268 Landbouwkundig Tijdschrift/pt (1978) 90-Ba J. GOUDRIAAN* Evenals in artikel 05 en 06 wordt een van de kernonderwerpen uit de planten- en dieren-ecologie besproken. Er zal worden aangetoond hoe met behulp van eenvoudige formulas en simulatiemodellen de ingewikkelde problemen van concurrentie tussen organismen kunnen worden gehanteerd. Aan de orde komen: concurrentie tussen primitieve organismen van een soort; concurrentie tussen primitieve organismen van twee of meer soorten (mengcultures); concurrentie tussen hogere organismen (planten) van een soort; concurrentie tussen hogere organismen (planten) van twee of meer soorten; simulatie van concurrentie. concurrentie van een soort tussen individuen theorie Zoals we in de artikelen 05 en 06 zagen, groeit een verzameling van primitieve organismen onder constante omstandigheden exponentieel. Dit komt tot uitdrukking in de volgende vergelijking voor A als functie van de tijd: (07.1), (07.2). In de loop van de tijd kan een factor die voor de groei nodig is, beperkend gaan worden. Dit komt tot uiting in een verkleining van de relatieve groeisnelheid r met een vermenigvuldigingsfaktor f die tussen 0 en 1 Iigt. We k rijgen een eenvoudig model van intraspecifieke (binnen de soort met zichzelf) concurrentie als we f definieren als (07.3) waarbij Am de maximumwaarde van A voorstelt. We kunnen ons A m voorstellen als de draagkracht van het milieu. Vermenigvuldiging van het rechterlid van vgl. (07 .2) met f geeft de bekende logistische groe iverge I ijk i ng (07.4). De afhankelijkheid van de snelheid dA/dt van A (figuur 07.1 a) is een parabool met een maximum voor A = Am/2. De gei'ntegreerde vorm van vgi.(07.4), de logistische groeicurve, is in figuur 07. 1b afgebeeld. De vergelijking voor A als functie van de tijd is nu: (07.5), (07.6). oefening (07.1 ): Ga na dat vgi.(07.5) en (07.6) gelijkwaardig zijn. A Voor de zuivere logistische groei is een simulatiemodel natuurlijk niet nodig, omdat we vgl. (07.6) direct zouden kun- =Ai exp (rt) (07.1) = = aantal organismen op tijdstip t = 1 initiele aantal organismen op tijdstip t =0 r = relatieve groeisnelheid van de verzamel ing t = tijd waarbij A Ai De met vgl (07.1) overeenkomende differentiaalvergelijking is dA -=rA dt (07.2) f= (1 -A/A m (07.3) ) dA rA (1 -AlA dt m (07.4) ) A = Am Ai e_x_p_(r_tJ_ __ A. exp (rt) +A I m (07.5) -A. I maar het is gemakkelijker om dit verband in de volgende vorm te onthouden: A A. 1 - - - - =- - - *Dr.ir. J. Goudriaan is verbonden aan de Vakgroep Theoretische Teeltkunde van de Landbouwhogeschool. oefening (07.2): Ga na, dat de afgeleide naar de tijd van vgi.(07.5) of (07.6) vgl. (07.4) oplevert. Am-A exp (rt) Am-Ai waaruit blijkt dat AI (Am -A) exponentieel groeit. (07.6) 269 Landbouwkundig Tijdschrift/pt (1978) 90-Ba A =_ De soorteigenschappen zijn in dit geval de relatieve groeisnelheid onder ongeremde omstandigheden R G R, en de reductie van de groei als gevolg van de soort zelf, die is weergegeven in de FTB. __.:.Am'-'----- 1 + k.e-r.t 1 ] c 0 0 oefening (07.3): 10 20 40 30 t -~ = r A ( 1 -A I Am l Het is instructief om nate gaan of u op grond van de uitvoer aileen, die u dan even als resultaat van een meting moet beschouwen, zou besluiten of de groei logistisch is of niet. Welke waarde zou u aan r en Am uit vgl. (07 .6) toekennen om de best passende curve te vinden? 1 ~~~ .~ 07.2 @ 0,5 concurrentie tussen van twee of meer soorten (>I .c. (>I c Vl 01.1 Logistische groei. a) De groeisnelheid a/s functie van de reeds aanwezige hoevee/heid. b) De hoevee/heid als functie van de tijd. nen gebruiken. Meestal zijn de concurrentiemechanismen echter niet zo eenvoudig als hier is aangenomen en moeten we wei een simulatiemodel gaan maken. Dit zou dan de volgende vorm kunnen hebben. De logistische groeiformule kan ook dienen om een eenvoudig model voor concurrentie tussen verscheidene soorten op te stellen. In de formule voor f (vgl. 07.3) wordt A vervangen door de som van de A's voor de verschillende soorten. Dan zijn de reductiefaktoren f voor aile soorten hetzelfde, maar omdat de r's verschillend kunnen zijn, is de groei niet meer zuiver logisti~ch. Een verdere complicering wordt verkregen door de Am's verschillend te maken en in plaats van de gewone som de gewogen som van de A waardes te gebruiken om f voor beide soorten afzonderlijk te berekenen, bijvoorbeeld: (07.7a), (07.7b). TITLE LOGISTISCHE GROEI Concurrentie tussen twee soorten volgens de verge/ijkingen van Lotka-Volterra. De getrokken lijnen begrenzen de gebieden van positieve en negatieve groeisnelheid. In het horizonteal gearceerde gebied is de groeisnelheid van soort 2 poshief, en in het verticaal gearceerde gebied die van soori 1. Op het snijpunt van beide lijnen zijn beide groeisnelheden nul en bestaat dus evenwicht. waarin de a's en de ~·s de weegfactoren voorstell en. Deze vergelijkingen kunnen niet analytisch worden opge!ost, maar we kunnen wei een grafische methode gebruiken om de evenwichtspunten te vinden. In figuur 07.2 zijn in een grafiek de evenwichtslijnen met A 1 en langs de assen aangegeven. Links van de Iijn is f positief en rechts van de Iijn is f negatief. A= INTGRL (AI, RGRxAx F) INCON AI= 10. PARAM RGR = 0.3 F = AFGEN (FTB,A) oefening (07.4): Is volgens figuur 07.2 evenwicht mogelijk? Waardoor is dit stabiel? Maak zelf een nieuwe figuur waarin het evenwicht labiel is. Wat is de ecologische achtergrond van de verschillen tussen deze beide gevallen? TIMER FINTIM= 100.,DELT=0.1,0UTDEL=2. METHOD RECT OUTPUT A FUNCTION FTB=O., 1., 100., 1., 500., 0.5, 1000., 0.1, 10000., 0. END STOP ENDJOB dA/dt=r 1 A 1 (1-(a 1A 1 +~ 1 A 2 )/Aml) (07.7a) dA 2 /dt=r 2 A 2 (1- (a2 A 1 +~ 2 A 2 )/Am2) (07.7b) waarin de a's en deWs de weegfactoren voorstellen. Als we rneer weten o11er het mechanisme van de concurrentie, is het beter dit e><pliciet te rnaken in de gebruikte vergf'lijkingen. Vaak worden de formules dan zo ingewikkeld dat we de methode viln · · Landbouwkundig Tijdschrift/pt (1978) 90-Ba 270 de analytische wiskunde moeten verlaten en een simulatietechniek gebruiken. Een voorbeeld is de simulatie van concurrentie tussen twee gistsoorten. AI groeiend produceert de gist alkohol. Seide soorten doen dit met een verschillende conversiefactor en hebben ook een verschillende relatieve groeisnelheid. De groeisnelheid van beide gistsoorten wordt geremd door alkohol in de oplos· sing, zodat de concurrentie in dit geval plaatsvindt via remming door afvalprodukten. De groei van beide soorten is volledig tot stilstand gekomen bij 1.5% alkohol, en voor de eenvoud nemen we aan dat de remming tussen 0 en 1.5% lineair verloopt. Qp grond van deze veronderstelling verloopt de groei van een enkele soort vrijwel logistisch. De alkohol-produktiesnelheid is immers evenredig met de groeisnelheid, zodat afgezien van de initiele hoeveelheid de hoeveelheid alkohol evenredig is met de hoeveelheid gist zelf, zodat we de veron· derstelling voor de logistische groei te· rug hebben; zie ook artikel 05. oefening (07.5): Druk de draagkracht .Am (de maximale gisthoeveelheid) uit in de conversiefactor en in het maximaal te verdragen alkoholpercentage. Let op de dimensies. Bij gemengde cultures is de groei voor de afzonderlijke soorten niet meer legistisch~ maar we kunnen dan weer Iaten zien dat we het systeem kunnen herleiden tot de vergelijkingen 07 .7a en 07.7b. Als we een simulatieprogramma hebben, zullen we zoiets over het algemeen niet doen, omdat het duidelijker is het alkoholpercentage expliciet te blijven simuleren. Toch zijn dit soort vin· geroefeningen nuttig om het inzicht in het gedrag van systemen te vergroten. In figuur 07 .3a wordt een voorbeeld van een dergelijk simulatieprogramma, ge· schreven in CSMP gegeven; in figuur 07 .3b worden de uitkomsten van de simulaties weergegeven. concurrentie tussen planten We keren nog even terug naar een hoger abstractieniveau om proefresultaten van concurrentieproeven tussen planten weer te geven. (1). 15 ® , . ., 0 1 /I <£ ;· ... 1'. I 10 @ .#............... ,. """- 1' ," / N I ./· 2 (!:l I I I 5 I 10 - 20 monocultura - mangcultura 30 Bij een soort aileen (intraspecifiek) kan de droge stof per eenheid van grondoppervlak als functie van de zaaidichtheid vaak als volgt worden weergegeven: BZO m / /---------/ 10 40 07.3a Simulatieprogramma voor de groei van twee gistsoorten in mengculture. Monoculture kan worden gesimuleerd door de initiele hoeveelheid IG van elm van beide soorten op nul te ste/len. o= X 20 30 40 07.3b De gesimuleerde groei van twee gistsoorten, in monoculture en in mengculture. oefening (01. 1): Ga na dat dit verband lineair is. Waar kunnen we in daze grafiek 8 en Om terugvinden? (07.8) BZ+1 waarin Z de zaaidichtheid is, Om de maximaal mogelijke opbrengst en 8 een schijnbare ruimte die per plant onder ongestoorde ontwikkeling wordt ingenomen. Om en 8 zijn beide functies van de tijd, maar Z is constant. De verhouding 0/0 m wordt wei de 'relatieve ruimte' genoemd en aangegeven door RS (relative space). Als we de afgeleide van RS naar de tijd nemen, vinden we dRS/dt-= C.B/dt RS (1 RS) (07 .9) 8 oefening (07.6): Wat kunnen de dimensies zijn van 0, 8, Zen Om? Wat stelt 0, Z voor? Wat is lim 0/Z voor Z gaat naar nul? Een gesloten gewasdek heeft vaak een konstante groeisnelheid van max imaal ongeveer 200 kg droge stof ha" 1 dag· 1 , zodat Om waarschijnlijk een lineaire functie van de tijd is. 8 is de schijnbare ruimte per plant als de plant ongestoord · kan groeien. Daarom neemt 8 waarschijnlijk exponentieel toe met de tijd. Deze theoretische overwegingen kunnen helpen om proefresultaten te interpreteren. De waarden van Om en 8 op een bepaald moment kunnen het eenvoudigst uit standdichtheidsproeven worden gevonden, door 1/0 u it te zetten tegen 1/Z. oefening (07.8): Ga dit na. Deze vergelijking lijkt veel op die van de logistische groei, 'Jooral als 8 exponentieel groeit, zodat de verhouding d8/dt constant en gelijk aan de relatieve 8 groeisnelheid is. Dit resultaat betekent dat omgekeerd de geihtegreerde vorm van de logistische vergelijking (07 .5) uit te drukken is in een hyperbool als in vgl. (07.8). U kunt dit als volgt doen: vervang A in vgl. (07.5) door RS. Am is dan dus 1. De initiele waarde van RS is: Landbouwkundig Tijdschrift/pt ( 1918) is de uitkomst van de si mula- (07.10) tie weinig gevoelig voor een juiste initiavan afgeleiden. Een waarschu- Aannemende dat 8 als functie van de tijd verloopt als Bi exp(rt) vinden we: BZ RS=-BZ+ 1 (07.1 wing voor het gebruik van DE R 1 v -fum> ties is op zijn plaats. Ze mogen nooit in een informatiekringloop voorkomen (zie figuur 07 .4). Dit is iets waar u zelf op moet Ietten, want de CSM P-compiler hier niet op. een ongewenste informaDERIV-funktie be1rat. (07.10): oefening (07.9): Gadit na, zowel vgl. (07.10) als (07.11). Ga voor uzelt na wat de betekenis is van het volgende draaien. programma en probeer het te TITLE SICO Y=INTGRL ( 1.,DYDT) DYDT=DERIV(2.,Y) Vergelijking (07.9) kunnen weals volgt TIMER FINTIM=10.,0UTDEL=1. in een simulatiemodel zetten. OUTPUT Y,DYDT END STOP ENDJOB TITLE CONCURRENTIE INITIAL : 0., altiid rechtlij- sl nan dat zo geon last of als de planten een gelijke INCON DBDTI = 0.0003 RSI = BxZ/(BxZ+1) zal echter een soort ander worden ver· curve in de vervanloopt. Het is best B= AFGEN (BTB, 0.) FUNCTION BTB = 0., 0.001,3.,0.002,7.,0.005,10.,0.01,13.,0.02,17.,0.05, ... 20.,0. 1,23.,0.2,27 .,0.5,30., 1.,33.,2.,37 .,5.,40., 10. PARAM Z=5. DYNAMIC B= AFGEN (BTB, TIME) DBDT = DERIV (DBDTI, B) RS = INTGRL (RSI, DBDT/BxRSx(1-RS)) De onzinnigheid van dit programma is duidelijk. In een wat groter programma kan men vaak moeilijker zien waardoor het gebruik van de DERIV·functie tot TIMER F II'JTIM = 40., OUTDE L= 1. OUTPUT RS,B END STOP ENDJOB onzin leidt. Als stelregel moet daarom worden gehanteerd, dat aileen directe invoer· of brengst de tijd van het argument, in dit geval B, DE R I v -functie bewerkt mogen worden. In het gegeven programma is aan deze soort in brengst van van die soort in monogedeeld door culture. Het blijkt uit experimenten dat in de van de relatieve berekent. Omdat het systeem op tijd nul eis voldaan, omdat B een invoervariabele ==relative yield total) nog geen verleden heeft, moet de afge- is. In dit programma wordt de o E R 1 v- functie gebruikt, die de afgeleide naar uitvoervariabelen met behulp van de leide worden ge'initialiseerd. Oit gebeurt orn verschillende ruimtes concurreren, vror.ge (m I<He .,.,.,,,r~,.,,-,...,n door aan het eerste argument, in dit geval DBDTI, een waarde te geven, met een IN co 1\1 statement, die met de initiele hell ing van B overeenkomt. Het is ook mogelijk DBDTI in het INITIAL te berekenen, bijvoorbeeld als DBDTI = (AFGEN (BTB, 0.001)- AFGEI\J Een basisexperiment is de vervangingsreeks, waarbij in een reeks pt'oefvelden zaad van de ene soort in toenemende mate vervangen wordt door dat van de (BTB, 0.))/0.001 vi inrlerbloemige soort. als een van virus draagt dat schadelijk is voor de ander (2). In verreweg echter voor 272 Landbouwkundig Tijdschrift/pt (1978) 90-Ba onderling dat RYT een is. Bovendien blijkt dat de kromlijnige relaties weer met een hyperbool benaderd kunnen worden: TITLE CONCURRENTIE INITIAL IN CON DBDTI1=0.0003, DBDTI2=0.001 RSI1 =B1 xZ1 I (81 xZ1+1 l RSI2=B2xZ2/ (B2xZ2+1 l (07.12) en idem voor soort 2 met wisseling van de subscripten 1 en 2. z 1 is zodat z 1 = 1-Z 2. k wordt de relatieve verdringingscoetficient genoemd. z,lzm, PAR AM Z1=2.5, Z2=2.5 B1=AFGEN (BTB1 ,0.) B2=AFGEN (BTB2,0.) FUNCTION BTB1 =0.,0.001 ,3., 0.002,7., 0.005,1 0.,0.01 13.,0.02, 17..,0.05,20.,0.1, ... I 23.,0.2,27 .,0.5,30., 1.,33.,2.,37 .,5.,40.,10. FUNCTION BTB2=0.,0.001,3.,0.004,5.,0.01 ,8.,0.04, 10.,0.1 12.,0.25,15.,0.3, ... I 20.,0.4,40.,0.4 oefening (07. 11 ): Ga na dat RYT Mm is als k 12 =ki:/ DYNAMIC B1=AFGEN (BTB1, TIME) B2=AFGEN (BTB2, TIME) De opbrengst in monoculture zullen we aangeven met M. Stel nu dat we een vervangingsreeks uitvoeren, waarbij het zaad van soort 2 niet ontkiemt. Dan kunnen we de vergelijkingen (07 .8) en (07 .12) be ide toepassen. DBDT1=DERIV (DBDT11,B1) DBDT2=DERIV(DBDTI2,B2) RS1=1NTGRL (RSI1 ,DBDT1/B1 xRS1 x(1-SRS)) RS2=1NTGRL( RSI2,DBDT2/B2xRS2x( 1-SRS)) SRS=RS1+RS2 TIMER FINTIM=40.,0UTDEL=1. OUTPUT RS1, RS2,SRS PAGE GROUP oefening (07.12): Voor dit laatste geval heeft het geen zin k12 van subscripten te voorzien. Druk nu 8 en Om uit ink, Men Z m. simulatie van mengcultures Vergelijking (07.12) geeft een momentopname. Enige tijd later kunnen de concurrentieverhoudingen wei weer omgedraaid zijn. We verkrijgen een dynamisch stelsel vergelijkingen, door te postuleren dat vergelijking (07.9) ook in mengcultures geldt. De reduktiefactor (1-RS) moeten we dan voor beide so.::Hten vervangen door ( 1-SR S) waarbij SRS de som van de relatieve ruimtes RS 1 en RS 2 is. Dit geeft een meer algemene formulering dan die met behulp van de interactiefactoren k 1 2 en k 2 1 , omdat 8 en Om onafhankelijk zijn van de zaaidichtheid. Als we het verloop van 8 voor beide soorten kennen, kunnen we de waarden van k op elk tijdstip en voor elke zaaidichtheid door simulatie vinden. Het gegeven programma voor de simulatie van de groei van een soort met behulp van vgl. (07.9) is triviaal, omdat we de afgeleide van RS hadden gevonden door de vgl. (07 .11) te differentieren. Het simulatieresultaat moet dus identiek zijn met een directe oplossing van vgl. (07.11 ). Bij twee soorten is het simulatieresultaat niet meer zo eenvoudig voorspelbaar. Het programma wordt: END STOP ENDJOB Als we nu bovendien k 1 2 en k 2 1 voor deze zaaidichtheid als functie van de tijd will en weten, moeten we toevoegen: a) aan het INITIAL Z=Z1+Z2 b) en aan het DYNAMIC RSM1=B1 xZ/(81 xZ+1) RSM2=B2xZ/(B2xZ+1) RY1=RS1/RSM1 R Y2= RS2/ RSM2 RYT=RY1+RY2 K12=(Z2/Z1 )xRY1/( 1-RY1) 1<21 =(Z1/Z2)xRY2/( 1-RY2) PRINT 1<12,1<21 ,RY1 ,RY2,RYT Uitgaande van de logistische groeivergelijking wordt de groei van organismen behorende tot dezelfde soort en tot verschillende soorten beschreven. De begrippen relatieve rui mte en relatie 1.'e opbrengst worden ingevoerd en ge::,ruikt om formules te ontwikkelen die de oopuL:~,i:if.gtoei ·;~an de organismen in mengcultures beschrijven. De onmogel ijkheid deze toch nog betrekkel ijk eenvoudige formules analytisch op te lassen, maakt de toepassing van dynamische simulatie in deze gevallen een dwingende eis. * Deze vergelijkingen volgen uit vgl. (07 .12) van de tekst. Voor de duidelijkheid is de verhouding Z1 /Z2 in de vergelijking gezet. Omdat deze verhouding constant is, kan men hem apart in het INITIAL uitrekenen en een eigen naam geven. In dit geval is de verhouding zelfs 1, zodat hij ook weggelaten zou kunnen worden. Zo'n soort vereenvoudiging is wei gewenst voor produktieprogramma's (mits voorzien van commentaar), maar niet voor een publ ikatietekst. 1. Wit, C.T. de: On competition. Versl. Landbouwk. Onderz. 66(8). Pudoc, Wageningen, 1960. 2. Bergh, J.P. van den: An analysis of yield of grasses in mixed and pure stands, Agric. Res. Report 714, Pudoc, Wageningen, 1968. Landbouwkundig 07.1 vergelijking i maal symbolentabel A hoeveelheid organismen AI initiele waarde van A (-) F reductiefacto r FTB tabel voor F ( ( RGR relatieve groeisnelheid 8 schijnbare ruimte per rij BTB tabel voor DI3DT afgelelde van (rn DBDTI initiele waarde van ( rn rif· 1<12 relatieve verdringi ngscoefficient 1(21 relatieve verd ringi ngscoefficient RS relatieve ruimte RSI RSM initiele waarde van RS relatieve opbrengst RYT som van de relatieve SRS som van z rijdichtheid ALC alcoholconcentratie ALCP alcoholproduktiesnelheid nnh.n:;r,n<:i· ALPF alcohol produ ktief aktor G hoeveelheid gist IALC initiele waarde van A LC ( ( ( I I I ) (-) ( ) RS in monoculture RY ) - - ( ) ( -- ) (-) (-) ( (g) (-)' IG initiele waarde van G ( LALC FIN ISH-conditle voor aicoholconcentratia MALC maximale alcoholconcentratia (-) ( ) RED reductiefaktor ( ) REDT tabei voor RED ( ) RG RGR groe i van gist ) (g ) (uur·-l) relatieve groeisnelheid lf'/iliHde van aan lnqisi.ische gweicurve. van een zuivevolcwns de vergelijlcing --) 1 01. 1. Vermenigvuldig beide !eden van vgl. (07.5) met de noemer van het rechterlid, zodat geen deelstreep in de vergelijking meer voorkomt. Breng dan de tennen met e><p(rt) naar de rechterkant en neem ze samen. beide kanten door (Am-Ail. We houden dan vgl. (07.6) over. 01. 2. Laten we uitgaan van vgl. (07.6). Differentiatie naar de tijd geeft dA dA -A)- +Adt dt (A m -A) 2 , exp (rt) een Ujdspevoei (stree,o- Landbouwkundig Tijdschrift/pt (1978) 90-Ba 274 De overeenkomst tussen beide curves is groat en zou heel acceptabel zijn als resultaat van curvefitting voor een meetreeks. Bij voortzetting van de simulatie tot t 100 verandert het = heeld volkomen (fig. 07.5b). De groei heeft een onregl!lrnatig vurloop en wordt nog het best benaderd door een rechte lijn volgens dA - = 57.9. Uit de dimensie van 0/Z is onmiddellijk duidelijk wat het voorstelt. Als Z naar nul gaat, wordt de plant of de rij niet gestoord door naburige planten. 0/Z stelt dus de opbrengst per plant of per rij voor onder afwezigheid van concurrentie. Uit vgl. (07.8) blijkt dat deze waarde tevens gelijk is aan BOm' zodat we 8 kunnen berekenen als we om kennen, of andersom. dt Dit voorbeeld geeft aan hoe gemakkelijk een bepaald groeiverloop ten onrechte als legistisch kan worden bestempeld. Men trekt dan een verkeerde conclusie ten aanzien van de maximale waarde van A, die op grond van 01.7 I nverteer vgl. (07 .8) we vinden dan 1= 0 om +---- figuur 07.5a op 1200 wordt geschat. In werkelijkheid is Am volgens de functie FTB gelijk aan 10 ')00. 01.4 Op het snijpunt van de be ide I ijnen zijn de snelheden van verandering van beide soorten nul, zodat evenwicht mogelijk is. De vraag is nu of een verstoring van dit evenwicht weer uitdempt (stabiel) of versterkt wordt (labiel). We kunnen dit nagaan, door ons een verstoring te denken naar een gebied waar een van beide soorten toeneemt en de ander afneemt. We kunnen dan gemakkelijk zien of we naar het evenwichtspunt toe of er juist vanaf bewegen. Een omslag in stabiliteit wordt verkregen door de lijnen voor beide soorten om te wisselen. In het stabiele geval concurreren de soorten niet geheel en al om dezelfde ruimte; hun niches zijn iets verschillend. In het instabiele geval gebruiken zij de ruimte wederzijds starker dan ze het zelf zouden doen; ze zijn onevenredig schadelijk voor elkaar. Een voorbeeld is de concurrentie tussen uitlopers aan een ctengel. 01.5 De maximale gisthoeveelheid Am wordt bereikt als een zodanige hoeveelheid alcohol geproduceerd is dat het alcoholpercentage het maximumniveau bereikt. Dan geldt: Hieruit blijkt dat o·l lineair samenhangt met 1 (80!.¥) - . Het snijpunt met de ordinaat geeft 0~ en het snijpunt met de abscis ...,..8. Als we aannemen dat B = B; exp(rt), Ievert uitwerking vgl. (07 .11) op. 01. 10 Het programma SICO is een voorbeeld van een cirkelredenering. Y wordt gevonden door DYDT te integreren. Het is zinloos te zeggen dat DYDT de afgeleide van Y is, het eerste statement impliceert dit at. Het is een zwakte van CSIVIP da\. deze cirkelredenering niet met een foutmelding wordt afgestraft. Wat de computer nu doet, is de nieuwe waarde van DYDT gelijk maken aan die van de vorige tijdstap. Op deze wijze groeit Y lineair met een snelheid gelijk aan de initiele waarde van DYDT. z- 1 , volgens een richtingscoetficient 07.8 07.11 De uitdrukking voor RS is 8Z 1 A Is we aannemen dat k 21 = k 1 :i- vinden we RS = - - - 8Z+ 1 De afgeleide naar de tijd van Z is nul. De · R YT uitdrukkingvoor dRSisdus k12z1 = Z2 + k 1 2z1 +z2 Z2 +k12z1 dt dRS dt z --- 2 dB (BZ+1) dt 8Z dB/Dt (8Z+1) 8 of RYT= 1 of dRS dt - - -2· 01.12. 0 of dt kZ/Zm M RS dRS (8Z+1) Vlg. (07.12) kunnen we schrijven als kZ/Zm + (Zm-Z)/Zm of d8/dt 8 o=----(k-1)Z/Zm +1 of dRS dB/dt • RS(1-RS) 8 dt Deze uitdrukking is identiek met vgl. (07.8) als 8 gelijk is aan (k-1) Zm en Om gelijk is aan k met (k -'-1) M conversiefactor maximum hoeveelheid gist volume vat maximumpercentage alcohol m 3 (alc)/kg (gist) kg (gist) m3 m3 m-3 01.6 In het eenvoudigste geval drukken we de opbrengsten uit in gewicht per m2, de zaaidichtheid in aantal per m2 en de schijnbam 1 uirntu po1 plant 111 ml. We kunnen echter ook in rijen werken. Voor deze twee gevallen zijn de dimensies 01.9 Vervanging van A in vgl. (07.5) door RS met RSm 0 8 z 0 o7Z rijen kg m- 2 m 2 plant-' plant m- 2 kg m- 1 m rij- 1 rij m- 1 kgm- 1 -2 kg m kg planc 1 kg rij- 1 B;Z RSi =8 .Z+l I 8.Z exp(rt) -·-~-----·-- (8;Z+1) oppervlakte = 1 en RS= 8;Z ---- geeft