Observeren en begeleiden van de leeruitstap Heideberg Wietse Lemaire Wat doet de leerkracht? Wat doen de leerlingen? Wat is de inhoud? -> W4: Met behulp van twee stokken legt de leerkracht uit wat er met hellingsgraad wordt bedoelt. Ook wordt er met behulp van een kaart de hoogtelijnen uitgelegd -> De leerlingen mogen zelf een hellingsgraad schatten en moeten op de kaart aanduiden waar de hoge en lage punten liggen. -> De leerlingen kennen het begrip hellingsgraad en weten nu dat er hoogtelijnen op cartografische kaarten staan. Ze weten ook wat die hoogtelijnen betekenen. Het reliëf valt af te lezen op cartografische kaarten met behulp van hoogtelijnen. -> W6: De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe ze zich kunnen oriënteren zonder kompas. De leerkracht toont een topografische kaart en vraagt hoe bepaalde landschapselementen op de kaart zijn voorgesteld ( als punt,lijn of vlak). -> De leerlingen oriënteren zich met behulp van landschapselementen. Daarna zoeken ze op de topografische kaart hoe bepaalde landschapselementen worden voorgesteld op een topografische kaart. -> Zich kunnen oriënteren zonder een kompas, maar met behulp van gekende landschapselementen ( Het is belangrijk dat de leerlingen weten in welke windrichting deze elementen zich bevinden). Kennis maken met hoe bepaalde landschapselementen, zoals bv een bos of kerk, er op een topografische kaart uitzien. -> W7: De leerkracht heeft een aantal kaartjes klaargelegd waar bv ondergrond,humus en bodem opstaan. Deze begrippen worden ook uitgelegd. De leerkracht vraagt ook om een staaltje oppervlaktegesteente op te rapen. -> W8: Vraagt aan de leerlingen waarom er een verschil in bodemgebruik is en waarom net daar. Daarna legt de leerkracht uit dat het reliëf waar de leerlingen naar kijken hevig verschilt en wat de samenhang met het bodemgebruik hierdoor is. -> De leerlingen moeten de kaartjes op de juiste plaats proberen te leggen. Ze moeten de kleur en geur van het oppergevlakte gesteente geven en moeten het verbrijzelen tussen hun vingers. Daarna blazen ze op hun hand zodat een deel van het gesteente wegvliegt. De grootste korrels vlogen weg (zand) terwijl de kleinste korrels (leem) tussen hun vingers bleven plakken. -> De leerlingen moeten een reliëfdoorsnede kaart invullen. Hierop moeten ze hun keuze “bewijzen” door middel van argumenten te geven. -> Ze weten nu dat de bodem bestaat uit zandleem. Ook kennen ze het verschil tussen bodem en ondergrond. Ze weten wat humus is, waar de humus gelegen is en dat dit gebruikt wordt als voedselbron voor de planten. -> De leerlingen weten nu waarom er op de steile hellingen bomen zijn geplant/gekomen. Ze weten ook waarom dat er niet op elk reliëfgebied aan akkerbouw wordt gedaan en kennen een paar voorwaarden voor aan akkerbouw te kunnen doen. Ook weten ze waarom de weilanden vaak in de vochtige valleigronden gelegen zijn. Observatie van de leerlingen De eerste minuten waren voor mij het akeligste, maar ik was wel benieuwd hoe de leerlingen gingen reageren. Ook het horen van “meester” was voor mij heel ongewoon. Een ander aspect dat ik een beetje had onderschat was hun nieuwsgierigheid. De vragen waren heel uiteenlopend. Ik kreeg vragen zoals “bent u getrouwd” en even later “hebt u de nieuwe GTA5 al gekocht.” Maar op die leeftijd is dat nu eenmaal normaal denk ik, zeker als je iemand nieuw leert kennen. Dat een excursie zo vermoeiend kon zijn was ook een hele verrassing voor mij. Je moet de groep constant in de gaten houden en terwijl ook letten op de omgeving. Voor de excursie vlot te laten verlopen had ik eerst een paar afspraken met de leerlingen gemaakt. Zo hadden we afgesproken om steeds te luisteren als er iemand anders aan het woord was en om van de gewassen langst de kant te blijven. Het “strafstreepjes” systeem hebben we ook uitgelegd maar gelukkig hebben we het niet moeten toepassen op een leerling. Het blijkt echt een heel simpel, effectief systeem te zijn. De leerlingen konden hun bundeltje moeilijk zelfstandig invullen. Het moest duidelijk met hun overlopen worden. Ze redeneerden wel mee en zochten samen naar een antwoord. Het was heel duidelijk dat wanneer de inhoud in het dagelijkse leven van de leerlingen kon worden geplaatst, er extra aandachtig werd opgelet. Daarom werd er ook vaak aan hun gevraagd of ze voorbeelden over een bepaald onderwerp kenden. Het was een zeer verrijkende dag en ik denk dat op het einde niet alleen de leerlingen maar ook de leerkrachten in spe zeer vermoeid en tevreden naar huis gingen.