Sociale werkplaatsen en OCMW’s: een duurzaam overleg 1 | Situering In 2008 stelden de Vlaamse OCMW’s maandelijks gemiddeld 3124 leefloners aan het werk met de maatregel artikel 60 §7 van de OCMW-wet van 8 juli 1976. Op jaarbasis gaat dit over 7476 mensen in artikel 60 §7. Op 31 december 2007 waren 730 werknemers in artikel 60 §7 door Vlaamse OCMW’s ter beschikking gesteld van de Sociale Werkplaatsen. Op jaarbasis gaat dit over gemiddeld 1000 mensen in artikel 60 § 7 die in een sociale werkplaatsen gewerkt hebben. Naast de tewerkstelling binnen de eigen diensten, vertegenwoordigd deze ter beschikkingstelling aan sociale werkplaatsen de grootste groep. Deze naakte cijfers alleen al tonen dat de Sociale Werkplaatsen en de OCMW’s strategische én operationele partners zijn. Er zijn echter ook heel wat inhoudelijke argumenten, zoals zal blijken uit het onderstaande. Met deze nota geven het Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling (SST) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) de aanzet voor een denkproces rond de samenwerking. Daarin evalueren de koepels de huidige situatie, en werkt men gezamenlijk aan een officialisering en professionalisering van de samenwerking. We gaan samen op zoek naar vormen van duurzame activering voor mensen met een multi-complexe psychosociale problematiek. De leden – de Sociale Werkplaatsen en de OCMW’s – worden intensief betrokken in dit proces. De ambitie is dat dit overleg uitmondt in een intensievere en duurzame samenwerking, met een politieke vertaling naar het beleid. In een gezamenlijk memorandum zullen SST en de VVSG hun standpunten rond de samenwerking kenbaar maken aan het Vlaamse en federale beleid. In deze nota komen achtereenvolgens aan bod: verduidelijkende informatie over respectievelijk de OCMW’s en de sociale werkplaatsen, algemene informatie rond wettelijke 4 november 2010 - 1/11 kaders, cijfergegevens en regelgeving en een inventaris rond de knelpunten in het kader van de samenwerking. Voor wat de OCMW’s betreft moeten we focussen op het OCMW in twee belangrijke rollen. Ten eerste als organisatie die bezig is met de realisering van een recht op een menswaardig bestaan en een recht op maatschappelijke integratie. Ten tweede op het OCMW als klant van de sociale werkplaatsen! Sociale werkplaatsen zijn opgericht om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te activeren, en een duurzame job aan te bieden. Dankzij een zeer intensieve begeleiding en het ontwikkelen van werk op maat is een tewerkstelling haalbaar. Er is historisch gezien nog een andere band tussen de sociale werkplaatsen en de OCMW’s: vaak zitten OCMW-mandatarissen in raden van bestuur of hebben ze de sociale werkplaatsen zelfs mee opgericht. We streven naar een DUURZAME discussie! 2 | Verduidelijkende informatie over de OCMW’s Wie gerechtigd is op maatschappelijke integratie onder de vorm van leefloon of gelijkwaardige financiële steun, kan aan het werk via de maatregel artikel 60 § 7 OCMW-wet. De werknemer is dan in dienst van het OCMW. Ofwel werkt die persoon in diensten van het OCMW, ofwel stelt het OCMW hem ter beschikking aan een derde (de zogenaamde ‘gebruiker’). Afhankelijk van de leeftijd van de werknemer moet deze binnen een bepaalde referteperiode een bepaald aantal arbeids- of gelijkgestelde dagen (zie kader / werkloosheidsreglementering) presteren zodat er op het einde van de tewerkstelling recht is op volledige sociale zekerheidsrechten. Leeftijd Te bewijzen minimum aantal arbeidsdagen in loondienst en referteperiode Jonger dan 36 jaar - ofwel 312 dagen gedurende de 18 maanden voorafgaand aan uw aanvraag; - ofwel 468 dagen gedurende de 27 maanden voorafgaand aan uw aanvraag - ofwel 624 arbeidsdagen gedurende de 36 maanden voorafgaand aan uw aanvraag. Van 36 tot 49 jaar - ofwel 468 dagen gedurende de 27 maanden voorafgaand aan uw 4 november 2010 - 2/11 aanvraag; - ofwel 624 arbeidsdagen gedurende de 36 maanden voorafgaand aan uw aanvraag; - ofwel 234 dagen tijdens de 27 maanden + 1.560 dagen tijdens de 10 jaar die voorafgaan aan deze 27 maanden; - ofwel 312 dagen tijdens de 27 maanden + voor elke dag die ontbreekt om tot 468 dagen te komen, 8 dagen tijdens de 10 jaar die deze 27 maanden voorafgaan. Vanaf 50 jaar - ofwel 624 dagen gedurende de 36 maanden voorafgaand aan uw aanvraag; - ofwel 312 dagen tijdens de 36 maanden die uw aanvraag voorafgaan en 1560 dagen tijdens de 10 jaar die deze 36 maanden voorafgaan; - ofwel 416 dagen tijdens de 36 maanden + voor elke dag die ontbreekt om tot 624 dagen te komen, 8 dagen tijdens de 10 jaar die deze 36 maanden voorafgaan. Bron: www.rva.be Opbouw van volledige sociale zekerheidsrechten is een noodzakelijke voorwaarde opdat het OCMW door de federale overheid betoelaagd wordt voor de tewerkstelling. 2.1 | Wat zijn de kosten voor het OCMW? Het OCMW ontvangt een maandelijkse toelage die gelijk is aan het hoogste bedrag leefloon (op 18 mei: €948,74). Daarnaast krijgt het OCMW een vrijstelling van patronale sociale zekerheidsbijdragen die het OCMW afhankelijk van het aantal personen dat via de maatregel in dienst is, in vorming en opleiding van deze personen en/of in aanwerving van bijkomend begeleidend personeel moet investeren. Bij terbeschikkingstelling van de werknemer aan een federaal erkend initiatief van sociale economie ontvangt het OCMW een verhoogde toelage die de bruto loonkost volledig dekt tot een bedrag van €22.663,65 per jaar (bedrag 2009). Meer dan bij het invoeren van deze tewerkstellingsmaatregel ligt de nadruk op werkervaring en niet meer op het opbouwen van sociale zekerheids-rechten. Niettemin zal het OCMW geen toelage ontvangen voor een tewerkstelling in artikel 60 § 7 OCMW-wet van een persoon die al volledige rechten heeft opgebouwd. In dat geval zal het OCMW de volledige loonkost zelf dragen. 4 november 2010 - 3/11 2.2 | Waaruit bestaat het loon? Het OCMW zal de artikel zestiger over het algemeen een loon volgens de eigen loonschalen uitbetalen. Aangezien personen in een contract artikel 60 §7 vaak in functies voor laaggeschoolde arbeiders terecht komen, is dat loonschaal E. Het OCMW kan er echter ook voor kiezen het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen (CAO 43 NAR) te betalen. Tenslotte is er ook de mogelijkheid om bij terbeschikkingstelling de werknemer te verlonen volgens het paritair comité van de gebruiker. 2.3 | Terbeschikkingstelling Bij terbeschikkingstelling moeten het OCMW en de gebruiker een overeenkomst sluiten. In deze samenwerkingsovereenkomst wordt (al dan niet in detail) beschreven hoe de terbeschikkingstelling in de praktijk zal verlopen. Voorafgaandelijk aan de terbeschikkingstelling duidelijke afspraken maken verhoogt een vruchtbare samenwerking aanzienlijk. Die afspraken zijn vaak van heel operationele aard: wie verwittigt wie bij afwezigheid van de werknemer, verlofregeling, uurregeling, wat bij conflicten op de werkvloer, enz… Daarnaast kan in deze overeenkomst tussen OCMW, gebruiker en werknemer het traject van de werknemer inzake tewerkstelling, opleiding, vorming en omkadering worden beschreven. Wanneer het OCMW zijn werknemer ter beschikking stelt van een privé-onderneming is het verplicht om het verschil tussen de bruto loonkost en de toelage aan de privé-onderneming aan rekenen. Een privé-onderneming is elke onderneming met een winstoogmerk. In het begrip bruto loonkost in dit kader zijn eventuele maaltijdcheques niet inbegrepen. Het OCMW kan deze kost bijkomend aanrekenen aan de gebruiker, evenals kosten voor arbeidsgeneeskundig onderzoek of administratieve kosten – tenminste voor zover de gebruiker hiermee akkoord gaat. Wanneer het OCMW de werknemer ter beschikking stelt van een door de federale overheid erkend initiatief van sociale economie (onder andere sociale werkplaatsen), ontvangt het een verhoogde toelage (zie hierboven). In dat geval is de loonkost (tot het wettelijk bepaald plafond) gedekt door de toelage. De gebruiker zal bijgevolg geen vergoeding aan het OCMW verschuldigd zijn. Voorwaarde is wel dat het OCMW een contingent artikel 60 §7 verhoogde toelage van de POD Maatschappelijke Integratie heeft gekregen. Als het OCMW buiten het contingent artikel 60 §7 ter beschikking stelt van deze initiatieven, dan valt deze terbeschikkingstelling onder de regels van de normale betoelaging. 4 november 2010 - 4/11 Voor elke andere vorm van terbeschikkingstelling is het OCMW vrij al dan niet een vergoeding aan de gebruiker te vragen: hier is geen wettelijke verplichting aan het OCMW opgelegd om voor de terbeschikkingstelling een vergoeding te vragen. Kleinschalig onderzoek van de VVSG wijst uit dat wanneer de gebruiker een OCMW is, heel wat OCMW’s een forfaitair bedrag aanrekenen dat tussen 200 euro en 400 euro per maand ligt, al dan niet gebaseerd op de formule. In ieder geval wordt steeds rekening gehouden met de concrete situatie: inspanningen die van de gebruiker worden gevraagd, financiële draagkracht van de gebruiker, de relatie tussen OCMW en gebruiker. Conclusie: enkel bij een terbeschikkingstelling in een federaal erkend initiatief van sociale economie en bij terbeschikkingstelling bij een privé-ondeneming, zal het OCMW in principe geen loonkosten dragen. In alle andere gevallen waarin geen of slechts een gedeeltelijke vergoeding van de gebruiker wordt gevraagd, dekt de federale toelage slechts een deel van de loonkost. 2.4 | Lagere loonschaal, meer inkomsten voor het OCMW? Als een OCMW iemand ter beschikking stelt van een sociaal economie-initiatief en overstapt naar een lagere loonschaal (zoals CAO 43), heeft het OCMW dan meer inkomsten? Nee, indien een OCMW overschakelt naar een lagere loonschaal, dan zal ook de tussenkomst van de federale overheid verminderen. 3 | Verduidelijkende informatie over de Sociale Werkplaatsen Sociale Werkplaatsen zijn erkende initiatieven die een bedrijfsactiviteit ontwikkelen met werkgelegenheid voor zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden in een beschermde werkomgeving. De sociale werkplaatsen in Vlaanderen zijn actief in zeer diverse sectoren: - Kringloopactiviteiten; - Onderhouden van openbaar groen, bossen; - Schoonmaken van gebouwen en bushokjes; - Bouw en renovatie; - Energiesnoeiers; - Sociale restaurants; - Strijkwinkels; - Fietsherstelplaatsen en fietspunten; - ... 4 november 2010 - 5/11 Sociale werkplaatsen maken een tewerkstelling mogelijk door een zeer intensieve begeleiding en het ontwikkelen van werk op maat van de individuele werknemer. Ze ontvangen hiervoor 50% overheidsmiddelen en halen 50% van de middelen uit hun eigen economische activiteit. Competentiemanagement vormt een rode draad in de begeleidingsprocessen. De werknemers worden dagelijks gecoacht in het ontplooien van hun competenties zowel op technisch als sociaal vlak. 98% van de sociale werkplaatsen in Vlaanderen hebben zich verenigd in het Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling (SST vzw). SST vzw fungeert als werkgeversfederatie en behartigt de belangen van de sociale werkplaatsen. De tewerkstelling van deze doelgroepwerknemers wordt gesubsidieerd via loonsubsidies en omkaderingssubsidies. 4000 personen worden op deze manier tewerkgesteld in één van de 97 erkende sociale werkplaatsen. Zij vinden geen job in een regulier bedrijf door allerlei factoren: gebeurtenissen en problemen in het persoonlijke leven, mentale en fysieke beperkingen, gezondheidsproblemen, korte scholing,… De werknemer voldoet tegelijkertijd aan volgende objectieve voorwaarden: - op de dag vóór indienstneming ingeschreven zijn bij de VDAB als niet-werkende werkzoekende; - een begeleidingstraject van de VDAB volgen; - op de dag vóór indienstneming ononderbroken gedurende een periode van minstens 5 jaar inactief zijn; - geen hoger diploma, getuigschrift of brevet hebben behaald dan een diploma van lager secundair onderwijs, buitengewoon hoger secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs; 3.1 | Loonkost De loonpremie voor een doelgroepwerknemer bedraagt €18492.76 op jaarbasis. Vanaf het 3e jaar in dienst vermindert dit bedrag tot €16.643,48 op jaarbasis (bedragen oktober 2008). De omkaderingssubsidie bedraagt €15.603,75 (bedragen oktober 2008) op jaarbasis per 5 VTE in dienst zijnde doelgroepwerknemers. De begeleiders staan in voor de persoonlijke en dagelijkse begeleiding van de werknemers. Daarnaast is er voor deze lonen een gedeeltelijke vrijstelling van de patronale sociale zekerheidsbijdragen. Een 50-tal sociale werkplaatsen maken ook aanspraak op subsidies voor de omkadering van arbeidszorgmedewerkers. 4 november 2010 - 6/11 Het decreet van 14 juli 1998 regelt de erkenning en de werking van de sociale werkplaatsen. Naast de tewerkstelling van doelgroepwerknemers biedt de sociale werkplaats jaarlijks een tijdelijke werkvloer aan 1000 mensen in artikel 60 § 7. De sociale werkplaatsen staan in voor de dagelijkse begeleiding van deze mensen. Zij voorzien in een begeleiding van 1 op 5, gelijk aan de begeleidingsnorm voor de doelgroepwerknemers sociale werkplaatsen. Het loon van deze begeleiders wordt volledig gefinancierd door de sociale werkplaats. Er is geen loonpremie voorzien, noch een vrijstelling van de patronale sociale zekerheidsbijdrage. De groep van mensen met het statuut artikel 60§7 krijgen dezelfde arbeidskansen en begeleiding als de andere werknemers in de sociale werkplaats. Maar de loonkost verbonden aan de tewerkstelling van deze groep mensen is hoger dan de kosten verbonden aan de tewerkstelling van doelgroepwerknemers, omwille van de omkaderingskost. We vergelijken de loonkost van een ploeg van 5 doelgroepwerknemers1 met 1 begeleider2 met de loonkost van een ploeg van 5 mensen in het statuut artikel 60§7 en 1 begeleider. De eerste ploeg kost een sociale werkplaats aan loon ongeveer €34.000 op jaarbasis. De tweede ploeg kost ongeveer €44.000. 4 | Knelpunten huidige samenwerking in het kader van begeleiding artikel 60 §7 4.1 | Inhoudelijke aspecten samenwerking Procedure In de huidige samenwerking zijn er heel wat onduidelijkheden tussen de Sociale Werkplaatsen en de OCMW’s. Er is nood aan duidelijke procedure die de meest pertinente onduidelijkheden verhelderen. Kunnen onderdeel uitmaken van deze procedure 3: - Uitkristalliseren van de verschillende rollen die vanuit respectievelijke de sociale werkplaatsen en de OCMW’s worden opgenomen in de begeleiding van personen in artikel 60 §7; - Afspraken rond trajectplannen, opleiding en omkadering; - Afspraken rond doorverwijzing en aanmelding; 1 Verloning GGMMI Bruto maandloon €2450, 8 jaar anciënniteit 3 De GOM Antwerpen heeft een samenwerkingsovereenkomst ontwikkeld dat kan gebruikt worden als inspiratie voor het maken van afspraken tussen een OCMW en een SW over de begeleiding van personen in een artikel 60 statuut, gedetacheerd naar de werkvloer van een sociale werkplaats. 2 4 november 2010 - 7/11 - Afspraken rond aanwerving; - Afspraken rond onthaal bij de Sociale Werkplaats; - Afspraken rond begeleidingsmomenten en evaluaties; - Onderzoeken van de mogelijkheden voor ondersteunde tewerkstelling (supported employment). Zowel de Sociale Werkplaatsen als de OCMW’s hebben hier ervaring mee. Het is een zaak de gezamenlijke kennis te delen en te onderzoeken wat men hierrond gezamenlijk kan doen; - Afspraken rond nazorg; - Afspraken over ontslagregeling: Sociale Werkplaatsen stellen dat OCMW’s vaak te lang mensen op de werkvloer willen houden, ondanks diverse problemen. Dit houdt onvoldoende rekening met de groepsprocessen die binnen Sociale Werkplaatsen een rol spelen. OCMW’s vinden dat Sociale Werkplaatsen soms te snel de werknemers van de werkvloer willen, of te weinig communiceren over de problemen op de werkvloer. Als een Sociale Werkplaats dan aan het OCMW laat weten de samenwerking met de werknemer te willen stopzetten, dan kan zich een probleem stellen om het ontslag juridisch te rechtvaardigen; - Communicatiestromen op elkaar afstemmen (ook in verband met vorige); - Afspraken rond ziekte (verwittigen, doktersattesten, controleartsen); - Afspraken rond verlof, klein verlet, onbetaald verlof, doktersbezoek; - Afspraken rond arbeidsreglementen en huishoudelijke reglementen; Verloning en andere arbeidsvoorwaarden Er is een discrepantie tussen de lonen van de mensen in artikel 60 §7 die worden tewerkgesteld binnen de Sociale Werkplaatsen en mensen die een contract van onbepaalde duur hebben. Daarnaast is er ook een loonpolitiek die verschilt van OCMW tot OCMW. Het kan voor wrevel op de werkvloer zorgen wanneer de ter beschikking gestelde werknemer in artikel 60 §7 meer verdient dan de werknemers van de gebruiker. Zelfs wanneer de persoon ingezet wordt in de diensten van het OCMW en hij evenveel verdient als andere werknemers met dezelfde opdracht, ligt dat soms moeilijk omdat die persoon soms minder goed presteert maar toch evenveel loon ontvangt. 4 november 2010 - 8/11 Ook voor andere arbeidsvoorwaarden is er een duidelijk discrepantie: - vakantieregeling; - opleiding buitenshuis; - ... Deze voordelen vallen steeds in het voordeel uit van de persoon in een contract artikel 60 §7. Absenteïsme en rendement Onderzoek van SST wijst uit dat er binnen de Sociale Werkplaatsen voor doelgroepwerknemers een absenteïsme is van 13.5%. Het Vlaams gemiddelde ligt op 5%. De assumptie is dat dit bij mensen met een contract artikel 60 §7 gelijk of nog hoger ligt. Daarnaast is er de assumptie dat het gemiddeld rendement van personen in artikel 60 §7 lager ligt gezien deze mensen tijdelijk in dienst zijn. In de beginperiode van de tewerkstelling moeten begeleiders, ook bij doelgroepwerknemers Sociale Werkplaatsen nog meer investeren in opleiding, begeleiding en coaching. Ook het percentage arbeidsongevallen ligt hoger bij mensen in het statuut artikel 60§7, net zoals bij de doelgroepwerknemers die nieuw zijn in de Sociale Werkplaats. Gezien deze mensen slechts voor een beperkte periode ter beschikking gesteld worden, is er weinig return voor de Sociale Werkplaatsen op het vlak van kennisopbouw, taakvaardigheid, taakflexibiliteit,… Beperkte mogelijkheden tot stage door beperkt kader Heel wat OCMW’s gebruiken stage als een voorloper op artikel 60 §7. Het is de uitgelezen manier voor de tewerkgestelde en de plaats waar die persoon ter beschikking wordt gesteld, om te bekijken of men elkaar kan vinden in een verdere samenwerking. Deze stages hebben hun nut bewezen, maar worden georganiseerd in een juridisch vacuüm. Er is nood aan een duidelijk kader voor deze stages en een verhoging van de wendbaarheid van het kader van artikel 60 §7. Dit kader werd meer dan dertig jaar geleden geschapen en komt niet meer tegemoet aan de noden van het OCMW en haar activeringspraktijk. De maatregel is geschreven vanuit de idee van het presteren van arbeidsdagen met het oog het volledig sociaal verzekerd maken van mensen. De OCMW’s wenden deze maatregel echter sinds meer dan twee decennia aan om mensen werkervaring op te laten doen en dus een brede activeringsopdracht uit te voeren. Tijdens het activeringstraject moet nog intensiever begeleid kunnen worden naar een job. De methodiek ‘supported employment in Sociale Werkplaatsen’ zou ook op de personen in 4 november 2010 - 9/11 het statuut artikel 60§7 moeten toegepast worden met als einddoel een betaalde job na de activeringsperiode. Voor een groep van mensen is een job in het NEC te hoog gegrepen. In de huidige regelgeving kunnen zij de overstap naar een betaald contract in de SW niet maken gezien zij niet voldoen aan de instapvoorwaarden. 4.2 | Contractuele aspecten samenwerking Gebrek aan gestoffeerde samenwerkingsovereenkomsten De OCMW’s en de Sociale Werkplaatsen werken samen op contractuele basis. Bij de start van de samenwerking maakt het OCMW een overeenkomst met de Sociale Werkplaats. Niet elke overeenkomst is even duidelijk en uitgebreid. Niet elke overeenkomst beschrijft hoe de samenwerking er daadwerkelijk uitziet. Er is dus nood aan beter gestoffeerde overeenkomsten. SST en de VVSG zullen samenwerkingsovereenkomsten bij hun leden opvragen en er goede voorbeelden uit destilleren. 4.3 | Financiële aspecten samenwerking De groep van mensen met het statuut artikel 60§7 krijgen dezelfde arbeidskansen en begeleiding als de andere werknemers in de sociale werkplaats. Maar, in tegenstelling tot de doelgroepwerknemers sociale werkplaatsen, is er geen enkele tussenkomst in de financiering van de begeleidingskost. Gezien de intensieve begeleiding die nodig is voor deze doelgroep, een beperkt rendement van de doelgroep alsook de kwaliteitseisen die gesteld worden door het OCMW, vragen sociale werkplaatsen dat de nodige begeleidingsbudgetten voorzien worden. 5 | Knelpunten huidige samenwerking in het kader van lokaal bestuur als klant Het OCMW en de gemeente zijn vaak klant bij sociale werkplaatsen en dit in het kader van hun lokale dienstverlening. Deze samenwerking wordt vaak in convenanten geregeld. Deze convenanten geven de besturen en de sociale werkplaatsen de kans te opereren buiten de markt.Vaak ontstaat hierover discussie met de lokale middenstand en KMO's. Deze samenwerking laat zich moeilijk in een juridisch kader gieten. De lokale besturen moeten immers de wetgeving op de overheidsopdrachten die van openbare orde is, respecteren. De sociale werkplaatsen zijn omwille van hun lokale inbedding en daaraan gekoppelde specifieke doelstellingen net vaak bevoorrechte partners voor lokale besturen. SST pleit voor een aanbestedingsbeleid waar 5% van de overheidsopdrachten uitbesteed wordt aan sociale economiebedrijven via de clausule ‘sociale voorkeur’. Op deze manier 4 november 2010 - 10/11 creëren OCMW’s tewerkstelling voor kansengroepen en geven zij het signaal dat maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk is. Katrien Van Den Broucke, SST Petra Dombrecht, VVSG Peter Cousaert, VVSG 4 november 2010 - 11/11