Blok 1.1 Sport bewegen en gezondheid

advertisement
BLOK 1.1 SPORT
BEWEGEN EN
GEZONDHEID
In blok 1.1 heb ik deelgenomen aan het vak sport bewegen en
gezondheid. Er werd tijdens dit vak op twee verschillende manieren naar
sport gekeken. Allereerst stond de sportgeschiedenis centraal in
combinatie met wat sport nou allemaal is. Ten tweede werd er op een
fysiologische manier gekeken naar de sport. De werking van het lichaam
tijdens sporten werd uitgebreid bij stil gestaan.
Iska van der Vlugt
Klas: 1J
Opdracht A1 SBG
Wedstrijdgericht: Judo en volleybal
Gezondheidsgericht: Fitness en yoga
Lifestyle: Skateboarden en free running
Judo







Iemand proberen om op zijn rug te gooien
Judopak
Band
Matten
Japanse termen
Binnensport
Individuele sport
Volleybal






Met je handen bal aanraken
Binnensport/beachvolleybal buiten
6 spelers in het veld
Geen contact sport
Max 3 x raken per team
Een net waar je over heen moet spelen
Fitness



Groep of individueel
Apparaten / hulp materialen
Verschillende doelen
Yoga




Lenigheid
Coördinatie
Ontspanning
Groep/individueel
Skateboarden







Binnen/buiten
Individueel
Altijd een skateboard nodig
Trucs
Coördinatie
Lef
Wedstrijdelement
Free running




Buiten/binnen
Creativiteit
Niks moet, alles mag
Vrijheid
Excentrieke motieven
Judo

Gezondheid, welzijn, zelfbeheersing
Volleybal

Sociale contacten, teamsport, balsport,
Fitness

Afvallen, meer kracht, sociale contacten, conditie verbeteren
Yoga

Ontspanning, tot rust komen
Skateboarden

Uitdaging, cultuur
Free running

Lef, uitdaging, creatieve uitlaatklep
SGB A2
Kracht:
- Explosiviteit
- Sprongkracht
- Fysieke kracht
Lenigheid:
- Techniek
- Keeper
- Sliding
Coördinatie:
-Techniek
- Reflexen, oog-voet/hand coördinatie
Uithoudingsvermogen:
- Aërobe uithoudingsvermogen
- Doorzettingsvermogen
Snelheid:
- Explosiviteit
- Startsnelheid
- Looptempo
Kenmerken
Creativiteit
Inzicht
Coaching
Tactiek
Opdracht B2
Energiesysteem
ATP/CP
(Kan gelijk gebruikt
worden voor actie.)
Melkzuur
(leidt tot verzuring.)
Zuurstof
Brandstof





Vermogen
(hoog/laag)
Hoog ( voor korte,
Energierijk
explosieve
fosfaat.
inspanningen.)
Anaëroob (zonder Hoog ( lager dan
fosfaat door melkzuur
zuurstof.)
(lactaat) vorming.)
Glucose.
Laag ( hoeveelheid
Aëroob (met
energie per sec is
zuurstof)
beperkt.)
Koolhydraten,
vetten, glucose.
Capaciteit (hoog/laag)
Laag ( 6-15 sec.)
Laag ( door
melkzuurvorming.)
Hoog (kan lange tijd
functioneren.)
Opdracht C1
SGB
Door: Iska van der Vlugt
Klas: 1J
In deze opdracht ben ik bezig geweest met mijn hartslag. Je moest voor jezelf een onderzoekje
houden aan de hand van karvonen. Bij karvonen gaat het om de maximale hartslag en de rust
hartslag dit wordt het hartslag bereik genoemd. Als je nu het hartslag bereik plus de rusthartslag
doet kom je tot verschillende hartslag zones.
Maandag:
Dinsdag:
Woensdag
Gemiddeld
Ochtendpols (Hs)
48
53
51
50,6 (51)
Hartslag max
220-19=201
Praktijk excersice
Borg Score
Borgscore
Fitness
13 x 30 sec
Cardio
Max 160
Max 180
Hartslag rust
55
Hartslag bereik
201-55=146
Karvonen
Opdracht C2
SBG
Voedingspatroon van 70-plussers kan beter
8 oktober 2013
Zelfstandig-wonende 70-plussers eten ten opzichte van de aanbevelingen te veel ongezonde
vetzuren en zout en te weinig volkoren producten, fruit en vis. Slechts 1 op de 4 volgt het
advies op om extra vitamine D te slikken.
Dit blijkt uit een uitvoerig onderzoek van het RIVM naar de
eetgewoontes van zelfstandig-wonende 70-plussers. In vergelijking met vijftigers en zestigers eten
deze ouderen opvallend minder vlees, sauzen en graanproducten, en meer suiker en zoetwaren. Wel
eten ze meer fruit en gebruiken ze vaker smeer- en bereidingsvetten dan de vijftigers en zestigers.
Ook voor 70-plussers geldt het advies: kies voor een gezond voedingspatroon volgens de Schijf van
Vijf.
Onder- en overvoeding
Van de geïnterviewden bleek 1 op de 5 ernstig overgewicht te hebben. Aan dit onderzoek deden
relatief weinig ouderen met functionele beperkingen mee. Dit kan samengaan met een verhoogd
risico op ondervoeding. De uitkomsten van het onderzoek gelden daarom niet voor alle ouderen in
Nederland.
Extra vitamine D
Meer dan 90% van de ondervraagde ouderen kreeg te weinig vitamine D binnen. Vitamine D is
belangrijk voor het behoud van stevige botten. Voor 70-plussers is het daarom belangrijk dagelijks
20 microgram extra vitamine D te slikken in de vorm van een supplement. Ook andere risicogroepen
zoals vrouwen van 50 jaar en ouder wordt aangeraden extra vitamine D te slikken.
De poepbacterie schakel je zelf uit!
4 september 2013
E.coli is volop in het nieuws. Volgens het tv-programma ZEMBLA zou de zogenoemde
poepbacterie in grote hoeveelheden in vlees zitten. Gelukkig kun je zelf voorkomen dat je er
ziek van wordt. Als je zelf thuis je vlees door en door verhit, schakel je alle schadelijke
bacteriën alsnog uit.
‘Het klikt erg vies, dat E.coli in je stukje vlees. Maar je hebt zelf
in de hand of je er ziek van wordt of niet,” zegt specialist voedselveiligheid dr. Stephan Peters.
“Door vlees bijvoorbeeld door en door te verhitten, schakel je deze en andere bacteriën uit. Voor
het veilig bereiden van eten hebben we zelfs een speciale website:voedingscentrum.nl/eetveilig.”
Van de stal tot de winkel
Er bestaan strenge regels voor het slachten van dieren en verwerken van vlees. Staatssecretaris
Dijksma laat in een brief aan de Tweede Kamer weten aanvullende maatregelen te nemen. De reis
die ons eten en drinken aflegt, moet zo veilig mogelijk zijn.
Van de winkel tot je bord
Thuis kun je maatregelen treffen om voedselinfecties te voorkomen. “Je voorkomt dat je ziek
wordt van vlees door hygiënisch in de keuken te werken,” aldus Peters.
Belangrijke tips

Was je handen voor het koken en was ze zeker nog een keer nadat je rauw vlees hebt
aangeraakt.

Houd rauw vlees gescheiden van ander voedsel.

Verhit vlees door en door.
http://www.nisb.nl/scrivo/asset.php?id=239235
Eet gevarieerd
Gevarieerd eten is nodig om je lichaam gezond te houden. Eet je steeds hetzelfde, dan is het
lastig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Voedingsstoffen zijn bijvoorbeeld
vitamines en mineralen.
Eet niet te veel en beweeg
Bij het samenstellen van gezonde voeding, draait het uiteindelijk allemaal om de juiste balans.
Dat geldt ook voor energie en bewegen. Als je niet te veel en vooral gezonde producten eet,
krijg je voldoende energie binnen.
Eet minder verzadigd vet
Vet is onmisbaar als brandstof en bouwstof voor je lichaam. Er bestaan gezonde en ongezonde
vetten, dus het is belangrijk om de goede soorten vet te kiezen.
Eet veel groente, fruit en brood
Groente, fruit en brood zijn gezond. Veel groente en fruit eten verkleint het risico op hart- en
vaatziekten en sommige soorten kanker. Vezels uit groente, fruit en brood zorgen ook voor een
goede darmwerking en spijsvertering.
Eet veilig
Jaarlijks lopen ongeveer 725.000 Nederlanders een voedselinfectie op. Slechte hygiëne is meestal
de oorzaak. Door veilig om te gaan met je eten, voorkom je dat je ziek wordt.
middenweg
uitzondering
Alle soorten verse
Groentepuree,
Groente à la crème of met
groente (rauw en
Zoetzure paprika,
saus, Olijven,
gekookt), Groente uit
Tomatensap zonder Augurken, Zoetzure
diepvries, blik of pot
zout
voorkeur
Groente
Fruit
zilveruitjes, Tomatensap
(zonder toevoegingen)
met zout
Alle soorten vers fruit,
Fruit in blik of pot met
Fruit diepvries, blik of
toegevoegd suiker
pot (zonder
toevoegingen)
Vruchtensappen
Sinaasappelsap met Sinaasappelsap,
voorkeur
Brood
vruchtvlees,
Ananassap, Appelsap,
Grapefruitsap
Druivensap
middenweg
uitzondering
Roggebrood, Volkoren Bruinbrood,
Beschuit,
knäckebröd,
Krentenbol,
Croissant, Krentenbrood,
mueslibrood
Meergranenbrood,
Witbrood
Volkorenbrood,
Rozijnenbrood
Volkoren krentenbrood
Ontbijtgranen
Bambix naturel,
Havermout,
Cornflakes, Krokante
Brinta, All Bran
Muesli met vruchten muesli, Rice krispies,
Chocopops, Frosties
Aardappelen en
Gekookte
Aardappelpuree
knollen
aardappelen, Gepofte
Gekookte cassave of yam,
aardappel, Gekookte
Gebakken aardappelen,
pomtajer of zoete
Aardappelpuree uit een
bataat
pakje
Pasta en noedels Volkoren pasta,
Aardappelkroket, Frites,
Gewone pasta
Couscous
Rijst
Zilvervliesrijst
Peulvruchten
Alle soorten
Meergranenrijst
Witte rijst
Witte bonen in
peulvruchten, ook uit
tomatensaus
blik of pot zonder saus
voorkeur
Melk(producten) Karnemelk, Magere
Kaas
middenweg
uitzondering
Chocolademelk
Volle melk, (Halfvolle)
melk, Kwark, Yoghurt, light, Halfvolle
kwark, Vla, Yoghurt,
Karnemelkse
melk en yoghurt,
Alle soorten pudding,
bloempap, Magere
Magere vla en
Alle soorten yoghurtdrank,
vla, Magere
vruchtenkwark
vruchtenyoghurt en
vruchtenyoghurt en
chocoladedrank met
yoghurtdrank zonder
suiker, Havermoutpap,
toegevoegde suikers
Rijstepap
Kaas (20+),
Kaas (30+),
Volvette (smeer)kaas zoals
Camembert (30+),
Camembert (45+),
Goudse kaas (alle soorten
Hüttenkäse,
Mozzarella,
met 45+),
Verse geitenkaas,
Zuivelspread
Alle soorten roomkaas,
Verse kaas light (8%
Bluefort, Cheddar,
vet),
Edammer kaas (40+),
Zuivelspread light
Emmenthaler,
Friese nagelkaas (40+),
Gorgonzola,
Gruyère, Limburgse kaas,
Maasdammer (45+),
Parmezaanse kaas,
Rookkaas,
(Room)brie,
Roquefort,
Saint Paulin,
Stilton
voorkeur
middenweg
uitzondering
Vlees,
Biefstuk,
Kippenbout zonder Kip met vel, Lamszadel,
onbewerkt
Geitenvlees,
vel,
Varkenskrabbetjes,
(rauw)
Runderbak- en
Doorregen
Speklap,
braadlappen,
rundvlees,
Schouderkarbonade,
Rundertartaar,
Hamburger,
Entrecote,
Runderriblappen,
Kipfilet,
Lamsvlees, (Magere)
Rosbief,
rookworst, Gehakt, Eend
Hamlap,
Ribcarbonade,
Varkensfilet,
Varkensfricandeau,
Varkenshaas,
Varkenslap
Eieren
Vis
Gekookt ei
Mosselen, Oesters,
Alle verse vis, vis in
blik en uit de diepvries
Garnalen,
Zoute en zure haring,
Gestoomde en
gerookte vis als
makreel en zalm
Gebakken ei
Vissticks
Bewerkte vis zoals
Kibbeling, Lekkerbekje
Vleesvervangers Vleesvervangers met
Vleesvervangers
Vegetarische producten
voldoende ijzer en
met voldoende ijzer zonder voldoende ijzer en
vitamine B12 en
en vitamine B12 en vitamine B12, zoals Seitan
minder dan 4 gram
meer dan 4 gram
verzadigd vet zoals:
verzadigd vet
en Quorn
Producten van Tivall,
Valess, Vivera en
Goodbite,
Sojabrokjes, Tofu
(tahoe), Tempé
Vleeswaren
Beenham,
Achterham, bacon
Casselerrib,
Alle soorten worst,
Gekookte lever,
Leverkaas, Berliner
Magere knakworst,
Leverpastei,
Kip- of kalkoenfilet,
Gebraden gehakt,
Varkensfricandeau,
Paté,
Vegetarische paté
Pekelvlees,
Rauwe ham,
Rookvlees,
Schouderham, Knakworst
Olie en vetten
voorkeur
middenweg
uitzondering
Alle soorten
Zachte margarine of Harde margarine in en
halvarine,
margarineproduct
wikkel, Roomboter,
Alle soorten olie,
met meer dan 70%
Hard,bak- en braad- en
Vloeibaar bak- en
vet (in kuipje)
frituurvet
braadvet, Vloeibaar
frituurvet,
Margarine met minder
dan 70% vet
Per
voorkeur
Water
Kraanwater, Bron- of
middenweg
uitzondering
Koffie en met suiker en
mineraalwater,
volle koffiemelk,
Koffie en thee zonder
Koffie uit automaat met
suiker en eventueel
melk (en suiker),
met een klein scheutje
Cappuccino,Turkse koffie,
halfvolle melk
Thee met suiker of honing
productg
roep
hebben
we
producte
n
vergelek
en op de
hoeveelh
eid:

voedingsvezels

verzadigd vet

transvet

zout

toegevoegde suiker

energie (calorieën)1
Steeds meer overgewicht
In de afgelopen dertig jaar is het aandeel mensen met overgewicht in Nederland toegenomen, zowel bij volwassenen als
bij
4- tot 20 jarigen. De toename is vooral groot bij volwassenen; het aandeel met ernstig overgewicht is zelfs meer dan
verdubbeld. Bij mannen van 40 jaar of ouder heeft inmiddels meer dan de helft overgewicht.
Vier op de tien te zwaar
In 2009/2011 hebben zo’n 6,5 miljoen mensen in ons land matig of ernstig overgewicht. Dat komt neer op een aandeel
van 41 procent. Dat is veel meer dan begin jaren tachtig, toen 27 procent te zwaar was. Tien procent (ongeveer 1,5
miljoen) kampte in 2009/2011 met ernstig overgewicht. Het aandeel mensen met ondergewicht is altijd klein geweest en
ligt nu op ruim 2 procent.
Ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht (bevolking van 4 jaar of ouder)
1
http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-gevarieerd/hoe-kies-ik-gezond-keuzetabel.aspx
Toename matig overgewicht bij kinderen
Van de kinderen en jongeren van 4 tot 20 jaar had in 2009/2011 bijna 11 procent matig overgewicht. In de jaren tachtig
was dit nog ongeveer 7 procent. Het aandeel kinderen met ernstig overgewicht nam in deze periode niet zoveel toe, en
ligt nu op ongeveer 2,5 procent.
Ernstig overgewicht bij volwassenen ruim verdubbeld
Ernstig overgewicht nam onder de volwassenen daarentegen sterk toe, van ruim 5 procent begin jaren tachtig tot bijna
12 procent in 2009/2011. Het matig overgewicht onder volwassenen nam ook toe, van 28 naar 36 procent.
Matig en ernstig overgewicht bij kinderen/jongeren en volwassenen
Meeste overgewicht op middelbare en hogere leeftijd
Vanaf de leeftijd van 20 jaar neemt het aandeel mensen met overgewicht snel toe, vooral bij mannen. Bij 40-plusmannen heeft zelfs meer dan helft overgewicht. Bij vrouwen loopt overgewicht wat meer geleidelijk op met de leeftijd.
Vrouwen zijn ook minder vaak te zwaar dan mannen, maar ernstig overgewicht komt bij oudere vrouwen juist wat vaker
voor dan bij oudere mannen.
Ondergewicht komt onder kinderen, jongeren en jongvolwassenen met 3 tot 8 procent regelmatig voor. Vanaf 30 jaar
komt ondergewicht maar weinig voor.2
2
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3651wm.htm
Ondergewicht, normaal gewicht en overgewicht, naar leeftijd, 2009/2011
Opdracht D1
Voedingsstoffen
Er zijn 50 voedingsstoffen die nodig zijn voor een gezonde leefstijl van de mens.
Vetten, koolhydraten, eiwitten, mineralen en vitamines zijn nodig voor fysiologische processen bij de
mens.
Zo kun je denken aan de opbouw en reparatie van het lichaam, energievoorziening en het regelen van alles
processen die plaats vinden in het lichaam.
Dit zijn essentiële voedingsstoffen.
Voedingsvezels en water zijn net zoals vetten, koolhydraten, eiwitten en vitamines onmisbare
voedingsstoffen in het lichaam van de mens.
Vetten
Vetten kun je onderverdelen in verzadigde vetten en onverzadigde vetten.
Verzadigde vetten hebben een ongunstige werking op de gezondheid van de mens. Het verhoogt de kans
op hart- en vaatziekten.
Onverzadigde vetten hebben een gunstige werking op de gezondheid van de mens. Het verlaagt het
slechte cholesterol en verhoogt de goede cholesterol. Zo verkleint de onverzadigde vetten de kans op harten vaatziekten.
Koolhydraten
Koolhydraten heb je zeker nodig. Wie gezond wilt eten moet 40 – 70% van alle calorieën uit koolhydraten
komen.
Koolhydraten kun je onderverdelen in verteerbare koolhydraten en onverteerbare koolhydraten.
Verteerbare koolhydraten kan het lichaam opnemen en gebruiken als energiebron.
Niet-verteerbare koolhydraten zijn voedingsvezels. Ze kunnen niet opgenomen worden en vormen dus
geen energiebron. Wel zijn deze voedingsvezels van belang voor de functie van de darmen.
Eiwitten
Eiwitten leveren calorieën en aminozuren. Aminozuren zijn een bouwsteen voor het eiwit in
lichaamscellen.
Sommige aminozuren moeten uit het eten gehaald worden, dit zijn essentiële aminozuren. Andere
aminozuren kan het lichaam zelf maken.
Eiwitten zijn betrokken bij veel regelprocessen in het lichaam, maar ook bij de transport van stoffen in het
bloed en in de cel. Bv Hemoglobine.
Eiwitten kun je onderverdelen in dierlijke eiwitten en plantaardige eiwitten.
Dierlijke eiwitten komen uit dierlijke producten, zoals vis en vlees en plantaardige eiwitten komen uit
plantaardige producten, zoals granen, brood en noten.
Vitamines
Vitamines komen in kleine hoeveelheden voor in je voeding en drinken. Vitamines leveren geen energie.
Ook kan het lichaam niet zelf vitamines maken, behalve vitamine k.
Vitamines kun je indelen in vitamines die oplosbaar zijn in water en vitamines die in vet oplosbaar zijn.
Vitamines die in water oplosbaar zijn kan het lichaam niet of nauwelijks opslaan met uitzondering van
vitamine b12. Een teveel aan deze vitamines verlaat het lichaam via je urine.
Vitamines B en A zijn in water oplosbaar.
Vitamines die in vet oplosbaar zijn komen vooral voor in voedingsvetten. Je lichaam kan deze in beperkte
mate opslaan. Van vitamine A kan een grote voorraad aangelegd worden in de lever.
Een teveel aan vitamines wordt ook hier uitgescheiden via je urine, maar ook via je gal.
Vitamines die in vet oplosbaar zijn, zijn vitamine A, D, E en K.
Mineralen
Mineralen komen in kleine hoeveelheden voor in je eten en drinken. Het lichaam moet ze ook door eten en
drinken binnen krijgen.
Bij mineralen gaat het om grammen, bij spoorelementen gaat het om milligrammen.
Mineralen: calcium, fosfor, chloor, kalium, natrium en magnesium.
Spoorelementen: chroom, fluoride, ijzer, jodium, koper, mangaan, molybdeen, seleen en zink.
Voedingsvezels
Voedingsvezels zijn een belangrijke stof voor een gezonde spijsvertering. Ze geven je een verzadigd gevoel
na het eten.
30 tot 40 gram voedingsvezels wordt geadviseerd om te eten per dag.
Voedingsvezels leveren geen voedingsstoffen. Ze kunnen niet verteerd worden in de darm, maar zijn wel
van belang voor een goede darmwerking.
Water
Water voorziet je lichaam van vocht. Het advies is om per dag 1,5 tot 2 liter te drinken.
Opdracht D2
Door: Iska van der Vlugt
Spiergroep
Plaats
Quadriceps femoris
Bovenbeen Spieren
SBG1
Functie
Samentrekken van de
knieën
Beweging bovenbeen
en stabilisering
onderrug
Gluteus maximus
Billen
Pectoralis major
Borst
Binnen- en
buitenwaartse rotatie
arm
De Hamstrings
Achterkant Bovenbeen
Latissimus dorsi
Dorsale Rompspier
(rug)
Het naar voren en naar
achteren brengen van
het been
Het naar achteren
bewegen, naar binnen
draaien en een
zijwaartse beweging
naar binnen van de
schouder
Deltoideus
Schouders
Het voorste gedeelte
geeft een voorwaartse
en binnenwaartse
draai beweging van de
schouder.
Het middelste
gedeelte geeft een
zijwaartse beweging
omhoog van de
schouder.
Het achterste gedeelte
geeft een
achterwaartse en
buitenwaartse draai
beweging van de
Botstukken
Femur, Patella
ilium, fascia lumbaris,
heiligbeen,
ligamentum
sacrotuberale
Tuberositas glutaea
van het dijbeen,
tractus iliotibialis
sleutelbeen,
membrana sterni,
kraakbeen van het 2e 6e rib, voorste blad
van de rectusschede
crista tuberculi majoris
crista illiaca, m tensor
fasciae latae, gluteus
maximus
Processus spinosi van
de onderste 6 wervels
van de
borstwervelkolom,
lendenwervels en het
heiligbeen
Sulcus
intertubercularis van
de humrus
Spina scapula,
acromion en de
clavicula
Tuberositas deltoidea
van de humerus
schouder
Het heffen van de
schouders en
aanspannen van de
nek
Trapezius
Monnikskappen (nek)
Erector spinae
Lange rechte rugspier
Het bewegen van de
wervelkollom
Gastrocnemius +
Soleus
Kuiten
het buigen van het
onderbeen in het
kniegewricht en het
strekken van de voet in
het enkelgewricht
lig nuchae C2-T2 spina
scapulae, fascia omobr
lat
p thoracis lig
supraspinale T3-T9-13
spina scapulae
Processus transversus
Sacrum/spina
illiaca/processus
spinosi van de lagere
lumbale
wervels/thoracale
wervels
Ribben
Thoracale processus
spinosi, Cervicale
processus spinosi van
C7 en cervicale
ligamentum nuchae
Thoracale processus
spinosi, Cervicale
processus spinosi met
uitzondering van C1
met het caput mediale
aan de condylis
medialis femoris en
met het caput laterale
aan de condylis
lateralis femoris
via de achillespees aan
het tuber calcanei
Opdracht E1
SBG 1
Door: Iska van der Vlugt
Klas: 1J
Studentennummer: 326727
Motieven van de lifestyle sport snowboarden.
Snowboarden is een avontuurlijke sport. In deze sport worden natuur, risico`s en het onvoorspelbare
gezien als de onmisbare elementen die deze sport zoveel aantrekkingskracht geeft. Behoudens de
bovenstaande elementen zijn het verkrijgen van een adrenalinekick, het horen bij een subcultuur en
het verleggen van grenzen ook zeer belangrijke motieven voor het beoefenen van deze lifestyle
sport.
Bij wedstrijdsporten krijg je te maken met een gecontroleerde sportomgeving en hierdoor verdwijnt
het belangrijkste motief van lifestyle sporten ‘’vrijheid’’ geheel naar de achtergrond. Lifestyle sporten
zijn niet afhankelijk van regels, maar geven de beoefenaar de vrijheid om zijn eigen grenzen op te
zoek en hem te laten doen wat hij zelf wil.
Kenmerken/eigenheid van de lifestyle sport snowboarden.
Bij het snowboarden wordt gebruik gemaakt van een snowboard. Dit is een soort plank waarmee je
over de sneeuw kunt glijden. De sport wordt vooral buiten beoefend, maar tegenwoordig rijzen er
steeds meer sneeuwhallen uit de grond. Hierdoor is het ook mogelijk om in landen waarin geen
bergen zijn te snowboarden.
Je hebt twee soorten snowboardstijlen: freestyle en alpine boarden.
Freestyle: bij freestyle snowboarden ligt het accent vooral op het maken van tricks, het krijgen van
hoogte, het maken van mooie lijnen, en de creativiteit.
Alpine boarden: Bij deze tak ligt het accent vooral op snelheid en behendigheid (slalom) . Soms
worden hier wel snelheden behaald van boven de 100 kilometer.
Bron: http://www.lottesalome.com/post/20406073569/artikel-sport-strategie-april-2012
Link : van de prezi presentatie die bij deze opdracht hoort:
http://prezi.com/k3v_w19ljzat/?utm_campaign=share&utm_medium=copy
Opdracht E2
SGB 1
Door: Iska van der Vlugt
Klas: 1J
Studentnummer: 326727
Coördinatie test
Opdracht 1:
Opdracht 2:
Opdracht 3:
Opdracht 4:
Opdracht 5:
Het tikken op de tafel met de ene wijsvinger terwijl de andere heen en weer gaat, na 10x
wisselen. Dus dan gebruik je de andere wijsvinger om op de tafel te tikken en de andere heen en
weer te schuiven.
Roteren duim en wijsvinger
Linker elle boog naar rechterknie brengen en andersom
Jumping Jacks
Tikken van voeten en wijsvingers tegenovergesteld.
De persoon in kwestie mag pas beginnen met het uitvoeren van de oefening zodra de houding klopt met de beschrijving.
Hij/zij krijgt ook de kans om de oefening opnieuw te doen indien de eerste keer niet de maximale score heeft gehaald.
Puntenrooster per opdracht:
Schaal:
Opdracht 1
Opdracht 2
Zeer Slecht 1-2
Slecht 3-4
Gemiddeld 5-6
Goed 7-8
Zeer Goed 9-10
Puntenrooster van het totaal:
TOTAAL:
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 3
Opdracht 4
Opdracht 5
Totaal aantal punten:
Schaal
Zeer Slecht 1-10 punten
Slecht 11-20
Gemiddeld 21-30
Goed 31- 40
Zeer Goed 41- 50
Totaal punten
Opdracht 3
Opdracht 4
Opdracht 5
Opdracht 1
Uitvoering:
De persoon die de test uitvoert, zit op een stoel met de rug recht. Hij/zij legt zijn/haar vingers op tafel en begint met
de linker vinger over de rand van de tafel heen en weer te schuiven terwijl de rechter op de tafel tikt. Na 10x wisselt
de persoon in kwestie van handelingen in de vingers. De oefening stopt na een fout of nadat de leerling(e) of het
maximaal aantal punten heeft gehaald
Score:
De score is maximaal 10 punten dus per 2x goed = 1 punt.
Opdracht 2
Uitvoering:
De persoon die de test uitvoert, zit rechtop op een stoel en zet de duim van de ene hand op de wijsvinger van de
andere. Hierdoor wordt een vierkant gevormd met de vingers. Nu begint het roteren door de onderste duim en
wijsvinger naar boven te bewegen en zo opnieuw een vierkant te vormen.
Score:
per goede rotatie krijgt de persoon in kwestie 1 punt, met een maximum van 10 punten.
Opdracht 3
Uitvoering:
De persoon in kwestie staat rechtop voor het begin van de oefeningen, en brengt hierna zijn linker elle boog naar
zijn/haar linker knie en daar wisselt het van de rechter elle boog naar de linker knie. Dit setje voert men 5 maal uit
Score:
Je kunt hier opnieuw 10 punten krijgen of anders geldt het principe 2 punten per goed setje.
Opdracht 4
Uitvoering:
De leerling springt omhoog en tijdens de sprong worden de benen gespreid en de armen omhoog gebracht. Daarna
volgt nog een sprong waarbij de voeten weer bij elkaar komen en de armen weer langs het lichaam komen. Dit wordt
herhaald, waarbij de armen bij elke sprong omhoog en omlaag gaan en de benen bij elke sprong spreiden en sluiten.
Als de armen omhoog worden gebracht, hoeven de handen elkaar niet te raken, de handen moeten wel boven het
hoofd van de leerling uit komen. Er worden 5 Jumping Jacks uitgevoerd. (1 jumping jack is de hele beweging tot de
leerling weer in beginpositie staat)
Score:
Voor elke goed uitgevoerde jumping jack, wordt 1 punt opgeschreven met een max van 5.
Opdracht 5
Uitvoering:
De leerling tikt met de rechter wijsvinger op tafel en tapt tegelijkertijd met de linkervoet op de grond. Daarna tikt de
leerling met de linker wijsvinger op tafel en tapt met de rechtervoet op de grond.
Bij het tikken van de hand maakt het niet uit of de leerling de armen op de tafel rust of niet. Bij het tappen van de voet
maakt het niet uit of de leerling de hak laat rusten en met de tenen tapt, of dat de leerling de voeten in het geheel optilt
en tapt of dat de tenen blijven rusten en de hakken tappen. Het is wel belangrijk dat de voeten en de
wijsvingers tegelijk tikken en tappen. Dit wordt 10 keer gedaan (5 links, 5 rechts om en om).
Score:
Voor elke keer dat de leerling de vingers en de voeten tegelijk tikt, wordt 1 punt genoteerd, met een maximum van 10.
Sportbehoefte brugklasleerlingen
Er wordt veel gesport door jongeren met de leeftijd 13-14 jaar. Drie op de vier beoefent een sport buiten
de school. Het is echter wel zo dat deze sporten vaak in recreatief verband gespeeld worden. Deze
jongeren zijn minder vaak lid van sportverenigingen en sporten liever op een ongeorganiseerde manier
met vrienden.
De voorkeuren van deze leeftijdsgroep:
Jongens:
 Je ziet duidelijk dat de jongens voornamelijk voor voetbal kiezen. Dit is logisch want dit is de
populairste sport van Nederland. Daarnaast doet tennis het ook goed bij de jongens rond deze
leeftijd.
Meisjes:
 Bij meisjes heeft voetbal ook een opmars gemaakt. De verwachting is ook dat deze sport voor
meisjes over een paar jaar de populairste sport is.
 Op dit moment zijn er wel steeds meer meisjes die op tennis en hockey zitten.
 Turnen was een paar jaar terug nog ontzettend populair maar tegenwoordig niet meer.
Belangrijkste redenen om sporten bij jongeren met de leeftijd 13-14 jaar:



Fit blijven
Samen met vrienden zijn
Afvallen (steeds meer jongeren vinden het belangrijk om er goed uit te zien)
Ontspanning jongeren
De ontspanning oftewel de vrijetijdsbestedingen bij de jongeren op de leeftijd 13-14 jaar is zeer groot.
televisie kijken en internetgebruik zijn het populairst. Uit statistieken blijkt dat Met 94% en
respectievelijk 93% deze vrijetijdsbestedingen het populairst zijn.
Wat doen ze op de computer?




internetten
chatten
downloaden van gratis muziek
spelletjes
Wat kijken ze op de televisie?



81% procent kijkt naar films
60% kijkt naar muziekprogramma`s
45% kijkt naar
Jongens gebruiken het internet voornamelijk om te gamen en bij meisjes is vooral het e-mailen populair.
(Bron: Oivo)
Sportdeelname brugklasleerlingen
In de tabel hiernaast is de bevolking in
leeftijdscategorieën verdeeld. De
brugklasleerlingen vallen in de
leeftijdscategorie 6-17 jaar. Van deze
groep is 75% lid bij een sportvereniging.
Er zit ook nog een verschil in de
hoeveelheid sporten die door
brugklasleerlingen worden beoefend.
In de tabel hiernaast staat dat 44% aan één
sport doet, 32% aan twee sporten doet,
13% aan drie sporten doet en 12% aan
vier of meer sporten doet.
In de volgende tabel is te zien hoe groot de
deelname aan clinics, trainingen,
competities en toernooien in 2012 is. 73%
van de brugklasleerlingen neemt deel aan
trainingen. Maar 23% neemt deel aan
clinics of cursussen. De brugklasleerlingen
zijn ook zeer competitief ingesteld
aangezien 62% deelneemt aan competities
of wedstrijden en 49% deelneemt aan een
toernooi of sportevenement.
In de tabel hiernaast is te zien wat voor
zelfbeeld de sporters hebben. De jeugd ziet
zichzelf vaker als sporter dan de
volwassen bevolking. Van de
brugklasleerlingen ziet, in 2012, 67%
zichzelf als sporter.
Afhaakgedrag brugklasleerlingen:
Wie zijn de niet-sporters?
In zijn totaal voldoet ongeveer 30 procent van de Nederlandse bevolking niet aan de RSO (richtlijn
sportdeelname onderzoek) sportdeelname norm. Deze norm stelt dat je minimaal twaalf maal per jaar
actief moet zijn. Van de 11 tot 15 jarigen is ongeveer 13% niet vaker dan 11 keer per jaar sportief actief.
Wat opvalt is dat er onder de jeugd veel minder niet-sporters zijn dan bij de volwassenen. Waar het bij de
jeugd tot 20 jaar slechts één op de vijf is die niet sport is dit bij de volwassenen al één op drie.
Niet-sporters in de jeugd
Naast de leeftijd hangt de sportdeelname ook af van andere achtergrondkenmerken zoals opleiding (van
de ouder) en etnische achtergrond. Uit een uitgevoerd onderzoek blijkt dat laag opgeleide ouders, niet
westerse etnische achtergrond en vooral overgewicht allen een negatieve invloed hebben op het
sportgedrag van jongeren tussen de 5 en 17. De lage sociaaleconomische positie van de ouders en de
andere achterstandsfactoren hangen vaak samen als het gaat om niet sporten.
Een aantal factoren om niet te sporten voor brugklassers
Negatieve ervaringen met sport leiden in sommige gevallen tot afkeer voor de sport. Dit kan gebeuren in
clubverband maar ook tijdens gymlessen op school. Hierdoor willen sommige kinderen niet meer
meedoen tijdens bewegingsonderwijs lessen of in hun vrije tijd.
Kinderen die wel positieve ervaringen hebben met sporten op bijvoorbeeld school, maar toch niet aan de
norm komen geven vaak aan niet vaker te kunnen. Dit kan weer samenhangen met de culturele
achtergrond, de sociaaleconomische status van de ouders of bijvoorbeeld obesitas (schaamte).
Redenen om niet te sporten








Ik heb geen mensen om mee te sporten
Ik vind sporten niet nodig
Ik ben niet goed in sporten
Ik/mijn ouders vinden het te duur
Ik vind andere bezigheden leuker
Ik krijg voldoende beweging
Mijn gezondheid laat het niet toe
geen tijd vanwege werk (bijbaantje)
Het valt mij erg op dat er hier zowel intrinsieke als extrinsieke waarden aan ten grondslag liggen, maar
ook het sociale-, economische- en gezondheidsaspect komen erg naar voren.
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen:
Er is met behulp van het TNO-monitor Bewegen en Gezondheid onderzoek gedaan naar de trends in
bewegen onder de jeugd in Nederland van 2006 tot 2009. Er is op te merken dat in deze periode maar
27% van de jeugdigen van 4 tot 17 jaar de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) behaalde. Dit
houdt in dat zij minimaal 60 minuten per dag bewegen op een matig inspannend niveau.
Brugklasleerlingen van 13 à 14 jaar vallen onder deze groep en er is volgens ons zeker vooruitgang te
boeken op dit punt.
Fit-norm:
Het percentage van de jeugd dat de fit-norm haalt laat een wat positiever beeld zien. Deze norm houdt in
dat je 3 keer per week minimaal 20 minuten aan zwaar intensieve activiteit doet. 32% van de jeugd haalde
deze norm in 2009. Terwijl het 3 jaar eerder nog maar 27% was. Dit betekent dus een lichte stijging.
Combinorm:
Dit is de combinatie van de NNGB en de fit-norm. Het percentage van de combinorm schommelde in de
periode 2006 tot 2009 tussen de 43 tot 47%. In 2009 behaalde dus bijna de helft van alle
brugklasleerlingen de combinorm. Aan de ene kant kun je hier heel tevreden over zijn, maar als
sportgezondheidsmanagers wil je natuurlijk nog betere cijfers zien.
Lichamelijke activiteit per dag:
In 2008/2009 bedroeg het aantal minuten dat jeugdigen van 12-17 jaar per dag aan lichamelijk activiteit
besteden rond de 130 minuten per dag. De meeste tijd wordt besteed aan sporten en lopen/wandelen. De
bijdrage die school/werk leverde aan het gemiddelde aantal minuten is ten opzichte van 2006/2007 flink
afgenomen. Het aantal minuten sporten is in de periode gestegen van gemiddeld 19 naar 29 minuten per
dag. Dit kwam doordat ze het prettig vonden om meer te bewegen. Dit is al een redelijk gunstige
verandering, want er zijn ook normen die een 30 minuten lang durende matig intensieve workout (zoals
fietsen, wandelen) per dag als uitgangspunt hebben
Advies:
Basisschoolfactoren:
Je ziet dat de populariteit en het doen van sporten vaak begint op de basisschool. Het participeren aan
sporten wordt meestal gestimuleerd door micro en mesofactoren. Wanneer er meer aandacht aan sport
wordt besteed op de lagere school zal de sportdeelname dus zeker stijgen. Doordat er tegenwoordig veel
meer toegankelijkheid is tot televisie, internet en andere ‘’leuke’’ spelen neigt een kind snel naar zijn
veilige omgeving. Het is volgens ons dan ook juist de bedoeling dat er meer aandacht wordt besteed aan
het sporten an sich en aan de kennismaking met sporten op de basisschool. Wanneer kinderen
succeservaringen beleven zullen zij sneller geneigd zijn zich bij bijvoorbeeld een club op te geven. Wij als
basisschoolleerlingen deden vaak balspelen en af en toe wat turnen. Dit is in onze ogen vrij nihil qua
diversiteit. Wanneer het aanbod groter wordt en je kinderen kennis laat maken met verschillende sporten
(wedstrijdsport, gezondheidssport en lifestylesport) zullen de kinderen vanzelf wat tegenkomen wat hen
die succeservaring geeft. Dit is essentieel voor het vervolg van de sportbeoefening van een leerling. Als de
leerling elke keer slecht presteert met balspelen dan zou deze niet snel voor een vereningssport als
voetbal kiezen. Terwijl het kind misschien wel erg goed en veel plezier kan hebben in bijvoorbeeld judo.
Het is volgens ons dan ook zaak om kinderen zoveel mogelijk in aanraking te laten komen met allerlei
soorten sporten en dit al te laten gebeuren op basisschoolleeftijd. Hierdoor stimuleer je het bewegen en
kun je het aanbod beter aan laten sluiten bij de vraag van kinderen.
Sociaaleconomische factoren:
Sportbeoefening is ook vaak afhankelijk van de sociale status en de economische positie van de ouders. Je
hebt kinderen die opgroeien in een eenoudergezin of bijvoorbeeld ouders met weinig geld. Je ziet
tegenwoordig ook steeds meer bedrijven/instellingen die zich vooral richten op kinderen met weinig geld.
Dit is een positieve verandering. Hierdoor krijgen ook de kinderen die geen geld hebben om op een
sportvereniging te gaan de kans om toch te bewegen. Er kan hier nog meer aandacht aan worden besteed,
maar dat namen als Bert van Marwijk en Louis van Gaal zich hier al mee bemoeien is een fijne
constatering. In onze klas heeft ook een studiegroep een non-profit organisatie gekozen met als doel
kinderen met weinig geld voor sport te helpen. De gemeente Groningen zou hier ook nog meer aandacht
aan kunnen geven door het geven van clinics en dergelijke.
Etnische factoren:
Een andere factor is de sociaal-culturele achtergrond van kinderen. Je ziet bij moslims en dan met name de
meisjes een groot aantal kinderen die niet aan sport doet. Er zijn hier verschillende redenen voor aan te
wijzen. Ten eerste heb je vaak de economische achterstand van etnische minderheden waarbij er
simpelweg geen geld over is voor verenigingssport. Ook heb je nog het geloof. Doordat moslimmeisjes niet
in het bijzijn van mannen mogen sporten wordt het erg lastig om aan sport te doen. Het zou een goed idee
kunnen zijn om bijvoorbeeld een club te beginnen waarbij alleen moslimvrouwen aan sport mogen doen.
Echter, dit is in Nederland een erg beladen item, waardoor je op veel weerstand kunt stuiten. Het is dus
aan de gemeente om te kijken naar de mogelijkheden voor het uitvoeren van dit plan.
Download