uitspraak ARBITER AARDBEVINGSSCHADE Zaaknummer: 16/97 Meldingsnummer [nummer] Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 19 december 2016 inzake X Y beiden wonende te Hoogezand, eigenaren van het pand aan [adres] Hoogezand, hierna ook te noemen: de eigenaren, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaren van 11 augustus 2016 met stukken, - het verslag van de schouw en zitting van 16 november 2016, Vervolgens is de beslissing bepaald op heden. De feiten In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. De heer X en mevrouw Y zijn eigenaren van het pand aan de [adres] Hoogezand (hierna het pand), waar zij wonen. Op 27 februari 2016 hebben de eigenaren bij de NAM schade gemeld aan het pand door aardbevingen. Op 18 maart 2016 heeft een schade-expert van Expertise Bureau Noord (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van het CVW het pand onderzocht. Het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 23 maart 2016 vermeldt dat de drie waargenomen schades als Cschades worden gekwalificeerd (gebrek/schade die niet in verband gebracht kan worden met een aardbeving). Het totale schadebedrag is vastgesteld op €0.00. Op 4 april 2016 heeft een contra-expert van PeBe Bouwadvies (hierna: de contra-expert) het pand in opdracht van de eigenaren onderzocht. De contra-expert komt in zijn rapport van 29 zaaknummer: 16/97 datum uitspraak: 19 december 2016 2 april 2016 tot de conclusie dat de drie waargenomen schades als aardbeving gerelateerd aangemerkt dienen te worden als zijnde B-schade (gebrek/schade, reeds aanwezig voor een aardbeving maar ten gevolge van een aardbeving significant verergerd). In een door beide experts op 2 juni 2016 ondertekende akte van taxatie is verklaard dat met betrekking tot de drie schades overeenstemming is bereikt over de schade. Schadenummer 1 en 2 zijn als B-schade vastgesteld. Schadenummer 3 is als C-schade gekwalificeerd. In de akte van taxatie is het herstel van schadenummers 1 en 2 begroot op €450,- incl. BTW Op 16 november 2016 heeft de Arbiter Aardbevingsschade een onderzoek verricht aan het gebouw van eigenaren waarvan verslag is opgemaakt. Tijdens deze zitting zijn partijen overeengekomen dat een deskundige onderzoek zal verrichten aan de tegelvloer (schadenummer 3). Tijdens de schouw is zijn partijen overeengekomen dat schadenummer 1 en 2 gezamenlijk worden vastgesteld op een bedrag van €750,- incl. BTW in plaats van het genoemde bedrag in de akte van taxatie voor beide schadenummers van €450,- incl. BTW. Het geschil Het geschil in deze zaak beperkt zich tot schadenummer 3. Voor wat betreft de overige schadenummers is er overeenstemming bereikt tussen de eigenaren en het CVW tijdens de schouw. De eigenaren stellen dat door aardbevingen, veroorzaakt door gaswinning, de volgende schade aan het pand is ontstaan: - scheurvorming in een tegel in de badkamervloer (schadenummer 3). De NAM heeft verweer gevoerd – kort gezegd – dat geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade. Op de stellingen van partijen zal zo nodig nader worden ingegaan. De beoordeling Gelet op de stukken in het dossier, alsmede op hetgeen is besproken en waargenomen, overweegt de arbiter als volgt. Het kan onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn om, indien sprake is van schade die naar haar aard door een aardbeving veroorzaakt zou kunnen zijn en is ontstaan binnen het gebied waar bodembeweging zich voordoet als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk, een bewijsvermoeden te hanteren. De arbiter overweegt dat de schade, bestaande uit een scheur in een tegel in de badkamervloer, schade is die kan worden verwacht van bodembeweging. Soortgelijke schade zou naar haar aard aardbevingsschade kunnen zijn. De contra-expert heeft in zijn contrarapport immers ook gerapporteerd dat de schade in de badkamervloer is ontstaan ‘sedert en vanwege diverse bevingen’. Dat de contra-expert tijdens het opmaken van de akte van taxatie zijn mening hierover herziet, doet niet af aan het feit dat ook naar zijn oordeel in eerste instantie sprake was van schade veroorzaakt door aardbeving(en) en de schade aldus naar zijn aard als aardbevingsschade gekwalificeerd kan worden. De arbiter wijst voorts op de omstandigheid dat zich in Groningen een groot aantal zaaknummer: 16/97 datum uitspraak: 19 december 2016 3 aardbevingen heeft voorgedaan en er nog steeds aardbevingen plaatsvinden, terwijl er sprake is van een groot aantal schadegevallen in Groningen, die vaak gelijksoortig zijn en waarbij van een groot aantal is vastgesteld en door de NAM is erkend dat zij door aardbeving(en) zijn veroorzaakt. Om het bewijsvermoeden te kunnen hanteren, dient ook voldoende aannemelijk te zijn dat op de locatie waar zich schade voordoet, schade aan een gebouw door een aardbeving kan zijn veroorzaakt. Van belang daarbij is te weten of en zo ja wanneer zich een aardbeving heeft voorgedaan die gelet op de afstand van de locatie tot het epicentrum in relatie tot de kracht van de beving, sterk genoeg is geweest om aan het betreffende gebouw schade door trillingen te kunnen hebben veroorzaakt. Daarvan is in dit geval sprake. De arbiter wijst er op dat door de NAM is erkend dat sprake is van aardbevingsschade aan het pand, door verschillende schades in het eerstelijnsrapport (schades 1 en 2) wel als B-schade aan te merken. Door schades als aardbevingsschade – of als schade die is verergerd ten gevolge van aardbevingen - te kwalificeren, erkend de NAM dat aardbevingen ofwel trillingen als gevolg van de gaswinning schade kan veroorzaken aan het pand. Derhalve oordeelt de arbiter dat het voldoende aannemelijk is dat op de locatie waar zich in onderhavige situatie schade voordoet, de schade door een aardbeving kan zijn veroorzaakt. Het bovenstaande acht de arbiter voldoende grond om uit te gaan van het vermoeden dat de schade bestaande uit scheurvorming in de badkamervloer van het pand en het gevolg is van een aardbeving. De arbiter overweegt dat het aan de NAM is om dit vermoeden te weerleggen. De arbiter oordeelt daartoe als volgt. De eigenaren hebben verklaard dat één van hen ten tijde van de beving zich in de ruimte bevond waar de scheurvorming zich op dat moment voordeed. Geconstateerd werd dat een scheur zich plotseling openbaarde op de betreffende vloertegel, eigenaar zag dit op het moment zelf gebeuren. De arbiter acht deze feitelijke verklaring, die als zodanig niet is betwist, voldoende overtuigend en gaat uit van de juistheid van deze verklaring. Door de NAM is weersproken dat sprake zou zijn van aardbevingsschade. De NAM hecht waarde aan het feit dat ten tijde van de schouw zowel de eerstelijns- als de contra-expert de schade als zijnde C-schade kwalificeren en vindt dit bepalend. In het eerstelijnsrapport d.d. 23 maart 2016 wordt ten aanzien van de schade opgemerkt: ‘Bouwkundige fout. Niet volledig in specie/lijm gezette vloertegel. (hol klinkend)’ De contraexpert heeft gerapporteerd dat de scheurvorming in de vloertegel is ontstaan sedert en vanwege diverse bevingen en kwalificeert de schade als zijnde B-schade. De contra-expert komt aldus later terug op zijn rapportage d.d. 29 april 2016 voor wat betreft de kwalificatie van de schade. De contra-expert heeft tijdens de schouw aangegeven dat hij, na het gesprek met de eerstelijnsexpert, zich heeft laten overtuigen dat geen sprake is van aardbevingsschade omdat alleen een scheur in de tegel zit en niet in de voeg(en). De arbiter overweegt dat uitgegaan wordt van het bewijsvermoeden en dat het aan de NAM is om voldoende twijfel te zaaien/voldoende redenen te geven om te twijfelen aan de feitelijke verklaring van de eigenaren. De motivering die zowel in het eerstelijnsrapport als tijdens de schouw wordt gegeven, namelijk dat sprake is van een bouwkundige fout, hierin bestaande dat de betreffende tegel niet goed is verlijmd, acht de arbiter een omstandigheid, die mede het ontstaan van de scheur zaaknummer: 16/97 datum uitspraak: 19 december 2016 4 mogelijk kan hebben gemaakt. Dit laat echter onverlet, dat de schade thans wel door bevingen is of kan zijn veroorzaakt. Immers kan het feit dat de tegel niet goed is verlijmd ofwel hol is, ervoor hebben gezorgd dat juist daar, als gevolg van een beving, schade zich voordoet. Dit is immers een kwetsbaar punt in de vloer als gevolg van bouwkundige gebreken, zo volgt uit de rapportage van de eerstelijnsexpert en zou zodoende wel als aardbevingsschade aangemerkt kunnen worden. De arbiter overweegt, dat de in het eerstelijnsrapport en tijdens de schouw genoemde mogelijke oorzaak onvoldoende is om aan te nemen dat het bewijsvermoeden is weerlegd, zeker gelet op het feit dat de aansprakelijkheid van de NAM voor aardbevingsschade een risicoaansprakelijkheid is. Ook de nadere toelichting tijdens de schouw, namelijk dat ingeval van bevingsschade toch ook de voegen beschadigd zouden moeten zijn, hetgeen niet het geval is, is naar het oordeel van de arbiter onvoldoende om aan te nemen dat het bewijsvermoeden is weerlegd. Immers niet is gebleken dat bij een dergelijke schade ook steeds de voegen beschadigd moeten zijn, ook niet ingeval er sprake is van een niet goed verlijmde tegel, zoals in dit geval. De arbiter is dan ook van oordeel dat het bewijsvermoeden niet is weerlegd door de NAM zodat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van deze schade. De arbiter gaat daarbij voorbij aan het verzoek van het CVW om een deskundige te benoemen teneinde nader onderzoek te doen naar de oorzaak van deze schade. De arbiter acht het niet waarschijnlijk dat nader onderzoek meer duidelijkheid zou opleveren, zodat nader onderzoek niet nodig is. De arbiter betrekt de duidelijke verklaring van een van de eigenaren, hierboven genoemd, uitdrukkelijk bij zijn overwegingen. De arbiter komt dan ook tot de conclusie dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding van schadenummer 3. De beslissing De arbiter: Stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de schade, bestaande uit schadenummer 3; Stelt vast dat schadenummer 1 en 2 gezamenlijk worden vastgesteld op een bedrag van €750,- incl. BTW; Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. J. van der Vinne, Arbiter Aardbevingsschade op 19 december 2016. De secretaris De arbiter