Corruptie, armoede en politiek van de fiscale

advertisement
Corruptie en armoede en de politiek van de
fiscale paradijzen
John Christensen1
De fiscale paradijzen spelen een hoofdrol in de mondialisering van
de kapitaalmarkten. Het grootste deel van de
grensoverschrijdende handel en dito investeringsstromen loopt via
deze offshore centra. Ze werken als een katalysator voor de fiscale
concurrentie en tasten de werking aan van de plaatselijke
reglementeringen. Het bankgeheim bevordert en bestendigt een
massieve corruptie. Nochtans staan de fiscale paradijzen
bovenaan in de wereldlijst van de minst corrupte landen. Hun
impact op de arme landen is absoluut rampzalig. Toch hebben de
internationale agentschappen, de meerderheid van de westerse
regeringen en zelfs - wat totaal niet te verontschuldigen valt - een
groot deel van de instellingen die zich met ontwikkelingshulp
bezighouden, er geen aandacht voor. Het is dus de civiele
maatschappij die de handen in elkaar moet slaan om een einde te
stellen aan dit schandaal.
Eerst enkele cijfers

Sinds 1981 is het armoedepeil – onder de 2 $ per dag – in de
wereld gedaald van 59,1% tot 51,6% (China niet
meegerekend). Aan dat ritme zal het nog 118 jaar duren om
de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling (halvering van
de armoede) te halen.2

De rijkste 20% van de wereldbevolking palmt bijna 70% van
het wereldinkomen in. Daarentegen beschikt de armste 20%
slechts over 2%3. De inkomensongelijkheid is vandaag groter
dan ooit tevoren in onze geschiedenis.

De liberalisering van de kapitaalstromen (opheffing van de
wisselcontrole en deregulatie van de bankverrichtingen) heeft
sinds 1979 de ontwikkeling van de fiscale paradijzen versneld.
In het midden van de jaren ’70 kende men maar 25 fiscale
paradijzen. In 2005 telde het TJN er 734. Zo heeft de Ghanese
president John Agyekum Kufuor in april 2007 het plan
aangekondigd om in Accra een fiscaal paradijs te vestigen.

Van de landen die Transparence International in oktober 2007
vermeldde als de minst corrupte zijn er 56% fiscale paradijzen
en financiële offshore centra.5

Tussen 1970 en 1996 bedroeg de totale som van privé
vluchtkapitaal afkomstig uit de 30 landen van Sub-Sahariaans
Afrika met de grootste schuldenlast 170% van het bruto
binnenlandsproduct van de regio.6

De OESO schat dat meer dan 50% van de wereldhandel op
papier langs de fiscale paradijzen passeert. Toch brengen die
gebieden maar 3% van de bruto wereldproductie voort.

Tegenover elke dollar die wij als officiële hulp naar Afrika
sturen worden er minstens 5 dollar afkomstig uit Afrika op
offshore rekeningen geplaatst.
“Alleen kleine mensen betalen belastingen”7 (Leona Helmsley)
De liberalisering van de kapitaalbewegingen is ongetwijfeld een van
de meest kenmerkende gevolgen van de mondialisering. Ondanks de
verwachtingen van de economen van de Wereldbank en het IMF, zijn de
arme landen het slachtoffer geworden van een netto kapitaalvlucht van
683 miljard dollar in 2006 (ongeveer 5% van hun BNP) en dat bedrag
blijft maar stijgen. Die aderlating draagt bij tot financiële crisissen en
brengt economische kosten met zich in de vorm van vermindering van de
investeringen, groeivertraging, toename van de werkloosheid, met als
gevolg grotere armoede en ongelijkheid op wereldschaal.
Door de band genomen verwaarlozen de meeste economen de rol
van de offshore economie in hun analyse. Dat zou de reden kunnen zijn
waarom ze er niet in slagen de ‘opwaartse’ kaptaalbewegingen van de
arme landen richting rijke landen te verklaren, ondanks de voorspellingen
van hun economische theorieën.
Wij schatten dat de bedragen die een aantal superrijken in offshore
vrijhavens hebben geplaatst, en niet in hun land van herkomst hebben
aangegeven, oplopen tot ongeveer 11,5 biljoen (een miljoen keer een
miljoen!) dollar. Een niet aangegeven inkomen van die omvang
vertegenwoordigt op wereldvlak jaarlijks een fiscaal verlies van ongeveer
255 miljard dollar. Dat is ruim meer dan het jaarlijkse bedrag dat nodig is
om de Millennium Doelstellingen voor Ontwikkeling (MDG’s) van de
Verenigde Naties te financieren.
Een aanzienlijk deel van die kapitaalstroom komt uit de arme
landen. Zo zou meer dan 50% van het geld en de beurstitels van de
Latijns-Amerikaanse bezitters van grote fortuinen offshore zijn geplaatst.
De Afrikaanse Unie berekende dat er jaarlijks 148 miljard dollar uit het
continent wegvloeien als gevolg van corruptie. Dat betekent een verlies
dat flink wat hoger ligt dan de som van de totale ontwikkelingshulp en
schuldvermindering, die de G-8 in Gleneagles ooit aan de Afrikaanse
leiders heeft beloofd.
Die cijfers zouden moeten volstaan om Bono over zijn project te
doen nadenken. Bono is toch een van de voornaamste stemmen die de
westerse belastingplichtigen oproept om meer te geven voor Afrika. Hij is
inderdaad een belangrijke verdediger van de idee om de Afrikaanse
economieën beter te integreren in de mondiale financiële en commerciële
systemen. Als je echter zijn eigen financiële praktijken van wat naderbij
bekijkt, blijkt hij zelf niet zoveel problemen te hebben met
belastingontduiking [Bowcott, 2006].
Maar dat cijfer van 255 miljard dollar verloren fiscale ontvangsten
via belastingontduiking of -ontwijking op kapitalen die offshore belegd
werden is maart een onderdeel van het plaatje. De arme landen lijden ook
fiscale verliezen op nationaal vlak, vaak met activiteiten in het kader van
de zogenaamde informele economie, maar ook onder druk om
concurrerend te worden door nutteloze fiscale incentives toe te kennen
met de bedoeling investeringen aan te trekken. Als we al die elementen
samenvoegen, schatten we het verlies aan fiscale ontvangsten op 385
miljard dollar per jaar [Cobham, 2005]. Dat ondermijnt de ontwikkeling
grondig en wel op verschillende manieren:




De vermindering van de fiscale ontvangsten op de hoogste
inkomens verplicht de regeringen om ze te vervangen door
andere, meestal indirecte taksen, wat aanzienlijke negatieve
effecten met zich brengt in verband met de herverdeling van
rijkdom en inkomens.
De terugval van de fiscale ontvangsten verplicht regeringen
tot een beperking van de openbare investeringen op het
gebied van onderwijs, transport en infrastructuur in het
algemeen.
Al die vormen van belastingontduiking en –ontwijking tasten
de integriteit van de belastingstelsels aan en veroorzaken
stoornissen in de normale werking van de economie. Zij die
zich wel houden aan de fiscale ethiek worden gestraft, zij die
de regels niet volgen zien zich beloond.
Belastingontduiking en –ontwijking gaat ten nadele van het
wettelijk gezag en ondergraven de integriteit van
democratische regeringen.
Offshore als tussenschakel
In dit debat over corruptie ontbreekt de tussenschakel die gevormd wordt
door de internationale infrastructuur van banken, advocatenkantoren en
revisorenbureaus, fiscale paradijzen en de financiële organismen die het
offshore8 verbindingselement, een soort interface eigenlijk, vormen tussen
de wettige en onwettige economieën. Die interface functioneert dankzij de
vlotte samenwerking tussen de financiële verbindingsstructuren uit de
privé sector en de regeringen van de fiscale paradijzen.
Het voornaamste kenmerk van de offshore is het klimaat van
geheimhouding, dat geschapen is hetzij door een reglementering die
voorziet in bankgeheim, hetzij door de facto rechtsregels en dito
bankpraktijken. Deze “sfeer van geheim” vergemakkelijkt het witwassen
van bedragen die voortkomen uit een brede waaier van criminele of
oneerlijke activiteiten, zoals fraude, verduistering en diefstal, corruptie,
drugs- en wapenhandel, namaak, voorkennis, valse facturering, gesjoemel
met transferprijzen of met prijzen in het algemeen en belastingontduiking
en –ontwijking.
De technieken die gebruikt worden om belastingen te ontwijken en zwart
geld wit te wassen, steunen op identieke financiële mechanismen en
trucs: fiscale paradijzen, offshore maatschappijen en trusts,
zusterbanken, stromannen, fake elektronische transfers, enzovoort.
Jaarlijks belanden er aldus 1,6 biljoen dollar zwart geld9 op offshore
rekeningen. Ongeveer de helft daarvan komt voort van arme landen
[Baker, 2005]. Ondanks een overvloed van initiatieven om die witwasserij
te bestrijden, is het aantal gevallen dat ontdekt wordt, verbazingwekkend
klein. Volgens een Zwitsers bankier wordt slechts 0,01% van het zwart
geld dat langs Zwitserland passeert gedetecteerd. Het is weinig
waarschijnlijk dat de andere offshore financiële centra beter scoren.
De overgrote meerderheid van deze fondsen worden witgewassen via
complexe offshore circuits die opereren binnen het wereldwijde
banksysteem. Nemen we als voorbeeld, de Russische maatschappij voor
gasdistributie, ITERA. In de jaren 90 diende ITERA om honderden
miljoenen dollar over te hevelen naar de persoonlijke rekeningen van
Russische zakenlieden en politici. Het organigram werpt een duidelijk licht
op de complexiteit van die structuren, die uitsluitend werden gecreëerd
om elk onderzoek te dwarsbomen.
Laten we het nu maar eens hebben over de oorzaken van al die
problemen met corruptie en ontwikkeling. Ik heb veel begrip voor mijn
Afrikaanse collega’s die, hoezeer ze ook bekommerd zijn om de corruptie
in eigen land, die bestaat uit handjeklap, fraude en verduistering, niet
begrijpen dat het corruptiedebat uitsluitend focust op de vraagzijde,
terwijl de aanbodzijde totaal buiten beschouwing blijft.
Men staat verbaasd, en dat is het minste wat men kan zeggen, dat het
heersende discours over corruptie in hoofdzaak inzoomt op kleine
ambtenaren en banale kleptomanen. Het geld voortkomend uit corruptie,
witwassen van drugsgeld, mensenhandel, namaak van producten en
valsemunterij, smokkel, afpersing en illegale wapenhandel wordt geschat
op ongeveer 35% van de grensoverschrijdende zwartgeldstroom uit de
ontwikkelingslanden en de opkomende economieën. Daarentegen komt
65% van die geldstroom voort van onwettige handelspraktijken, zoals
frauduleus toegepaste tarieven, te hoog aangerekende transferprijzen en
vervalste transacties.
Het minste dat men mag verwachten in dergelijke omstandigheden is toch
dat er een even groot belang zou worden gehecht aan de corruptie in de
privé en de openbare sfeer; dat men iets meer begaan zou zijn met de
vraag hoe door corruptie de belastingontvangsten met minstens 50%
kunnen krimpen [Africa All Parliamentery Group 2006]; en dat de
activiteiten van het offshore systeem wat zorgvuldiger zouden worden
gecontroleerd.
Ondanks zijn lovenswaardige bijdrage om de corruptie op de politieke
agenda te brengen, heeft Transparence International de inspanningen van
hen die er iets aan willen doen jammer genoeg ondermijnd door de
publicatie van zijn index van corruptieperceptie (IPC). Die index versterkt
het stereotype beeld van de geografische spreiding van de corruptie.
Vooral Afrika wordt systematisch gebrandmerkt als een netwerk van
corruptie. Van de twintig percent zogezegd meest corrupte landen van
2007 zijn de helft Afrikaans. Daarentegen staat geen enkel Afrikaans land
vermeld bij de twintig percent minst corrupte landen.
Maar bij nader onderzoek blijkt dat van de minst corrupte landen die
Transparence International in zijn lijst opneemt er 50% offshore fiscale
paradijzen zijn en financiële centra zoals Singapore (4e), Zwitserland en
Nederland (7e), Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk (12e), Hongkong
(14e), Duitsland (16e), Ierland (17e) en de VSA (20e). Correctheidshalve
vermelden we dat Barbados en Malta, twee fiscale paradijzen,
respectievelijk 23e en 33e zijn geklasseerd.
Wat leert ons dit klassement in verband met de huidige politiek ten
aanzien van de corruptie?
De klassering van Transparence International weerspiegelt de algemene
verwarring en de gebrekkigheid van het huidige discours over corruptie.
Door zich te focussen op de actoren uit de openbare sector en door zijn
index in grote mate te baseren op de perceptie van belangenconflicten
door de respondenten, belicht Transparence International maar een deel
van het corruptieprobleem. Zo wordt voorbijgegaan aan een veel bredere
vraagstelling, namelijk hoe vanuit de ‘vraagzijde’ de corruptie op heel
hoog niveau motiverend werkt en beschermd wordt. De neiging om vooral
ondergeschikte ambtenaren en kleptomanen in het vizier te nemen, maakt
dat men onvoldoende aandacht besteedt aan de westerse transnationale
ondernemingen en hun agenten, die onder de tafel allerlei transacties via
offshore structuren regelen waardoor ze een voorkeursbehandeling
genieten en gunstige contracten in de wacht slepen.
Bovendien heeft men tot voor kort weinig aandacht besteed aan westerse
financiële tussenpersonen die het makkelijk maken om via offshore
bedrijven, trusts en andere sluikwegen winsten uit corruptie wit te
wassen. Dat geldt ook voor de rol die regeringen spelen als ze actief
meewerken om illegale kapitaalvlucht en fiscale ontwijking aan te
moedigen, en dit via anonieme offshore constructies die ze zelf aanbieden.
Het eiland Jersey bijvoorbeeld, waar ik opgegroeid ben, heeft in mei 2006
een nieuwe wet in verband met trusts goedgekeurd. Die maakt het
mogelijk om schijntrusts op te richten die als enig doel hebben de fiscale
fraude te vergemakkelijken10. Zoals algemeen geweten hangt Jersey af
van de Britse Kroon, en vóór haar afkondiging is die wet ter goedkeuring
aan de Privé Raad voorgelegd geworden. Aangezien die ‘valse’ trusts
vooral zullen worden opgericht voor rekening van belastingfraudeurs van
buiten het eiland, is het duidelijk dat men de Britse regering niet ernstig
kan nemen als die verklaart deze ware industrie van de belastingfraude te
bestrijden.
Aan de basis van dit probleem ligt misschien wel het ongezonde
nabuurschap van intermediaire financiële ondernemingen met de
voornaamste departementen van de Britse regering. Bovendien zijn de
voornaamste politieke partijen voor hun personeel afhankelijk geworden
van de donaties van grote bedrijven en van wat wij ‘de Offshore
Aristocratie’ noemen. Zo’n tien percent van de middelen van de Britse
politieke partijen komen uit offshore bronnen.
De opstand van de elites
Het ontwijken van belastingen tast de inkomsten van de moderne staat
aan en ondermijnt zijn mogelijkheden om de diensten te verlenen waar de
burgers recht op hebben. We hebben hier in feite te maken met de
hoogste vorm van corruptie omdat ze de samenleving rechtstreeks berooft
van wettelijke openbare inkomsten. Onder die belastingontduikers
bevinden zich instellingen en individu’s die een bevoorrechte sociale
standing genieten, maar zichzelf zien als een elite die niets te maken heeft
met de gewone samenleving. Die groep bevat gefortuneerde personen die
steunen op een complete eigen infrastructuur van bankiers, advocaten en
boekhouders én een offshore structuur van fiscale paradijzen die zo goed
als onafhankelijk van elke politieke, juridische of regelgevende autoriteit
opereert.
Hoewel heel wat van die actoren onder een professioneel statuut werken,
betekent die industriële cultuur van belastingontduiking een absolute
ondermijning van alle democratische normen. Wat ik aan mentaliteit en
attitudes in Jersey in de jaren 1980 en 1990 ervaren heb, wordt perfect
uitgedrukt in het volgende citaat, dat in 2004 verscheen in een nationale
krant in antwoord op de verklaring van de Britse minister van financiën:
“Wat ook de vigerende wetgeving inhoudt, de boekhouders en advocaten
zullen wel de middelen vinden om ze te omzeilen. Wetten zijn wetten,
maar ze worden verondersteld niet in acht te worden genomen.”11
Hoe u deze zin ook leest, hij draagt duidelijk de boodschap uit dat
bepaalde sociale klassen zich boven de maatschappelijke normen
verheven achten. Het valt nauwelijks te geloven maar geen enkele
beroepsvereniging van advocaten of boekhouders heeft een ethische code
die haar leden oneigenlijke fiscale praktijken verbiedt of die het gebruik
maken van fiscale paradijzen afkeurt.
Het offshore geheim corrumpeert niet alleen de financiële systemen door
illegale activiteiten aan te moedigen en te faciliteren. Dergelijke offshore
praktijken tasten het kapitalistisch systeem ten gronde aan. Ze maken het
de ondernemers mogelijk om een agressieve fiscale planning uit te
dokteren. Zo verhoogt de rentabiliteit op de korte termijn en stijgt de
waarde van de beursgenoteerde aandelen, wat een substantieel voordeel
oplevert tegenover concurrenten die alleen op nationaal niveau opereren.
In de praktijk bevoordeelt dit de grote ondernemingen tegenover de
kleine, de reeds lang gevestigde bedrijven tegenover de start-ups, en de
wereldmarkt tegenover de lokale markten.
Dergelijke frauduleuze praktijken zijn in alle opzichten onverenigbaar met
de idee van rechtvaardige handel, loyale concurrentie en ethisch
ondernemersschap. Tot nog toe is de fiscale rechtspraak nauwelijks het
debat aangegaan over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de
ondernemingen. Een recent zakensymposium, onder auspiciën van KPMG,
een multinational van expertboekhouders, kwam tot de conclusie dat “de
fiscale ontwijking geen kwalijke invloed heeft op de reputatie van de
ondernemingen en ze zelfs kan verbeteren”. 12
De ware geschiedenis van een mondiale mislukking
Het is duidelijk dat de internationale inspanningen tegen de fiscale
paradijzen in min of meerdere mate mislukt zijn:

In 1989 hebben de regeringsleiders van de G-7 de Financial Action
Task Force opgericht om in de voorste linie te staan in de strijd
tegen de witwasserij. Toch blijft de georganiseerde misdaad bloeien.

De Wereldbank en het IMF hebben hun eigen anticorruptieplannen
ontwikkeld. Geen van beide instellingen blijkt nochtans erg
bekommerd om de kapitaalvlucht en de fiscale fraude.

Het Forum voor Internationale Financiële Stabiliteit (in 1999
opgericht door de G-7) is gestopt met het opstellen van de lijst van
offshore centra die de controleregels niet respecteren, hoewel men
zich blijft ongerust maken over de toename van slecht
gereglementeerde financiële werkmiddelen, waaronder honderden
offshore hedge funds.

Volgens de OESO, belast met de strijd tegen de belastingontwijking,
zouden er nog maar drie fiscale paradijzen overblijven die ’niet
meewerken’ (Liechtenstein, Monaco en Andorra). Hoe leg je dan uit
dat de fiscale administraties van de arme landen zich nog steeds zo
onmachtig voelen tegenover het verschijnsel?

Tot op heden zijn de stappen die het Fiscale Comité van de
Verenigde Naties ondernomen heeft om de fiscale samenwerking
aan te moedigen, niet veel bemoedigender.
De inspanningen van de internationale gemeenschap staan te veel elk op
zichzelf en zijn slecht aangepast. Wat heeft het voor zin het zwart geld
aan te pakken zonder de belastingontwijking te bestrijden, zoals het IMF
doet? Het gebrek aan enthousiasme om iets te ondernemen tegen deze
belangrijkste gebreken van het wereld financieel systeem heeft een geest
van anarchie teweeggebracht en ons bewust gemaakt van het onrecht,
wat als een kanker ons vertrouwen in de integriteit van de markt en de
democratie aanvreet.
De belastingontwijking door de rijken verplicht de regeringen de
belastingdruk te verschuiven naar de minder bemiddelden. Dat verhoogt
de ongelijkheid en ondermijnt het vertrouwen van het publiek in de
doeltreffendheid van de wet. Ondernemers die hun bedrijf goed beheren
en zich aan ethische normen houden, zien zich op oneerlijke wijze
beconcurreerd door bedrijven die hun rekeningen niet betalen en hun
dubieuze fiscale strategieën tot het uiterste drijven.
In het deel van de wereld waar de economie nog in volle ontwikkeling is,
hebben de belastingvlucht en de plundering van de hulpbronnen ten
voordele van geheime bankrekeningen een hardnekkig onbehagen doen
wortel schieten. Er heerst daar een endemische werkloosheid, de
openbare dienstverlening is er ondermaats en in het algemeen ontbreekt
er een aantrekkelijk toekomstperspectief. En toch hoeft die toestand
helemaal geen fataliteit te zijn. De meeste van die problemen kunnen
worden opgelost door de internationale samenwerking te versterken. Met
een doeltreffende uitwisseling van informatie tussen de nationale
autoriteiten zou men beter kunnen achterhalen langs welke sluipwegen
het kapitaal het land ontvlucht en de belastingen ontdoken worden. De
hindernissen opgeworpen door het bankgeheim zou men kunnen slopen
door in internationale verdragen speciale clausules op te nemen. Het
geheim van offshore trusts kan beperkt worden door te eisen dat
belangrijkste details over de identiteit van de deelnemers en de
begunstigden zouden geregistreerd worden. Er is geen enkele reden
waarom degenen die profiteren van de voorrechten die ze via die offshore
constructies genieten er zich niet toe zouden verbinden om de
basisgegevens over hun identiteit kenbaar te maken. Men zou dan een
algemeen kader kunnen overeenkomen waarbinnen de reële winsten van
die transnationale ondernemingen getaxeerd zouden worden.
Dat zijn politieke maatregelen die binnen betrekkelijke korte termijn
gerealiseerd kunnen worden. De belangrijkste hinderpaal is het gebrek
aan politieke wil vanwege de regeringen van de belangrijkste lidstaten van
de OESO, vooral dan van de VSA en het Verenigd Koninkrijk, twee
mogendheden die op allerlei manieren macht uitoefenen over een aantal
van die fiscale paradijzen. In werkelijkheid komt hun wil om het
handelsverkeer te ‘mondialiseren’ erop neer dat ze die politiek van
liberalisering willen doorvoeren tegen hun voorwaarden. Ze blijven
inderdaad fiscale incentives aanwenden om de wereldhandel scheef te
trekken ten voordele van hun eigen nationale bedrijven en om kapitaal
aan te trekken uit de ontwikkelingslanden en de jonge opkomende
economieën.
Na het uitbarsten van de bankencrisis direct gevolgd door een mondiale
financiële crisis in 2008 nam de G20 in april 2009 in Londen de strijd
tegen de belastingparadijzen tot speerpunt.
Perfect in overeenstemming met zichzelf, denkt de G20 er eigenlijk niet
echt aan de fiscale paradijzen te verbieden aangezien de belangrijksten
daarvan, te beginnen met de 'City of Londen', hun praktijken gewoon
voortzetten. Omringd door talrijke gebieden van wetteloosheid die ze
gedogen, zijn de belangrijkste landen van de G20 niet in de test geslaagd
die hen voorlag: de lijst van "niet-coöperatieve landen" vastleggen en
publiceren zonder er één te vergeten, zeker als ze het hart zelf zijn van de
wereldwijde financialisering van de economie. Een van de belangrijkste
middelen om de belastingparadijzen droog te leggen – de automatische
uitwisseling van gegevens – is niet gerealiseerd.
Daarom moet een politieke dynamiek op gang getrokken worden die steun
verleent aan een globale campagne gericht tegen de fiscale paradijzen en
de problemen die daarmee gepaard gaan. Dat veronderstelt een
wereldwijde gezamenlijke actie vanwege onderzoekers, NGO’s,
journalisten, financiële experts, vakbonden, sociale bewegingen,
enzovoort. In die gemeenschappelijke actie moet de fiscale gerechtigheid
het kernonderwerp uitmaken van de mondiale ontwikkelingsdoelstellingen.
Fiscale gerechtigheid moet de dringendste prioriteit worden van al
diegenen die zich bekommeren om de uitroeiing van de armoede, de
kwijtschelding van de ondraaglijke schulden van de arme landen en de
vermindering van hun financiële afhankelijkheid.
Bibliografie
1
Econoom, directeur van het internationaal secretariaat van Tax Justice Network (TJN), www.tax.justice.net
2
Shaohua Chen en Martin Ravaillon (2007) Absolute Poverty Measures for Developing World, Wereldbank,
werkdocument WPS4211, April
3
World Development Indicators (2006), Weredbank
4
Tax Justice Network (2005) Taxez-nous si vous pouvez (www.taxjustice.net)
5
zie http://taxjustice.blogspot.com/2007/09/transparency-international-not-good.html
6
Boyce, J.K. en Ndikumana, L. (2002) Public debts and private assets: explaining capital flight from SubSaharan Africa, Universiteit van Massachusetts, werkdocument nr. 32
7
Leona Helsmley, Amerikaanse multimiljardaire, werd enkele jaren geleden veroordeeld tot twee jaar
gevangenis wegens belastingontduiking.
8
Voor een analyse van de fiscale paradijzen en hun banden met de wereldeconomie, zie Hampton, 1996
9
Zwart geld definiëren we als geld dat op illegale manier verdiend, getransfereerd of gebruikt wordt.
10
Voor een gedetailleerde analyse zie: www.taxresearch.org.uk/Blog/2006/06/15/jerseypasses-law-allowing%e2%80%98sham%e2%80%99-trusts-for-use-by-tax-evaders/
11
Uitspraak van Guy Smith, belastingconsulent, Moore Stephens, aangehaald door The Guardian, 18 maart
2004
12
zie http:/www.taxresearch.org.uk.Blog/category/kpmg/, bezocht op 28 augustus 2006
Download