Corruptie en armoede en de politiek van de fiscale paradijzen John Christensen1 De fiscale paradijzen spelen een hoofdrol in de mondialisering van de kapitaalmarkten. Het grootste deel van de grensoverschrijdende handel en dito investeringsstromen loopt via deze offshore centra. Ze werken als een katalysator voor de fiscale concurrentie en tasten de werking aan van de plaatselijke reglementeringen. Het bankgeheim bevordert en bestendigt een massieve corruptie. Nochtans staan de fiscale paradijzen bovenaan in de wereldlijst van de minst corrupte landen. Hun impact op de arme landen is absoluut rampzalig. Toch hebben de internationale agentschappen, de meerderheid van de westerse regeringen en zelfs - wat totaal niet te verontschuldigen valt - een groot deel van de instellingen die zich met ontwikkelingshulp bezighouden, er geen aandacht voor. Het is dus de civiele maatschappij die de handen in elkaar moet slaan om een einde te stellen aan dit schandaal. Eerst enkele cijfers Sinds 1981 is het armoedepeil – onder de 2 $ per dag – in de wereld gedaald van 59,1% tot 51,6% (China niet meegerekend). Aan dat ritme zal het nog 118 jaar duren om de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling (halvering van de armoede) te halen.2 De rijkste 20% van de wereldbevolking palmt bijna 70% van het wereldinkomen in. Daarentegen beschikt de armste 20% slechts over 2%3. De inkomensongelijkheid is vandaag groter dan ooit tevoren in onze geschiedenis. De liberalisering van de kapitaalstromen (opheffing van de wisselcontrole en deregulatie van de bankverrichtingen) heeft sinds 1979 de ontwikkeling van de fiscale paradijzen versneld. In het midden van de jaren ’70 kende men maar 25 fiscale paradijzen. In 2005 telde het TJN er 734. Zo heeft de Ghanese president John Agyekum Kufuor in april 2007 het plan aangekondigd om in Accra een fiscaal paradijs te vestigen. Van de landen die Transparence International in oktober 2007 vermeldde als de minst corrupte zijn er 56% fiscale paradijzen en financiële offshore centra.5 Tussen 1970 en 1996 bedroeg de totale som van privé vluchtkapitaal afkomstig uit de 30 landen van Sub-Sahariaans Afrika met de grootste schuldenlast 170% van het bruto binnenlandsproduct van de regio.6 De OESO schat dat meer dan 50% van de wereldhandel op papier langs de fiscale paradijzen passeert. Toch brengen die gebieden maar 3% van de bruto wereldproductie voort. Tegenover elke dollar die wij als officiële hulp naar Afrika sturen worden er minstens 5 dollar afkomstig uit Afrika op offshore rekeningen geplaatst. “Alleen kleine mensen betalen belastingen”7 (Leona Helmsley) De liberalisering van de kapitaalbewegingen is ongetwijfeld een van de meest kenmerkende gevolgen van de mondialisering. Ondanks de verwachtingen van de economen van de Wereldbank en het IMF, zijn de arme landen het slachtoffer geworden van een netto kapitaalvlucht van 683 miljard dollar in 2006 (ongeveer 5% van hun BNP) en dat bedrag blijft maar stijgen. Die aderlating draagt bij tot financiële crisissen en brengt economische kosten met zich in de vorm van vermindering van de investeringen, groeivertraging, toename van de werkloosheid, met als gevolg grotere armoede en ongelijkheid op wereldschaal. Door de band genomen verwaarlozen de meeste economen de rol van de offshore economie in hun analyse. Dat zou de reden kunnen zijn waarom ze er niet in slagen de ‘opwaartse’ kaptaalbewegingen van de arme landen richting rijke landen te verklaren, ondanks de voorspellingen van hun economische theorieën. Wij schatten dat de bedragen die een aantal superrijken in offshore vrijhavens hebben geplaatst, en niet in hun land van herkomst hebben aangegeven, oplopen tot ongeveer 11,5 biljoen (een miljoen keer een miljoen!) dollar. Een niet aangegeven inkomen van die omvang vertegenwoordigt op wereldvlak jaarlijks een fiscaal verlies van ongeveer 255 miljard dollar. Dat is ruim meer dan het jaarlijkse bedrag dat nodig is om de Millennium Doelstellingen voor Ontwikkeling (MDG’s) van de Verenigde Naties te financieren. Een aanzienlijk deel van die kapitaalstroom komt uit de arme landen. Zo zou meer dan 50% van het geld en de beurstitels van de Latijns-Amerikaanse bezitters van grote fortuinen offshore zijn geplaatst. De Afrikaanse Unie berekende dat er jaarlijks 148 miljard dollar uit het continent wegvloeien als gevolg van corruptie. Dat betekent een verlies dat flink wat hoger ligt dan de som van de totale ontwikkelingshulp en schuldvermindering, die de G-8 in Gleneagles ooit aan de Afrikaanse leiders heeft beloofd. Die cijfers zouden moeten volstaan om Bono over zijn project te doen nadenken. Bono is toch een van de voornaamste stemmen die de westerse belastingplichtigen oproept om meer te geven voor Afrika. Hij is inderdaad een belangrijke verdediger van de idee om de Afrikaanse economieën beter te integreren in de mondiale financiële en commerciële systemen. Als je echter zijn eigen financiële praktijken van wat naderbij bekijkt, blijkt hij zelf niet zoveel problemen te hebben met belastingontduiking [Bowcott, 2006]. Maar dat cijfer van 255 miljard dollar verloren fiscale ontvangsten via belastingontduiking of -ontwijking op kapitalen die offshore belegd werden is maart een onderdeel van het plaatje. De arme landen lijden ook fiscale verliezen op nationaal vlak, vaak met activiteiten in het kader van de zogenaamde informele economie, maar ook onder druk om concurrerend te worden door nutteloze fiscale incentives toe te kennen met de bedoeling investeringen aan te trekken. Als we al die elementen samenvoegen, schatten we het verlies aan fiscale ontvangsten op 385 miljard dollar per jaar [Cobham, 2005]. Dat ondermijnt de ontwikkeling grondig en wel op verschillende manieren: De vermindering van de fiscale ontvangsten op de hoogste inkomens verplicht de regeringen om ze te vervangen door andere, meestal indirecte taksen, wat aanzienlijke negatieve effecten met zich brengt in verband met de herverdeling van rijkdom en inkomens. De terugval van de fiscale ontvangsten verplicht regeringen tot een beperking van de openbare investeringen op het gebied van onderwijs, transport en infrastructuur in het algemeen. Al die vormen van belastingontduiking en –ontwijking tasten de integriteit van de belastingstelsels aan en veroorzaken stoornissen in de normale werking van de economie. Zij die zich wel houden aan de fiscale ethiek worden gestraft, zij die de regels niet volgen zien zich beloond. Belastingontduiking en –ontwijking gaat ten nadele van het wettelijk gezag en ondergraven de integriteit van democratische regeringen. Offshore als tussenschakel In dit debat over corruptie ontbreekt de tussenschakel die gevormd wordt door de internationale infrastructuur van banken, advocatenkantoren en revisorenbureaus, fiscale paradijzen en de financiële organismen die het offshore8 verbindingselement, een soort interface eigenlijk, vormen tussen de wettige en onwettige economieën. Die interface functioneert dankzij de vlotte samenwerking tussen de financiële verbindingsstructuren uit de privé sector en de regeringen van de fiscale paradijzen. Het voornaamste kenmerk van de offshore is het klimaat van geheimhouding, dat geschapen is hetzij door een reglementering die voorziet in bankgeheim, hetzij door de facto rechtsregels en dito bankpraktijken. Deze “sfeer van geheim” vergemakkelijkt het witwassen van bedragen die voortkomen uit een brede waaier van criminele of oneerlijke activiteiten, zoals fraude, verduistering en diefstal, corruptie, drugs- en wapenhandel, namaak, voorkennis, valse facturering, gesjoemel met transferprijzen of met prijzen in het algemeen en belastingontduiking en –ontwijking. De technieken die gebruikt worden om belastingen te ontwijken en zwart geld wit te wassen, steunen op identieke financiële mechanismen en trucs: fiscale paradijzen, offshore maatschappijen en trusts, zusterbanken, stromannen, fake elektronische transfers, enzovoort. Jaarlijks belanden er aldus 1,6 biljoen dollar zwart geld9 op offshore rekeningen. Ongeveer de helft daarvan komt voort van arme landen [Baker, 2005]. Ondanks een overvloed van initiatieven om die witwasserij te bestrijden, is het aantal gevallen dat ontdekt wordt, verbazingwekkend klein. Volgens een Zwitsers bankier wordt slechts 0,01% van het zwart geld dat langs Zwitserland passeert gedetecteerd. Het is weinig waarschijnlijk dat de andere offshore financiële centra beter scoren. De overgrote meerderheid van deze fondsen worden witgewassen via complexe offshore circuits die opereren binnen het wereldwijde banksysteem. Nemen we als voorbeeld, de Russische maatschappij voor gasdistributie, ITERA. In de jaren 90 diende ITERA om honderden miljoenen dollar over te hevelen naar de persoonlijke rekeningen van Russische zakenlieden en politici. Het organigram werpt een duidelijk licht op de complexiteit van die structuren, die uitsluitend werden gecreëerd om elk onderzoek te dwarsbomen. Laten we het nu maar eens hebben over de oorzaken van al die problemen met corruptie en ontwikkeling. Ik heb veel begrip voor mijn Afrikaanse collega’s die, hoezeer ze ook bekommerd zijn om de corruptie in eigen land, die bestaat uit handjeklap, fraude en verduistering, niet begrijpen dat het corruptiedebat uitsluitend focust op de vraagzijde, terwijl de aanbodzijde totaal buiten beschouwing blijft. Men staat verbaasd, en dat is het minste wat men kan zeggen, dat het heersende discours over corruptie in hoofdzaak inzoomt op kleine ambtenaren en banale kleptomanen. Het geld voortkomend uit corruptie, witwassen van drugsgeld, mensenhandel, namaak van producten en valsemunterij, smokkel, afpersing en illegale wapenhandel wordt geschat op ongeveer 35% van de grensoverschrijdende zwartgeldstroom uit de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën. Daarentegen komt 65% van die geldstroom voort van onwettige handelspraktijken, zoals frauduleus toegepaste tarieven, te hoog aangerekende transferprijzen en vervalste transacties. Het minste dat men mag verwachten in dergelijke omstandigheden is toch dat er een even groot belang zou worden gehecht aan de corruptie in de privé en de openbare sfeer; dat men iets meer begaan zou zijn met de vraag hoe door corruptie de belastingontvangsten met minstens 50% kunnen krimpen [Africa All Parliamentery Group 2006]; en dat de activiteiten van het offshore systeem wat zorgvuldiger zouden worden gecontroleerd. Ondanks zijn lovenswaardige bijdrage om de corruptie op de politieke agenda te brengen, heeft Transparence International de inspanningen van hen die er iets aan willen doen jammer genoeg ondermijnd door de publicatie van zijn index van corruptieperceptie (IPC). Die index versterkt het stereotype beeld van de geografische spreiding van de corruptie. Vooral Afrika wordt systematisch gebrandmerkt als een netwerk van corruptie. Van de twintig percent zogezegd meest corrupte landen van 2007 zijn de helft Afrikaans. Daarentegen staat geen enkel Afrikaans land vermeld bij de twintig percent minst corrupte landen. Maar bij nader onderzoek blijkt dat van de minst corrupte landen die Transparence International in zijn lijst opneemt er 50% offshore fiscale paradijzen zijn en financiële centra zoals Singapore (4e), Zwitserland en Nederland (7e), Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk (12e), Hongkong (14e), Duitsland (16e), Ierland (17e) en de VSA (20e). Correctheidshalve vermelden we dat Barbados en Malta, twee fiscale paradijzen, respectievelijk 23e en 33e zijn geklasseerd. Wat leert ons dit klassement in verband met de huidige politiek ten aanzien van de corruptie? De klassering van Transparence International weerspiegelt de algemene verwarring en de gebrekkigheid van het huidige discours over corruptie. Door zich te focussen op de actoren uit de openbare sector en door zijn index in grote mate te baseren op de perceptie van belangenconflicten door de respondenten, belicht Transparence International maar een deel van het corruptieprobleem. Zo wordt voorbijgegaan aan een veel bredere vraagstelling, namelijk hoe vanuit de ‘vraagzijde’ de corruptie op heel hoog niveau motiverend werkt en beschermd wordt. De neiging om vooral ondergeschikte ambtenaren en kleptomanen in het vizier te nemen, maakt dat men onvoldoende aandacht besteedt aan de westerse transnationale ondernemingen en hun agenten, die onder de tafel allerlei transacties via offshore structuren regelen waardoor ze een voorkeursbehandeling genieten en gunstige contracten in de wacht slepen. Bovendien heeft men tot voor kort weinig aandacht besteed aan westerse financiële tussenpersonen die het makkelijk maken om via offshore bedrijven, trusts en andere sluikwegen winsten uit corruptie wit te wassen. Dat geldt ook voor de rol die regeringen spelen als ze actief meewerken om illegale kapitaalvlucht en fiscale ontwijking aan te moedigen, en dit via anonieme offshore constructies die ze zelf aanbieden. Het eiland Jersey bijvoorbeeld, waar ik opgegroeid ben, heeft in mei 2006 een nieuwe wet in verband met trusts goedgekeurd. Die maakt het mogelijk om schijntrusts op te richten die als enig doel hebben de fiscale fraude te vergemakkelijken10. Zoals algemeen geweten hangt Jersey af van de Britse Kroon, en vóór haar afkondiging is die wet ter goedkeuring aan de Privé Raad voorgelegd geworden. Aangezien die ‘valse’ trusts vooral zullen worden opgericht voor rekening van belastingfraudeurs van buiten het eiland, is het duidelijk dat men de Britse regering niet ernstig kan nemen als die verklaart deze ware industrie van de belastingfraude te bestrijden. Aan de basis van dit probleem ligt misschien wel het ongezonde nabuurschap van intermediaire financiële ondernemingen met de voornaamste departementen van de Britse regering. Bovendien zijn de voornaamste politieke partijen voor hun personeel afhankelijk geworden van de donaties van grote bedrijven en van wat wij ‘de Offshore Aristocratie’ noemen. Zo’n tien percent van de middelen van de Britse politieke partijen komen uit offshore bronnen. De opstand van de elites Het ontwijken van belastingen tast de inkomsten van de moderne staat aan en ondermijnt zijn mogelijkheden om de diensten te verlenen waar de burgers recht op hebben. We hebben hier in feite te maken met de hoogste vorm van corruptie omdat ze de samenleving rechtstreeks berooft van wettelijke openbare inkomsten. Onder die belastingontduikers bevinden zich instellingen en individu’s die een bevoorrechte sociale standing genieten, maar zichzelf zien als een elite die niets te maken heeft met de gewone samenleving. Die groep bevat gefortuneerde personen die steunen op een complete eigen infrastructuur van bankiers, advocaten en boekhouders én een offshore structuur van fiscale paradijzen die zo goed als onafhankelijk van elke politieke, juridische of regelgevende autoriteit opereert. Hoewel heel wat van die actoren onder een professioneel statuut werken, betekent die industriële cultuur van belastingontduiking een absolute ondermijning van alle democratische normen. Wat ik aan mentaliteit en attitudes in Jersey in de jaren 1980 en 1990 ervaren heb, wordt perfect uitgedrukt in het volgende citaat, dat in 2004 verscheen in een nationale krant in antwoord op de verklaring van de Britse minister van financiën: “Wat ook de vigerende wetgeving inhoudt, de boekhouders en advocaten zullen wel de middelen vinden om ze te omzeilen. Wetten zijn wetten, maar ze worden verondersteld niet in acht te worden genomen.”11 Hoe u deze zin ook leest, hij draagt duidelijk de boodschap uit dat bepaalde sociale klassen zich boven de maatschappelijke normen verheven achten. Het valt nauwelijks te geloven maar geen enkele beroepsvereniging van advocaten of boekhouders heeft een ethische code die haar leden oneigenlijke fiscale praktijken verbiedt of die het gebruik maken van fiscale paradijzen afkeurt. Het offshore geheim corrumpeert niet alleen de financiële systemen door illegale activiteiten aan te moedigen en te faciliteren. Dergelijke offshore praktijken tasten het kapitalistisch systeem ten gronde aan. Ze maken het de ondernemers mogelijk om een agressieve fiscale planning uit te dokteren. Zo verhoogt de rentabiliteit op de korte termijn en stijgt de waarde van de beursgenoteerde aandelen, wat een substantieel voordeel oplevert tegenover concurrenten die alleen op nationaal niveau opereren. In de praktijk bevoordeelt dit de grote ondernemingen tegenover de kleine, de reeds lang gevestigde bedrijven tegenover de start-ups, en de wereldmarkt tegenover de lokale markten. Dergelijke frauduleuze praktijken zijn in alle opzichten onverenigbaar met de idee van rechtvaardige handel, loyale concurrentie en ethisch ondernemersschap. Tot nog toe is de fiscale rechtspraak nauwelijks het debat aangegaan over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ondernemingen. Een recent zakensymposium, onder auspiciën van KPMG, een multinational van expertboekhouders, kwam tot de conclusie dat “de fiscale ontwijking geen kwalijke invloed heeft op de reputatie van de ondernemingen en ze zelfs kan verbeteren”. 12 De ware geschiedenis van een mondiale mislukking Het is duidelijk dat de internationale inspanningen tegen de fiscale paradijzen in min of meerdere mate mislukt zijn: In 1989 hebben de regeringsleiders van de G-7 de Financial Action Task Force opgericht om in de voorste linie te staan in de strijd tegen de witwasserij. Toch blijft de georganiseerde misdaad bloeien. De Wereldbank en het IMF hebben hun eigen anticorruptieplannen ontwikkeld. Geen van beide instellingen blijkt nochtans erg bekommerd om de kapitaalvlucht en de fiscale fraude. Het Forum voor Internationale Financiële Stabiliteit (in 1999 opgericht door de G-7) is gestopt met het opstellen van de lijst van offshore centra die de controleregels niet respecteren, hoewel men zich blijft ongerust maken over de toename van slecht gereglementeerde financiële werkmiddelen, waaronder honderden offshore hedge funds. Volgens de OESO, belast met de strijd tegen de belastingontwijking, zouden er nog maar drie fiscale paradijzen overblijven die ’niet meewerken’ (Liechtenstein, Monaco en Andorra). Hoe leg je dan uit dat de fiscale administraties van de arme landen zich nog steeds zo onmachtig voelen tegenover het verschijnsel? Tot op heden zijn de stappen die het Fiscale Comité van de Verenigde Naties ondernomen heeft om de fiscale samenwerking aan te moedigen, niet veel bemoedigender. De inspanningen van de internationale gemeenschap staan te veel elk op zichzelf en zijn slecht aangepast. Wat heeft het voor zin het zwart geld aan te pakken zonder de belastingontwijking te bestrijden, zoals het IMF doet? Het gebrek aan enthousiasme om iets te ondernemen tegen deze belangrijkste gebreken van het wereld financieel systeem heeft een geest van anarchie teweeggebracht en ons bewust gemaakt van het onrecht, wat als een kanker ons vertrouwen in de integriteit van de markt en de democratie aanvreet. De belastingontwijking door de rijken verplicht de regeringen de belastingdruk te verschuiven naar de minder bemiddelden. Dat verhoogt de ongelijkheid en ondermijnt het vertrouwen van het publiek in de doeltreffendheid van de wet. Ondernemers die hun bedrijf goed beheren en zich aan ethische normen houden, zien zich op oneerlijke wijze beconcurreerd door bedrijven die hun rekeningen niet betalen en hun dubieuze fiscale strategieën tot het uiterste drijven. In het deel van de wereld waar de economie nog in volle ontwikkeling is, hebben de belastingvlucht en de plundering van de hulpbronnen ten voordele van geheime bankrekeningen een hardnekkig onbehagen doen wortel schieten. Er heerst daar een endemische werkloosheid, de openbare dienstverlening is er ondermaats en in het algemeen ontbreekt er een aantrekkelijk toekomstperspectief. En toch hoeft die toestand helemaal geen fataliteit te zijn. De meeste van die problemen kunnen worden opgelost door de internationale samenwerking te versterken. Met een doeltreffende uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten zou men beter kunnen achterhalen langs welke sluipwegen het kapitaal het land ontvlucht en de belastingen ontdoken worden. De hindernissen opgeworpen door het bankgeheim zou men kunnen slopen door in internationale verdragen speciale clausules op te nemen. Het geheim van offshore trusts kan beperkt worden door te eisen dat belangrijkste details over de identiteit van de deelnemers en de begunstigden zouden geregistreerd worden. Er is geen enkele reden waarom degenen die profiteren van de voorrechten die ze via die offshore constructies genieten er zich niet toe zouden verbinden om de basisgegevens over hun identiteit kenbaar te maken. Men zou dan een algemeen kader kunnen overeenkomen waarbinnen de reële winsten van die transnationale ondernemingen getaxeerd zouden worden. Dat zijn politieke maatregelen die binnen betrekkelijke korte termijn gerealiseerd kunnen worden. De belangrijkste hinderpaal is het gebrek aan politieke wil vanwege de regeringen van de belangrijkste lidstaten van de OESO, vooral dan van de VSA en het Verenigd Koninkrijk, twee mogendheden die op allerlei manieren macht uitoefenen over een aantal van die fiscale paradijzen. In werkelijkheid komt hun wil om het handelsverkeer te ‘mondialiseren’ erop neer dat ze die politiek van liberalisering willen doorvoeren tegen hun voorwaarden. Ze blijven inderdaad fiscale incentives aanwenden om de wereldhandel scheef te trekken ten voordele van hun eigen nationale bedrijven en om kapitaal aan te trekken uit de ontwikkelingslanden en de jonge opkomende economieën. Na het uitbarsten van de bankencrisis direct gevolgd door een mondiale financiële crisis in 2008 nam de G20 in april 2009 in Londen de strijd tegen de belastingparadijzen tot speerpunt. Perfect in overeenstemming met zichzelf, denkt de G20 er eigenlijk niet echt aan de fiscale paradijzen te verbieden aangezien de belangrijksten daarvan, te beginnen met de 'City of Londen', hun praktijken gewoon voortzetten. Omringd door talrijke gebieden van wetteloosheid die ze gedogen, zijn de belangrijkste landen van de G20 niet in de test geslaagd die hen voorlag: de lijst van "niet-coöperatieve landen" vastleggen en publiceren zonder er één te vergeten, zeker als ze het hart zelf zijn van de wereldwijde financialisering van de economie. Een van de belangrijkste middelen om de belastingparadijzen droog te leggen – de automatische uitwisseling van gegevens – is niet gerealiseerd. Daarom moet een politieke dynamiek op gang getrokken worden die steun verleent aan een globale campagne gericht tegen de fiscale paradijzen en de problemen die daarmee gepaard gaan. Dat veronderstelt een wereldwijde gezamenlijke actie vanwege onderzoekers, NGO’s, journalisten, financiële experts, vakbonden, sociale bewegingen, enzovoort. In die gemeenschappelijke actie moet de fiscale gerechtigheid het kernonderwerp uitmaken van de mondiale ontwikkelingsdoelstellingen. Fiscale gerechtigheid moet de dringendste prioriteit worden van al diegenen die zich bekommeren om de uitroeiing van de armoede, de kwijtschelding van de ondraaglijke schulden van de arme landen en de vermindering van hun financiële afhankelijkheid. Bibliografie 1 Econoom, directeur van het internationaal secretariaat van Tax Justice Network (TJN), www.tax.justice.net 2 Shaohua Chen en Martin Ravaillon (2007) Absolute Poverty Measures for Developing World, Wereldbank, werkdocument WPS4211, April 3 World Development Indicators (2006), Weredbank 4 Tax Justice Network (2005) Taxez-nous si vous pouvez (www.taxjustice.net) 5 zie http://taxjustice.blogspot.com/2007/09/transparency-international-not-good.html 6 Boyce, J.K. en Ndikumana, L. (2002) Public debts and private assets: explaining capital flight from SubSaharan Africa, Universiteit van Massachusetts, werkdocument nr. 32 7 Leona Helsmley, Amerikaanse multimiljardaire, werd enkele jaren geleden veroordeeld tot twee jaar gevangenis wegens belastingontduiking. 8 Voor een analyse van de fiscale paradijzen en hun banden met de wereldeconomie, zie Hampton, 1996 9 Zwart geld definiëren we als geld dat op illegale manier verdiend, getransfereerd of gebruikt wordt. 10 Voor een gedetailleerde analyse zie: www.taxresearch.org.uk/Blog/2006/06/15/jerseypasses-law-allowing%e2%80%98sham%e2%80%99-trusts-for-use-by-tax-evaders/ 11 Uitspraak van Guy Smith, belastingconsulent, Moore Stephens, aangehaald door The Guardian, 18 maart 2004 12 zie http:/www.taxresearch.org.uk.Blog/category/kpmg/, bezocht op 28 augustus 2006