`Zaak 16-11 Groningen` PDF document

advertisement
uitspraak
ARBITER AARDBEVINGSSCHADE
Zaaknummer: 16/11
Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 4 oktober 2016
inzake
X,
wonende te Groningen,
eigenaar van het pand aan de [adres] te Groningen (hierna: de woning),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE
AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
statutair gevestigd te Den Haag,
vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW),
hierna ook te noemen: de NAM.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het aanmeldingsformulier van de eigenaar van 27 mei 2016 met stukken;
- de zienswijze van het CVW van 13 juli 2016;
- het verslag van de schouw en zitting van 19 juli 2016.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
X is sinds eind juni 2012 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] te Groningen,
hierna te noemen: de woning.
De woning is gebouwd in 1928. In 2013 is in opdracht van X op de woning een opbouw
geplaatst. In april/mei 2014 is de badkamer van de woning door een stukadoor gerenoveerd.
X heeft in de zomer van 2015 een scheur in de achtergevel van de badkamer ontdekt.
In december 2015 heeft X die scheur laten uitkappen en vervolgens heeft hij bij het CVW
melding gedaan van aardbevingsschade aan zijn woning.
Nader onderzoek aan de woning heeft de aanwezigheid van in totaal 14 scheuren aan het
licht gebracht. Deze scheuren bevinden zich deels aan de buitenkant van de woning in de
voorgevel en de achtergevel en deels binnenin de woning in de badkamer, de keuken, de
woonkamer, de entree/hal en de bijkeuken.
Op 3 februari 2016 heeft de eerstelijnsexpert Y (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van
het CVW de woning onderzocht. Het van dat onderzoek opgemaakte rapport d.d. 11 februari
zaaknummer: 16/11
datum uitspraak: 4 oktober 2016
2
2016 vermeldt onder meer dat er geen causaal verband bestaat tussen de waargenomen 14
schades en aardbevingen. Als mogelijke oorzaken van de schades noemt de eerstelijnsexpert
zetting, krimp, doorbuiging en corrosie.
Op 9 maart 2016 heeft de contra-expert Z (hierna: de contra-expert) de woning in opdracht
van X onderzocht. In zijn rapport van 24 maart 2016 komt Z tot de conclusie dat de schades
genummerd 10, 11 en 12 geclassificeerd kunnen worden als C-schades (geen causaal
verband met een aardbeving), de schades genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 9 en 13 als B-schades
(reeds aanwezig maar verergerd ten gevolge van een aardbeving) en de schades genummerd
6, 7, 8 en 14 als A-schade (schade die een direct gevolg is van een aardbeving). Op basis van
eigen calculatie zijn de herstelkosten van deze A- en B-schades door de contra-expert
begroot op € 8.382,07 inclusief BTW.
In een door beide experts (waarbij in plaats van Y namens het CVW is opgetreden de expert
W) op 3 mei 2016 ondertekende Combi akte is verklaard dat met betrekking tot de
schadenummers 1 t/m 5, 6 t/m 8, 9, 13 en 14 geen akkoord is bereikt.
Het geschil
X stelt dat de woning schade heeft in de vorm van scheuren die door aardbevingen zijn
veroorzaakt of verergerd. Met name noemt X als oorzaak van de schade de aardbeving in
Garmerwolde van 30 september 2015 met een kracht van 2.8 op de schaal van Richter.
X houdt de NAM aansprakelijk voor deze schade en wenst vergoeding/herstel van de
schade.
Van de zijde van de NAM is het verweer gevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen
de waargenomen schade aan de woning van X en een aardbeving. Als mogelijke oorzaken
van de schades noemt de NAM zetting, krimp, doorbuiging en corrosie.
Op de stellingen van partijen zal hieronder zo nodig nader worden ingegaan.
De beoordeling
Gelet de stukken in het dossier, alsmede op hetgeen is besproken en waargenomen tijdens de
schouw en de daaropvolgende zitting, overweegt de arbiter als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat aardbevingen door gaswinning in Groningen
schade aan gebouwen veroorzaken. De NAM is als exploitant van mijnbouw in Groningen
aansprakelijk voor het risico van deze schade. Omdat het vaak moeilijk is vast te stellen of
schade al dan niet door een aardbeving is veroorzaakt, kan het onder omstandigheden
gerechtvaardigd zijn om, indien er sprake is van schade die naar haar aard door een
aardbeving veroorzaakt zou kunnen zijn, een bewijsvermoeden te hanteren. Aldus dat in dat
geval de schade wordt vermoed door een aardbeving te zijn veroorzaakt, behoudens de
mogelijkheid dat de NAM aannemelijk maakt dat de schade een andere oorzaak heeft.
De arbiter vindt in de omstandigheid dat zich in Groningen een groot aantal aardbevingen
heeft voorgedaan en er nog steeds aardbevingen plaatsvinden, terwijl er sprake is van een
groot aantal schadegevallen in Groningen, die vaak gelijksoortig zijn en waarbij van een
groot aantal is vastgesteld en door de NAM is erkend dat zij door aardbeving(en) zijn
veroorzaakt, aanleiding om bij de beoordeling van de aan hem voorgelegde schades, in
zaaknummer: 16/11
datum uitspraak: 4 oktober 2016
3
afwijking van de in de wet neergelegde hoofdregel “wie stelt, bewijst’, uit te gaan van het
bewijsvermoeden zoals hiervoor bedoeld.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de schade die aan de woning van X is
waargenomen ‘naar haar aard door een aardbeving zou kunnen zijn veroorzaakt’. Van
scheuren in muren en dergelijke is het – zoals eerder overwogen- niet eenvoudig vast te
stellen waardoor zij zijn veroorzaakt. Daarom geldt in het algemeen voor dergelijke scheuren
dat zij naar hun aard door een aardbeving zouden kunnen zijn veroorzaakt. Niet gebleken is
dat dit niet ook geldt voor de waargenomen scheuren in en aan de woning van X,
uitgezonderd de scheuren genummerd 10, 11 en 12, waarvan tussen partijen vaststaat dat ze
niet door een aardbeving zijn veroorzaakt.
Omdat het bereik van een aardbeving eindig is, dient, om het bewijsvermoeden in
bovenbedoelde zin te kunnen hanteren, ook voldoende aannemelijk te zijn dat op de locatie
waar de schade zich voordoet, schade aan een gebouw door een aardbeving kán zijn
veroorzaakt. Van belang daarbij is te weten of en zo ja wanneer zich een aardbeving heeft
voorgedaan die gelet op de afstand van de locatie tot het epicentrum in relatie tot de kracht
van de beving, sterk genoeg is geweest om aan het betreffende gebouw schade door trillingen
te kunnen hebben veroorzaakt. Daarnaast kan schade ook zijn veroorzaakt vinden in
cumulatie van meerdere bevingen terwijl evenmin kan worden uitgesloten dat de
bodemopbouw zorgt voor variatie in de afstand tot het epicentrum.
De arbiter beantwoordt de hiervoor gestelde vraag voor de in geding zijnde schade
bevestigend. Met name de beving van Garmerwolde op 30 september 2014 met een kracht
van 2.8 op de schaal van Richter en een afstand van 8234m (zie www.bevinggevoeld.nl)
tussen het epicentrum en de woning van X, kan naar het oordeel van de arbiter schade aan de
woning hebben veroorzaakt. De arbiter baseert zich hierbij onder meer op de bevindingen en
conclusies in het in opdracht van de NAM door Arcadis opgestelde Hoofdrapport
Onderzoeksgebied ‘Groningen West’ d.d. 16 oktober 2015 en de van dat rapport deel
uitmakende bijlage 1.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat bij de beoordeling van de schade aan de woning
van X er van uitgegaan moet worden dat deze door een aardbeving is veroorzaakt. Dit zou
anders kunnen zijn indien het bestaan van één of meer andere mogelijke oorzaken van de in
het geding zijnde schades voldoende aannemelijk is. De arbiter overweegt dat dit niet het
geval is. Weliswaar is namens het CVW door de (eerstelijns)deskundige gewezen op zetting,
krimp, doorbuiging en corrosie als mogelijke oorzaken van de waargenomen schades, maar
daar gaat de arbiter aan voorbij omdat deze stelling (behoudens hetgeen hierna nog wordt
overwogen) niet dan wel onvoldoende is onderbouwd. Dat de schade zou kunnen zijn
veroorzaakt door het aanbrengen van een opbouw op de woning in 2014 is gesteld noch
gebleken.
Tijdens de schouw en de daarop volgende zitting is gebleken dat de schades genummerd 1
t/m 5 zijn ontstaan vóórdat X de woning in eigendom heeft verkregen. X heeft derhalve de
woning in zoverre in beschadigde staat gekocht. De arbiter overweegt dat indien er sprake is
van door een aardbeving veroorzaakte schade, de benadeelde op grond van het bepaalde in
artikel 6:177 BW de NAM kan aanspreken om die schade te vergoeden. Omdat X ten tijde
van het ontstaan van de schades genummerd 1 t/m 5 geen eigenaar van de woning was, is hij
ten aanzien van deze schades niet te beschouwen als een benadeelde in bovenbedoelde zin.
zaaknummer: 16/11
datum uitspraak: 4 oktober 2016
4
Immers, X lijdt die schades als gevolg van de koopovereenkomst en niet door een
aardbeving.
X heeft met betrekking tot deze schades (1 t/m 5) nog aangevoerd dat ze weliswaar zijn
ontstaan voordat hij eigenaar van de woning was, maar dat ze nadien zijn verergerd. De
arbiter volgt X hierin niet. De arbiter acht voldoende aannemelijk dat schadenummer 1 is
veroorzaakt door corrosie en niet door een aardbeving. Schadenummer 3 betreft een
voortzetting van een relatief grote scheur die begint in de woning van de buren. Desgevraagd
heeft X aangegeven over het ontstaan van deze scheur geen overleg te hebben gehad met de
buren. Dit had naar het oordeel van de arbiter wel op zijn weg gelegen. De onduidelijkheid
over de oorsprong van deze scheur dient daarom voor risico van X te blijven. Dit geldt ook
voor een eventuele verergering van die scheur.
De overige schades die dateren van voor het moment waarop X eigenaar van de woning is
geworden (de nummers 2, 4 en 5) passen in het schadebeeld van schadenummer 3. Eventuele
verergering van die schades kunnen reeds daarom evenmin aan een aardbeving worden
toegeschreven.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt de arbiter tot de slotsom dat er van
uitgegaan dient te worden dat de schades genummerd 6, 7, 8, 9, 13 en 14 door een
aardbeving zijn veroorzaakt en dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van
die schades.
Tussen partijen is nog geen overeenstemming bereikt over de kosten van herstel van de
schade, dan wel over de hoogte van de schadevergoeding. Het in deze procedure gevoerde
debat is daar ook niet over gegaan. Partijen dienen nader in overleg te gaan over de
afwikkeling van de schade. Ingeval partijen daarbij niet tot overeenstemming kunnen komen,
kunnen zij zich ter zake opnieuw tot de arbiter wenden.
De beslissing
De arbiter:
- stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de in deze procedure
geconstateerde schades aan de woning, genummerd 6, 7, 8, 9, 13 en 14;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist door mr. P. Schulting, Arbiter Aardbevingsschade op 4 oktober 2016
Deze uitspraak is op 4 oktober 2016 gewijzigd in die zin dat 16/15 in de koptekst is
gewijzigd in 16/11. De uitspraak van datum 26 augustus 2016 met de foutieve koptekst komt
daarmee te vervallen.
secretaris
arbiter
Download