BLOK 1.1 SPORT BEWEGEN EN GEZONDHEID In blok 1.1 heb ik deelgenomen aan het vak sport bewegen en gezondheid. Er werd tijdens dit vak op twee verschillende manieren naar sport gekeken. Allereerst stond de sportgeschiedenis centraal in combinatie met wat sport nou allemaal is. Ten tweede werd er op een fysiologische manier gekeken naar de sport. De werking van het lichaam tijdens sporten werd uitgebreid bij stil gestaan. Iska van der Vlugt Klas: 1J Opdracht A1 SBG Wedstrijdgericht: Judo en volleybal Gezondheidsgericht: Fitness en yoga Lifestyle: Skateboarden en free running Judo Iemand proberen om op zijn rug te gooien Judopak Band Matten Japanse termen Binnensport Individuele sport Volleybal Met je handen bal aanraken Binnensport/beachvolleybal buiten 6 spelers in het veld Geen contact sport Max 3 x raken per team Een net waar je over heen moet spelen Fitness Groep of individueel Apparaten / hulp materialen Verschillende doelen Yoga Lenigheid Coördinatie Ontspanning Groep/individueel Skateboarden Binnen/buiten Individueel Altijd een skateboard nodig Trucs Coördinatie Lef Wedstrijdelement Free running Buiten/binnen Creativiteit Niks moet, alles mag Vrijheid Excentrieke motieven Judo Gezondheid, welzijn, zelfbeheersing Volleybal Sociale contacten, teamsport, balsport, Fitness Afvallen, meer kracht, sociale contacten, conditie verbeteren Yoga Ontspanning, tot rust komen Skateboarden Uitdaging, cultuur Free running Lef, uitdaging, creatieve uitlaatklep SGB A2 Kracht: - Explosiviteit - Sprongkracht - Fysieke kracht Lenigheid: - Techniek - Keeper - Sliding Coördinatie: -Techniek - Reflexen, oog-voet/hand coördinatie Uithoudingsvermogen: - Aërobe uithoudingsvermogen - Doorzettingsvermogen Snelheid: - Explosiviteit - Startsnelheid - Looptempo Kenmerken Creativiteit Inzicht Coaching Tactiek Opdracht B2 Energiesysteem ATP/CP (Kan gelijk gebruikt worden voor actie.) Melkzuur (leidt tot verzuring.) Zuurstof Brandstof Vermogen (hoog/laag) Hoog ( voor korte, Energierijk explosieve fosfaat. inspanningen.) Anaëroob (zonder Hoog ( lager dan fosfaat door melkzuur zuurstof.) (lactaat) vorming.) Glucose. Laag ( hoeveelheid Aëroob (met energie per sec is zuurstof) beperkt.) Koolhydraten, vetten, glucose. Capaciteit (hoog/laag) Laag ( 6-15 sec.) Laag ( door melkzuurvorming.) Hoog (kan lange tijd functioneren.) Opdracht C1 SGB Door: Iska van der Vlugt Klas: 1J In deze opdracht ben ik bezig geweest met mijn hartslag. Je moest voor jezelf een onderzoekje houden aan de hand van karvonen. Bij karvonen gaat het om de maximale hartslag en de rust hartslag dit wordt het hartslag bereik genoemd. Als je nu het hartslag bereik plus de rusthartslag doet kom je tot verschillende hartslag zones. Maandag: Dinsdag: Woensdag Gemiddeld Ochtendpols (Hs) 48 53 51 50,6 (51) Hartslag max 220-19=201 Praktijk excersice Borg Score Borgscore Fitness 13 x 30 sec Cardio Max 160 Max 180 Hartslag rust 55 Hartslag bereik 201-55=146 Karvonen Opdracht C2 SBG Voedingspatroon van 70-plussers kan beter 8 oktober 2013 Zelfstandig-wonende 70-plussers eten ten opzichte van de aanbevelingen te veel ongezonde vetzuren en zout en te weinig volkoren producten, fruit en vis. Slechts 1 op de 4 volgt het advies op om extra vitamine D te slikken. Dit blijkt uit een uitvoerig onderzoek van het RIVM naar de eetgewoontes van zelfstandig-wonende 70-plussers. In vergelijking met vijftigers en zestigers eten deze ouderen opvallend minder vlees, sauzen en graanproducten, en meer suiker en zoetwaren. Wel eten ze meer fruit en gebruiken ze vaker smeer- en bereidingsvetten dan de vijftigers en zestigers. Ook voor 70-plussers geldt het advies: kies voor een gezond voedingspatroon volgens de Schijf van Vijf. Onder- en overvoeding Van de geïnterviewden bleek 1 op de 5 ernstig overgewicht te hebben. Aan dit onderzoek deden relatief weinig ouderen met functionele beperkingen mee. Dit kan samengaan met een verhoogd risico op ondervoeding. De uitkomsten van het onderzoek gelden daarom niet voor alle ouderen in Nederland. Extra vitamine D Meer dan 90% van de ondervraagde ouderen kreeg te weinig vitamine D binnen. Vitamine D is belangrijk voor het behoud van stevige botten. Voor 70-plussers is het daarom belangrijk dagelijks 20 microgram extra vitamine D te slikken in de vorm van een supplement. Ook andere risicogroepen zoals vrouwen van 50 jaar en ouder wordt aangeraden extra vitamine D te slikken. De poepbacterie schakel je zelf uit! 4 september 2013 E.coli is volop in het nieuws. Volgens het tv-programma ZEMBLA zou de zogenoemde poepbacterie in grote hoeveelheden in vlees zitten. Gelukkig kun je zelf voorkomen dat je er ziek van wordt. Als je zelf thuis je vlees door en door verhit, schakel je alle schadelijke bacteriën alsnog uit. ‘Het klikt erg vies, dat E.coli in je stukje vlees. Maar je hebt zelf in de hand of je er ziek van wordt of niet,” zegt specialist voedselveiligheid dr. Stephan Peters. “Door vlees bijvoorbeeld door en door te verhitten, schakel je deze en andere bacteriën uit. Voor het veilig bereiden van eten hebben we zelfs een speciale website:voedingscentrum.nl/eetveilig.” Van de stal tot de winkel Er bestaan strenge regels voor het slachten van dieren en verwerken van vlees. Staatssecretaris Dijksma laat in een brief aan de Tweede Kamer weten aanvullende maatregelen te nemen. De reis die ons eten en drinken aflegt, moet zo veilig mogelijk zijn. Van de winkel tot je bord Thuis kun je maatregelen treffen om voedselinfecties te voorkomen. “Je voorkomt dat je ziek wordt van vlees door hygiënisch in de keuken te werken,” aldus Peters. Belangrijke tips Was je handen voor het koken en was ze zeker nog een keer nadat je rauw vlees hebt aangeraakt. Houd rauw vlees gescheiden van ander voedsel. Verhit vlees door en door. http://www.nisb.nl/scrivo/asset.php?id=239235 Eet gevarieerd Gevarieerd eten is nodig om je lichaam gezond te houden. Eet je steeds hetzelfde, dan is het lastig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Voedingsstoffen zijn bijvoorbeeld vitamines en mineralen. Eet niet te veel en beweeg Bij het samenstellen van gezonde voeding, draait het uiteindelijk allemaal om de juiste balans. Dat geldt ook voor energie en bewegen. Als je niet te veel en vooral gezonde producten eet, krijg je voldoende energie binnen. Eet minder verzadigd vet Vet is onmisbaar als brandstof en bouwstof voor je lichaam. Er bestaan gezonde en ongezonde vetten, dus het is belangrijk om de goede soorten vet te kiezen. Eet veel groente, fruit en brood Groente, fruit en brood zijn gezond. Veel groente en fruit eten verkleint het risico op hart- en vaatziekten en sommige soorten kanker. Vezels uit groente, fruit en brood zorgen ook voor een goede darmwerking en spijsvertering. Eet veilig Jaarlijks lopen ongeveer 725.000 Nederlanders een voedselinfectie op. Slechte hygiëne is meestal de oorzaak. Door veilig om te gaan met je eten, voorkom je dat je ziek wordt. middenweg uitzondering Alle soorten verse Groentepuree, Groente à la crème of met groente (rauw en Zoetzure paprika, saus, Olijven, gekookt), Groente uit Tomatensap zonder Augurken, Zoetzure diepvries, blik of pot zout voorkeur Groente Fruit zilveruitjes, Tomatensap (zonder toevoegingen) met zout Alle soorten vers fruit, Fruit in blik of pot met Fruit diepvries, blik of toegevoegd suiker pot (zonder toevoegingen) Vruchtensappen Sinaasappelsap met Sinaasappelsap, voorkeur Brood vruchtvlees, Ananassap, Appelsap, Grapefruitsap Druivensap middenweg uitzondering Roggebrood, Volkoren Bruinbrood, Beschuit, knäckebröd, Krentenbol, Croissant, Krentenbrood, mueslibrood Meergranenbrood, Witbrood Volkorenbrood, Rozijnenbrood Volkoren krentenbrood Ontbijtgranen Bambix naturel, Havermout, Cornflakes, Krokante Brinta, All Bran Muesli met vruchten muesli, Rice krispies, Chocopops, Frosties Aardappelen en Gekookte Aardappelpuree knollen aardappelen, Gepofte Gekookte cassave of yam, aardappel, Gekookte Gebakken aardappelen, pomtajer of zoete Aardappelpuree uit een bataat pakje Pasta en noedels Volkoren pasta, Aardappelkroket, Frites, Gewone pasta Couscous Rijst Zilvervliesrijst Peulvruchten Alle soorten Meergranenrijst Witte rijst Witte bonen in peulvruchten, ook uit tomatensaus blik of pot zonder saus voorkeur Melk(producten) Karnemelk, Magere Kaas middenweg uitzondering Chocolademelk Volle melk, (Halfvolle) melk, Kwark, Yoghurt, light, Halfvolle kwark, Vla, Yoghurt, Karnemelkse melk en yoghurt, Alle soorten pudding, bloempap, Magere Magere vla en Alle soorten yoghurtdrank, vla, Magere vruchtenkwark vruchtenyoghurt en vruchtenyoghurt en chocoladedrank met yoghurtdrank zonder suiker, Havermoutpap, toegevoegde suikers Rijstepap Kaas (20+), Kaas (30+), Volvette (smeer)kaas zoals Camembert (30+), Camembert (45+), Goudse kaas (alle soorten Hüttenkäse, Mozzarella, met 45+), Verse geitenkaas, Zuivelspread Alle soorten roomkaas, Verse kaas light (8% Bluefort, Cheddar, vet), Edammer kaas (40+), Zuivelspread light Emmenthaler, Friese nagelkaas (40+), Gorgonzola, Gruyère, Limburgse kaas, Maasdammer (45+), Parmezaanse kaas, Rookkaas, (Room)brie, Roquefort, Saint Paulin, Stilton voorkeur middenweg uitzondering Vlees, Biefstuk, Kippenbout zonder Kip met vel, Lamszadel, onbewerkt Geitenvlees, vel, Varkenskrabbetjes, (rauw) Runderbak- en Doorregen Speklap, braadlappen, rundvlees, Schouderkarbonade, Rundertartaar, Hamburger, Entrecote, Runderriblappen, Kipfilet, Lamsvlees, (Magere) Rosbief, rookworst, Gehakt, Eend Hamlap, Ribcarbonade, Varkensfilet, Varkensfricandeau, Varkenshaas, Varkenslap Eieren Vis Gekookt ei Mosselen, Oesters, Alle verse vis, vis in blik en uit de diepvries Garnalen, Zoute en zure haring, Gestoomde en gerookte vis als makreel en zalm Gebakken ei Vissticks Bewerkte vis zoals Kibbeling, Lekkerbekje Vleesvervangers Vleesvervangers met Vleesvervangers Vegetarische producten voldoende ijzer en met voldoende ijzer zonder voldoende ijzer en vitamine B12 en en vitamine B12 en vitamine B12, zoals Seitan minder dan 4 gram meer dan 4 gram verzadigd vet zoals: verzadigd vet en Quorn Producten van Tivall, Valess, Vivera en Goodbite, Sojabrokjes, Tofu (tahoe), Tempé Vleeswaren Beenham, Achterham, bacon Casselerrib, Alle soorten worst, Gekookte lever, Leverkaas, Berliner Magere knakworst, Leverpastei, Kip- of kalkoenfilet, Gebraden gehakt, Varkensfricandeau, Paté, Vegetarische paté Pekelvlees, Rauwe ham, Rookvlees, Schouderham, Knakworst Olie en vetten voorkeur middenweg uitzondering Alle soorten Zachte margarine of Harde margarine in en halvarine, margarineproduct wikkel, Roomboter, Alle soorten olie, met meer dan 70% Hard,bak- en braad- en Vloeibaar bak- en vet (in kuipje) frituurvet braadvet, Vloeibaar frituurvet, Margarine met minder dan 70% vet Per voorkeur Water Kraanwater, Bron- of middenweg uitzondering Koffie en met suiker en mineraalwater, volle koffiemelk, Koffie en thee zonder Koffie uit automaat met suiker en eventueel melk (en suiker), met een klein scheutje Cappuccino,Turkse koffie, halfvolle melk Thee met suiker of honing productg roep hebben we producte n vergelek en op de hoeveelh eid: voedingsvezels verzadigd vet transvet zout toegevoegde suiker energie (calorieën)1 Steeds meer overgewicht In de afgelopen dertig jaar is het aandeel mensen met overgewicht in Nederland toegenomen, zowel bij volwassenen als bij 4- tot 20 jarigen. De toename is vooral groot bij volwassenen; het aandeel met ernstig overgewicht is zelfs meer dan verdubbeld. Bij mannen van 40 jaar of ouder heeft inmiddels meer dan de helft overgewicht. Vier op de tien te zwaar In 2009/2011 hebben zo’n 6,5 miljoen mensen in ons land matig of ernstig overgewicht. Dat komt neer op een aandeel van 41 procent. Dat is veel meer dan begin jaren tachtig, toen 27 procent te zwaar was. Tien procent (ongeveer 1,5 miljoen) kampte in 2009/2011 met ernstig overgewicht. Het aandeel mensen met ondergewicht is altijd klein geweest en ligt nu op ruim 2 procent. Ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht (bevolking van 4 jaar of ouder) 1 http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-gevarieerd/hoe-kies-ik-gezond-keuzetabel.aspx Toename matig overgewicht bij kinderen Van de kinderen en jongeren van 4 tot 20 jaar had in 2009/2011 bijna 11 procent matig overgewicht. In de jaren tachtig was dit nog ongeveer 7 procent. Het aandeel kinderen met ernstig overgewicht nam in deze periode niet zoveel toe, en ligt nu op ongeveer 2,5 procent. Ernstig overgewicht bij volwassenen ruim verdubbeld Ernstig overgewicht nam onder de volwassenen daarentegen sterk toe, van ruim 5 procent begin jaren tachtig tot bijna 12 procent in 2009/2011. Het matig overgewicht onder volwassenen nam ook toe, van 28 naar 36 procent. Matig en ernstig overgewicht bij kinderen/jongeren en volwassenen Meeste overgewicht op middelbare en hogere leeftijd Vanaf de leeftijd van 20 jaar neemt het aandeel mensen met overgewicht snel toe, vooral bij mannen. Bij 40-plusmannen heeft zelfs meer dan helft overgewicht. Bij vrouwen loopt overgewicht wat meer geleidelijk op met de leeftijd. Vrouwen zijn ook minder vaak te zwaar dan mannen, maar ernstig overgewicht komt bij oudere vrouwen juist wat vaker voor dan bij oudere mannen. Ondergewicht komt onder kinderen, jongeren en jongvolwassenen met 3 tot 8 procent regelmatig voor. Vanaf 30 jaar komt ondergewicht maar weinig voor.2 2 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3651wm.htm Ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht, naar leeftijd, 2009/2011 Opdracht D1 Voedingsstoffen Er zijn 50 voedingsstoffen die nodig zijn voor een gezonde leefstijl van de mens. Vetten, koolhydraten, eiwitten, mineralen en vitamines zijn nodig voor fysiologische processen bij de mens. Zo kun je denken aan de opbouw en reparatie van het lichaam, energievoorziening en het regelen van alles processen die plaats vinden in het lichaam. Dit zijn essentiële voedingsstoffen. Voedingsvezels en water zijn net zoals vetten, koolhydraten, eiwitten en vitamines onmisbare voedingsstoffen in het lichaam van de mens. Vetten Vetten kun je onderverdelen in verzadigde vetten en onverzadigde vetten. Verzadigde vetten hebben een ongunstige werking op de gezondheid van de mens. Het verhoogt de kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten hebben een gunstige werking op de gezondheid van de mens. Het verlaagt het slechte cholesterol en verhoogt de goede cholesterol. Zo verkleint de onverzadigde vetten de kans op harten vaatziekten. Koolhydraten Koolhydraten heb je zeker nodig. Wie gezond wilt eten moet 40 – 70% van alle calorieën uit koolhydraten komen. Koolhydraten kun je onderverdelen in verteerbare koolhydraten en onverteerbare koolhydraten. Verteerbare koolhydraten kan het lichaam opnemen en gebruiken als energiebron. Niet-verteerbare koolhydraten zijn voedingsvezels. Ze kunnen niet opgenomen worden en vormen dus geen energiebron. Wel zijn deze voedingsvezels van belang voor de functie van de darmen. Eiwitten Eiwitten leveren calorieën en aminozuren. Aminozuren zijn een bouwsteen voor het eiwit in lichaamscellen. Sommige aminozuren moeten uit het eten gehaald worden, dit zijn essentiële aminozuren. Andere aminozuren kan het lichaam zelf maken. Eiwitten zijn betrokken bij veel regelprocessen in het lichaam, maar ook bij de transport van stoffen in het bloed en in de cel. Bv Hemoglobine. Eiwitten kun je onderverdelen in dierlijke eiwitten en plantaardige eiwitten. Dierlijke eiwitten komen uit dierlijke producten, zoals vis en vlees en plantaardige eiwitten komen uit plantaardige producten, zoals granen, brood en noten. Vitamines Vitamines komen in kleine hoeveelheden voor in je voeding en drinken. Vitamines leveren geen energie. Ook kan het lichaam niet zelf vitamines maken, behalve vitamine k. Vitamines kun je indelen in vitamines die oplosbaar zijn in water en vitamines die in vet oplosbaar zijn. Vitamines die in water oplosbaar zijn kan het lichaam niet of nauwelijks opslaan met uitzondering van vitamine b12. Een teveel aan deze vitamines verlaat het lichaam via je urine. Vitamines B en A zijn in water oplosbaar. Vitamines die in vet oplosbaar zijn komen vooral voor in voedingsvetten. Je lichaam kan deze in beperkte mate opslaan. Van vitamine A kan een grote voorraad aangelegd worden in de lever. Een teveel aan vitamines wordt ook hier uitgescheiden via je urine, maar ook via je gal. Vitamines die in vet oplosbaar zijn, zijn vitamine A, D, E en K. Mineralen Mineralen komen in kleine hoeveelheden voor in je eten en drinken. Het lichaam moet ze ook door eten en drinken binnen krijgen. Bij mineralen gaat het om grammen, bij spoorelementen gaat het om milligrammen. Mineralen: calcium, fosfor, chloor, kalium, natrium en magnesium. Spoorelementen: chroom, fluoride, ijzer, jodium, koper, mangaan, molybdeen, seleen en zink. Voedingsvezels Voedingsvezels zijn een belangrijke stof voor een gezonde spijsvertering. Ze geven je een verzadigd gevoel na het eten. 30 tot 40 gram voedingsvezels wordt geadviseerd om te eten per dag. Voedingsvezels leveren geen voedingsstoffen. Ze kunnen niet verteerd worden in de darm, maar zijn wel van belang voor een goede darmwerking. Water Water voorziet je lichaam van vocht. Het advies is om per dag 1,5 tot 2 liter te drinken. Opdracht D2 Door: Iska van der Vlugt Spiergroep Plaats Quadriceps femoris Bovenbeen Spieren SBG1 Functie Samentrekken van de knieën Beweging bovenbeen en stabilisering onderrug Gluteus maximus Billen Pectoralis major Borst Binnen- en buitenwaartse rotatie arm De Hamstrings Achterkant Bovenbeen Latissimus dorsi Dorsale Rompspier (rug) Het naar voren en naar achteren brengen van het been Het naar achteren bewegen, naar binnen draaien en een zijwaartse beweging naar binnen van de schouder Deltoideus Schouders Het voorste gedeelte geeft een voorwaartse en binnenwaartse draai beweging van de schouder. Het middelste gedeelte geeft een zijwaartse beweging omhoog van de schouder. Het achterste gedeelte geeft een achterwaartse en buitenwaartse draai beweging van de Botstukken Femur, Patella ilium, fascia lumbaris, heiligbeen, ligamentum sacrotuberale Tuberositas glutaea van het dijbeen, tractus iliotibialis sleutelbeen, membrana sterni, kraakbeen van het 2e 6e rib, voorste blad van de rectusschede crista tuberculi majoris crista illiaca, m tensor fasciae latae, gluteus maximus Processus spinosi van de onderste 6 wervels van de borstwervelkolom, lendenwervels en het heiligbeen Sulcus intertubercularis van de humrus Spina scapula, acromion en de clavicula Tuberositas deltoidea van de humerus schouder Het heffen van de schouders en aanspannen van de nek Trapezius Monnikskappen (nek) Erector spinae Lange rechte rugspier Het bewegen van de wervelkollom Gastrocnemius + Soleus Kuiten het buigen van het onderbeen in het kniegewricht en het strekken van de voet in het enkelgewricht lig nuchae C2-T2 spina scapulae, fascia omobr lat p thoracis lig supraspinale T3-T9-13 spina scapulae Processus transversus Sacrum/spina illiaca/processus spinosi van de lagere lumbale wervels/thoracale wervels Ribben Thoracale processus spinosi, Cervicale processus spinosi van C7 en cervicale ligamentum nuchae Thoracale processus spinosi, Cervicale processus spinosi met uitzondering van C1 met het caput mediale aan de condylis medialis femoris en met het caput laterale aan de condylis lateralis femoris via de achillespees aan het tuber calcanei Opdracht E1 SBG 1 Door: Iska van der Vlugt Klas: 1J Studentennummer: 326727 Motieven van de lifestyle sport snowboarden. Snowboarden is een avontuurlijke sport. In deze sport worden natuur, risico`s en het onvoorspelbare gezien als de onmisbare elementen die deze sport zoveel aantrekkingskracht geeft. Behoudens de bovenstaande elementen zijn het verkrijgen van een adrenalinekick, het horen bij een subcultuur en het verleggen van grenzen ook zeer belangrijke motieven voor het beoefenen van deze lifestyle sport. Bij wedstrijdsporten krijg je te maken met een gecontroleerde sportomgeving en hierdoor verdwijnt het belangrijkste motief van lifestyle sporten ‘’vrijheid’’ geheel naar de achtergrond. Lifestyle sporten zijn niet afhankelijk van regels, maar geven de beoefenaar de vrijheid om zijn eigen grenzen op te zoek en hem te laten doen wat hij zelf wil. Kenmerken/eigenheid van de lifestyle sport snowboarden. Bij het snowboarden wordt gebruik gemaakt van een snowboard. Dit is een soort plank waarmee je over de sneeuw kunt glijden. De sport wordt vooral buiten beoefend, maar tegenwoordig rijzen er steeds meer sneeuwhallen uit de grond. Hierdoor is het ook mogelijk om in landen waarin geen bergen zijn te snowboarden. Je hebt twee soorten snowboardstijlen: freestyle en alpine boarden. Freestyle: bij freestyle snowboarden ligt het accent vooral op het maken van tricks, het krijgen van hoogte, het maken van mooie lijnen, en de creativiteit. Alpine boarden: Bij deze tak ligt het accent vooral op snelheid en behendigheid (slalom) . Soms worden hier wel snelheden behaald van boven de 100 kilometer. Bron: http://www.lottesalome.com/post/20406073569/artikel-sport-strategie-april-2012 Link : van de prezi presentatie die bij deze opdracht hoort: http://prezi.com/k3v_w19ljzat/?utm_campaign=share&utm_medium=copy Opdracht E2 SGB 1 Door: Iska van der Vlugt Klas: 1J Studentnummer: 326727 Coördinatie test Opdracht 1: Opdracht 2: Opdracht 3: Opdracht 4: Opdracht 5: Het tikken op de tafel met de ene wijsvinger terwijl de andere heen en weer gaat, na 10x wisselen. Dus dan gebruik je de andere wijsvinger om op de tafel te tikken en de andere heen en weer te schuiven. Roteren duim en wijsvinger Linker elle boog naar rechterknie brengen en andersom Jumping Jacks Tikken van voeten en wijsvingers tegenovergesteld. De persoon in kwestie mag pas beginnen met het uitvoeren van de oefening zodra de houding klopt met de beschrijving. Hij/zij krijgt ook de kans om de oefening opnieuw te doen indien de eerste keer niet de maximale score heeft gehaald. Puntenrooster per opdracht: Schaal: Opdracht 1 Opdracht 2 Zeer Slecht 1-2 Slecht 3-4 Gemiddeld 5-6 Goed 7-8 Zeer Goed 9-10 Puntenrooster van het totaal: TOTAAL: Opdracht 1 Opdracht 2 Opdracht 3 Opdracht 4 Opdracht 5 Totaal aantal punten: Schaal Zeer Slecht 1-10 punten Slecht 11-20 Gemiddeld 21-30 Goed 31- 40 Zeer Goed 41- 50 Totaal punten Opdracht 3 Opdracht 4 Opdracht 5 Opdracht 1 Uitvoering: De persoon die de test uitvoert, zit op een stoel met de rug recht. Hij/zij legt zijn/haar vingers op tafel en begint met de linker vinger over de rand van de tafel heen en weer te schuiven terwijl de rechter op de tafel tikt. Na 10x wisselt de persoon in kwestie van handelingen in de vingers. De oefening stopt na een fout of nadat de leerling(e) of het maximaal aantal punten heeft gehaald Score: De score is maximaal 10 punten dus per 2x goed = 1 punt. Opdracht 2 Uitvoering: De persoon die de test uitvoert, zit rechtop op een stoel en zet de duim van de ene hand op de wijsvinger van de andere. Hierdoor wordt een vierkant gevormd met de vingers. Nu begint het roteren door de onderste duim en wijsvinger naar boven te bewegen en zo opnieuw een vierkant te vormen. Score: per goede rotatie krijgt de persoon in kwestie 1 punt, met een maximum van 10 punten. Opdracht 3 Uitvoering: De persoon in kwestie staat rechtop voor het begin van de oefeningen, en brengt hierna zijn linker elle boog naar zijn/haar linker knie en daar wisselt het van de rechter elle boog naar de linker knie. Dit setje voert men 5 maal uit Score: Je kunt hier opnieuw 10 punten krijgen of anders geldt het principe 2 punten per goed setje. Opdracht 4 Uitvoering: De leerling springt omhoog en tijdens de sprong worden de benen gespreid en de armen omhoog gebracht. Daarna volgt nog een sprong waarbij de voeten weer bij elkaar komen en de armen weer langs het lichaam komen. Dit wordt herhaald, waarbij de armen bij elke sprong omhoog en omlaag gaan en de benen bij elke sprong spreiden en sluiten. Als de armen omhoog worden gebracht, hoeven de handen elkaar niet te raken, de handen moeten wel boven het hoofd van de leerling uit komen. Er worden 5 Jumping Jacks uitgevoerd. (1 jumping jack is de hele beweging tot de leerling weer in beginpositie staat) Score: Voor elke goed uitgevoerde jumping jack, wordt 1 punt opgeschreven met een max van 5. Opdracht 5 Uitvoering: De leerling tikt met de rechter wijsvinger op tafel en tapt tegelijkertijd met de linkervoet op de grond. Daarna tikt de leerling met de linker wijsvinger op tafel en tapt met de rechtervoet op de grond. Bij het tikken van de hand maakt het niet uit of de leerling de armen op de tafel rust of niet. Bij het tappen van de voet maakt het niet uit of de leerling de hak laat rusten en met de tenen tapt, of dat de leerling de voeten in het geheel optilt en tapt of dat de tenen blijven rusten en de hakken tappen. Het is wel belangrijk dat de voeten en de wijsvingers tegelijk tikken en tappen. Dit wordt 10 keer gedaan (5 links, 5 rechts om en om). Score: Voor elke keer dat de leerling de vingers en de voeten tegelijk tikt, wordt 1 punt genoteerd, met een maximum van 10. Sportbehoefte brugklasleerlingen Er wordt veel gesport door jongeren met de leeftijd 13-14 jaar. Drie op de vier beoefent een sport buiten de school. Het is echter wel zo dat deze sporten vaak in recreatief verband gespeeld worden. Deze jongeren zijn minder vaak lid van sportverenigingen en sporten liever op een ongeorganiseerde manier met vrienden. De voorkeuren van deze leeftijdsgroep: Jongens: Je ziet duidelijk dat de jongens voornamelijk voor voetbal kiezen. Dit is logisch want dit is de populairste sport van Nederland. Daarnaast doet tennis het ook goed bij de jongens rond deze leeftijd. Meisjes: Bij meisjes heeft voetbal ook een opmars gemaakt. De verwachting is ook dat deze sport voor meisjes over een paar jaar de populairste sport is. Op dit moment zijn er wel steeds meer meisjes die op tennis en hockey zitten. Turnen was een paar jaar terug nog ontzettend populair maar tegenwoordig niet meer. Belangrijkste redenen om sporten bij jongeren met de leeftijd 13-14 jaar: Fit blijven Samen met vrienden zijn Afvallen (steeds meer jongeren vinden het belangrijk om er goed uit te zien) Ontspanning jongeren De ontspanning oftewel de vrijetijdsbestedingen bij de jongeren op de leeftijd 13-14 jaar is zeer groot. televisie kijken en internetgebruik zijn het populairst. Uit statistieken blijkt dat Met 94% en respectievelijk 93% deze vrijetijdsbestedingen het populairst zijn. Wat doen ze op de computer? internetten chatten downloaden van gratis muziek spelletjes Wat kijken ze op de televisie? 81% procent kijkt naar films 60% kijkt naar muziekprogramma`s 45% kijkt naar Jongens gebruiken het internet voornamelijk om te gamen en bij meisjes is vooral het e-mailen populair. (Bron: Oivo) Sportdeelname brugklasleerlingen In de tabel hiernaast is de bevolking in leeftijdscategorieën verdeeld. De brugklasleerlingen vallen in de leeftijdscategorie 6-17 jaar. Van deze groep is 75% lid bij een sportvereniging. Er zit ook nog een verschil in de hoeveelheid sporten die door brugklasleerlingen worden beoefend. In de tabel hiernaast staat dat 44% aan één sport doet, 32% aan twee sporten doet, 13% aan drie sporten doet en 12% aan vier of meer sporten doet. In de volgende tabel is te zien hoe groot de deelname aan clinics, trainingen, competities en toernooien in 2012 is. 73% van de brugklasleerlingen neemt deel aan trainingen. Maar 23% neemt deel aan clinics of cursussen. De brugklasleerlingen zijn ook zeer competitief ingesteld aangezien 62% deelneemt aan competities of wedstrijden en 49% deelneemt aan een toernooi of sportevenement. In de tabel hiernaast is te zien wat voor zelfbeeld de sporters hebben. De jeugd ziet zichzelf vaker als sporter dan de volwassen bevolking. Van de brugklasleerlingen ziet, in 2012, 67% zichzelf als sporter. Afhaakgedrag brugklasleerlingen: Wie zijn de niet-sporters? In zijn totaal voldoet ongeveer 30 procent van de Nederlandse bevolking niet aan de RSO (richtlijn sportdeelname onderzoek) sportdeelname norm. Deze norm stelt dat je minimaal twaalf maal per jaar actief moet zijn. Van de 11 tot 15 jarigen is ongeveer 13% niet vaker dan 11 keer per jaar sportief actief. Wat opvalt is dat er onder de jeugd veel minder niet-sporters zijn dan bij de volwassenen. Waar het bij de jeugd tot 20 jaar slechts één op de vijf is die niet sport is dit bij de volwassenen al één op drie. Niet-sporters in de jeugd Naast de leeftijd hangt de sportdeelname ook af van andere achtergrondkenmerken zoals opleiding (van de ouder) en etnische achtergrond. Uit een uitgevoerd onderzoek blijkt dat laag opgeleide ouders, niet westerse etnische achtergrond en vooral overgewicht allen een negatieve invloed hebben op het sportgedrag van jongeren tussen de 5 en 17. De lage sociaaleconomische positie van de ouders en de andere achterstandsfactoren hangen vaak samen als het gaat om niet sporten. Een aantal factoren om niet te sporten voor brugklassers Negatieve ervaringen met sport leiden in sommige gevallen tot afkeer voor de sport. Dit kan gebeuren in clubverband maar ook tijdens gymlessen op school. Hierdoor willen sommige kinderen niet meer meedoen tijdens bewegingsonderwijs lessen of in hun vrije tijd. Kinderen die wel positieve ervaringen hebben met sporten op bijvoorbeeld school, maar toch niet aan de norm komen geven vaak aan niet vaker te kunnen. Dit kan weer samenhangen met de culturele achtergrond, de sociaaleconomische status van de ouders of bijvoorbeeld obesitas (schaamte). Redenen om niet te sporten Ik heb geen mensen om mee te sporten Ik vind sporten niet nodig Ik ben niet goed in sporten Ik/mijn ouders vinden het te duur Ik vind andere bezigheden leuker Ik krijg voldoende beweging Mijn gezondheid laat het niet toe geen tijd vanwege werk (bijbaantje) Het valt mij erg op dat er hier zowel intrinsieke als extrinsieke waarden aan ten grondslag liggen, maar ook het sociale-, economische- en gezondheidsaspect komen erg naar voren. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen: Er is met behulp van het TNO-monitor Bewegen en Gezondheid onderzoek gedaan naar de trends in bewegen onder de jeugd in Nederland van 2006 tot 2009. Er is op te merken dat in deze periode maar 27% van de jeugdigen van 4 tot 17 jaar de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) behaalde. Dit houdt in dat zij minimaal 60 minuten per dag bewegen op een matig inspannend niveau. Brugklasleerlingen van 13 à 14 jaar vallen onder deze groep en er is volgens ons zeker vooruitgang te boeken op dit punt. Fit-norm: Het percentage van de jeugd dat de fit-norm haalt laat een wat positiever beeld zien. Deze norm houdt in dat je 3 keer per week minimaal 20 minuten aan zwaar intensieve activiteit doet. 32% van de jeugd haalde deze norm in 2009. Terwijl het 3 jaar eerder nog maar 27% was. Dit betekent dus een lichte stijging. Combinorm: Dit is de combinatie van de NNGB en de fit-norm. Het percentage van de combinorm schommelde in de periode 2006 tot 2009 tussen de 43 tot 47%. In 2009 behaalde dus bijna de helft van alle brugklasleerlingen de combinorm. Aan de ene kant kun je hier heel tevreden over zijn, maar als sportgezondheidsmanagers wil je natuurlijk nog betere cijfers zien. Lichamelijke activiteit per dag: In 2008/2009 bedroeg het aantal minuten dat jeugdigen van 12-17 jaar per dag aan lichamelijk activiteit besteden rond de 130 minuten per dag. De meeste tijd wordt besteed aan sporten en lopen/wandelen. De bijdrage die school/werk leverde aan het gemiddelde aantal minuten is ten opzichte van 2006/2007 flink afgenomen. Het aantal minuten sporten is in de periode gestegen van gemiddeld 19 naar 29 minuten per dag. Dit kwam doordat ze het prettig vonden om meer te bewegen. Dit is al een redelijk gunstige verandering, want er zijn ook normen die een 30 minuten lang durende matig intensieve workout (zoals fietsen, wandelen) per dag als uitgangspunt hebben Advies: Basisschoolfactoren: Je ziet dat de populariteit en het doen van sporten vaak begint op de basisschool. Het participeren aan sporten wordt meestal gestimuleerd door micro en mesofactoren. Wanneer er meer aandacht aan sport wordt besteed op de lagere school zal de sportdeelname dus zeker stijgen. Doordat er tegenwoordig veel meer toegankelijkheid is tot televisie, internet en andere ‘’leuke’’ spelen neigt een kind snel naar zijn veilige omgeving. Het is volgens ons dan ook juist de bedoeling dat er meer aandacht wordt besteed aan het sporten an sich en aan de kennismaking met sporten op de basisschool. Wanneer kinderen succeservaringen beleven zullen zij sneller geneigd zijn zich bij bijvoorbeeld een club op te geven. Wij als basisschoolleerlingen deden vaak balspelen en af en toe wat turnen. Dit is in onze ogen vrij nihil qua diversiteit. Wanneer het aanbod groter wordt en je kinderen kennis laat maken met verschillende sporten (wedstrijdsport, gezondheidssport en lifestylesport) zullen de kinderen vanzelf wat tegenkomen wat hen die succeservaring geeft. Dit is essentieel voor het vervolg van de sportbeoefening van een leerling. Als de leerling elke keer slecht presteert met balspelen dan zou deze niet snel voor een vereningssport als voetbal kiezen. Terwijl het kind misschien wel erg goed en veel plezier kan hebben in bijvoorbeeld judo. Het is volgens ons dan ook zaak om kinderen zoveel mogelijk in aanraking te laten komen met allerlei soorten sporten en dit al te laten gebeuren op basisschoolleeftijd. Hierdoor stimuleer je het bewegen en kun je het aanbod beter aan laten sluiten bij de vraag van kinderen. Sociaaleconomische factoren: Sportbeoefening is ook vaak afhankelijk van de sociale status en de economische positie van de ouders. Je hebt kinderen die opgroeien in een eenoudergezin of bijvoorbeeld ouders met weinig geld. Je ziet tegenwoordig ook steeds meer bedrijven/instellingen die zich vooral richten op kinderen met weinig geld. Dit is een positieve verandering. Hierdoor krijgen ook de kinderen die geen geld hebben om op een sportvereniging te gaan de kans om toch te bewegen. Er kan hier nog meer aandacht aan worden besteed, maar dat namen als Bert van Marwijk en Louis van Gaal zich hier al mee bemoeien is een fijne constatering. In onze klas heeft ook een studiegroep een non-profit organisatie gekozen met als doel kinderen met weinig geld voor sport te helpen. De gemeente Groningen zou hier ook nog meer aandacht aan kunnen geven door het geven van clinics en dergelijke. Etnische factoren: Een andere factor is de sociaal-culturele achtergrond van kinderen. Je ziet bij moslims en dan met name de meisjes een groot aantal kinderen die niet aan sport doet. Er zijn hier verschillende redenen voor aan te wijzen. Ten eerste heb je vaak de economische achterstand van etnische minderheden waarbij er simpelweg geen geld over is voor verenigingssport. Ook heb je nog het geloof. Doordat moslimmeisjes niet in het bijzijn van mannen mogen sporten wordt het erg lastig om aan sport te doen. Het zou een goed idee kunnen zijn om bijvoorbeeld een club te beginnen waarbij alleen moslimvrouwen aan sport mogen doen. Echter, dit is in Nederland een erg beladen item, waardoor je op veel weerstand kunt stuiten. Het is dus aan de gemeente om te kijken naar de mogelijkheden voor het uitvoeren van dit plan.