VVKHO/VSKO-PROJECT ‘identiteit IN diversiteit’ Kerncompetenties van het Geïntegreerd Meersporencurriculum (kleuter en lager) SEM 1-3 Elementair niveau Gemeenschappelijk OPLEIDINGSONDERDEEL (RZL/GO/…) STAGE - Verduidelijkt de eigen waarden en levensvisie in dialoog met het christendom - Werkt een levensbeschouwelijke reflectie uit o.a. in functie van het keuzeproces tussen optie 1 en optie 2 Verhoudt zich (op een persoonlijke en constructieve manier) tot het aanbieden van godsdienstige activiteiten vanuit * de vier componenten1 van levensbeschouwelijke groei van de basisschool en * de negen invalshoeken2 uit het leerplan r.-k. godsdienst van de lagere school De student verkent de vraag ‘Ken ik dat?’ Persoonlijke identiteit Professionele identiteit - Beschrijft en is zich bewust van de kernelementen van het christendom - Verduidelijkt het “Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het lager De stappen voor een geïntegreerd godsdienstaanbod voorbereiden, uitwerken, evalueren en bijsturen onderwijs in Vlaanderen” of het “Werkplan Rooms-Katholieke Godsdienst voor het Katholiek Kleuteronderwijs in Vlaanderen” - Brengt godsdienst in een ruimer (interdisciplinair) verband Institutionele identiteit - Herkent het fenomeen ‘schoolidentiteit’ in een opvoedingsproject - Kent en vergelijkt verschillende schoolstijlen - Waardeert de schoolstijl ‘dialoogschool’ Is in staat om de kenmerken van het pedagogisch project van de stageschool te inventariseren en daarover te reflecteren iINg Verduidelijkt de interne samenhang van de identiteitsdriehoek3 Onderscheidt in de stageschool de drie identiteiten bij de mentor(en) 1 Vier componenten van levensbeschouwelijke groei:vanuit fundamentele bestaanscondities, in verbondenheid, groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad, openkomen voor symboliek: geloofstaal, rituelen, vieringen ² Negen invalshoeken: fundamentele beleving; verscheidenheid; beïnvloedingssystemen; de Bijbel; Kerk; christelijk geïnspireerd handelen; gebed, celebratie en sacramenten; godsbeeld en Jezusbeeld 3 Identiteitsdriehoek: persoonlijke, professionele en institutionele identiteit 1 SEM 4 Doorgroeiniveau De student verkent de vraag ‘Kan ik dat?’ Persoonlijke identiteit Professionele identiteit Institutionele identiteit Optie 1 en 2 OPLEIDINGSONDERDEEL (RZL/GO/…) STAGE Optie 1 Waardeert als student van optie 1 de katholieke godsdienst en andere levensbeschouwelijke tradities als levensverhalen voor/van mensen die met levensbeschouwelijke vragen omgaan Optie 1 Analyseert als student van optie 1 de persoonlijke betrokkenheid bij het bevorderen van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind in stageactiviteiten op klasniveau en in beperkte mate op schoolniveau Optie 2 Waardeert als student van optie 2 de katholieke godsdienst en andere levensbeschouwelijke tradities als levensverhalen voor/van mensen die met levensbeschouwelijke vragen omgaan Optie 2 Analyseert als student van optie 2 de persoonlijke betrokkenheid bij het bevorderen van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind in stageactiviteiten op klasniveau en in beperkte mate op schoolniveau Optie 1 - Verduidelijkt als student van optie 1 de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind zowel vanuit het algemeen levensbeschouwelijke als vanuit de specifiek christelijke duiding - Beargumenteert als student van optie 1 hoe zijn professioneel handelen het katholiek pedagogisch project op klasniveau ondersteunt - Toetst zijn keuze voor optie 1 af aan zijn professioneel handelen en stuurt bij Optie 1 - Bevordert als student van optie 1 de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind zowel vanuit het algemeen levensbeschouwelijke als vanuit de specifiek christelijke duiding - Geeft als student van optie 1 gestalte aan de uitwerking van het katholiek pedagogisch project op klasniveau - Toetst zijn keuze voor optie 1 af aan zijn professioneel handelen en stuurt bij Optie 2 - Verduidelijkt als student van optie 2 de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind zowel vanuit het algemeen levensbeschouwelijke als vanuit de specifiek christelijke duiding - Beargumenteert als student van optie 2 hoe zijn professioneel handelen het katholiek pedagogisch project op klasniveau ondersteunt - Toetst zijn keuze voor optie 2 af aan zijn professioneel handelen en stuurt bij Optie 2 - Bevordert als student van optie 2 de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind - Geeft als student van optie 2 gestalte aan de uitwerking van het katholiek pedagogisch project op klasniveau - Toetst zijn keuze voor optie 2 af aan zijn professioneel handelen en stuurt bij Optie 1 Beschrijft hoe hij zich als student van optie 1 verhoudt tot de schoolstijl Optie 1 Geeft als student van optie 1 vanuit de eigen professionaliteit gestalte aan de 2 iINg ‘identiteit IN diversiteit’ met als kenmerken recontextualisering en keuze voor dialoogschool uitbouw van het katholiek pedagogisch project op schoolniveau Optie 2 Beschrijft hoe hij zich als student van optie 2 verhoudt tot de schoolstijl ‘identiteit IN diversiteit’ met als kenmerken recontextualisering en keuze voor dialoogschool Optie 2 Geeft als student van optie 2 vanuit de eigen professionaliteit gestalte aan de uitbouw van het katholiek pedagogisch project op schoolniveau Optie 1 Integreert als student van optie 1 de drie identiteiten Optie 1 Bouwt als student van optie 1 de eigen integratie van de drie identiteiten uit in stageactiviteiten Optie 2 Integreert als student van optie 2 de drie identiteiten Optie 2 Bouwt als student van optie 2 de eigen integratie van de drie identiteiten uit in stageactiviteiten 3 SEM 5-6 Gevorderd niveau De student verkent de vraag ‘Kan ik dat samen met?’ Persoonlijke identiteit Gemeenschappelijk (gedifferentieerd) OPLEIDINGSONDERDEEL (RZL/GO/…) STAGE - Beschrijft hoe hij zijn levensbeschouwelijke groei in relatie brengt tot het pedagogisch project van het katholiek onderwijs - Laat zich in zijn levensbeschouwelijke groei door het pedagogisch project van de lokale katholieke stageschool uitdagen Professionele identiteit - Geeft aan hoe hij de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind kan begeleiden - Vergelijkt verschillende organisatievormen om samen met een collega van de andere optie de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind te bevorderen - Functioneert als begeleider van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van elk kind - Bereidt samen met de tandempartner de godsdienstige activiteiten voor - Gaat met de tandempartner(s) na wie welke godsdienstige activiteiten op zich neemt - Past in functie van een zinvolle uitwerking van de godsdienstige activiteiten verschillende organisatievormen toe - Evalueert de samenwerking en stuurt bij waar nodig Institutionele identiteit - Toont aan hoe hij samen met het team het identiteitsbeleid van een school kan uitwerken - Motiveert waarom het belangrijk is om mee gestalte te geven aan het pedagogisch project van het katholiek onderwijs in een context van levensbeschouwelijke diversiteit - Beschrijft de uitdagingen van en kansen voor een hedendaags katholiek pedagogisch project in een plurale context - Communiceert over het opvoedingsproject van de katholieke stageschool met mentoren, directie, ouders en andere participanten - Geeft innovatief mee gestalte aan het opvoedingsproject van de lokale katholieke stageschool in een context van levensbeschouwelijke diversiteit - Motiveert waarom het belangrijk is om mee gestalte te geven aan het pedagogisch project van de lokale katholieke stageschool in een context van levensbeschouwelijke diversiteit iINg - Weet ‘waardevolle bronnen’ te vinden om de integratie van de drie identiteiten blijvend vorm te geven - Is in staat om vanuit de eigen integratie van de drie identiteiten samen te werken met mensen van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden Werkt in de stageschool vanuit de eigen integratie van de drie identiteiten samen met mentoren, directie, ouders en andere participanten van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden 4