van kinderen naar het vrijetijdsaanbod. Voor jongeren ontbreekt een dergelijk initiatief. 1.4.2. SENIORENBELEID Algemene (demografische gegevens) Overpelt telde 13.245 inwoners in 2005. In 2015 zal het bevolkingscijfer toenemen met 833 eenheden of 6,3 % (zie supra). Het aantal +60-ers zal in diezelfde periode stijgen van 2.798 tot 3.568 eenheden. Dat is een stijging van 770 eenheden of 27,5 %. Op 63 eenheden na zal de groei van de Overpeltse bevolking tijdens de komende 10 jaren bestaan uit mensen van 60 en ouder. Van deze doelgroep waren er in 2005 nog 371 mensen van meer dan 80 jaar. In 2015 zullen er dat 692 zijn. Dat is een stijging van 86,50 %. Het zijn vooral (maar niet uitsluitend) de hoogbejaarden die tot het doelpubliek behoren van de (ruim gedefinieerde) thuiszorgsector. Als men de verschillende coëfficiënten (Bron : FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, dienst Demografie; zoals verwerkt door Provincie Limburg, 2de Directie Welzijn, Studiecel) gaat bekijken en men vergelijkt die met Vlaanderen, dan stelt men vast dat de veroudering in Vlaanderen op dit ogenblik veel ernstiger is dan in Overpelt. Naar 2015 toe zullen de gevolgen van de vergrijzing in Vlaanderen nog toenemen. Voor Overpelt is het betekenisvol dat tegen die tijd de cijfers van de gemeente die van het gewest zullen benaderen (zonder evenwel hieraan gelijk te worden). De doelgroep van de senioren wordt dus duidelijk belangrijker. Zij vormen nu 21,1 % van de bevolking en zullen in 2015 zelfs 25,3 % uitmaken van alle Overpeltenaren. Vijf procent (4,6 %) onder hen zal behoren tot de hoogbejaarden. Het gemeentelijk beleid in alle sectoren zal hiermee rekening moeten houden 13/69 Wonen 1. Algemeen Met 84,8 % aan eigen woningen mag men stellen dat de Overpeltse senior meer dan waarschijnlijk eigenaar is van zijn woning. Wel is 2,25 % van het woningbestand potentieel van mindere goede kwaliteit (zonder comfort). Hiermee bevindt Overpelt zich toch nog, samen met de andere Noord-Limburgse gemeenten, in het koppeloton van de provincie. Het woningpatrimonium is dan ook relatief jong (39,5 jaar). Dezelfde klassering geldt voor leegstand en verkrotting (0,08 %). 2. Specifieke huisvesting voor senioren De algemeen gezonde toestand van de woningen zegt evenwel niets voor de nood aan seniorenhuisvesting. Vaak zijn het andere dan louter bouwfysische motieven die de nood aan specifieke huisvesting bepalen en die te maken kunnen hebben met de fysieke mogelijkheden van de senior maar evenzeer met zijn mentale toestand. Overpelt beschikt op de huurmarkt over een patrimonium van 5 bejaardenwoningen en 6 seniorenappartementen via de sociale huisvestingsmaatschappij Kempisch Tehuis. Er kunnen dus 0,4 % van de senioren (+ 60 jaar) terecht in een aangepaste sociale woning. Na de opening van De Open Poort kwamen daar nog eens 12 appartementen (en studio’s) bij waardoor er potentieel 0,82% van de senioren een plaats kunnen vinden. De 24 serviceflats Wuytenhof kennen uiteraard een bezetting van 100 %. In afwachting van de opening van nogmaals 44 flats in hetzelfde complex, staan er 153 senioren op de wachtlijst waarvan 135 mensen van Overpelt (10/2006). Dit cijfer weerspiegelt de behoefte aan aangepaste huisvesting maar moet wel gerelativeerd worden. Ervaringen uit het verleden leren dat bij het oproepen van de kandidaten een aantal mensen afhaken omdat zij zichzelf uiteindelijk nog niet klaar achten voor deze woonvorm. Het rustoord Immaculata, beheerd door de zusters Augustinessen, beschikt over 75 bedden waarvan 25 RVT-bedden. Ook hier is er een aanzienlijke wachtlijst (10/2006). Voor de dementenafdeling zijn er 25 bedden beschikbaar voor 28 wachtenden waarvan 12 Overpeltenaren. Voor de andere 50 bedden zijn er 55 wachtenden van Overpelt en 67 wachtenden van de omliggende gemeenten. Hierbij zijn er een aantal personen die ingeschreven zijn in verschillende rustoorden. De cijfers moeten dus gerelativeerd worden. Toch tonen zij aan dat er een druk is op de sector. In totaal zijn er in Overpelt in 2006 dus 23 bejaardenwoningen beschikbaar , 24 serviceflats en 75 ROB- en RVT-bedden. Dit zijn in totaal 122 “wooneenheden”. De seniorenflats en de serviceflats kunnen eventueel bewoond worden door echtparen. In maximum 10 % van de gevallen gebeurt dat ook effectief. Dat betekent dat er 127 personen effectief een onderkomen kunnen vinden in deze bijzondere projecten voor seniorenhuisvesting. Dat is 4,5% van de seniorenpopulatie van de gemeente. Bij ingebruikname van de 44 vergunde serviceflats (opening eind 2008) zal dat 6,3 % zijn (= 177 personen na extrapolatie voor dubbelgebruik echtparen). 3. Evolutie Met het bouwen van 44 bijkomende serviceflats door de gemeente en de mogelijke uitbreiding van het rustoord Immaculata met 50 bedden, benadert Overpelt de programmatienorm. De programmatiecijfers voor 2006 werden gebaseerd op een bevolkingsprojectie tot 2011. Op basis hiervan mag Overpelt 140 ROB-bedden hebben. Zelfs met de geplande uitbreiding van Immaculata met 50 eenheden wordt dit niet bereikt. 14/69 Voor de serviceflats is de toestand anders. In totaal zullen er 68 eenheden zijn waarvan 24 reeds erkend en 44 met een voorlopige vergunning (exploitatie 2008). De norm bedraagt 65 eenheden en wordt berekend op 2 eenheden per 100 bewoners boven 60 jaar. Volgens de projectie naar 2011 zullen dat 3.233 personen zijn. Om het totaal aantal flats te bekomen moet met niet het programmacijfer nemen van de eigen gemeente maar wel van de VIPAregio. Dat zijn de eigen gemeente en de aangrenzende gemeenten. Volgens cijfers die wij in 2005 bekwamen van de Vlaamse Gemeenschap is er nogal wat groeipotentieel (+ 276) vooral omdat de buurgemeenten capaciteit onbenut laten. Met een gedifferentieerd aanbod van seniorenwoningen, serviceflats, ROB- en RVT-bedden, zullen er in de toekomst 6 à 7 % van de Overpeltse senioren een bijzonder en aangepaste huisvesting vinden in de gemeente. Daarvan zullen er slechts 75 (de rustoordbewoners) uit de thuiszorg blijven. Senioren verhuizen naar bejaardenwoningen of serviceflats omdat zij omwille van een persoonlijk probleem dat van fysieke of mentale aard kan zijn, een aangepaste woning nodig hebben. Maar precies daarom zijn zij aangewezen op thuiszorg. Samen met de mensen die nooit verhuizen maar wel meer zorgbehoeften kennen bij het ouder worden, verhogen zij de vraag naar alle vormen van thuiszorg. Een uitgebouwd seniorenbeleid kan dus niet zonder een aantal (semi)intramurale voorzieningen maar de thuiszorg in al zijn facetten blijft een noodzaak. Mobiliteit Over de mobiliteit van senioren beschikken wij slechts over interne cijfers. In 2006 telde de minder mobielen centrale 45 leden die regelmatig gebruik maken van dit vrijwilligersvervoer. Hiervan zijn er 32 personen van meer dan 60 jaar (71 %) en 24 leden zijn meer dan 70 jaar (53,3 %). De centrale wordt dus hoofdzakelijk gebruikt door senioren. Naast het vrijwilligersvervoer organiseert het OCMW ook rolstoelvervoer dat aan specifieke voorwaarden gebonden is (gebonden aan elektrische rolstoel of een gewone rolstoel maar niet in een gewone auto kunnen plaatsnemen). Ook hier zien wij een hoofdzakelijk gebruik door senioren alhoewel niet de leeftijd maar wel de handicap het criterium is voor de gebruiker. In 2006 waren er 57 Overpeltenaren die gebruik maakten van deze dienstverlening waarvan er 46 de leeftijd van 60 jaar hadden bereikt (80,70 %) en 22 38,5% ouder waren dan 70 jaar. Cultuur & Vrije tijd 1. Algemeen Met 11 seniorenverenigingen kent Overpelt een gevarieerd aanbod aan clubs die zich bekommeren om de ouder wordende inwoners van de gemeente. Van deze 11 verenigingen zijn er 6 die enkel kaartactiviteiten organiseren. De 5 overige clubs zijn actief binnen het ganse gamma van vorming en vrije tijd. De vijf verenigingen tellen samen 847 leden waarvan ongeveer de helft de activiteiten volgt. De programmatie is volledig in handen van de respectievelijke besturen die allen aangestuurd worden vanuit hun koepelorganisatie (2); 2. Ondersteuning en activiteiten Naast de ondersteuning (financieel en logistiek) door het gemeentebestuur van de seniorenraad, worden er via Palethe nog activiteiten georganiseerd die gericht zijn op dit doelpubliek. 15/69 De seniorenraad is in eerste instantie een adviesraad die zorgt voor de verdeling van de subsidies en voor het verstrekken van adviezen aan het gemeentebestuur en het OCMW. Hiertoe vergaderen zij maandelijks. De raad is samengesteld uit afgevaardigden van de verschillende bonden (afdelingen). Ieder jaar organiseert de Seniorenraad het “Feest van de Senior” in aansluiting op de St. Odafeesten (gebruik van de accommodatie). Tweemaal per jaar wordt in samenwerking met het provinciebestuur een opfrissingscursus “Wegcode” georganiseerd. Deze cursussen beslaan 5 namiddagen en er zijn telkens 25 senioren aanwezig. Daarbuiten heeft het C.C. Palethe een programmatie die gericht is op de ouderen. In het werkjaar 2005-2006 werden 3 shownamiddagen en 2 uitstappen georganiseerd. daarenboven werden 2 informatienamiddagen georganiseerd waarvan die over de nieuwe serviceflats in de drie wijkcentra plaatsvond met telkens tussen 25 en 50 aanwezigen. Ook het Sportcentrum De Bemvoort programmeert specifiek naar de doelgroep senioren. Er worden wekelijks 1 gymsessie met gemiddeld 31 deelnemers en 2 netbalsessies met gemiddeld 23 deelnemers georganiseerd en dit gedurende het ganse jaar. De omnisportclub die een wekelijkse activiteit organiseert in mei en juni heeft ieder jaar 86 deelnemers. Aan het netbaltornooi nemen jaarlijks 86 senioren deel. Zorgbehoeften 1. Situering Het is een evidentie dat met het ouder worden de zorgbehoeften van de mensen toeneemt. Het tijdstip waarop voor het eerst hulp nodig is, de intensiteit en de aard van de hulp verschilt erg van persoon tot persoon. Maar aan de wetmatigheid dat met het toenemen van de leeftijd ook de fysieke mogelijkheden wijzigen, ontsnapt niemand. In onze samenleving werd daarop ingespeeld door het organiseren van een netwerk van hulpverleningsdiensten met een zeer divers aanbod. In economische termen zegt men dan dat er een markt is. Naast de actoren uit de private en de semi-private sector is het OCMW een aanbieder op deze markt. Hoewel nergens in de OCMW-wet wordt gesproken over senioren, hebben de OCMW’s de ouderenzorg steeds tot hun taak gerekend. Zij zijn enerzijds een verlengstuk van de burgerlijke godshuizen waarvan de organisatie sinds de Franse revolutie tot de taak van de gemeentelijke overheden behoorden. Anderzijds is dit een toepassing van de OCMW-wet waarbij het plaatselijke openbaar centrum aan “elke persoon” de maatschappelijke dienstverlening moet garanderen waartoe de gemeenschap gehouden is. Het ontoereikend aanbod van de diensten in het werkveld heeft ertoe geleid dat de OCMW’s complementair en subsidiair een eigen dienstverlening hebben uitgebouwd om die algemene taak te kunnen waarmaken. Ondanks dit aanvullend openbaar initiatief blijft de druk op de thuiszorgsector groot. Om aan “elke persoon” de hulp te kunnen geven die nodig is, zal de gemeentelijke overheid moeten beslissen op welke wijze die hulp in de toekomst kan verstrekt worden. De demografische cijfers geven een indicatie van de behoeften en het werkveld biedt daartoe een aantal mogelijkheden. De demografische vaststelling dat het bevolkingsegment van +60 jaar en ouder met 27,50 % zal stijgen en het aantal hoogbejaarden van +80 jaar zelfs met 86,50 % zal groeien tussen 2005 en 2015, noodzaakt ertoe om minstens een globaal idee te ontwikkelen over hoe het lokaal bestuur hierop kan reageren. 16/69 2. Verstrekte hulp in de gemeente. In 2004 werden er door diverse erkende diensten in Overpelt 33.356 uren gezinszorg verstrekt. Het aandeel van senioren (+ 65 jarigen) wordt door de administratie geraamd op 85 %. Dat betekent dat er 28.353 uren werden gepresteerd bij ouderen. Na omrekening, waarbij minimaal 8 uren/week worden gerekend, zijn er ongeveer 68 oudere Overpeltenaren die er een beroep op kunnen doen. Officiële poetsdiensten presteren daarbij nog 20.842 uren. Omgerekend aan 95 % senioren (19.800) en minimaal 4 uren per geholpen persoon betekent dat ongeveer 95 benificianten. Het OCMW van Overpelt biedt daarenboven, boven op het vermelde aantal, nog 14.418 uren met de eigen poetsdienst. Volgens dezelfde omrekening betekent dat 54 geholpen personen. Dankzij het dienstenbedrijf kan het OCMW momenteel bijna dubbel zoveel uren presteren en worden bijkomend 10681 uren gewerkt bij 48 gezinnen. Tot 2002 beheerde het OCMW een eigen dienst voor gezinszorg. Deze dienst presteerde jaarlijks ongeveer 4.500 uren en kon ongeveer 11 tot 15 cliënten helpen. Omdat deze dienst te klein was om efficiënt te kunnen beheren en omdat via een fusie door de bevoegde minister substantiële capaciteitsuitbreiding werd beloofd, fusioneerden de 4 officiële diensten van Noord-Limburg hun hulpverlening binnen de structuur van de Welzijnsregio. Dat leverde tot op heden voor het ganse werkingsgebied 39.000 bijkomende uren/jaar op of een toename van 130 %. Voor Overpelt betekende dat een toename van 4.129 bijkomende uren. De fusie als dusdanig loonde dus. Anderzijds werden in Overpelt 15,85 % meer uren gepresteerd dan de programmatienorm. Uitbreiding van de dienstverlening is in deze omstandigheden niet evident. De thuisverpleging, als meest eminente tak van de thuiszorg, laten wij hier buiten beschouwing, omdat dit mechanisme gestuurd wordt door het RIZIV. Hierop kunnen het lokale bestuur en de lokale actoren niet ingrijpen. Wij ontvangen vanwege de patiënten noch vanwege de andere betrokkenen in de thuiszorg, signalen dat er een tekort aan zorg en/of een kwalitatief deficit zou zijn. 3. Evolutie. Gezinszorg en poetsdienst worden ook gepresteerd bij andere gebruikers dan senioren. Zieken en personen met een handicap behoren ook tot de doelgroep. Op Vlaams niveau gaat men ervan uit dat 85 % van de uren gezinszorg en 95 % van de uren poetsdienst worden geleverd aan +65-jarigen. Vergelijkenderwijze gebruiken wij dezelfde verhoudingen. Voor 2005 bedroeg de programmatienorm voor Overpelt 30.358 uren. In 2015 zullen er volgens diezelfde norm 43.737 uren nodig zijn (=+ 44%). Dit zijn uren die te presteren zijn door alle erkende diensten samen op het grondgebied van Overpelt. Dat zijn diensten met zeer verschillende inrichtende besturen. Omwille van het feit dat de Overpeltse dienst werd ondergebracht in de Welzijnsregio NoordLimburg en de rest van de prestaties geleverd wordt door derden, betekent dit dat het OCMW de sturende rol kwijt is. Anderzijds was met een microdienst van 4500 uren/jaar waarbij geen uitbreiding meer mogelijk was (wegens te klein), de sturingsmogelijkheid ook zeer gering. De verdere ontwikkeling van de gezinszorg in de gemeente zal dus het onderwerp moeten uitmaken van samenwerking met de andere partners. Aangezien er in Overpelt (cijfer 2004) 15,85 % boven de norm gepresteerd wordt, lijkt het plafond bereikt. Poetsdienst is altijd het terrein geweest waarop de (het) OCMW(‘s) het meest actief waren (was) . De verschillende tewerkstellingsinitiatieven sedert het begin van de jaren 80 boden die mogelijkheid. Tot op heden blijft dat zo. Momenteel geldt nog steeds hetzelfde contingent aan gesubsidieerde contractuelen als voorheen. 17/69 Maar nu dient zich ook de mogelijkheid aan van dienstencheques. Conform aan de bepalingen uit het beleidsplan 2002-2007 heeft het OCMW deze mogelijk aangegrepen om de dienstverlening gevoelig uit te breiden en wachtlijsten of toelatingscriteria te vermijden. Indien het systeem van dienstencheques een stabiel systeem blijkt te zijn met een voldoende financiering door de federale overheid, kan het OCMW hiermee een volwaardige dienstverlening in de poetsdienst uitbouwen. Momenteel kan dit nog aan kostprijs omdat de overheadkosten (nog) niet in rekening worden gebracht en omdat de huishoudhulpen nog geen anciënniteit hebben opgebouwd. Maar zelfs bij een stijging van de kostprijs en met het aanrekenen van het beheer, blijft dit een aantrekkelijk systeem dat perspectieven biedt om te groeien in functie van de behoeften. Het OCMW van Overpelt heeft zich wel steeds beperkt tot het verstrekken van deze vorm van poetshulp aan personen van het doelpubliek (ouderen, zieken en personen met een handicap). De modale tweeverdieners kunnen via dit systeem terecht bij de private dienstenbedrijven (interimbureau’s). Lokaal behoeftenonderzoek (2006) in een notendop In 2006 nam Overpelt deel aan het groot behoeftenonderzoek bij senioren. Datzelfde onderzoek vond ook plaats in 17 andere Limburgse gemeenten. Daardoor is er een geldige vergelijkingsbasis van de cijfers. Hier trachten wij om in een kort bestek de meest in het oog springende resultaten te vermelden (steeds met de andere 17 gemeenten als referentie) Methodologisch worden de vergelijkende cijfers gepresenteerd in Z-scores. Deze scores geven aan welke de afwijking is van de cijfers van de gemeente t.o.v. de rest van Limburg. De afwijkingen worden onderverdeeld in vijf klassen. 1 2 veel lager dan L. lager dan L. 3 gemiddeld 4 hoger dan L. 5 veel hoger dan L. De beste score is dus “veel hoger dan in Limburg” maar kan voor negatief gestelde vragen ook omgekeerd zijn (cf. onveiligheidsgevoel). 1. Veiligheid Onveiligiheidsgevoel 1 veel lager onveiligheidsgevoel 2. Welzijn van ouderen Psychisch welzijn 2 Eenzaamheid 2 minder kopzorgen, spanning en stress minder eenzaam 3. Sociale netwerken Kinderen en kleinkinderen Hulp ontvangen derden Hulp bieden aan derden Hulp bieden aan kinderen 4 2 3 4 meer contacten ontvangen minder hulp kinderen bieden evenveel hulp bieden meer hulp 4. Participatie Lidmaatschap verenigingen (algemeen) Lidmaatschap vereniging ouderen (kennis) 5 4 Lidmaatschap verenigingen ouderen Vrijwilligerswerk 4 4 veel meer lid van vereniging weet meer van ouderenverenigingen hogere participatie hogere participatie 18/69 5. Tevredenheid over het lokale beleid Tevredenheid over werking gemeentelijke diensten Tevredenheid over werking politie Tevredenheid afval- en huisvuilbeleid Tevredenheid over lokale infrastuctuur Tevredenheid over lokale welzijnsbeleid Tevredenheid over lokale cultuurbeleid Mate invloed senioren op beleid 6. Mobiliteit (gebruik van…) Fiets Openbaar vervoer Mindermobielencentrale en de taxi Tevredenheid openbaar vervoer 4 hogere tevredenheid 3 3 2 4 3 3 gemiddelde tevredenheid gemiddelde tevredenheid lagere tevredenheid hogere tevredenheid gemiddelde tevredenheid gemiddelde invloed 5 4 1 4 veel meer dan in L. meer dan in L. zeer weinig hogere tevredenheid Daarenboven werden er meer keuzevragen gesteld waarop een aantal mogelijke antwoorden konden worden gegeven. Hieronder geven wij de voornaamste resultaten. Problemen met de woning De drie belangrijkste problemen met de woning Woning is inbraakgevoelig Woning is moeilijk warm te stoken Woning is te gehorig (slechte geluidsisolatie) Problemen in de wijk De drie belangrijkste problemen in de eigen wijk Verkeer is te druk Te weinig voorzieningen Enkel ouderen wonen in de wijk Algemene problemen De drie problemen waarmee ouderen het vaakst geconfronteerd worden Gezondheidsproblemen Problemen met het invullen v&n formulieren Angst voor roof, diefstal of inbraak in woningen Personen waarmee men het vaakst contact heeft De drie personen waarmee men het vaakst contact heeft Kinderen en schoonkinderen Kleinkinderen Buren en mensen uit de wijk Overpelt 16,0 % 11,7 % 8,5 % Overpelt 32,8% 21,8 % 20,1 % Limburg 14,6 % 12,6 % 13,0 % Limburg 37,3 % 23,7 % 19,9 % Overpelt Limburg 11,4 % 9,5 % 8,5 % 17,1 % 12,4 % 11,7 % Overpelt 90,0 % 82,6 % 57,1 % Limburg 87,9 % 77,4 % 56,1 % 19/69 Hulp ontvangen Personen of organisaties waarvan men het meest hulp ontvangt Kinderen Partner Kleinkinderen Overpelt 72,7 % 39,8 % 38,6 % Limburg 56,8 % 34,1 % 27,9 % Participeren door ouderen Activiteiten die het meest worden beoefend Wandelen en fietsen Luisteren naar radio of muziek Tuinieren Overpelt 81,8 % 76,9 % 67,4 % Limburg 72,3 % 73,7 % 59,1 % Participeren door ouderen De drie verenigingen waarvan ouderen het meest lid zijn Verenigingen voor gepensioneerden Vrouwenbewegingen Sportverenigingen Overpelt 33,4 % 19,8 % 18,1 % Limburg 30,1 % 15,2 % 16,9 % Overpelt Limburg 59,5 % 28,4 % 20,4 % 55,5 % 32,9 % 24,7 % Culturele evenementen De drie aspecten die ouderen het meest belemmeren om culturele evenementen bij te wonen Geen interesse Financieel te duur Tijdstip van de voorstellingen (’s avonds) 1.4.3. PERSONEN MET EEN HANDICAP Wonen Overpelt – zorggemeente Overpelt is een zorggemeente bij uitstek met op haar grondgebied het MariaZiekenhuis Noord-Limburg met 348 bedden, het Revalidatie- en MS Centrum met 120 bedden, Sint-Oda met 229 (2006) personen met een handicap in woonopvang (internaat en nursingtehuis) en 34 plaatsen in dagopvang (semi-internaat en dagcentrum), de Klimroos met 12 bedden in woonopvang en 20 plaatsen in dagopvang. Aansluitend bij deze initiatieven verzorgt het St. Gerardusinstituut in de peutertuin Olleke Bolleke in Overpelt-Fabriek de gespecialiseerde dagopvang van peuters van 0 tot 4 jaar met een motorische handicap. Beschut Wonen biedt in de zorgfunctie “woonrehabilitatie”, huisvesting voor 24 gewezen psychiatrische patiënten. Daarenboven beheert de vzw Lindelheide nog 30 woningen met ADL-cluster in de dienst zelfstandig wonen en verhuurt ook vzw Stijn op dezelfde campus aan het Revalidatie- en MS Centrum nog 12 woningen zonder de ADL-ondersteuning. De gemeente Overpelt bouwde De Open Poort als een gecentraliseerde huisvesting voor verschillende welzijnsdiensten en verenigingen. In dit project, dat samen met cv Kempisch Tehuis werd gerealiseerd, zijn 12 volledig aangepaste flats voor personen met een handicap voorzien. Deze flats worden verhuurd aan individuele personen met een handicap. De Klimroos levert zorg voor deze personen met een handicap en is daarvoor erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap als proefproject in het kader van zorggradatie. 20/69 Zij richten zich op volwassenen met een niet-aangeboren hersenletsel of met een fysieke handicap. De handicap moet zodanig van aard zijn dat er ernstige beperkingen zijn op het gebied van ADL en sociale contacten. Deze zorgafhankelijkheid vereist een continue mogelijkheid tot het inroepen van assistentie. De Klimroos wil een samenlevingsverbonden vorm van dienstverlening uitbouwen. Door de centrale ligging van De Open Poort in het dorpscentrum kunnen de bewoners vlot aansluiten bij activiteiten in de gemeenschap waar ze wonen. De sociale huisvestingsmaatschappij Kempisch Tehuis, die meewerkte aan de projecten van de vzw Lindelheide en Open Poort, heeft nog 2 aangepaste woningen in het inbreidingsproject “Rodenbacherf” in het centrum van de gemeente. Persoonsgebonden problemen Wettelijke bevoegdheid De aanwezigheid van instellingen, vooral als die ook actief zijn in de dagzorg en/of ambulant behandelingen aanbieden, zorgt voor een relatief grote aanwezigheid van personen met een handicap die niet in de instellingen verblijven. Uit de Welzijnsmonitor 2006 (Provincie Limburg, 2de Directie Welzijn, Studiecel) leren wij dat er in Overpelt 1,11 % van de thuiswonende inwoners recht heeft op een tegemoetkoming voor personen met een handicap (integratie- en inkomensvervangende tegemoetkoming). Voor Noord-Limburg is dat 0,87 % en voor Limburg als geheel 0,92 %. Het OCMW is slechts bevoegd voor de bewoners die niet in een instelling verblijven tenzij voor die patiënten die ook voor hun opname in Overpelt woonden. Dat zijn de personen met een handicap die thuis verblijven, de bewoners van de woningen op de campus aan de Boemerangstraat en sommige bewoners van St.-Oda, het Revalidatie- en MS Centrum en De Klimroos (cf. wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van steun door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn). Zij kunnen beroep doen op de volledige steunverlening van het OCMW. Omwille van de bijzondere situatie (lees concentratie) van personen met een handicap in de woonzones rond de MS-kliniek, heeft het OCMW haar dienstverlening gelokaliseerd in de gebouwen van de vzw Lindelheide. Een maatschappelijk werkster houdt er 2 x per week spreekuren en wordt (gedeeltelijk) vrijgesteld voor bijstand aan de bewoners. Op de campus worden 30 dossiers beheerd. Hierdoor werd in de loop der jaren een bijzondere expertise ontwikkeld omtrent de specifieke problemen van personen met een handicap die ook dienstig is voor hulp aan de anderen in de gemeente. Zorgbehoeften Wat betreft de mogelijkheden van de personen met een handicap die niet in een instelling verblijven, geldt hetzelfde aanbod als voor de bejaarden. Voor een algemene beschrijving kunnen wij dus verwijzen naar hetgeen in het hoofdstuk senioren is beschreven. Met de opmerking dat 85 % (gezinszorg) tot 95 % (poetsdienst) van de thuisdiensten werken voor senioren, blijft er een voldoende potentieel over voor de personen met een handicap. Bij de beoordeling naar de gegrondheid van de nood aan deze diensten, is de leeftijd trouwens nooit een criterium maar is de behoefte aan hulp het bepalend criterium. Gezien er in de gezinszorg meer dan 15 % boven de programmatienorm gepresteerd wordt in Overpelt, moet geconcludeerd worden dat er voldoende mogelijkheden zijn om de personen met een handicap te bedienen, zelfs als men vaststelt dat er door de bijzondere Overpeltse situatie relatief gezien meer mensen met een dergelijk profiel wonen dan in andere gemeenten. 21/69 Cultuur & vrije tijd en morele verantwoordelijkheid … Met 700 “zorgbedden” in de gemeente draagt het lokale bestuur uiteraard een bijzondere verantwoordelijkheid voor de doelgroep. Dat wil zeggen dat zij in het verleden een facilitair beleid heeft gevoerd en ook in de toekomst de nodige aandacht zal moeten hebben voor de aanwezige instellingen in het algemeen en voor de zieken en personen met een handicap in de gemeente in het bijzonder. Initiatieven zoals de aanleg van het wandelpad “wandelen met wielen”, het convenant met het toegankelijkheidsbureau waardoor handelaren hun zaak gratis op toegankelijkheid kunnen laten doorlichten, de tweejaarlijkse culturele manifestatie “anders … en toch handig”, de speciale zwemsessies in zwembad “Dommelslag”, de aankoop van een lift voor het zwembad, de gratis toegang van begeleiders tot sport en culturele manifestaties, het bezoeksvriendelijk maken voor rolstoelgebruikers van gemeentelijke manifestaties, zijn evenveel bewijzen van de bijzondere aandacht die het gemeentebestuur bestuur heeft voor de doelgroep. De aanwezigheid van veel personen met een handicap resulteert in een levendig netwerk dat zich rond de personen met een handicap ontwikkelt. Met KVG is er een vereniging die 100 leden telt en jaarlijks tientallen ontspannende en vormende activiteiten organiseert voor de leden en waaraan gemiddeld 60 leden deelnemen. VOSPO is een sportclub voor mensen met een mentale of fysieke handicap en telt 80 sportende leden. Wekelijks brengen zij hun leden bijeen in de plaatselijke sporthal in 5 sessies voor kinderen, volwassenen en specifiek voor rolstoelbasketbal. Daaruit resulteren éénmalige organisaties maar ook deelnames aan diverse tornooien en competities. De instellingen voor personen met een handicap zoals St. Oda, het Revalidatie en MS Centrum en De Klimroos doen beroep op een talloze vrijwilligers voor de omrandende activiteiten. Dit heeft duidelijk een integratieve functie. In 2006 registreerde St. Oda 597 personen die op vrijwillige basis diverse taken op zich nemen. Alles samen (inclusief de vrijwilligers in beheers- en toezichtsorganen), worden er jaarlijks 24.986 uren vrijwilligerswerk geresteerd. Dat is het equivalent van 12,64 fulltime equivalenten. In het Revalidatiecentrum zijn iets meer dan 100 vrijwilligers opgelijst die voornamelijk patiëntgebonden activiteiten doen (zoals wandelen) maar ook zorgen voor talloze ontspanningsinitiatieven en het organiseren van de kantine. Mobiliteit Het OCMW tenslotte zorgt voor aangepast vervoer voor rolstoelgebonden patiënten. In 2006 deden 57 Overpeltenaren, die zich uitsluitend verplaatsen met een elektrische rolstoel of met een gewone rolstoel doch niet in een gewone auto kunnen plaatsnemen (of ter plaatse zich niet voldoende met een gewone rolstoel kunnen behelpen), beroep op deze specifieke hulpverlening, die als een aanvullend initiatief op de minder mobielen centrale (45 leden) is bedoeld. Het proefproject van De Lijn “aangepast vervoer voor personen met een handicap”, dat van start is gegaan op 01/07/2007, beoogt hetzelfde doelpubliek als het OCMW en zal, indien het wordt bestendigd en voor korte ritten, het rolstoelvervoer van het OCMW vervangen. Het werkt gedeeltelijk met de middelen van het openbaar vervoer die ook voor validen ter beschikking staan (cf. belbus) maar is voor het specifieke gedeelte gepersonaliseerd en aangepast aan de handicap. Bovendien wordt voor ritten van minder dan 10 km slechts het tarief van het openbaar vervoer gevraagd. Indien aangepast vervoer van deur tot deur nodig is, is er een meerprijs van slechts 0,50 EUR. Bij het OCMW betalen de gebruikers nog steeds 0,27 EUR per km (cf. Minder Mobielen Centrale). Het proefproject zal in juli 2008 worden geëvalueerd. Vanuit het principe van subsidiariteit, zal het initiatief van het OCMW dan mogelijk worden hervormd. 22/69 1.4.4. GEZINNEN EN KANSENGROEPEN Wonen In 2001 waren er in Overpelt 4.723 huishoudens en slechts 4.597 woningen Dat betekende een enorme druk op de woningmarkt (126 huishoudens delen één woning). Sindsdien steeg het aantal huishoudens met 7,8 % (op vier jaar) tot 5.090 eenheden. Dat betekent dat het woningpatrimonium van Overpelt op die vier jaar met 10,7 % is toegenomen. De druk op de woningmarkt blijft groot en zal de komende jaren nog toenemen. De gezinsverdunning is elders in Vlaanderen reeds verder gevorderd dan in Limburg en in Overpelt. In 1990 telde in Vlaanderen een privaat huishouden nog 2,59 personen, in 2002 is dit gedaald tot 2,42 personen. In 2005 bestond een Overpelts huishouden gemiddeld nog uit 2,6 personen (in 2001 zelf nog 2,7 personen). Dat betekent dat indien de gezinsverdunning zich ook in Overpelt doorzet en de gezinnen steeds kleiner worden, er meer woningen moeten worden voorzien. Op basis van de bevolkingsevolutie zouden er tegen 2015 in Overpelt voor 14.078 inwoners 5.414 woningen moeten zijn. Indien het aantal personen per gezin met 1/10de daalt over die periode moeten dat 5.631 woningen zijn. Indien Overpelt zich op het Vlaams gemiddelde zou bevinden dan moeten er 5.817 woningen beschikbaar zijn. Het woningpatrimonium bestaat voor 84,8 % uit eigendomswoningen en voor 15,2 % huurwoningen (Noord-Limburg 16,2 % en Limburg 19,1 %). Van de huurwoningen zijn er slechts 2,27 % sociale huurwoningen (1,93 % woningen en 0,34 % appartementen). Het Sociaal Verhuurkantoor Noord-Limburg (SVK) verhuurt daarbij nog 20 woningen (01/11/2007) in Overpelt. Ten opzichte van de omliggende gemeenten zijn er relatief gezien duidelijk minder sociale huurwoningen. Gedurende het jaar 2006 werden de woningen (20) die momenteel door het SVK worden beheerd, door het OCMW gehuurd en verhuurd aan de cliënten. Deze dienstverlening was nodig omdat de schaarste op de huurmarkt vooral effect heeft voor de meest kwetsbaren. Daarenboven kende het OCMW in 2006 tevens 27 huurwaarborgen toe waarvan er 16 ook effectief werden uitgevoerd. Werken Werkgelegenheid en tewerkstelling in cijfers. De Overpeltenaren kunnen ruimschoots werk vinden in de eigen gemeente; Met een werkgelegenheidsgraad van 87,3 % bekleedt de gemeente de 3de plaats in Limburg na Hasselt (105,4 %) en Genk (99,8 %) terwijl de werkgelegenheidsgraad in Noord-Limburg slechts 54,9 % bedraagt. Met de komst van het Mariaziekenhuis zal de werkgelegenheidsgraad van Overpelt de 100% benaderen of zelfs overstijgen. De aanwezigheid van voldoende arbeidsplaatsen op het grondgebied weerspiegelt zich slechts in beperkte mate in de werkloosheidscijfers. Met 6,7 % werklozen zit Overpelt weliswaar in de Limburgse kopgroep (9,0 %) maar moet in Noord-Limburg gemeenten als Peer (6,4 %) en Hamont-Achel (6,4 %) laten voorgaan. Buurgemeente Neerpelt heeft met een werkgelegenheidsgraad van 38,4 % slechts evenveel werklozen als Overpelt. Er is dus geen significante relatie tussen de werkgelegenheidsgraad en werkloosheidsgraad. Wat betreft de jeugdwerkloosheid scoort Overpelt (14,55%) bijna even goed als Hamont-Achel (14,43 %) en Peer (13,9 %) en beter dan Noord-limburg (15,75 %) en Limburg (20,93 %) Precies de helft van de Overpeltse werkzoekenden (49,8 %) hebben geen diploma HSO of hoger. Dat is minder dan in Limburg (53,6 %) en Vlaanderen (51,9 %). Zulks betekent dat er meer ongeschoolde arbeid te vinden is in de streek (gemeente) maar (of) dat er een probleem zou kunnen zijn voor hoger opgeleiden. 23/69 Overpelt scoort onevenredig hoog bij de werklozen met een arbeidshandicap (19,2 %). Dat zijn werkzoekenden zonder diploma of met slechts een BUSO-diploma, met een Vlaamse Fonds-nummer of met een beperkte arbeidsgeschikheid. Voor Limburg bedraagt dat cijfer slechts 13,7 % en voor Vlaanderen is dit maar 11,4 %. Buitenschoolse kinderopvang als middel om werken en gezin te combineren. Een lokaal bestuur wordt geacht om de polsslag van de bevolking te voelen en te anticiperen op de evoluties die worden vastgesteld. Reeds in 1992 werd de buitenschoolse kinderopvang ’t Ravotterke opgericht toen bleek dat hieraan een behoefte was. Werken en kinderen is dikwijls een moeilijke combinatie. Met de oprichting van ’t Ravotterke kwam het gemeentebestuur tegemoet aan deze vraag. Sindsdien is de dienst alleen maar gegroeid. De omstandigheden waaronder deze dienst werd georganiseerd en de regelgeving die de werking bepalen, wijzigden sindsdien grondig. Op dit ogenblik wordt de buitenschoolse kinderopvang in de gemeente georganiseerd door het OCMW op drie locaties tijdens de schooldagen en op 1 locatie tijdens de vakanties. Op schooldagen en vakantiedagen mogen er bij De Rakkers (centrum) 85 kinderen worden opgevangen terwijl er bij De Bengels (Lindel) en bij Jojo (Leopoldlaan) respectievelijk 34 en 32 opvangplaatsen zijn voor uitsluitend de schooldagen. Dat resulteerde in 2005 in 55.684 opvanguren en gemiddeld 306 kinderen die uit 182 gezinnen komen. Aan een dergelijke dienstverlening, die slechts zeer matig gesubsidieerd wordt (met vooralsnog federale middelen), hangt natuurlijk een prijskaartje; Voor 2005 was er een niet-gesubsidieerd tekort van 158.133,32 EUR of 2,84 EUR/opvanguur. Net zoals in de rest van Vlaanderen was er voor de zomervakantie 2007 een zeer grote vraag en dus een grote wachtlijst. Om tegemoet te komen aan de ouders die daardoor voor de vakantieopvang in de problemen kwamen, gaf het College van Burgemeester en Schepenen toestemming aan het OCMW om dringend te voorzien in bijkomende opvangplaatsen. Er werden voor de vakantiemaanden gemiddeld 30 bijkomende plaatsen gecreëerd met eigen middelen. Persoonsgebonden problemen De welzijnssector … Het gemiddeld belastbaar inkomen bedraagt 11.432 EUR/inwoner (2004). Dat is hoger dan in Noord-Limburg (€ 11.203) maar minder dan in Limburg (€ 11.933) en in Vlaanderen (€ 13.002). Daarenboven zijn er in de gemeente Overpelt minder gezinsinkomens (berekend per belastingsaanslag) onder 20.000 EUR (48%). In Limburg zijn er dat 53,7 % en in Vlaanderen 50,8 %. Het mediaaninkomen bedraagt 20.556 EUR terwijl dit voor Limburg slechts 18.882 EUR en voor Vlaanderen 19.764 EUR bedraagt. Overpelt lijkt dus in de Noord-Limburgse context een welwarende gemeente. In tegenstelling tot het mediaaninkomen, is het gemiddelde inkomen van de bewoners niet hoger dan in de rest van Limburg (en Vlaanderen), maar met een werkgelegenheidsgraad die de 100 % benadert, zijn er heel wat mogelijkheden. Zoals evenwel reeds hoger vermeld, is de aanwezigheid van een grote arbeidsmarkt niet steeds een garantie voor een tewerkstelling. Maar evenzo is het hebben van een job geen garantie voor probleemloos en zorgeloos leven. De maatschappij zelf, de complexe wijze waarop die georganiseerd is en vooral de snelheid waarmee die wijzigt, genereert een aantal problemen die de hulpverleningsdiensten in de welzijnssector zullen vatten in een “dossier”. Terwijl het opbouwwerk (in de gemeente aanwezig via Opbouwwerk Noord-Limburg en vanaf 2007 ondergebracht in de overkoepelende structuur van RIMO) zich zal bezig houden met het opzetten van collectieve acties van achtergestelde groepen, zullen de meeste andere welzijndiensten werken met de individuele cliënt (als complex systeem van aanleg, opvoeding en omgeving). 24/69 Hiertoe worden verschillende methodieken gebruikt afhankelijk van de specialisatie, de visie, de opleiding en de middelen die ter beschikking staan. In de gemeente zijn een aantal van die diensten aanwezig met hun zetel of met een antenne, zoals het Centrum Geestelijke gezondheid (groep LITP), het algemeen welzijnswerk met vzw Sonar; Beschut Wonen Noord-Limburg, Psychiatrische thuishulp, Kind & Gezin (consultatie en regiohuis). Uiteraard zijn er veel meer diensten die Overpelt tot hun werkingsgebied hebben maar daarom niet fysiek aanwezig zijn in de gemeente. Een opsomming hiervan zal steeds onvolledig zijn maar de voornaamste (bereikbare) partners zijn : het algemeen welzijnswerk mutualiteiten, DAGG Lommel (= Centrum Geestelijke Gezondheid), Reval en Validag (revalidatie), CAD (drugshulpverlening), Werkwinkel en T&O (trajectbegeleiding), Rechtshulp Welzijnsregio, Jongerenadviescentrum (JAC) … … samen met het OCMW … De meeste van de vermelde diensten situeren zich op de tweede en de derde lijn alhoewel sommige zich decretaal op de eerste lijn begeven. Het OCMW is evenwel de eerstelijns dienst bij uitstek omwille van haar wettelijke taakstelling en omwille van het feit dat in iedere gemeenten een OCMW aanwezig is. De kerntaak van het OCMW is vervat in artikel 1 van de organieke wet : de dienstverlening verzekeren waarop elk persoon recht heeft. De bepaling van wat de hulpverlening moet inhouden lezen wij in artikel 57 van de wet en is even vaag als de kernopdracht nl. curatieve en preventieve hulp van materiële, sociale, geneeskundige, sociaal-geneeskundige of psychologische aard. Een taakstelling waarvan de concrete invulling door de raad voor maatschappelijk welzijn wordt gegeven en gecontroleerd wordt (en eventueel gesanctioneerd) door de Arbeidsgerechten. Het doel van de hulp is om iedereen in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Er is ondertussen voldoende rechtspraak om het referentiebegrip af te bakenen, uiteraard met de nodige aandacht voor de specificiteit van iedere individuele situatie en met op de achtergrond de steeds wijzigende maatschappelijke situatie. …voor een integrale hulpverlening.. Steeds meer wordt de integratie en integreerbaarheid van de burger (de cliënt) de maatstaf om de menselijke waardigheid te beoordelen en de hulpverlening van het OCMW te toetsen. Daardoor gaat het OCMW zich begeven op domeinen die niet tot zijn klassieke territorium behoren zoals opleiding en tewerkstelling die als onverbrekelijke voorwaarden worden gezien voor een succesvol integratieproject. Maar ook voor huisvesting, gezondheidszorg, culturele participatie en toegang tot justitie en media wordt het OCMW aangesproken. De belangrijkste evolutie tekent zich evenwel af in de tweedelijns hulpverlening waartoe het OCMW gedwongen wordt. Steeds meer blijkt het OCMW een vangnetfunctie te vervullen voor cliënten wiens traject op de tweede lijn spaak loopt of die de toegang tot de tweede lijn niet vinden : psychiatrische patiënten, mensen met een mentale achterstand, drugsverslaafden, weglopers, jongeren met een niet voltooide schoolloopbaan, ouders met opvoedingsproblemen, personen met een crimineel verleden, ‘tottergezinnen’ en meervoudig achtergestelden. De druk op de hulpverleningsinstanties op de tweede lijn noopt hen tot wachtlijsten en dus tot selectie. Dikwijls zijn het de cliënten met de meest dringende problemen die daardoor de meer gespecialiseerde hulp mislopen en die derhalve terugvallen op de generalisten van het OCMW. Dit leidt al te vaak maar noodgedwongen tot crisisinterventie zonder probleemoplossend perspectief. De druk op het OCMW en inzonderheid op de maatschappelijk werkers wordt daardoor ongeoorloofd hoog. 25/69 Waarover het concreet gaat … Het OCMW is in eerste instantie gekend voor de financiële hulpverlening. Voor de meeste betekent dat het toekennen van leefloon (maatschappelijke integratie) en geldelijke steun. Voor insiders betekent dat evenwel ook budgetbegeleiding eventueel met het beheer van het budget, schuldbemiddeling en collectieve schuldenregeling. Behoudens enkele initiatieven van caritatieve verenigingen, is het verlenen van financiële steun een exclusieve taak van het OCMW. Het leefloon, het financiële luik van de wet op maatschappelijke integratie, beoogt als residuaire uitkering een inkomen toe te kennen aan iedereen die geen ander inkomen heeft en er geen kan verwerven. In 2005 keerde het OCMW aan 22 aanvragers en voor 45.555 EUR leefloon uit. Dat is beduidend minder dan in 2003 toen er nog 115.272 EUR werd uitbetaald. Omdat armoede een multi-aspectueel begrip is, mag hieruit niet worden afgeleid dat er minder armen zijn. Wetenschappelijk onderzoek zal moeten uitwijzen wat de oorzaak van die daling is maar intuïtief bestaat de indruk dat het beleid van activering van de uitkeringen, wat ook de drijfveer was om het bestaansminimum te hervormen, hier niet vreemd aan is. Omdat op vier jaar tijd (van 2003 tot 2006) de andere vormen van financiële steun toenemen, zou kunnen gesteld worden dat de financiële exponent van armoede zeker niet is verminderd. De uitbetaling van loutere financiële steun steeg met 25,6% tot 76.180,28 EUR. Maar vooral de tussenkomsten in huur (van 35.467 EUR tot 114.032,88 EUR), de tussenkomst in medische kosten (van 25.148 tot 32.763 EUR) en de steun in natura (van 3.096 tot 9.134 EUR = voeding) kenden een sterke groei. Dit zijn niet toevallig de verstrekkingen van de meest levensnoodzakelijke zaken. Dit wordt versterkt door federale initiatieven zoals het toekennen van een verwarmingstoelage waarvan er in de winterperiode 2005-2006 liefst 218 werden uitgekeerd door het OCMW. Algemeen gesteld zijn er dus minder mensen die geen vorm van inkomen hebben maar meer mensen die met het inkomen niet kunnen toekomen. Buiten het leefloon kent het OCMW jaarlijks aan 180 personen en gezinnen een bijkomende financiële steun toe. Hiertoe worden er maandelijks gemiddeld 22 beslissingen genomen door de OCMW-raad. … en hoe wij het oplossen… Het is moeilijk om op een objectieve wijze vast te stellen wat het minimuminkomen moet zijn om een leven te kunnen leiden dat beantwoord aan de menselijke waardigheid. Het zal wel altijd zo zijn dat er mensen zijn die met minder geld een kwalitatief aanvaardbaar leven kunnen leiden en anderen die met meer inkomen toch in de problemen komen. Alles hangt af van de levensstijl en de persoonlijke verwachtingen en aspiraties. Steeds vaker wordt vastgesteld dat er mensen zijn die ondanks een inkomen, dat als redelijk tot goed moet worden omschreven, in de problemen komen. De consumptiemaatschappij met al haar verlokkingen en de competitie tussen mensen om hun “welvaart” te showen, leidt tot financiële rampen. Onverantwoorde aankopen en leningslasten hebben vaak tot gevolg dat essentiële kosten niet worden betaald met een cascade van schulden tot gevolg. Wil een OCMW haar financiële hulpverlening beheersen, dan is het nodig om iets te doen aan de budgetproblemen. Dit kan met begeleiding, die steeds vaker gepaard gaat met het volledige beheer van het budget en kan een curatieve (schuldbeheersing en reductie) of een preventieve (vermijden dat problemen groter worden en mensen in de hulpverlening terecht komen) insteek hebben. Het ultieme doel blijft om de mensen te begeleiden naar het opnieuw zelfstandig beheren van hun budget, al zal dit voor sommigen een bijna onbereikbaar doel zijn. 26/69 In 2006 waren er 96 dossiers budgetbeheer. Dat betekent 24 dossiers per maatschappelijk werker in de algemene sociale dienst. Omdat een dossier budgetbeheer zeer tijdsintensief werk is, is dit voor hen een enorme caseload. Hieraan wordt gewerkt door de uitstroom te verhogen (cliënt sneller loslaten) en de instroom te kanaliseren via een wachtlijst. Van deze dossiers waren er 18 in collectieve schuldenregeling. … samen met de Welzijnsregio … De complexiteit van de maatschappij leidt ertoe dat er steeds meer mensen behoeften hebben aan degelijke informatie over rechten en plichten. Hiervoor kunnen zij steeds terecht bij de maatschappelijk werkster van het OCMW die de basisinformatie zal verstrekken. Het wordt echter steeds meer nodig op de eerste lijn, laagdrempelig en zonder kosten; gespecialiseerde informatie en advies te verstrekken. Daartoe werkt het OCMW samen met de Welzijnsregio Noord-Limburg en worden er werkelijks zitdagen georganiseerd van een juriste die slechts advies verstrekt, soms een brief schrijft maar nooit zal tussenkomen bij de rechtbank en een zaak zal pleiten. In 2006 telde de dienst rechtshulp 190 cliënten (met vaak meervoudige vragen) die 348 bureelbezoeken aflegden. Er werden 54 hulpvragers doorverwezen naar de advocatuur, 14 naar een notaris, 11 naar de sociale dienst van het OCMW en 24 naar andere diensten. Het grootste deel van de aanvragen betreffen familierecht (331) waarvan 239 familierecht en 92 betreffende contracten. Voor 50 cliënten werd een aanvraag voor pro deo en rechtsbijstand gedaan. … en alle andere partners in het werkveld. Samen met de maatschappij neemt ook de complexiteit van de welzijnssector toe. Cliënten die op zoek zijn naar hulp komen dikwijls terecht bij verschillende diensten die allen een bepaald facet van het probleem behandelen, hun eigen doelstellingen hebben en hun eigen methodiek hanteren. Dit kan zeer verwarrend zijn voor de cliënt en is vaak onproductief omdat de kans reëel is dat er “conflicterende” visies, inschattingen en acties zijn. Het is een organisatorische wetmatigheid dat differentiatie, specialisatie en fragmentatie van taken, de nood aan afstemming en coördinatie doen toenemen. Coördinatie wordt dan omschreven als “het onderling afstemmen van meerdere eenheden met betrekking tot hun activiteiten op één bepaald terrein” (Bouckaert Geert e.a., Van effectiviteit van coördinatie tot coördinatie van effectiviteit, Die Keure, 2000, p. 8) “Coördinatie” is dan ook een centraal begrip in het decreet Lokaal Sociaal Beleid. In navolging van hetgeen in de sector van de thuiszorg (via de SIT’s) reeds langer in praktijk werd gebracht, ontwikkelde zich in het welzijnswerk methodieken die gericht zijn op het gecoördineerd aanbieden van zorg. Het OCMW van Overpelt erkende reeds vroeg de nood aan coördinatie en is actief in de SIT’s waarvoor er 29 teambijeenkomsten werden georganiseerd in 2006. Maar ook op het terrein van de kansarmoede werden de evoluties van nabij gevolgd en dit resulteerde in 23 coördinatievergaderingen in het lokaal cliëntenoverleg waarbij telkens de betrokkene hulpverleners, het mantelnetwerk en de cliënten rond de tafel werden gebracht. Het decreet Lokaal Sociaal Beleid bevestigt het lokale bestuur (i.c. het OCMW) in haar rol als motor van de coördinatie, zowel op het cliëntenniveau als op beleidsniveau. Maar er is meer… Zonder dat dit cijfermatig kan ondersteund worden, maar zoals blijkt uit de dagelijkse praktijk op de sociale dienst van het OCMW, wordt in steeds meer dossiers vastgesteld dat de integriteit van kinderen in het gedrang komt. 27/69 Dit kan te maken hebben met verwaarlozing maar is meer het gevolg van een gebrek aan pedagogische vaardigheden. Vaak hebben ouders het moeilijk om zichzelf in stand te houden in een snel wijzigende omgeving en hebben zij problemen om hun plaats en rol in de samenleving te definiëren. De ouderlijke intuïtie waarmee zij zelf zijn opgevoed, volstaat meestal niet meer om hun kinderen te socialiseren. De traditionele opvoedingssystemen (onderwijs, jeugdbeweging en verenigingen) verliezen hun invloed op de opvoedingssituatie van de kinderen. Dit leidt soms tot niet tolereerbaar gedrag door het gebrek aan een goed referentiesysteem van waarden en normen in het gezin. Het bewustzijn rond deze problematiek groeit bij de welzijnsdiensten die hiermee geconfronteerd worden. De vraag naar opvoedingsondersteuning klinkt steeds luider en de lokale besturen worden gesolliciteerd om hierin een rol te vervullen. Dit is een uitdaging voor de komende jaren. 28/69 HOOFDSTUK 2 – GEÏNTEGREERDE VISIE OP HET LOKAAL SOCIAAL BELEID 2.1. ZOEKTOCHT NAAR EEN GEÏNTEGREERDE VISIE Om een geïntegreerde visie op het (lokaal) sociaal beleid te kunnen ontwikkelen moet men vertrekken van een adequate definiëring. Het is belangrijk om te weten welke de minimale voorwaarden zijn die moeten vervuld zijn voor de individuen en gezinnen om te kunnen spreken van een harmonieus sociaal leven. Negatief geformuleerd moet men met andere woorden de samenstellende delen kennen waarvan het ontbreken of het disfunctioneren kan leiden tot sociale achterstelling of uitsluiting. Wij verwijzen hierbij naar de multi-aspectuele benadering van kansarmoede. Geïntegreerd lokaal sociaal beleid heeft twee erg verschillende dimensies : een horizontale en een verticale. Een goed sociaal beleid houdt zich bezig met alle aspecten die het leven van de burger als persoon en als lid van de samenleving beïnvloeden. Dit zijn aspecten die het materiële en het persoonlijke welzijn bepalen. Traditioneel worden dan genoemd : onderwijs, wonen, werken, gezondheid, maatschappelijke en culturele participatie …Bij uitbreiding kan hiertoe zelfs de zorg voor een zuiver leefmilieu, de (verkeers)veiligheid, ruimtelijke ordening worden gerekend. Deze horizontale dimensies zijn verdeeld over talrijke beleidsdomeinen. In zijn pure vorm betekent zulks dat al deze aspecten moeten behandeld worden in een sociaal beleidsplan. Wat de benadering van een integrale visie nog complexer maakt is de verdeling van bevoegdheden over de verschillende beleidsniveaus (verticale dimensie). De federale overheid, de Vlaamse overheid, de lokale besturen met daartussen de provincies in een ondersteunende rol, bezetten elk een deel van de bevoegdheden die deel uitmaken van een sociaal beleid. Het subsidiariteitsbeginsel dat bepaalt “dat hogere instanties niet iets moeten doen wat door lagere instanties kan worden afgehandeld”, tenzij “'lagere' overheden (lidstaten) niet voldoende in staat zijn om bepaalde doelstellingen te bereiken”(speciaal protocol gevoegd bij het Verdrag van Maastricht – 1992), wordt als principe algemeen aanvaard maar blijft in werkelijkheid vaak dode letter omwille van een overdreven normeringsdrang door de centrale besturen. Met deze beperkingen voor ogen moet een geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid zich beperken tot die beleidsdomeinen waarop omwille van de hierboven omschreven dimensies, kan worden opgetreden en waarbij een realistisch en effectief beleid kan worden gevoerd. Soms zullen dit eigen initiatieven zijn die in alle vrijheid een lokale beleidskeuze inhouden. Maar vaak zal dit ook het verplicht of vrijwillig uitvoeren zijn van beleidskeuzes die door de centrale overheden worden gedaan. Op een aantal punten zal zelfs niet kunnen worden ingegrepen omdat dit tot de exclusieve bevoegdheden of taken van de federale of de Vlaamse overheid behoort. In dat geval geldt het centrale beleid als een beperkende factor voor de lokale initiatieven. (Jan Vranken e.a., Armoede en sociale uitsluiting – Jaarboek 2006, Acco Leuven, p.445 e.v.) Het centrale beleid doet voor de uitwerking en concretisering van haar beleid dikwijls een beroep op meewerkende derden die zijn ingebed in het regelgevend en financieel kader van de overheid maar die als uitvoerders eigen (vaak ideologische) accenten proberen te leggen (cf. de zgn. meewerkende derden). Hun veelvuldige aanwezigheid stelt problemen van afstemming. De zorg voor de coördinatie wordt in het Decreet Lokaal Sociaal Beleid als een soort toegewezen bevoegdheid toevertrouwd aan de lokale besturen. Zowel de coördinatie op het niveau van de individuele sociale dossiers (hulpverlening) als de coördinatie op beleidsniveau, bieden kansen om de integratie te optimaliseren. 29/69 2.2. MISSION STATEMENT De beperkingen die wij hierboven hebben beschreven, de horizontale benadering en de verticale, gefragmenteerde bevoegdheidsverdeling, over alle aspecten van het sociale beleid, nopen het lokale bestuur tot een pragmatische benadering waarbij alle aspecten aan bod komen voor zover men er plaatselijk enigermate sturing aan kan geven. Het lokale beleidsplan moet in de hoogst mogelijke mate geïntegreerd zijn, maar moet ook realistisch en uitvoerbaar zijn. Dit leidt tot het volgende opdrachtverklaring. MISSION STATEMENT Het lokale bestuur, met als componenten het gemeentebestuur en het OCMW, wil, binnen de haar toegewezen en subsidiaire bevoegdheden, een sociaal beleid voeren dat voor de Overpeltenaren de mogelijkheden schept om hun leven op een harmonieuze manier in te richten met inbegrip van alle aspecten die nodig zijn voor een waardig materieel bestaan en een kwalitatieve persoonlijke invulling van het leven in een betrokken lokale samenleving. Zij doet dit bij voorkeur en waar mogelijk in samenspraak met de bevolking en met de samenwerkende derden. Voor de burgers die omwille van persoonlijke of maatschappelijke redenen geen aansluiting vinden met de samenleving en op één of meerdere aspecten van het sociaal spectrum zijn achtergesteld of uitgesloten, organiseert het lokale bestuur een effectieve hulpverlening die er op gericht is om de aansluiting bij het sociale netwerk te herstellen en die gestuurd wordt vanuit een gezamenlijke bezorgdheid van beide lokale besturen. Het organiseren van deze hulpverlening kan door middel van de eigen diensten, de medewerking van andere gespecialiseerde partners op het werkveld en door een actieve coördinatie van de hulpverlening vanuit de algemene principes die ten grondslag liggen aan het “lokaal cliëntenoverleg” (sociaal huis). Aansluitend op de methodiek die gebruikt werd bij het opmaken van de omgevingsanalyse, zal deze opdrachtverklaring verder worden uitgewerkt in een strategische nota met meerjarenplan volgens de categoriale en sectorale benadering (cf. 1.3.2. De methodiek). Zo komen achtereenvolgens de volgende categorieën aan bod : jongeren, ouderen, personen met een handicap en tenslotte gezinnen en kansengroepen. 30/69 HOOFDSTUK 3 – MEERJARENPLAN MET BETREKKING TOT ACTIES EN INZET VAN LOKALE MIDDELEN De opbouw van het meerjarenplan is als volgt : 1. Per categorie (doelgroep) is er een opdrachtverklaring waarin de grote principes worden neergeschreven. 2. Per beleidsdomein (sector) binnen de doelgroep, zijn er meerdere strategische doelstellingen (effecten die men wil bereiken). 3. Per strategische doelstellingen wordt een onderscheid gemaakt tussen de operationele doelstellingen (hoe men te werk zal gaan), acties (concrete matregelen) en resultaten of metingen hoe de actie zichtbaar moet worden. Schema Opdrachtverklaring Operationeel doel 1 Operationele doel 2 Strategische doelstellingen 1 Acties Acties Resultaat of meting Resultaten of meting Operationeel doel 1 Operationele doel 2 Strategische doelstellingen 2 Acties Acties Resultaat of meting Resultaten of meting Nummering van de doelstellingen Combinatie : Letter/2 letters/cijfer/cijfer 1ste letter = Categoriën J= G= S= K= Jongeren Personen met een handicap Senioren Kansengroepen (en gezinnen) 2de letter (2) : Beleidsdomeinen of sectoren Wo = Wonen We = Werken Mo = Mobiliteit Vt = Vrije tijd Pg = Persoonsgebonden problemen Zo = Zorgbehoeften 1ste cijfer : Strategische doelstellingen 2de cijfer : Operationele doelstellingen 31/69 3.1. JONGEREN J/ Opdrachtverklaring Jongeren zijn, als toekomstige dragers van onze maatschappij, een bijzonder belangrijke doelgroep maar omwille van hun specifieke positie in hun gezin, in hun school en sportclub en in de maatschappij in het algemeen, zijn zij ook een bijzonder kwetsbare groep waarvoor het lokale bestuur, binnen zijn mogelijkheden en opdracht en zonder betutteling, de mogelijkheden wil scheppen om de stap naar volwassenheid zonder grote obstakels te zetten. 3.1.1. WERKEN J/We/1 : Strategische doelstelling : werken/ opleiding Omdat tewerkstelling voor jongeren niet alleen een noodzakelijke voorwaarde is om blijvend te integreren in de maatschappij maar ook de enige manier om zich te verzelfstandigen van hun ouders, willen het gemeentebestuur en het OCMW ijveren om de beschikbare tewerkstelling in de gemeente bereikbaar te maken voor zoveel mogelijk mensen en voor hen die omwille van een arbeidshandicap niet in het gewone arbeidscircuit kunnen worden opgenomen de nodige maatregelen voorzien om hen te kunnen toeleiden naar een aangepaste tewerkstelling (al dan niet in een aangepast arbeidszorgproject). Zie ook 3.4. Gezinnen J/We/1/1/ Bij hulpverlening In alle hulpverleningsdossiers Ieder kwartaal worden de rond arbeid en tewerkstelling, van jongeren zal er doorverwezen dossiers al dan niet in combinatie met bijzondere aandacht zijn voor geëvalueerd op resultaat en een aangepaste opleiding de tewerkstellingssituatie en besproken met de dienst T&O (zoals dat wordt besproken in zullen zij bij voorrang worden of elke andere dienst het punt 3.4. Gezinnen en verwezen naar de dienst T&O waarnaar wordt kansengroepen), zijn van de Welzijnsregio Noord- doorverwezen. jongeren een prioritaire Limburg of andere doelgroep. gespecialiseerde partners. Vanaf 2010 wordt binnen de steunverlening een Binnen de hulpverlening aan genormeerd systeem jongeren, kan het OCMW, ingevoerd voor het verlenen een genormeerd systeem van aanmoedigingssteunen invoeren tot het verlenen van voor jongeren (- 25 jaar) met incentives voor jongeren met een bijzondere een bijzondere arbeidshandicap. arbeidshandicap die deelnemen aan Aan de meest geëigende goedgekeurde opleidingen en partners in het werkveld kan vormingen. het lokale bestuur een resultaatgerichte Aan erkende samenwerkingsovereenkomst opleidingsinstituten kan, voorstellen met een financiële binnen de perken van de tegemoetkoming vanaf 2010. bevoegdheden van het OCMW, een samenwerking worden voorgesteld waarbij in ruil voor opleiding (met opvolging en regelmatige rapportage) van een doelgroep jongere een financiële tegemoetkoming wordt gegeven. 32/69 J/We/1/2/ Jongeren met bijzondere problemen rond arbeidsattitudes en motivatie moeten in een voortraject een training krijgen die gericht op het verwerven van de maturiteit die nodig is om succesvol in het arbeidscircuit te treden. Aan de Welzijnsregio zal worden voorgesteld om in het kader van de intensieve begeleiding van jongeren naar tewerkstelling te werken rond training in arbeidsattitude en arbeidsmotivatie in een voortraject. J/We/1/3/ Een sociale tewerkstelling in het kader van artikel 60 §7 van de OCMW-wet is een middel om jongeren in orde te maken met de sociale zekerheid maar kan dit nooit als finaliteit hebben en kan dus slechts worden toegepast indien het samengaat of wordt gevolgd door een begeleiding naar de reguliere arbeidsmarkt c.q. een aangepaste tewerkstelling. Iedere jongere (-25 jaar) die wordt tewerkgesteld in het kader van artikel 60 § 7 van de OCMW-wet, wordt via T&O intensief begeleid en indien nodig getraind in arbeidsattitudes. Vanaf 2010 is er bij de dienst T&O van de Welzijnsregio een gespecialiseerd personeelslid dat op een intensieve wijze jongeren traint in arbeidsattitudes en arbeidsmotivatie om hen nodige maturiteit bij te brengen voor het doorlopen van een opleidings- en tewerkstellingstraject met uiteindelijke doel een tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit. Over de periode 01/01/2008 t/m 31/12/2013 mag maximaal 25% van de jongeren die tewerkstelling art. 60§7 achter de rug hebben na 3 maanden nog werkloos zijn. 3.1.2. PERSOONSGEBONDEN PROBLEMEN J/Pg/1/ Strategische doelstelling : persoonsgebonden problemen De ontwikkeling van kind naar volwassenen is voor de jongeren een boeiende maar risicovolle periode met vaak zeer leeftijdsgebonden problemen waarvoor de normale hulpverleningskanalen vaak geen oog hebben of de nodige competenties missen. Binnen hun mogelijkheden en de taakstelling in het jongerenwerk, willen de lokale besturen zowel preventie als hulpverlening bieden om die transitie voor de jongeren te laten verlopen zonder toekomstbedreigende incidenten. J/Pg/1/1/ Jongeren moeten De Dienst welzijn heeft de De dienst welzijn: een aanspreekpunt krijgen opdracht om – in - heeft permanente aandacht die hun grote en kleine samenwerking met de voor drugpreventie; problemen kanaliseert en gemeentelijke jeugddienst en - organiseert – in indien mogelijk oplost en/of eventueel andere actoren – samenwerking met het doorverwijst. doelgerichte preventieve OCMW – gerichte acties naar acties op te zetten. jonge huisverlaters; - werkt – in samenwerking In 2008 wordt onderzocht of met de gemeentelijke het mogelijk is om een jeugddienst – aan de contactpunt van het JAC beeldvorming rond (jongerenadviescentrum) te ‘rondhangende jongeren’ en lokaliseren op een plaats met doet bij eventuele problemen een lage drempel voor beroep op gespecialiseerde jongeren in Overpelt externe actoren. 33/69 Indien een samenwerking mogelijk is wordt het lokale contactpunt van het JAC geactiveerd in 2009. Jaarlijks rapporteert het JAC aan het gemeentebestuur. 3.1.3. VRIJE TIJD J/Vt/1/Strategische doelstelling: Vrije tijd Het gemeentebestuur en het OCMW willen dat de ‘JONGE’ Overpeltenaren voor hun persoonlijke ontplooiing en in functie van hun mogelijkheden en interesses, maximaal kunnen participeren aan het sociale en culturele leven van in hun onmiddellijke omgeving. J/Vt/1/1/ De vrijetijdssector De vrijetijdssector met zijn Elk kind en elke jongere moet De knipoogcheques kunnen sociale, culturele en/of kunnen participeren aan het gebruikt worden voor de ontspannende activiteiten sociale en culturele leven, deelname aan alle activiteiten moet kinderen en jongeren ongeacht de (financiële) die ingericht worden door de kansen bieden om zich in de situatie van de ouders. Alle sport-, de jeugd- en de lokale gemeenschap te Overpeltse kinderen van 4 tot cultuurdienst; de plaatselijke integreren. en met 15 jaar hebben openbare bibliotheek; daarom jaarlijks recht op 25 kinderopvang 't Ravotterke; Knipoogcheques met een Palethe vzw; sportcentrum totale waarde van 12,5 EUR. De Bemvoort vzw; de Ouders van kinderen en speelpleinwerking; jongeren die het financieel verenigingen, Overpeltse moeilijk hebben, krijgen extra scholen en jaarlijks chequeboekjes toebedeeld weerkerende initiatieven met via het OCMW. een openbaar karakter die hiervoor een erkenning bekomen hebben. In het aanbod van sport, Het doel van de cheques is cultuur en vrije tijd is een de toegankelijkheid van sportduidelijk gedeelte specifiek , cultuur-, of voorzien voor kinderen en ontspanningsactiviteiten te jongeren. Inspraak via verhogen, en aldus jeugdraad en kinderraad drempelverlagend te werken. kunnen leiden tot een verrassend en eigentijds aanbod. Het programma-overleg tussen de verschillende vrijetijdsdiensten blijft bestaan en vindt maandelijks plaats. Via de maandelijkse bijeenkomsten van de jeugdraad en de tweemaandelijkse bijeenkomsten van de kinderraad worden kinderen en jongeren aangespoord om mee hun stempel te drukken op het gemeentelijk vrijetijdsaanbod. 34/69 J/Vt/1/2/ De jeugddienst “specifiek” De jeugddienst zet aanvullende jeugdwerkinitiatieven op voor kinderen en jongeren en probeert hen hierbij maximaal te betrekken. In zijn programmatie zal de jeugddienst, naast economische en budgettaire overwegingen, rekening houden enerzijds met de vraag van de Overpeltse kinderen en jongeren en anderzijds met hun persoonlijke ontplooiing. Bij de bekendmaking van de programma’s, wordt gezocht naar nieuwe en/of alternatieve kanalen om specifieke doelgroepen (cf. kinderen en jongeren) te betrekken bij de activiteiten van de jeugddienst. Vanuit een samenwerkingsverband tussen jeugdwerk, jeugddienst en OCMW willen we ook de toeleiding van kansarme kinderen en jongeren naar het jeugdwerk en de vrijetijdssector vergroten. Samen met het OCMW zal worden gezocht naar mogelijkheden om de middelen van het fonds voor sportieve en culturele participatie aan te wenden voor een ruime cultuurspreiding ten behoeve van de groep van kansarmen, gewoonlijk gedefinieerd als mensen met een leefloon en mensen in budgetbeheer. Per jaar (vanaf werkjaar 2008-2009) programmeert de jeugddienst ontspannende activiteiten voor zowel kinderen als tieners, in samenwerking met andere partners waaronder ook het jeugdhuis. In het kader van het preventieproject ‘De Pleister’ (waarvan de jeugddienst deel uitmaakt) worden er jaarlijks 2 info- avonden georganiseerd. Voor de kinderen en jongeren in het algemeen zal een smssysteem worden geïmplementeerd, de bestaande jeugdinfohoek en de jeugdwebsites worden blijvend geactualiseerd. De jeugdverenigingen, de jeugd- en de sportdienst en het jeugdhuis bezorgen flyers ed. van hun activiteiten/ werking aan het OCMW en aan het Valkenhof. Zij bezorgen deze op hun beurt aan respectievelijk hun cliënteel en bewoners. Jaarlijks wordt een deel van de toelage voor maatschappelijk, culturele en sportieve ontplooiing besteed aan een bijzondere campagne om kansarmen aan de activiteiten van de jeugddienst te laten participeren. Hiervoor wordt een werkgroep ad hoc geïnstalleerd met het OCMW, de sport- de jeugd en de cultuurdienst als partners. 35/69 J/Vt/1/3/ Het sportcentrum “specifiek” Het sportcentrum en de sportdienst moeten de motor zijn van activiteiten voor de lichamelijke fitheid van de bevolking ten behoeve van een algemeen gezonde basisconditie voor iedereen. Het sportcentrum programmeert ruime zuiver recreatieve activiteiten evenals initiaties in de gekende en erkende sporten met het oog op een zo ruim mogelijke lichamelijke ontwikkeling van Overpeltse kinderen en jongeren. Bij de bekendmaking van de programma’s, wordt gezocht naar nieuwe en/of alternatieve kanalen om specifieke doelgroepen (cf. kinderen en jongeren) te betrekken bij de activiteiten van het sportcentrum. J/Vt/1/4/ Het cultuurcentrum “specifiek” CC Palethe moet het centrum zijn van cultuurbeleving en cultuurontwikkeling in de gemeente. In zijn programmatie van voorstellingen en vormingen zal CC Palethe, naast economische en budgettaire overwegingen, rekening houden enerzijds met de vraag van de Overpeltse kinderen en jongeren en anderzijds met de culturele ontplooiing. Vanaf het werkjaar 20082009 wordt een specifieke (doch anonieme) campagne gevoerd om de doelgroep te laten participeren aan de activiteiten van het sportcentrum. Er wordt samen met de sportclubs een vademecum opgesteld en verspreid bij de doelgroep over de activiteiten van de Overpeltse sportclubs met inbegrip van contactadressen en de uren van de clubactiviteiten. Vanaf het werkjaar 20082009 wordt voor minstens 2 vooraf bepaalde voorstellingen een campagne gevoerd om de doelgroep uit te nodigen. Bij de bekendmaking van de programma’s, wordt gezocht naar nieuwe en/of alternatieve kanalen om specifieke doelgroepen (cf. kansarmen) te betrekken bij de activiteiten van het cultuurcentrum. 3.2. PERSONEN MET EEN HANDICAP G/ Opdrachtverklaring Personen met een handicap zijn gelijkwaardige burgers van de gemeente en hebben het recht om onder dezelfde voorwaarden beroep te doen op dezelfde voorzieningen als de valide burgers maar worden geholpen, indien dat nodig is omwille van hun handicap, om via collectieve voorzieningen of individuele hulp om dit recht uit te oefenen. 36/69 3.2.1. WONEN G/Wo/1/Strategische doelstelling : instellingen De initiatiefnemers, inrichtende machten en directies van de diverse instellingen voor personen met een handicap en zieken, vinden in Overpelt een bestuur dat de mogelijkheden schept om die instellingen op te richten en uit te bouwen tot centra voor huisvesting en verzorging met een open en vooruitstrevende blik op de integratie van hun bewoners. G/Wo/1/1/ Overpelt wil als Er wordt een ambtenaar Vanaf 2009 functioneert de een goede gastgemeente aangeduid die alle vragen aangewezen ambtenaar en voor de diverse instellingen, vanwege de instellingen rapporteert hierover in het facilitair optreden door binnen ontvangt, doorverwijst naar jaarverslag. de grenzen van het mogelijke de juiste dienst en opvolgt en het toelaatbare logistieke welk gevolg hieraan werd Jaarlijks wordt een hulp te verlenen. gegeven en dit volgens vergadering samengeroepen vooraf af te spreken regels. met de partners uit de instellingen en wordt een Eén maal per jaar wordt er verslag/afsprakennota een instuifvergadering gemaakt over de wensen, gehouden waarop de verwachtingen en noden van verschillende directies en/of de instellingen ten opzichte inrichtende machten elkaar van het lokale bestuur en kunnen ontmoeten en samen omgekeerd. met de lokale besturen een inventaris opmaken van de De afsprakennota wordt wensen, verwachtingen en opgevolgd door de noden die op het terrein aangewezen ambtenaar die worden vastgesteld. jaarlijks rapporteert in het jaarverslag. G/Wo/1/2/ Overpeltse personen met een handicap die buiten de gemeente in een instelling verblijven en waarvoor ons OCMW bevoegd is tot het verlenen van steun, kunnen rekenen op alle faciliteiten van het loket voor personen met een handicap zodat zij hun persoonlijke rechten op de voor hen bestemde voorzieningen kunnen laten gelden. Het lokale bestuur zal binnen het sociaal huis een loket voorzien dat speciaal gericht is op de (administratieve) hulpverlening aan personen met een handicap en/of hun vertegenwoordigers en dat ook open staat voor hen die buiten de gemeente in een instelling verblijven. Jaarlijks wordt gerapporteerd over de activiteiten van het loket voor personen met een handicap binnen het sociaal huis en in casu over de hulp aan personen met een handicap die buiten de gemeente verblijven in instellingen. . G/Wo/2/ Strategische doelstelling : zelfstandig wonen De lokale besturen van Overpelt willen zorgen dat personen met een handicap en zieken, zelfstandig kunnen wonen in de gemeente in harmonie met de plaatselijke gemeenschap en met de hulp die daarvoor noodzakelijk is. 37/69 G/Wo/2/1/ Personen met een handicap, die zelfstandig in de gemeente wonen, alleen of met familie, moeten maximale kunnen functioneren in de plaatselijke gemeenschap en krijgen daartoe de maximale mogelijkheden vanwege het gemeentebestuur. Er wordt een loket voor personen met een handicapl opgericht waar de doelgroep met alle doelgroepspecifieke vragen terecht kan voor hulpverlening of gerichte doorverwijzing. Vanaf 2009 rapporteert het loket voor personen met een handicap over de activiteiten in het jaarverslag. Voor vragen en adviezen omtrent wonen, bouwen, verbouwen (subsidieregelingen e.d.) wordt samengewerkt met externe partners (cf. vzw Stebo). 3.2.2. MOBILITEIT G/Mo/1Strategische doelstelling : mobiliteit Omdat mobiliteit een basisvoorwaarde is om de kansen op integratie van personen met een handicap te vrijwaren, willen de lokale besturen binnen de grenzen van hun bevoegdheden, zowel infrastructurele als sociale maatregelen nemen om de verplaatsingen van de doelgroep te optimaliseren zowel binnen de gemeente als in sommige gevallen daarbuiten. G/Mo/1/1/ Gebouwen en De gemeentelijke openbare Toegankelijkheidsadvies plaatsen, waar openbare plaatsen, gebouwen, straten maakt deel uit van alle diensten worden verleend en pleinen, worden maximaal nieuwe dossiers voor door de lokale besturen, toegankelijk gemaakt voor werken aan de gemeentelijke moeten maximaal personen met een handicap. gebouwen en wegen. toegankelijk worden gemaakt Alle werken die worden en gehouden om personen uitgevoerd zullen vooraf door 2009 : status toegankelijkheid met een handicap toe te laten het toegankelijkheidsbureau gemeentelijke infrastructuur. om gebruik te maken van worden geadviseerd op 2010 : eerste dezelfde voorzieningen en toegankelijkheid. opvolgingsverslag status + diensten. rapportering in het jaarverslag. Er zal een gemeentelijke werkgroep worden geïnstalleerd die de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap zal onderzoeken ten behoeven van een toegankelijk Overpelt Om de mobiliteit van personen met een handicap te verbeteren, zal het Centrum (weginfrastructuur met aangepaste voetpaden) worden ingericht zodat rolstoelgebonden personen 38/69 G/Mo/1/2/ In de mate dat personen met een handicap, waarvoor het OCMW van Overpelt bevoegd is tot het verlenen van steun, geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer en/of beperkt zijn in hun mogelijkheden om zich buitenshuis te verplaatsen, zorgt het lokale bestuur voor alternatief vervoer met een handicap zich zonder hindernissen kunnen verplaatsen. Personen die omwille hun ziekte of handicap beperkt zijn in hun vervoersmogelijkheden en die geen financiële mogelijkheden hebben om zich door professionelen te laten vervoeren, worden in de mate van de mogelijkheden die de vrijwilligersdienst “minder-mobielen-centrale” biedt geholpen. De minder-mobielen-centrale rapporteert jaarlijks over de prestaties die geleverd worden ten behoeve van de doelgroep. Dit rapport wordt opgenomen in het jaarverslag. Het huidige reglement rolstoelvervoer wordt geëvalueerd en aangepast aan de resultaten van deze evaluatie, i.c. de nieuwe Personen met een handicap ontwikkelingen (cf. die zich buitenshuis slechts rolstoelvervoer voor minder kunnen verplaatsen met een mobielen van De Lijn) tegen elektrische rolstoel of die zich eind 2008. in een gewone rolstoel verplaatsen maar niet in een Jaarlijkse rapportering van de gewone rolstoel kunnen activiteiten in het jaarverslag. plaatsnemen, kunnen, tegen hetzelfde remgeld als de gebruikers van de mindermobielen-centrale, gebruik blijven maken van het rolstoelvervoer voor personen met een handicap, evenwel nadat is onderzocht of de verplaatsing realiseerbaar is met het openbaar vervoer aan een aanvaardbare prijs. 3.2.3. CULTUUR & VRIJE TIJD G/Vt/1 Strategische doelstelling : cultuur & vrije tijd Het lokale bestuur van Overpelt wil dat aan alle sportieve, culturele en vrijetijdsactiviteiten in gelijke mate kan geparticipeerd worden door validen en personen met een handicap en zij wenst inspanningen te doen om zowel het maatschappelijke klimaat als de materiële voorwaarden te scheppen om dit mogelijk te maken G/Vt/1/1/ Bij alle Bij openluchtactiviteiten die In de draaiboeken van de manifestaties die door het door het gemeentebestuur openluchtactiviteiten wordt gemeentebestuur en/of haar en/of haar operationele steeds opgenomen dat er operationele organisaties organisaties worden een plaats voor personen met worden georganiseerd, zal georganiseerd, zal steeds een handicap zal zijn indien aandacht zijn voor de fysieke worden onderzocht of het dit wenselijk en haalbaar is. toegankelijkheid en/of wenselijk en haalbaar is om materiële faciliteiten om het een plaats te voorzien waar Ieder jaar in december zal de de personen met een personen met een handicap gehandicapadviesraad handicap mogelijk te maken en mensen met een beperkte rapporteren over de wijze deel te nemen en de mobiliteit de manifestaties waarop zonering werd manifestaties te volgen. kunnen volgen. toegepast. 39/69 G/Vt/1/2/ Verenigingen die grotere manifestaties organiseren moeten worden aangespoord om specifieke maatregelen te nemen (indien die wenselijk en nodig zijn) om personen met een handicap en mensen met mobiliteitsbeperkingen toe te laten om deel te nemen. G/Vt/1/3/ Manifestaties van verenigingen en instellingen die specifiek gericht zijn op personen met een handicap, moeten worden aangemoedigd om hun initiatief open te stellen voorvalide derden. De welzijnsdienst van het lokale bestuur wordt het aanspreek- en adviespunt van de verenigingen die wensen in te gaan op de vraag om hun organisatie handicapvriendelijk te maken. Verenigingen en instellingen voor personen met een handicap die doelgroepgerichte manifestaties op touw zetten, kunnen terecht op de welzijnsdienst (of personen met een handicaploket) voor specifieke advies inzake gemengde participatie. G/Vt/1/4/ Voor culturele (en in Brochures, flyers, affiches de mate van het mogelijke zullen zowel naar sportieve) organisaties van verspreiding als naar inhoud het lokale bestuur of haar mede gericht zijn op de operationele organisaties, bijzondere doelgroepen. moet de marketing strategie gericht zijn op de inclusie van de bijzondere doelgroepen (senioren, personen met een handicap, kansarmen). Voor alle verenigingen wordt, voor zowel hun gewone werking als voor hun manifestaties, een brochure ter beschikking gesteld met tips en adviezen over de wijze waarop zij de toegankelijkheid en participatie van personen met een handicap kunnen verhogen. Deadline : 31/12/2009 De welzijnsdienst rapporteert aan de gehandicapadviesraad over het aantal en de aard van de adviezen die werden verstrekt aan organiserende verenigingen. Samen met het rapport van de gehandicapadviesraad betreffende de eigen manifestaties van het lokale bestuur wordt dit rapport opgenomen in het jaarverslag. De welzijnsdienst rapporteert aan over de aard en de hoeveelheid adviezen die werden verstrekt. Dit rapport wordt opgenomen in het jaarverslag. Palethe rapporteert aan de welzijnsdienst, de gehandicapadviesraad en de seniorenraad over de deelname van de doelgroepen aan hun initiatieven. 40/69 3.2.4. ZORGBEHOEFTEN Zie ZORGBEHOEFTEN SENIOREN 3.3. SENIOREN * S/ Opdrachtverklaring De lokale besturen van Overpelt willen er naar streven dat de senioren van de gemeente kunnen verblijven in een gepaste en door hen gewenste omgeving en willen er voor zorgen dat zowel de materiële omstandigheden als de immateriële voorwaarden tot maximale integratie aanwezig zijn om een blijvend harmonieus bestaan te kennen. * Onder de term “senioren” worden alle personen begrepen die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt. Daar waar nodig wordt de term “ouderen” gebruikt waarin dan verwezen wordt naar de verhoogde kans op de aanwezigheid van zorgbehoeften. 3.3.1. WONEN S/Wo/1/ Strategische doelstelling : Intramurale en semi-intramurale zorg De senioren moeten de kans krijgen om uit vrije wil en maximaal onafhankelijk van de mogelijkheden die thuiszorg kan bieden, te kiezen voor een aangepaste huisvesting in een bejaardenwoning, een serviceflat of een opname in een rustoord en dit in eigen gemeente of mits hun toestemming in een nabije gemeente of een plaats van hun voorkeur. S/Wo/1/1/ Serviceflats De 68 serviceflats die vanaf Bij het in gebruik nemen van De serviceflats Seppehof 2009 door het OCMW zullen de uitbreiding serviceflats zullen vanaf maart 2008 een worden uitgebaat, moeten Seppehof zal gestreefd bezetting kennen van 80 % maximaal worden bezet door worden naar een maximale en vanaf 2009 een bezetting senioren van Overpelt in bezetting op de korst van 100% functie van de meest mogelijke tijd. passende woonbehoeften. Bij het opmaken van het Zoals dat ook nu het geval nieuwe huishoudelijk is, zullen de serviceflats, reglement en behoudens onderbezetting, opnamereglement zal de uitsluitend worden uitzonderingsclausule voor voorbehouden aan inwoners gewezen inwoners van van Overpelt. De Overpelt worden uitzonderingsclausule voor geëvalueerd en na advies gewezen inwoners van de van de seniorenraad worden gemeente zal worden aangepast. geëvalueerd en eventueel aangepast. Jaarlijks zal over de werking van de opnamecommissie De werking van de worden gerapporteerd in het opnamecommissie zal jaarverslag. worden geëvalueerd en eventueel aangepast aan de Tweejaarlijks, te beginnen in noodwendigheden. 2008, zal de werking van de opnamecommissie worden De samenwerking met het geëvalueerd in functie van rustoord Immaculata de doelstellingen van de betreffende zorgverlening en besturen. opnamebeleid, wordt 41/69 S/Wo/1/2/Rustoord Het gemeentebestuur wil, in samenwerking met het rustoord (of eventueel andere partners), de volledige programmeringscapaciteit aan rustoordbedden benutten door stimulerend en facilitair op te treden. 2.3. Bejaardenwoningen Het gemeentebestuur wil, naast het rustoord, met geïntegreerde zorg en de serviceflats met minimaal gegarandeerde zorg,aangepaste woningen voorzien voor senioren die behoefte hebben aan aangepaste woningen zonder dat daaraan enige zorgcapaciteit aan verbonden is. geëvalueerd en verder gezet na eventuele bijsturing. Hierover wordt een schriftelijke overeenkomst afgesloten. In 2008, voor de opening van het Seppehof zal met de directie van rustoord Immaculata worden onderhandeld om te komen tot een nieuwe (schriftelijke) overeenkomst over samenwerking omtrent zorg en opnamebeleid. Er zal op periodieke basis, een overleg worden georganiseerd tussen vertegenwoordigers van het rustoord, het college van burgemeester en schepenen en het OCMW waarop indien nodig ook de directie van het Revalidatie en MS Centrum en/of de directies van de andere instellingen worden uitgenodigd, met als doel om de dossiers betreffende de uitbreiding van het rustoord op te volgen en te versterken en de werking van de instellingen te coördineren voor problemen waarbij er raakvlakken kunnen zijn. Bij ieder woningbouwproject van enige omvang dat in Overpelt wordt ontwikkeld, zal het gemeentebestuur de projectuitvoerder trachten te overtuigen om minstens 1 woning te voorzien die is aangepast is aan specifieke behoeften van senioren (grootte, bereikbaarheid, rolstoeltoegankelijk. Vanaf 2008 zal er eenmaal per jaar een overleg worden georganiseerd tussen de directie van het rustoord, het college van burgemeester en schepenen en het OCMW, waaraan bij uitbreiding en naargelang de behoeften de directies van andere instellingen worden uitgenodigd. De afgevaardigde van de gemeente bij de sociale bouwmaatschappij Kempisch Tehuis, draagt er zorg voor dat bij uitbreiding van het woningenbestand (in één of meerdere projecten), er steeds minstens 1 specifieke woning wordt voorzien voor senioren per 20 woningen. Indien in de loop van de planningsperiode de noodzaak zou blijken aan Voor nieuwe projecten van Kempisch Tehuis die worden gepland vanaf 2009 wordt er per twintig woningen een seniorenwoning voorzien. De behoeften aan seniorenwoningen en de mogelijkheden van de markt worden iedere twee jaren geëvalueerd in het jaarrapport met het oog op de eventuele bijsturing van het programma en de realisatie van bijkomende woningen. 42/69 meer aangepaste huisvesting voor senioren centraal in de gemeente of gedecentraliseerd in de wijken, kunnen de besturen eventueel daartoe het initiatief nemen, gebruikmaken van systemen van alternatieve financiering. 2.4. Senioren die in hun huis wensen te blijven wonen, moeten op de hoogte zijn van alle faciliteiten die voorhanden zijn om dit mogelijk te maken, zowel voor wat betreft eventuele aanpassingen aan de woning als voor de thuiszorg. Binnen het seniorenloket (seniorendienst) wordt , in samenwerking met de gemeentelijke woondienst en eventueel externe partners, de nodige expertise ontwikkeld om de senioren te sensibiliseren en te adviseren omtrent aanpassingen aan hun woning. Vanaf 2009 rapporteert de seniorendienst jaarlijkse over haar activiteiten rond sensibilisering en advisering van woonproblemen bij senioren. In het opvolgingsrapport over de toegankelijkheid van Jaarlijks wordt hierover gerapporteerd. De seniorendienst ontvangt de vragen voor thuiszorg, organiseert die hulpverlening in samenwerking met de externe partners, volgt de resultaten op en coördineert de professionele en de mantelzorg. 3.3.2. MOBILITEIT S/Mo/1Strategische doelstelling : mobiliteit voor senioren Om de senioren blijvend in de maatschappij geïntegreerd te houden en vereenzaming te voorkomen, moeten zij over voldoende middelen kunnen beschikken om zich, zoals de andere burgers te kunnen verplaatsen en dit volgens de eigen fysieke en materiële mogelijkheden S/Mo/1/1/ Openbaar vervoer De besturen zullen de Jaarlijks worden de Senioren (en andere mogelijkheden die het mogelijkheden van het hulpbehoeftigen) die thuis openbaar vervoer (De Lijn) openbaar vervoer minstens verblijven, maar ook zij die in biedt met de belbus en het éénmaal bekend gemaakt een rustoord of een RVT aangepast vervoer voor via het gemeentelijk verzorgd worden, moeten personen met een handicap informatieblad. voeling houden met de opvolgen en promoten via de familie en de plaatselijke seniorendienst van het samenleving en moeten zich OCMW. daarom makkelijk kunnen verplaatsen. De lokale besturen zullen daarom in samenspraak met de diensten voor openbaar 43/69 vervoer en private vervoerders de mobiliteit van deze doelgroep maximaal faciliteren. S/Mo/1/2/ Bijzondere hulp Voor senioren die geen gebruik meer kunnen maken van het openbaar vervoer en daardoor aangewezen zijn op derden voor hun bijzondere verplaatsingen, zullen de lokale besturen via de handhaving of uitbreiding van de bestaande initiatieven gepaste hulp voorzien. De minder mobielen centrale (MMC) zal verder worden uitgebouwd door gerichte werving en vorming van vrijwilligers Het systeem van rolstoelvervoer zal op dezelfde basis als nu en met eenzelfde toegang (kostprijs) als de MMC worden verdergezet. Elk jaar zal er één wervingsactie voor vrijwilligers worden gevoerd, met telkens één informatiesessie over de MMC. Jaarlijks wordt er voor de vrijwilligers een gezellig samenzijn georganiseerd. Minstens 1 keer per jaar worden de diensten MMC en rolstoelvervoer in het gemeentelijk informatieblad bekend gemaakt. Ieder jaar zal in het jaarverslag worden gerapporteerd over belbus en over het aangepast vervoer voor personen met een handicap van De Lijn. S/Mo/1/3/ Eigen vervoer Senioren die gebruik maken van hun eigen vervoermiddel, gemotoriseerd of niet, moeten blijvend getraind worden om hun kennis van het verkeersreglement up-todate te houden en hun rijvaardigheden te trainen. Jaarlijks wordt er voor alle senioren via Palethe een opfrissingscursus over het verkeersreglement georganiseerd. Senioren die dat wensen kunnen zich éénmaal per 3 jaren laten testen op hun rijvaardigheid met de fiets of met de auto. Jaarlijks wordt één opfrissingscursus verkeersreglement georganiseerd in Palethe. Vanaf 2009 wordt (driejaarlijks) in samenwerking (overeenkomst) met de rijscholen aan de senioren de mogelijkheid geboden om in één sessie hun rijvaardigheid met auto te laten testen met professioneel advies. Vanaf 2009 wordt in samenwerking (overeenkomst) met het B.I.V.V. aan de senioren de mogelijkheid geboden om hun rijvaardigheid met de fiets te laten testen met professioneel advies. 44/69 S/Mo/1/4/ Om hun verplaatsingsmogelijkheden in en buiten hun woning te bewaren moeten voor senioren mogelijkheden worden geschapen om zich veilig buitenshuis te begeven en moeten risico’s worden beperkt op ongevallen in huis die de mobiliteit bedreigen. Naast de maatregelen ter bevordering van de toegankelijkheid voor personen met een handicap, zullen er bij de inrichting van het centrum voldoende zitbanken worden voorzien. De welzijnsdienst zal samen met de seniorenraad een tweejaarlijkse informatie- en vormingscampagne opzetten die gericht is op valpreventie en veiligheid in huis. In het opvolgingsrapport omtrent de toegankelijkheid (zie personen met een handicap) wordt aandacht besteed aan de specifieke noden van senioren en inzonderheid de aanwezigheid van voldoende zitbanken op de meest courante looproutes. 3.3.3. CULTUUR & VRIJE TIJD S/Vt/1Strategische doelstelling : Gemeenschapsvorming Voor senioren wil het gemeentebestuur, ter compensatie van de integratieve werking van de arbeidsomgeving, zorgen voor de mogelijkheden om zich in eigen midden, dan wel in het gebruikelijke gemeenschapsleven te integreren, zich persoonlijk verder te ontwikkelen of zich gepast te ontspannen. S/Vt/1/1/ Dienstencentrum In het kader van het gewone Bij het driejaarlijkse evaluatie Een dienstencentrum, al dan overleg (zie hoger) en met van dit meerjarenplan (2010) niet erkend en eventueel in het oog op de uitbreiding van zal er over de voortgang van samenwerking met het vernieuwing van het rustoord, het dossier “dienstencentrum” rustoord Immaculata, moet zal met de directie worden gerapporteerd en voor de Overpeltse senioren onderzocht worden of een indien nodig bijgestuurd met een aanspreekpunt zijn voor volwaardig dienstencentrum de volgende vragen als al hun specifieke hulpvragen, kan ingericht worden (binnen leidraad : een centrum zijn voor kleine de omschrijving van de zorgen, een contactpunt zijn seniorencampus) en op welke 1. Bestaat de mogelijkheid van leeftijdsgenoten en indien wijze de samenwerking hier om in samenwerking met mogelijk een plaats zijn voor rond kan verlopen. het rustoord Immaculata doelgroepgerichte een volwaardig ontspannings- en Met het oog op een dienstencentrum op te vormingsactiviteiten. gefaseerde aanpak en binnen richten en uit te baten? de ruimtelijke en financiële mogelijkheden, worden de 2. Blijkt uit de volgende initiatieven als registratiecijfers onderdeel van een voldoende de dienstencentrum onderzocht bestaansreden voor een en geïmplementeerd indien dienst met personen met dit haalbaar en wenselijk blijkt een handicap en een : seniorendienst? Is het onderbrengen van het 1. Binnen het sociaal huis loket of de antenne op de wordt een dienst voor campus een personen met een meerwaarde? handicap en een seniorendienst opgericht 3. Is er op de campus een voor alle doelgroep aanlooppunt ingericht? specifieke hulpvragen. Zo neen, waarom niet? 45/69 Indien dit ruimtelijk Zo ja, met welke mogelijk is wordt het loket resultaten (registratie)? van deze dienst of een antenne ervan, verplaatst 4. Worden er op de campus naar de seniorencampus. samen met Immaculata) kleine zorgen verstrekt? 2. Binnen de Zo ja, dewelke? Met seniorencampus welke resultaten (rustoord, Wuytenhof, (registratie)? Zo neen, Seppehof) wordt, indien waarom niet? mogelijk en wenselijk, een aanlooppunt (cafetaria) 5. Worden er binnen de ingericht als infrastructuur van de ontmoetingsplaats voor campus vormings- en/of senioren in de daartoe ontspanningsactiviteiten geëigende en beschikbare georgansieerd voor buiten ruimten (commerciële wonende senioren? Zo ruimte, polyvalente zalen). ja, met welke resultaten (registratie)? In 3. Samen met het rustoord samenwerking met de Immaculata wordt animatiedienst van onderzocht of, aansluitend Immaculata? In bij de het dagcentrum, samenwerking met de kleine dagelijkse cultuurdienst? Zo neen, verzorging (vb. wasbeurt, waarom niet? pedicure, warme maaltijd) kan worden verleend aan thuis wonende senioren. De infrastructuur van de seniorencampus wordt optimaal benut voor doelgroep specifieke vormings- en ontspanningsactiviteiten voor alle senioren van Overpelt die door de welzijnsdienst, de seniorendienst of de cultuurdienst worden aangeboden, indien mogelijk in samenwerking met de animatiedienst van het rustoord. S/Vt/1/2/ Seniorendienst Palethe Senioren moeten, net zoals personen met een handicap, kunnen deelnemen aan de gewone culturele en vormende activiteiten die worden georganiseerd door Palethe. Binnen de normale marketingstrategie wordt er door Palethe bijzondere aandacht besteed aan deelname van senioren aan de gewone programmatie. Palethe rapporteert aan de welzijnsdienst, de gehandicapadviesraad en de seniorenraad over de deelname van de doelgroepen aan hun initiatieven. 46/69 S/Vtr/1/3/ Seniorendienst De Bemvoort Sportcentrum De Bemvoort zal voor de lichamelijke fitheid van de senioren een specifiek programma ontwikkelen en verder bijzondere aandacht besteden aan de inclusiviteit van de senioren in het bijzondere aanbod. Vanaf werkjaar 2009/2010 zal het sportcentrum De Bemvoort een programma uitwerken dat gericht is op de algemene fitheid van de senioren Vanaf het werkjaar 20082009 zal Sportcentrum De Bemvoort rapporteren over de activiteiten die werden ontwikkeld voor senioren en over de wijze waarop die werden bijgewoond. In samenwerking met de welzijnsdienst worden buurtnabije en aangepaste sportactiviteiten (vb. wandelen, fietsen, petanque…) georganiseerd die specifiek gericht zijn de deelname van senioren. De welzijnsdienst samen met de sportdienst, rapporteren over de aard van de activiteiten die in het kader de inclusiviteit werden georganiseerd en over de wijze waarop die werden bijgewoond. S/Vt/1/4/ Seniorenraad De seniorenraad treedt op als In 2009 wordt de werking van De seniorenraad moet zijn rol een echt adviesorgaan en de seniorenraad geëvalueerd als extern adviesorgaan dat belangenbehartiger van alle en georganiseerd als echte in staat voor de senioren en hun adviesraad en beleidsadvisering van het verenigingen. belangbehartiger van alle lokale bestuur opnemen. senioren. De seniorenraad ondersteunt de verenigingen en zoekt In 2009 (werkjaar samen met deze 2009/2010) wordt de verenigingen naar seniorenraad betrokken bij mogelijkheden om de de programmatie van de participatiegraad van de cultuur- en sportdienst. senioren te verhogen. 3.3.4. ZORGBEHOEFTEN S/Zb/1 Strategische doelstelling 1 : Thuiszorg Het lokale bestuur van Overpelt stelt zich tot doel om voor alle burgers van de gemeente die omwille van hun leeftijd (en bij uitbreiding omwille van hun ziekte of handicap) beperkt zijn om zonder hulp van derden in hun woning te verblijven, samen met de partners op het werkterrein, de nodige ondersteuning te voorzien om het zelfstandig wonen blijvend mogelijk te maken en deze professionele en vrijwillige hulpverlening te coördeneren. S/Zb/1/1/ Gezinszorg Samen met de Welzijnsregio De aanvragers, waarvan de De aanvragers waarvan de Noord-Limburg en alle nood effectief wordt nood aan gezinszorg andere erkende diensten die vastgesteld, worden effectief wordt vastgesteld Overpelt als werkgebied doorverwezen naar de moeten deze hulp bekomen hebben, owrdt aan de erkende diensten en de binnen de maand na de aanvragers waarvan de nood doorverwijzing wordt aanvraag. effectief wordt vastgesteld, opgevolgd. gezinszorg aangeboden binnen de administratieve en de kwaliteitsnormen van de Vlaamse Gemeenschap. S/Zb/1/2/ Huishoudhulp De poetsdienst van het Naast (of ter vervanging) van Voor de aanvragers waarvan OCMW wordt uitgebouwd de in dienst zijnde de nood door een sociaal zodat, rekening gehouden gesubsidieerde onderzoek effectief wordt 47/69 met de financiële draagkracht, kan worden tegemoetgekomen aan de behoeften van de thuisverblijvende senioren (bij uitbreiding zieken en personen met een handicap) en dit als een aanvullende of een alternatieve dienstverlening van de gezinszorg dan wel voor het invullen van een eigen nood. contractuelen, zal het dienstenbedrijf verder worden uitgebouwd in functie van de vastgestelde behoefte en zal iedere andere mogelijkheid die zich voordoet om gesubsidieerd personeel aan te werven worden onderzocht op effectiviteit en financiële haalbaarheid. Voor de senioren die, rekening gehouden met de prijs voor een dienstencheque en eventuele belastingsvoordelen, financieel onvoldoende draagkrachtig zijn om hulp via het dienstenbedrijf te betalen, wordt een steunverleningssysteem uitgewerkt van remboursen, zodat iedere benificiant zijn huishoudhulp betaalt in verhouding tot het inkomen conform aan het huidige systeem. Indien er een aanbod komt van een derde organisatie die huishoudhulp aanbiedt van een behoorlijke kwaliteit en die bereid is om daadwerkelijke inspraak te verlenen aan de eigen diensten van de besturen over de aard en de hoeveelheid toe te kennen hulp, kan hierop een beroep worden gedaan. Indien zich op het werkveld pogingen voordoen om de huishoudhulp op een grotere schaal te organiseren (vb. Welzijnsregio NoordLimburg), zal hieraan worden meegewerkt indien blijkt dat een centrale organisatie duidelijke schaalvoordelen biedt en de Overpeltse bevolking op een voldoende wijze zal worden bediend. vastgesteld, mogen er vanaf 2009 slechts beperkte wachtlijsten bestaan voor huishoudhulp. De als zorgbehoeftige erkende personen moeten binnen de maand aangepaste huishoudhulp bekomen. 48/69 S/Zb/1/3/ Klusjesdienst De klusjesdienst moet een SOS-dienst worden die bij senioren (en bij uitbreiding bij zieken en personen met een handicap), kleine maar dringende en vaak onvoorziene herstellingen komt uitvoeren waarvoor het vragen van een vakman omwille van de omvang of de urgentie niet kan of niet redelijk is. Grotere onderhoudswerken behoren hier niet toe. S/Zb/1/4/ Warme maaltijden Senioren (en bij uitbreiding zieken en personen met een handicap) moeten in de mogelijkheid zijn om minstens gedurende de werkdagen een warme maaltijd te kunnen nemen in hun woning of op een centrale plaats. Vanaf 2008 zal de klusjesdienst enkel nog worden ingezet om kleine maar dringende en vaak onvoorziene herstellingen ui te voeren waarvoor men geen vakman kan vragen omdat de uit te voeren werken te klein zijn of omdat zij dringende zijn. Iedere concurrentie met diensten wordt vermeden. Bij grotere herstellings- of onderhoudswerken (vb. tuinonderhoud, verf- en behangwerken), dienen de senioren beroep te doen op de mantelzorg en/of private vaklui en bij financieel onvermogen kan men, na aanvraag en sociaal onderzoek, beroep doen op de steunverlening van het OCMW. Zolang er op de makt professionelen zijn die kwalitatief goede warme maaltijden aan huis bezorgen ten een aanvaardbare prijs, zal door de sociale dienst slechts worden doorverwezen naar de sector. Indien er geen professionele traiteurs meer zijn die de bedeling van warme maaltijden doen of de kwaliteit ontoereikend is, zal worden getracht om een overeenkomst te sluiten met een partner die de bedeling zal doen. Het al dan niet rechtstreeks aanvragen en factureren van de maaltijden zal tot de onderhandelingsmaterie behoren. Koude bedelingen worden slechts als alternatief aanvaard, indien het bestuur Vanaf 2009 wordt de klusjesdienst een SOSdienst die, tegen het gebruikelijke tarief gebaseerd op inkomen, kleine maar dringende en vaak onvoorziene herstellingen komt uitvoeren waarvoor het vragen van een vakman omwille van de omvang of de urgentie niet kan of niet redelijk is. Senioren (en bij uitbreiding zieken en personen met een handicap) waarvan de nood kan worden vastgesteld op basis van algemeen gekende situatie, moeten verzekerd zijn van minstens 5 warme maaltijden per week en dit binnen de week na de aanvraag. 49/69 er niet in slaagt om een warme bedeling te laten doen door een traiteur. Indien er geen bedeling is, kan worden overwogen om in samenspraak met rustoord Immaculata (of een andere instelling), de senioren die erom verzoeken te vervoeren om de warme maaltijd in de instelling te nemen. Indien tijdens de uitvoeringsperiode de nood zou blijken aan een eigen bedeling, omwille van een reëel vastgestelde nood, de continuïteit en/of een budgettaire noodwendigheid, kan worden overwogen om, met als leverancier één van de grote gaarkeukens van een instelling in de gemeente, een eigen bedeling te starten. S/Zb/1/5/ Mantelzorg Mantelzorg is, complementair aan eventuele professionele hulp, een onmisbare schakel in talrijke thuiszorgsituaties van senioren. Het lokale bestuur wil bijdragen in de kwaliteitsbevordering van de mantelzorg en de mantelverzorger. Het lokale bestuur zal kortlopende maar intensieve cursussen organiseren voor mantelverzorgers, waarin thema’s rond zorgverlening, maar ook administratief/juridische en psycho-sociale thema’s aan bod. Indien hieraan nood blijkt te bestaan wordt door het lokale bestuur een praatgroep opgestart waarin mantelverzorgers samen kunnen spreken over hun taken en waar zij zich gesteund voelen. Dit vormingsinitiatief zal in de toekomst financiële vergoedingen (mantelzorgtoelage en sociaal-pedagogische toelage) vervangen. Vanaf 2009 wordt er jaarlijks een vrijblijvende vormingssessie georganiseerd voor mantelverzorgers. Binnen de welzijnsdienst wordt onderzocht (2008) of er voldoende belangstelling is om een praatgroep voor mantelverzorgers te starten. 50/69 S/Zb/1/6/ Coördinatie thuiszorg De besturen willen dat de thuiszorg, waarin vaak meerdere actoren actief zijn, op een kwaliteitsvolle manier coördineren binnen de contouren van de SIT’s of daarbuiten indien dit nodig zou zijn. 3.4. De thuiszorgcoördinator wordt vrijgesteld voor de tijd die nodig is om die functie op een kwaliteitsvolle en innoverende wijze uit te voeren. De thuiszorgcoördinator zal binnen de structuren van de SIT aanwezig zijn en een rol spelen bij de ontwikkeling hiervan. Het aantal thuiszorgdossiers waarin een coördinatievergadering wordt samengeroepen, moet minstens gelijke tred houden met de stijging van de zorgbehoeften. Binnen de drie weken na de aanvraag tot coördinatie van een betrokken partner wordt een coördinatievergadering samengeroepen. GEZINNEN EN KANSENGROEPEN K/ Opdrachtverklaring Gezinnen en kansengroepen vinden in Overpelt een bezorgd, zorgzaam en zorgenverstrekkend bestuur dat hun kansen op een harmonieus leven en hun problemen herkent en erkent en dat voor iedereen een collectieve of een individuele oplossing zal aanreiken. 3.4.1. WONEN K/Wo/1 Strategische doelstelling 1 : Wonen Voor jonge en minder bemiddelde gezinnen in het algemeen en de voor de kansengroepen in het bijzonder wil Overpelt in haar beleid betreffende ruimtelijke ordening en haar huisvestingsbeleid aandacht besteden aan mogelijkheden om een betaalbare en aangepaste woning te kunnen bouwen, kopen of huren. K/Wo/1/1/ Bij het eigen Bij projecten van enige projecten of projecten in omvang zal het lokale samenwerking met private bestuur, voorafgaand aan het partners, zal er uitdrukkelijk verlenen van verkavelings- en worden op toegezien dat een bouwvergunningen, trachten realistisch quotum van te om afspraken te maken met realiseren woningen geschikt de aanvragers over het en betaalbaar is voor jonge integreren van goedkopen gezinnen en voor personen en/of sociale woningen en gezinnen die omwille van omstandigheden in een behartenswaardige positie verkeren. K/Wo/1/2/ Bij de ontwikkeling Voor het verlenen van In 2012 zijn minstens 150 van private verkavelingen zal vergunningen voor projecten bouwpercelen gerealiseerd er naar gestreefd worden met een minimale omvang die geschikt en betaalbaar een realistisch quotum van te (minstens 50 zijn voor jonge gezinnen en realiseren woningen geschikt woongelegenheden) zal de voor personen en gezinnen en betaalbaar is voor jonge ontwikkelaar aangezet die omwille van 51/69 gezinnen en voor personen en gezinnen die omwille van omstandigheden in een behartenswaardige positie verkeren. K/Wo/1/3/ Het lokaal bestuur maakt een woonplan. K/Wo/1/4/ De sociale huisvestingsmaatschappijen moeten worden aangezet om in Overpelt het quotum voor sociale huurwoningen te halen. K/Wà/1/5/ De sociale huisvestingsmaatschappijen moeten worden aangezet om de beschikbare gronden te ontwikkelen en het maximaal aantal woningen te voorzien. K/Wo/1/6/ Naast hetgeen in (K/Wo/1/4/ is geschreven, zal het Sociaal Verhuurkantoor Noord-Limburg worden aangemoedigd om zo veel mogelijk huurwoningen in Overpelt te verwerven voor sociale verhuring. K/Wo/1/7/ Het OCMW zal de toestand op de huurmarkt opvolgen en in functie van het aantal cliënten in woningnood en de gemiddelde wachttijden bij Kempisch Tehuis en het Sociaal Verhuurkantoor, een aantal woningen inhuren voor noodopvang. K/Wo/1/8/ Het OCMW wil preventief ingrijpen indien de woonzekerheid van mensen bedreigd is. K/Wo/1/9/ Een huur- en bemiddelingsdienst zal de mensen van de doelgroep worden om via de typologie omstandigheden in een van de woningen een behartenswaardige positie leefbare mix van bewoning te verkeren. garanderen. Opmaak van een woonplan waarin de mogelijke instrumenten voor een lokaal woonbeleid geïnventariseerd en uitgediept worden. In 2009 maakt het lokaal bestuur gebruik van de conclusies van het lokaal woonplan bij de beoordeling van stedenbouwkundige projecten. De sociale In 2012 benadert het aantal huisvestingsmaatschappijen sociale woningen het en het lokale bestuur voeren gemiddelde in het een gerichte aankooppolitiek werkingsgebied van de voor de verwerving van sociale projectgronden huisvestingsmaatschappijen. De derde fase van de De derde fase van De Bolakkers wordt gerealiseerd. Bolakkers is minstens in 2012 in de uitvoeringsfase. De afgevaardigden van het OCMW werken mee aan de maximale uitbouw van het Sociaal Verhuurkantoor Noord-Limburg om zoveel mogelijk huurpanden bereikbaar te maken voor sociale verhuring. Het OCMW beschikt over (een) woning(en) om ingeval van rampspoed of onmiddellijke woningnood mensen van Overpelt te kunnen huisvesten. Het Sociaal Verhuurkantoor zal in 2010 minstens 30 woningen huren en verhuren aan de aanvragers. Een maatschappelijk werker wordt (deels) vrijgesteld voor de begeleiding van mensen die door een gedwongen uitzetting bedreigd zijn in hun huisvesting (cf. bemoeizorg). Hulp zal op een actieve wijze worden aangeboden vanaf het ogenblik dat het OCMW kennis heeft van feiten (wanbetalingen of andere) die tot uitzetting kunnen leiden. Een maatschappelijk werker wordt (deels) vrijgesteld om mensen actief te helpen Het aantal gedwongen uithuiszettingen wordt vermeden met een aanvaardbare grens van maximum 3 gevallen per jaar vanaf 2009 Afhankelijk van de situatie beschikt het OCMW in 2010 over 1 tot 3 woningen voor noodopvang of verhuring in geval van dringende woningnood (vb. uithuiszetting). De maatschappelijk werkster rapporteert jaarlijks over de aard van de dossiers die zij 52/69 begeleiden en helpen bij het zoeken van een huurwoning. zoeken naar een woning en te bemiddelen bij de verhuurder. behandelt en over de wijze waarop de hulpverlening vat heeft op de problematische huisvestingssituaties. 3.4.2. WERKEN K/We/1/ Strategische doelstelling 2 : Werken Omdat het hebben van een betaalde job algemeen aanvaard wordt als voornaamste voorwaarde om te kunnen integreren in de maatschappij (inkomen en sociale contacten), willen het gemeentebestuur en het OCMW ijveren om de beschikbare tewerkstelling in de gemeente bereikbaar te maken voor zoveel mogelijk mensen en voor hen die omwille van een arbeidshandicap niet in het gewone arbeidscircuit kunnen worden opgenomen de nodige maatregelen voorzien om hen te kunnen toeleiden naar een aangepaste tewerkstelling (al dan niet in een aangepast arbeidszorgproject) K/We/1/1 Trajectbegeleiding Er wordt een procedure Er wordt een procedure De dienst Tewerkstelling & uitgewerkt om cliënten van (flowchart) uitgeschreven Opleiding van de het OCMW, van wie het voor verwijzing en opvolging Welzijnsregio Noord-Limburg team van mening is dat een van de cliënten die door het is de bevoorrechte partner bijzonder opleidings- en team worden doorverwezen. tot het realiseren van de arbeidstraject nodig en zinvol opleidings- en is, door te verwijzen naar Ieder kwartaal wordt de arbeidstrajecten van het T&O Welzijnsregio en de trajectbegeleider van de cliënteel van het OCMW en resultaten op te volgen Welzijnsregio op het team moet zich, onder impuls van uitgenodigd voor opvolging de plaatselijke Er wordt naar gestreefd om van en overleg betreffende afgevaardigde, richten tot de protocols af te sluiten, alleen de doorverwezen cliënten. meest kwetsbaren. of in samenwerking met de Welzijnsregio NoordDe trajectbegeleider van Limburg, met instellingen en T&O begeleidt permanent 20 diensten die bijzondere cliënten die zijn arbedisplaatsen kunnen doorverwezen door het bieden aan cliënten die niet, team. Minstens de helft van of niet meteen, in het de cliënten waarvan het gewone arbeidscircuit team en de trajectbegeleider kunnen worden van oordeel zijn dat zij tewerkgesteld. moeten worden opgenomen in een bijzonder arbeidszorgproject met als finaliteit dat zij binnen de 3 maanden een arbeidsplaats krijgen aangeboden. K/We/1/2/ Sociale Er wordt jaarlijks in de Er wordt jaarlijks minstens tewerkstelling via het budgetten een bedrag 36 maanden tewerkstelling in OCMW ingeschreven voor de het kader van artikel 60§7 Het OCMW wil de cliënten tewerkstelling van 4 cliënten gerealiseerd. die voor hun inkomen die leefloon genieten in het afhankelijk zijn van een kader van artikel 60§7 van Alle cliënten die worden leefloon, zelf tewerkstellen de OCMW-wet. tewerkgesteld in artikel 60§7 om hen in orde te maken worden doorverwezen naar met de sociale zekerheid en T&O voor begeleiding. om hen de kans te geven om voldoende ervaring op te 53/69 doen om na deze tewerkstelling met succes te kunnen solliciteren in het gewone arbeidscircuit. K/We/2/ Strategische doelstelling 3 : werken en gezin De gemeente en het OCMW wensen dat de Overpeltse gezinnen waarvan beide partners werken of de alleenstaanden met kinderen, hun kansen op tewerkstellingen en de uitbouw van een professionele carriére maximaal kunnen benutten door zorg te dragen voor een bereikbare en kwaliteitsvolle kinderopvang, door het coördineren en het faciliteren van de bestaande initiatieven en/of door het inrichten en exploiteren van buitenschoolse kinderopvang. K/We/2/1/ Het beleidsplan Jaarlijks wordt in de diverse kinderopvang Het beleidsplan kinderopvang initiatieven een bevraging Het beleidsplan kinderopvang inventariseert jaarlijks de georganiseerd over de is niet enkel een inventaris problemen die Overpeltse wachtlijsten (grootte en duur). van initiatieven en behoeften ouders ondervinden voor om maar ook de basis voor hun kinderen een geschikte De partners in het lokaal coördinatie van het aanbod opvang te vinden en brengt overleg bespreken de aan kinderopvang en een alle partners rond de tafel in resultaten en doen instrument om vraag en het Lokaal Overleg voorstellen (aan de aanbod op elkaar af te Kinderopvang om te erkennende en subsidiërende stemmen. bespreken op welke wijze die instanties en aan het problemen kunnen worden gemeentebestuur) van acties opgelost en initiatieven te om tegemoet te komen aan plannen om tegemoet te de vraag. komen aan de behoeften. K/We/2/2/ . Buitenschoolse Jaarlijks wordt in het lokaal Het verslag van kinderopvang ’t Ravotterke overleg kinderopvang, bij de debijeenkomst van het lokaal ’t Ravotterke vult de niche bespreking van de resultaten overleg kinderopvang wordt van buitenschoolse opvang van het onderzoek van de besproken op het voor kinderen van het lager wachtlijsten, verslag Overlegcomité. onderwijs en probeert aan uitgebracht over de werking alle ouders van Overpelt een van ’t Ravotterke en worden Jaarlijkse rapportage aan het kwaliteitsvolle en voorstellen gedaan lokaal overleg kinderopvang pedagogisch verantwoorde betreffende de organisatie en en aan het Overlegcomité opvang te bieden op de de werking van het initiatief. gemeentebestuur/OCMW tijdstippen dat die nodig is over de evoluties in de wegens Het OCMW als beheerder regelgeving en subsidiëring werkomstandigheden. van ’t Ravotterke volgt de met mogelijke voorstellen tot evoluties op het terrein op en verbetering van de huidige rapporteert aan het lokaal organisatie. overleg kinderopvang en aan het Overlegcomité Jaarlijks en voor de eerste gemeentebestuur/OCMW maal in 2008 wordt in de over de mogelijkheden die maand september een geboden worden door de evaluatie gemaakt van het regelgeving (en de voorbije werkjaar (septembersubsidiëring) om in te spelen augustus) en worden indien op vastgestelde noden (cf. nodig aan de raad voor flexibele opvang). maatschappelijk welzijn (die ze agendeert in het Met het oog op een Overlegcomité verbetering van de werking, gemeentebestuur/OCMW) 54/69 de organisatie, de pedagogische kwaliteit en de conformiteit aan de regelgeving, worden de activiteiten van ’t Ravotterke doorgelicht. voorstellen gedaan ter verbetering van de werking, de organisatie en de pedagogische kwaliteit. 3.4.3. CULTUUR & VRIJE TIJD K/Vt/1/ Strategische doelstelling 4 : cultuur en vrije tijd Het gemeentebestuur en het OCMW willen dat de Overpeltenaren voor hun persoonlijke ontplooiing en in functie van hun mogelijkheden en interesses, maximaal kunnen participeren van het sociale en culturele leven van in hun onmiddellijke omgeving. K/Vt/1/1/ Het De cultuurraad moet, als De beleidsadviezen van de verenigingsleven vertegenwoordiger en cultuurraad over het Het verenigingsleven is een belangenbehartiger van de verenigingsleven en de wijze onontbeerlijk voorwaarde verenigingen, de rol van waarop die kan worden voor een individu om zich in beleidsadviseur in deze ondersteund, wordt jaarlijks een lokale gemeenschap te materie spelen. opgelijst en besproken in het integreren en moet dus ook jaarverslag. gestimuleerd en ondersteund Door middel van een worden om die taak waar te doorzichtige subsidiëring van Vanaf 2009 zal er in de maken. verenigingen en activiteiten, cultuurraad een tweejaarlijkse stimuleert het evaluatie gebeuren van het gemeentebestuur het subsidiëringsreglement en verenigingsleven als motor zullen indien nodig van een lokale zorgzame, aanpassingen worden verdraagzame, stimulerende voorgesteld. en zingevende samenleving. K/Vt/1/2/ Het In haar programmatie van cultuurcentrum voorstellingen en vormingen Vanaf het werkjaar 2008CC Paltehe moet het centrum zal CC Palethe, naast 2009 wordt voor minstens 2 zijn van cultuurbeleving en economische en budgettaire vooraf bepaalde cultuurontwikkeling in de overwegingen, rekening voorstellingen een campagne gemeente. houden enerzijds met de gevoerd om de doelgroep uit vraag van de Overpeltenaren te nodigen. en anderzijds met de culturele ontplooiing. Jaarlijks wordt een gedeelte Bij de bekendmaking van de van de toelage voor programma’s, wordt in maatschappelijk, culturele en samenwerking met het sportieve ontplooiing besteed OCMW gezocht naar nieuwe aan een bijzondere en/of alternatieve kanalen om campagne om kansarmen specifieke doelgroepen (cf. aan de voorstellingen en de kansarmen) te betrekken bij vormingen van CC Palethe te de activiteiten van het laten participeren. Hiervoor cultuurcentrum. wordt een werkgroep ad hoc geïnstalleerd met het OCMW, Samen met het OCMW zal de sport- de jeugd en de worden gezocht naar cultuurdienst als partners. mogelijkheden om de middelen van het fonds voor sportieve en culturele 55/69 participatie aan te wenden voor een ruime cultuurspreiding ten behoeve van de groep van kansarmen, gewoonlijk gedefinieerd als mensen met een leefloon en mensen in budgetbeheer. K/Vt/1/3/ Het sportcentrum Het sportcentrum en de sportdienst moeten de motor zijn van activiteiten voor de lichamelijke fitheid van de bevolking ten behoeve van een algemeen gezonde basisconditie voor iedereen. Het sportcentrum programmeert ruime zuiver recreatieve activiteiten evenals initiaties in de gekende en erkende sporten met het oog op een zo ruim mogelijke lichamelijke ontwikkeling van alle burgers van Overpelt en van de kansarmen in het bijzonder. Bij de bekendmaking van de programma’s, wordt gezocht naar nieuwe en/of alternatieve kanalen om specifieke doelgroepen (cf. kansarmen) te betrekken bij de activiteiten van het sportcentrum. Vanaf het werkjaar 20082009 wordt een specifieke (doch anonieme) campagne gevoerd om de doelgroep te laten participeren aan de activiteiten van het sportcentrum. Er wordt samen met de sportclubs een vademecum opgesteld en verspreid bij de doelgroep over de activiteiten van de Overpeltse sportclubs met inbegrip van contactadressen en de uren van de clubactiviteiten. Jaarlijks wordt een deel van de toelage voor maatschappelijk, culturele en Samen met het OCMW zal sportieve ontplooiing besteed worden gezocht naar aan een bijzondere mogelijkheden om de campagne om kansarmen te middelen van het fonds voor laten deelnemen aan de sportieve en culturele eigen activiteiten van de participatie aan te wenen sportverenigingen of hen toe voor een ruime lichamelijke te leiden naar de sportclubs. ontwikkeling ten behoeve van Hiervoor wordt een de groep van kansarmen, werkgroep ad hoc gewoonlijk gedefinieerd als geïnstalleerd met het OCMW, mensen met een leefloon en de sport- de jeugd en de mensen in budgetbeheer. cultuurdienst als partners. . 3.4.4. PERSOONSGEBONDEN PROBLEMEN K/Pb/1/ Strategische doelstelling 5 : Financiële steun Het OCMW wil zijn kerntaak, namelijk het verlenen van financiële steun in al zijn vormen en de daarbij horende begeleidingen, aanwenden om de Overpeltenaren in de mogelijkheid te stellen om hun leven in te richten op een materieel niveau dat in onze westerse samenleving aanzien wordt als het minimum dat nodig is om “menswaardig” te kunnen leven met daarbij bijzondere aandacht voor de meest primaire behoeften. K/Pb/1/1/ . Iedere aanvraag Ieder sociaal verslag bevat Maatschappelijke integratie maatschappelijke integratie een passsage over de In weerwil van de zal in eerste instantie tewerkstellingskansen, de administratieve stroefheid die beoordeeld worden op de tewerkstellingsbereidheid en 56/69 eigen is aan deze federale regelgeving, wil het OCMW het instrument dat geboden wordt door de wet maatschappelijke integratie maximaal aanwenden, via tewerkstelling of eventueel leefloon, om de aanvragers te voorzien van een inkomen als voorwaarde tot integratie in de samenleving. mogelijkheden om een de arbeidsattitudes van de tewerkstelling te realiseren en aanvragers. wordt indien nodig naar de VDAB en bij een bijzondere arbeidshandicap, naar de dienst T&O van de Welzijnsregio Noord-Limburg of naar iedere andere gespecialiseerde dienst die een opleidings en/of arbeidstraject kan realiseren, verwezen. Het aanvaarden van en het meewerken aan de voorgestelde begeleidingsplan behoort tot de minimale voorwaarden om een leefloon te krijgen. Indien om deze reden, en geheel binnen de letter en de geest van de wet, een leefloon wordt geweigerd, wordt hulp geboden in het systeem van financiële steun waarbij de hoogte en de aard van de hulpverlening kan gemoduleerd worden in functie van de attitude van de aanvrager. K/Pb/1/2/ Financiële steun Tenzij als indicatie of (algemeen) vergelijkingsbasis, worden er Het OCMW wil het verlenen geen algemeen geldende van financiële steun steunverleningsbarema’s maximaal personaliseren en gebruikt maar wordt ieder aanpassen aan de echte dossier beoordeeld op de behoeften van de aanvrager aanwezige indicaties. Zowel in functie van de problemen de hoogte als de aard van de die worden aangemeld en die financiële steun maken deel worden gedetecteerd tijdens uit van het begeleidingsplan het sociaal onderzoek. en kunnen niet los worden gezien van de totale situatie. K/Pb/1/3/ Financiële steun In de mate van het mogelijke (specifiek) wordt steun verleend in De aard van de verleende speciën maar indien er in het financiële steun moet dossier elementen zitten die aansluiten bij de bijzondere doen twijfelen aan de juiste omstandigheden van iedere besteding of die doen aanvrager en passen in de twijfelen of op verkeerde globale begeleiding. zaken gespaard wordt, kunnen steunen worden verleend in de vorm van tussenkomsten voor welbepaalde uitgaven (medische kosten, huur, Tenzij dit niet relevant is voor de betreffende aanvraag , wordt in ieder sociaal verslag in een aparte rubriek vermeld hoe het inkomen zich verhoudt tot het socio-vitale minimum zoals dat door de sociale dienst wordt gebruikt. Ieder sociaal verslag waarin wordt voorgesteld om financiële steun te verlenen, bepaalt geargumenteerd op welke wijze die steun moet worden toegekend. 57/69 K/Pb/1/4/ Budgetbeheer Armoede door verkeerde budgettering is een vaak ernstige maar vermijdbare en oplosbare vorm van armoede. Het lokale bestuur wil, samen met partners op het terrein, zoeken naar middelen ter voorkoming en verhelping van deze problemen bij de burgers. nutsvoorzieningen enz.) Binnen haalbare grenzen (maximum 15 dossiers per voltijdse maatschappelijk werker) wil het OCMW de mensen van Overpelt die omwille van budgetteringsproblemen in moeilijkheden komen, helpen bij het oplossen van hun probleem door budgetbegeleiding met eventueel het beheer van hun budget. Om capaciteitsproblemen te voorkomen wordt naar samenwerking gezocht met andere diensten in de welzijnssector die deze materie in hun takenpakket hebben en die Overpelt als werkingsgebied hebben. Budgethulpverlening blijft een kerntaak van de sociale dienst van het OCMW maar de case load wordt beperkt tot maximum 15 dossiers per maatschappelijk werker. Tot dit aantal is bereikt wordt gewerkt met een (niet chronologische) wachtlijst. In 2008 wordt gezocht naar samenwerking met andere welzijnsdiensten die hun werkingsgebied in Overpelt hebben. Eind 2008 moeten hierover de nodige schriftelijke afspraken zijn gemaakt. Vanaf 2009 moet er een permanente leer- en doegroep worden opgestart waarin de cliënten in Voor cliënten van het OCMW budgetbeheer op een die in budgetbegeleiding zijn methodologisch aangepaste of die hieraan nood hebben, wijze en in een niet worden met partners stigmatiserend kader op een specifieke scholingsprojecten collectieve wijze worden opgezet om het begeleid (2008 zoeken van begeleidingsaspect te partners en uitwerken van het versterken. project) Omdat steeds meer mensen nood hebben aan vorming en training rond budgettering, zuinig energiegebruik, consumentenbewustzijn en dergelijke, zullen vormingsen gespreksactiviteiten worden georganiseerd ter voorkoming van budgetproblemen. Tweemaal per jaar wordt er een vormingsavond georganiseerd rond allerlei relevante thema’s betreffende de besteding van het budget. 58/69 K/Pb/2/ Strategische doelstelling 6 : psycho-sociale problemen Het OCMW wil psycho-sociale problemen die inherent aanwezig zijn in steunverleningsdossier of soms verschijnen als geïsoleerde problemen in hulpvragen slechts zelf behandelen indien dit kan binnen de generalistische aanpak van het OCMW als eerste lijnsdienst en in het andere geval, wanneer remediëring niet mogelijk blijkt en een gespecialiseerde aanpak nodig is, doorverwijzen naar de meest passende diensten op de tweede en derde lijn. Indien de cliënten ook daar geen hulp vinden, blijft het OCMW binnen haar algemene opdracht beschikbaar om de kansen op integratie en menselijke waardigheid te vrijwaren. K/Pb/2/1/ Doorverwijzing In ieder dossier waarbij het In ieder dossier waarin de Het OCMW wil diensten en OCMW een doorverwijzing cliënt werd doorverwezen instellingen op de tweede en doet naar een dienst of naar een derde instantie is derde lijn, die gesubsidieerd instelling op de tweede of een intakerapport aanwezig worden vanuit de overheid en derde lijn, zal periodiek en een zesmaandelijkse dus belast zijn met een (minstens half jaarlijks) een vooruitgangsrapport. overheidstaak aanspreken op vooruitgangsrapportage de resultaten die zij boeken in gevraagd worden aan de de dossiers die naar hen partner uit het werkveld. worden doorverwezen. K/Pb/2/2/ Vangnetfunctie Iedere cliënt die, eventueel na doorverwijzing vanuit het OCMW, nergens adequaat geholpen wordt met zijn probleem of die geweigerd wordt omwille van motivatie, aard van de problematiek of zwaarte van het probleem, kan steeds beroep doen op het OCMW voor hulp die kan geboden worden door de niet gespecialiseerde maatschappelijk werker. Iedere cliënt die zich aanmeldt of die wordt doorverwezen door een derde, wordt geholpen op de wijze die de maatschappelijk werker en het team bepalen. Niemand wordt geweigerd. Bij het niet naleven van essentiële afspraken met de hulpverlener wordt de hulpverlening besproken en aangepast aan deze feitelijke omstandigheid met als criterium de integratie in de maatschappij en de minimale inspanning die van iedere burger verwacht wordt als lid van die maatschappij, rekening houdend met de persoonlijkheid en de bepalende factoren uit de omgeving. K/Pb/2/3/ Samenwerkingsovereenkoms Samenwerkingsovereenkom ten die worden afgesloten sten met derden zullen steeds Indien het OCMW worden beoordeeld op de samenwerkingsovereenkomst inspanning en het resultaat en afsluit met meewerkende zoals die blijken uit de intake derden, zullen deze en vooruitgangsrapportage overeenkomsten steeds een en uit de eigen observatie inspannings- en/of van de sociale dienst. resultaatsverbintenis Eventuele tegenprestaties inhouden. (vb. financiële) worden hiervan afhankelijk gesteld. Er wordt aan geen enkele cliënt hulp geweigerd. Hulp is evenwel niet onvoorwaardelijk en de omvang, de aard en de frequentie van de hulp kunnen worden aangepast volgens inzichten van de maatschappelijk werker en het team. Iedere samenwerkingsovereenkomst die het OCMW afsluit in het kader van de individuele hulpverlening bevat een clausule betreffende de aard en de kwaliteit van de prestaties die verwacht worden en van de wijze waarop die worden geëvalueerd. Na iedere 59/69 vooruitgangsrapportage wordt de samenwerking in een dossier geëvalueerd door de behandelende maatschappelijk werker. K/Pb/3/ Strategische doelstelling 7 : administratieve en juridische problemen Door het verstrekken van juridische hulpverlening op de eerste lijn en administratieve hulp bij het vervullen van formaliteiten, willen het gemeentebestuur en het OCMW er voor zorgen dat de mensen van Overpelt hun essentiële rechten kennen, die ook kunnen uitoefenen en in het bijzonder hun aanspraken op alle toelagen en uitkeringen verzekeren die anders mogelijk door onwetendheid of ingewikkeldheid verloren gaan. K/Pb/3/1/ Juridische eerste De overeenkomst met de De overeenkomst waarbij de lijnshulp Welzijnsregio Noord-Limburg Welzijnsregio Noord-Limburg De juridische hulpverlening waarbij een jurist ter een juriste ter beschikking staat ten dienste van alle beschikking wordt gesteld stelt gedurende 10 uren wordt burgers maar beperkt zich tot voor het verlenen van de verder gezet. De juriste is informatieverstrekking, juridische hulp op de eerste gedurende 3 uren per week summiere adviezen en hulp lijn, wordt verdergezet en beschikbaar voor het publiek en tot een gerichte jaarlijks geëvalueerd. op een vrij spreekuur en voor doorverwijzing naar de balie de overige uren op afspraak. of andere instanties met als In iedere algemene publicatie doel dat zij hun essentiële over de dienstverlening van Jaarlijks wordt over de rechten kennen en kunnen het OCMW en minstens twee werkzaamheden van de vrijwaren. keer per jaar wordt in het dienst gerapporteerd in het gemeentelijk informatieblad jaarverslag. het aanbod voor juridische hulp gepubliceerd. K/Pb/3/2/ Administratieve In iedere algemene publicatie De jaarlijkse publicaties. hulp over de dienstverlening van Het verlenen van het OCMW en minstens twee Jaarlijkse rapportage over administratieve (en juridische) keer per jaar wordt in het deze dienstverlening in het hulp is een kerntaak die gemeentelijk informatieblad jaarverslag. vervat zit in artikel 60§2 van het aanbod voor de OCMW-wet en is in een administratieve hulp actief dossier een evidentie gepubliceerd. maar daarbuiten stelt het OCMW haar diensten ter Er wordt een beschikking van iedere registratiesysteem opgezet burger die daarom vraagt en waarmee de hulpverlening, die om één of andere reden zowel in de actieve dossiers niet kan geholpen worden als in afzonderlijke aanvragen door andere bevraagde wordt gekwantificeerd. diensten, de vakbond of de mutualiteit. K/Pb/4/ Strategische doelstelling 8 : opvoedingsondersteuning Ouders moeten voor al hun opvoedingsvragen die al dan niet het gevolg zijn van problemen die men heeft bij de opvoeding van kinderen, terecht kunnen bij een dienst die hen informatie verstrekt of die hen in functie van de noodzaak, begeleidt en helpt. K/Pb/4/1/ Het Het OCMW zal de raad van Uiterlijk op 2012 moet gemeentebestuur en het beheer van de Welzijnsregio duidelijk zijn of er in Noord- 60/69 OCMW zoeken partners om de opvoedingsondersteuning, zowel advies als begeleiding, te kunnen verzekeren op vraag van de ouders of na verwijzing door de sociale dienst van het OCMW of elke andere dienst die actief is in de hulpverlening aan het gezin. Noord-Limburg verzoeken om studiewerk te verrichten en de potentiële partners, zijnde minstens Integrale Jeugdzorg Noord-Limburg en de daarin vertegenwoordigende diensten, rond de tafel te brengen, met het oog op de oprichting van een steunpunt voor opvoedingsondersteuning. Limburg een steunpunt voor opvoedingsondersteuning komt waarin het lokale bestuur al dan niet via de Welzijnsregio, kan participeren. K/Pb/5/ Strategische doelstelling 9 : Coördinatie van de hulpverlening De versnippering van diensten en instellingen in de welzijnssector waarin hulpverlening gespecialiseerd en gefragmenteerd wordt aangeboden, is omwille van het diffuse aanbod vaak tegenstrijdig en dus onproductief en niet transparant voor de hulpzoeker en noopt tot coördinatie waarin het OCMW, met als legitimatie de OCMW-wet en het decreet lokaal sociaal beleid, de regiefunctie waarneemt. K/Pb/5/1/ . Lokaal Het OCMW stelt een Binnen de 3 weken na de cliëntenoverleg maatschappelijk werker vrij aanvraag door een Om de hulpverlening aan de voor de tijd die nodig is om de hulpverlener (of een cliënt) cliënten door verschillende coördinatie van het lokaal wordt er een diensten in het welzijnsveld cliëntenoverleg op te nemen. coördinatievergadering maximaal op elkaar af te samengeroepen waarbij alle stemmen en gezamenlijk hulp hulpverleners, de cliënten en op maat te kunnen bieden, de meest betrokken neemt het OCMW de mantelzorgers aanwezig zijn. regiefunctie waar volgens de principes van de methodiek Er wordt een brochure lokaal cliëntenoverleg opgemaakt om het aanbod te bekend te maken bij alle hulpverleners. Omdat coördinatie sterk afhankelijk is van de aanvragen en de beoordeling door de instrumenterende hulpverleners, wordt er geen quotum als doelstelling vooropgesteld. K/Pb/5/2/ Coördinerende dienstverlening in het algemeen. Omdat het lokaal cliëntenoverleg en de coördinatie in de thuiszorg (zie supra) varianten zijn van een zelfde methodiek, worden deze twee functies samengebracht in één dienst. De zorgcoördinatie in de thuiszorg en het lokaal cliëntenoverleg worden samengebracht in één dienst met het doel om eenvormige procedures uit te werken met respect voor de specifieke elementen van elke methodiek. Tegen 2009 wordt een procedure uitgeschreven voor de coördinatie in de thuiszorg en voor cliëntenoverleg in de maatzorg. Jaarlijks wordt in het jaarverslag gerapporteerd over de werkzaamheden van de dienst 61/69 K/Pb/5/3/ Case management Door opvolging wordt nagegaan of de afgesproken taken worden uitgevoerd en of deze taken het vooropgestelde resultaat opleveren met als doel te kunnen bijsturen en de hulpverlening te optimaliseren ten behoeve van de cliënt. Per dossier dat aanhangig wordt gemaakt voor coördinatie, wordt een opvolgingsprocedure voorzien zodat de dossiers regelmatig kunnen geëvalueerd en bijgestuurd worden. Tegen 2009 wordt een procedure, die gedragen wordt door de meest gerede partners uit de sector, afgesproken en opgemaakt. Vanaf werkjaar 2009 maakt de rapportage over het voorgenomen case management deel uit van het jaarverslag; 62/69 HOOFDSTUK 4 - TAAKVERDELING EN WERKAFSPRAKEN TUSSEN GEMEENTE EN OCMW 3.1. HISTORIEK : DE HUIDIGE AFSPRAKENNOTA. In het Overlegcomité tussen het gemeentebestuur en het OCMW werden op 27/11/2003 afspraken gemaakt over de samenwerking tussen beide diensten. Deze afspraken kregen vorm in een afsprakennota die werd goedgekeurd door de raad voor maatschappelijk welzijn op 09/12/2003 en de gemeenteraad op 15/12/2003. Eerder dan een nota te maken met detailregelingen betreffende de taken die door de verschillende diensten zouden worden opgenomen, werd gekozen voor een principeverklaring waarin de uitgangspunten werden bepaald. De afspraken berusten op 3 peilers : 1. Het algemeen sociaal beleid berust bij het gemeentebestuur 2. Het hulpverlenings- en zorgenbeleid berust bij het OCMW 3. Het Overlegcomité als “arbitrage”. Tot op heden werden aan het Overlegcomité geen bevoegdheidsproblemen voorgelegd die voortvloeiden uit de gemaakte taakverdeling. Dit toont aan dat mits voldoende inlevingsvermogen een afsprakennota, waarin principes worden vastgelegd, volstaat voor een vlotte en begripvolle samenwerking. De tekst van het protocol luidt als volgt : PROTOCOL VAN SAMENWERKING TUSSEN GEMEENTEBESTUUR EN OCMW Artikel 1 Het gemeentebestuur is bevoegd voor het algemeen beleid en zal binnen die bevoegdheden zorg dragen voor een integraal en inclusief kansen- en welzijnsbeleid ten opzichte van achtergestelde personen. Dit beleid wordt horizontaal genoemd en strekt zich uit over alle welzijnsaspecten en over de ganse bevolking maar met speciale aandacht voor preventieactiviteiten en de ontplooiingskansen van bijzondere doelgroepen. Artikel 2 Het OCMW voert essentieel een hulpverlenings- en zorgenbeleid waarbij individuele hulp en remediëring al dan niet in collectieve voorzieningen en diensten, wordt aangeboden aan de hulpzoekers. Dit beleid wordt verticaal genoemd en heeft betrekking op zeer specifieke noden en behoeften van individuele burgers die problemen ondervinden om deel te nemen aan de normale activiteiten van de gemeenschap. Artikel 3 In onderling overleg wordt het operationeel beheer van het initiatief voor buitenschoolse kinderopvang ’t Ravotterke door het OCMW waargenomen. De strategische planning rond dit initiatief gebeurt na ruim overleg met het gemeentebestuur. Artikel 4 Het Overlegcomité komt om de drie maanden samen en bespreekt naast de wettelijk verplichte aangelegenheden zoals bepaald in artikel 26bis §1 en §2 van de OCMW-wet : * bevoegdheidsproblemen die zouden kunnen voortvloeien uit de formulering van artikel 1 en artikel 2 van dit protocol 63/69 * de stand van zaken van gezamenlijke initiatieven * de financiële en operatieve opvolging van het initiatief voor buitenschoolse kinderopvang * eventuele beleidsadviezen die worden verstrekt door één van de gemeentelijke adviesraden en die betrekking hebben op aangelegenheden die door het OCMW worden behartigd * de werking van de ondersteunende diensten die prestaties leveren voor beide besturen. 3.2. EVOLUTIES Er zijn in de bestuurlijke organisatie van Vlaanderen overduidelijke tendensen die wijze op een steeds voortschrijdende integratie tussen het gemeentebestuur en het het OCMW. In het decreet van 19 maart 2004 betreffende het Lokaal Sociaal Beleid wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen beide besturen (cf. Artikel 3, 2° lokaal bestuur : gemeente en openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn). Maar ook de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (samenwerking ondersteunende diensten, delen personeel, samensmelting van de wettelijke graden) en het gemeentedecreet (voorzitter-schepen) bevestigen die trend. Daarenboven moet er in iedere gemeente een Sociaal Huis worden gerealiseerd met daarin een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokale bestuur en moet er een gezamenlijk sociaal beleidsplan komen. In het samenwerkingsprotocol van 2003 (zie supra) maakten het gemeentebestuur en het OCMW reeds de duidelijke keuze om het sociaal beleid (sensu lato) toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur dat daarvoor een duidelijke politieke legitimatie heeft en het beleid van het OCMW (sociaal beleid sensu stricto) te beperken tot de hulpverlening op cliënten en voorzieningenniveau. Door de planning toe te vertrouwen aan beide besturen beoogt de decreetgever om de afstemming en samenwerking tussen gemeente en OCMW te bevorderen en het geïntegreerd karakter van lokaal sociaal beleid te benadrukken (memorie van toelichting). Vooral het Sociaal Huis en de gezamenlijke planningsverplichting nopen het gemeentebestuur en het OCMW om aan de samenwerking ook een structureel aspect te geven. Bij besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn (24/10/2006) en van de gemeenteraad (30/11/2006) werd aan de minister uitstel gevraagd tot 22/05/2009) voor de oprichting van een Sociaal Huis. Ondertussen werd gewerkt aan een concept waarbij o.a. rekening werd gehouden met mogelijke schaalvoordelen die kunnen ontstaan uit een doorgedreven integratie van diensten. 3.3. PROEVE VAN CONCEPT 3.3.1. OPERATIONELE DIENSTEN Uitgangspunt In een beperkte visie op een gezamenlijke loket zou men kunnen stellen dat enkel de aanvragen voor pensioenen en tegemoetkomingen voor personen met een handicap moeten toegevoegd worden aan de reeds bestaande hulpverlening van het OCMW. Het gemeentebestuur neemt evenwel veel meer taken op die uit de aard van hun inhoud als “sociaal” kunnen worden gedefinieerd en derhalve zouden kunnen worden toegewezen aan het Sociaal Huis. 64/69 Wij denken hier aan een aantal adviesraden. Anderzijds zijn er activiteiten die ongetwijfeld een sociaal invalshoek hebben maar die zeker niet kunnen vallen onder het predikaat “welzijn”. Wij noemen de volledige sportsector en culturele sector in de meest ruime zin (cf. verenigingsleven). En, zoals steeds het geval is als men gaat catalogeren, zijn er diensten die zich in een “twilight zone” bevinden. Wij denken hier aan de jeugdsector die, mogelijk zelfs in toenemende mate een welzijnscomponent heeft maar waarbij moet gekozen worden voor de meest geëigende indeling. Voor de persoonsgebonden materies wordt gewerkt op basis van een voorstel met drie divisies nl. vrije tijd & evenementen, maatschappelijke aangelegenheden en tenslotte burgerschap. Persoonsgebonden materies Maatschappelijke aangelegenheden Gemeenschapsvorming Verenigingsloketet Bevolking Verenigingsloket Cultuurcentrum Cultuurdienst Sport Jeugd Toerisme EvenementenBiBli Bibliotheek Burgerschap Beleid & Prevent Sociaal Huis Kinderopvang Verkiezingen Algemene sociale dienst Personen met een handicap & seniorenloket Burgerlijke staat Vrije tijd & evenementen (gemeenschapsvorming) Cultuurcentrum, cultuurdienst, sport, jeugd, toerisme, evenementen (dorpsactiviteiten), bibliotheek. In dit kader wordt gedacht aan een vrijetijdswinkel en/of een verenigingsloket) Maatschappelijke aangelegenheden (3 subdelen). Beleid en preventie : gehandicaptenadviesraad, seriorenraad, gezondheidsraad- en gezinsraad, lokaal overleg kinderopvang, drugpreventie en overlast (cf. straathoekwerk), ontwikkelingssamenwerking Sociaal Huis : Algemene hulpverlening, personen met een handicap en senioren (in de ruime zin vb. thuisdiensten) Buitenschoolse kinderopvang ‘t Ravotterke Burgerschap Bevolkingsadministratie, verkiezingen, burgerlijke staat Dit schema kan de basis vormen van het concept van Sociaal Huis. De verdere uitwerking zal rekening moeten houden met de bestuurlijke en de functionele lijnen. Hierbij wordt best reeds rekening gehouden met de situatie van 2013 waarbij de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn zal worden opgenomen in het college van burgemeester en schepenen. 65/69 3.3.2. ONDERSTEUNENDE DIENSTEN Om de schaalvoordelen maximaal te benutten, wordt de principiële beslissing genomen om alle ondersteunende diensten gezamenlijk te organiseren. Dit moet toelaten om te komen tot een efficiënte allocatie van de beschikbare personeelsleden van beide organisaties. Een dergelijke operatie vraagt natuurlijk studiewerk en er moeten vragen beantwoord worden over de wijze waarop die diensten worden georganiseerd en in het bijzonder over de communicatielijnen (bv. antennes in de activiteitencentra of niet) die moeten bijdragen tot een performante organisatie. 3.4. TIMING Het nieuwe samenwerkingsprotocol dat moet worden afgesloten tussen het gemeentebestuur en het OCMW zal de elementen bevatten van de samenwerking op het gebied van zowel de operationele als de ondersteunende diensten. Voor het Sociaal Huis, dat in het hierboven beschreven concept een onderdeel is van de nieuwe organisatie, is er een decretale deadline nl. 22 mei 2009. Het spreek vanzelf in dat de timing van het ganse project het Sociaal Huis niet geïsoleerd wordt bekeken, maar dat in de mate van het mogelijke de hele operatie gelijktijdig moet verlopen of op een adequate gefaseerde wijze. Daarom wordt de volgende timing vooropgesteld : ACTIE Concept nota Consultatie besturen Financiële nota (gelijktijdig) Consultatie bevolking (lees adviesraden) (zie hoofdstuk 5 – verplicht) OCMW-raad Gemeenteraad Opstellen van boordtabellen Operationaliseren sociaal huis / Integratie ondersteunende diensten Uitvoering Evaluatie en bijsturing TIMING 30/09/2007 01/10/2007 / 31/10/2007 01/10/2007 / 15/10/2007 01/11/2007 / 15/11/2007 27/11/2007 12/2007 01/12/2007 / 31/01/2008 Uiterlijk 31/12/2008 2008/2013 Jaarlijks oktober 10/2008 t/m 10/2013 66/69 HOOFDSTUKT 5 – WIJZE WAAROP DE BEVOLKING EN DE LOKALE ACTOREN BETROKKEN WORDEN 5.1. VOORBEREIDING VAN HET BELEIDSPLAN Om te komen tot dit beleidsplan werd gewerkt met een getrapt systeem van werkgroepen. Elk van de werkgroepen vervulde een speciale functie. De voorbereiding en het concept werd uitgewerkt met een beperkte groep van 3 personen (2 personeelsleden van het OCMW en één personeelslid van de gemeente) die de methodiek hebben vastgelegd en toegankelijk hebben gemaakt voor de andere medewerkers. Deze groep wordt hierna “conceptgroep” genoemd. In de stuurgroep waren de schepen van welzijn, de OCMW-voorzitter, de consultant van vzw Boom, de drie leden van de initiële conceptgroep en de personeelsleden van de gemeente die een functionele taak hebben in de welzijnsdienst (senioren, personen met een handicap, jeugd), vertegenwoordigd. Vanuit de stuurgroep werden per categorie (doelgroep) werden dan 4 werkgroepen aan het werk gezet met telkens vertegenwoordigers van de sector. Deze groepen hadden de opdracht om enerzijds (cijfer)materiaal te verzamelen voor de omgevingsanalyse en anderzijds te brainstormen over doelstellingen (strategische en operationele) en over concrete acties die kunnen ondernomen worden. Werkgroep jeugd Coördinatie : Gunther Brebels Rapport op 09/05/2007 en 27/08/2007 Werkgroep personen met een handicap Coördinatie : Lode Vanhelden Rapport op 11/06/2007 (personen met handicap en familieleden) en op 18/06/2007 (subgroep diensten en instellingen) Werkgroep senioren Coördinatie : Gerard Agten Rapport op 20/06/2007 en 10/08/2007 Werkgroep gezinnen en kansengroepen Coördinatie : Sonja Sleurs en Sarah Janssen Rapport op 06/06/2007 Het was niet de bedoeling om de werkgroepen representatief samen te stellen. Er werd eerder gepoogd om personen met de nodige competentie en visie rond de tafel te brengen om de kijk op de problematiek breed genoeg te houden. Na de rapportage vanuit de verschillende werkgroepen kon de omgevingsanalyse worden afgemaakt en kon begonnen worden met het redigeren van de teksten van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. 5.2. DE AFWERKING Nadat het beleidsplan zal zijn opgemaakt en klaar is om aan gemeente- en OCMW-raad te worden voorgelegd, zullen in eerste instantie de werkgroepen worden geraadpleegd en in tweede instantie de diverse adviesraden die op een of andere reden en inhoudelijke binding hebben met de problematiek (seniorenraad, geahdicaptenraad, jeugdraad, gezondheidsraad, lokaal overleg kinderopvang). 67/69 Na deze raadpleging en het aanbrengen van eventuele wijzigingen waarbij de schepenen en de OCMW-voorzitter besluiten, kan het beleidsplan worden goedgekeurd door de OCMWraad (november) en de gemeenteraad (december). 5.3. OPVOLGING Een beleidsplan is geen éénmalig werkstuk per legislatuur, maar vraagt jaarlijkse evaluatie en bijsturing. Ieder jaar in de maanden september-oktober zullende betrokken adviesraden worden geconsulteerd om daarbij de evaluatie van de uitvoering te bespreken en voorstellen te doen tot bijsturing. Dit evaluatie en bijsturingsrapport wordt elk jaar aan de gemeente- en OCMW-raad voorgelegd. In de helft van de uitvoeringsperiode (september-november 2010) wordt er een grote evaluatie gemaakt waarvoor ook opnieuw de werkgroepen, met daarin de meest betrokken partners en experts, worden samengeroepen voor een grondige bespreking van de resultaten, een aanpassing van de missie, de strategische en operationele doelstellingen en het voorstellen van nieuwe acties. 68/69 HOOFDSTUK 6 – ONTWIKKELING TEN OPZICHTE VAN HET VORIGE LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN Dit is het eerste inhoudelijke LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN. Derhalve kunnen nog geen ontwikkelingen ten opzichte van het vorige plan worden beschreven. 69/69 HOOFDSTUK 7 – SECTORALE PLANVERPLICHTINGEN (OPNAME VAN ANDERE BELEIDSPLANNEN) De volgende gemeentelijke plannen worden opgenomen in dit LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN : 1. Het jeugdwerkbeleidsplan 2. Het beleidsplan kinderopvang De hierboven genoemde beleidsplannen zijn werkstukken die onafhankelijk van dit beleidsplan toe stand zijn gekomen. Nochtans zijn er in de verschillende categorieën raakvlakken en werden acties beschreven die tevens in de andere plannen kunnen voorkomen.