uitspraak ARBITER AARDBEVINGSSCHADE Zaaknummer: 16/45 Meldingsnummer: [nummer] Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017 inzake X Y beiden wonende te Woldendorp, eigenaren van het pand aan [adres] Woldendorp, hierna ook te noemen: de eigenaren, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaren van 28 juni 2016 met stukken, - het verslag van de schouw en zitting van 29 november 2016, Vervolgens is de beslissing bepaald op heden. De feiten In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. De heer Y en mevrouw X zijn eigenaren van het pand aan de [adres] Woldendorp (hierna het pand), waar zij wonen. Op 1 maart 2015 hebben de eigenaren bij de NAM schade gemeld aan het pand door aardbevingen. Op 4 maart 2015 heeft een schade-expert (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van het CVW het pand onderzocht. Het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 10 april 2015 vermeldt dat de zeven waargenomen schades als C-schades worden gekwalificeerd (gebrek/schade die niet in verband gebracht kan worden met een aardbeving). Op 8 juli 2015 heeft een contra-expert van Vergnes Expertise (hierna: de contra-expert) het pand in opdracht van de eigenaren onderzocht. De contra-expert komt in zijn rapport van 17 augustus 2015 tot de conclusie dat één van de zeven waargenomen schades als aardbeving zaaknummer: 16/45 datum uitspraak: 3 januari 2017 2 gerelateerd aangemerkt dient te worden als zijnde A-schade (gebrek/schade, welke een direct gevolg is van een aardbeving). De contra-expert vermeldt dat de overige zes schades als Cschades dienen te worden aangemerkt. In een door beide experts op 29 februari 2016 ondertekende akte van taxatie is verklaard dat met betrekking tot de zes schades (schadenummer 2 tot en met 7) overeenstemming is bereikt over de kwalificatie als zijnde C-schade. Over schadenummer 1 is geen akkoord bereikt. Het CVW heeft een memo, opgesteld door Adviesburo Smeets b.v., ingebracht. De memo dateert van 31 oktober 2016. In de memo wordt verwezen naar een rapport van Crawford waarin over dezelfde schade is gerapporteerd. Het geschil Het geschil in deze zaak beperkt zich tot schadenummer 1. Voor wat betreft de overige schadenummers is overeenstemming bereikt. De eigenaren stellen dat door aardbevingen, veroorzaakt door gaswinning, de volgende schade aan het pand is ontstaan: - Scheurvorming tussen terrasvloer en aansluitende gevel/zetting of inklinking van het maaiveld (schadenummer 1). De NAM heeft verweer gevoerd – kort gezegd – dat geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade. Op de stellingen van partijen zal zo nodig nader worden ingegaan. De beoordeling Gelet op de stukken in het dossier, alsmede op hetgeen is besproken en waargenomen, overweegt de arbiter als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:177 BW is de NAM in haar kwaliteit als concessiehoudster aansprakelijk voor aardbevingsschade die het gevolg is van gaswinning in Groningen. Dit betekent dat indien komt vast te staan dat schade aan een gebouw is veroorzaakt door een aardbeving, de NAM die schade dient te vergoeden aan degeen die stelt schade te hebben geleden. Vaststaat dat de schade, waarvan eigenaren stellen dat deze is veroorzaakt als gevolg van de aardbeving(en), reeds eerder is gemeld – en waarover is gerapporteerd door Crawford – voorafgaand aan de inspectie door de eerstelijnsexpert op 4 maart 2015 en waarover is gerapporteerd in het rapport d.d. 10 april 2015. In het rapport van Crawford d.d. 29 april 2014 is het volgende opgenomen. ‘Wij constateerden dat de zandlaag onder de plaatfundering van het terras wegzakt. Doordat het terras niet onderheid is en er geen damwand of grondkering is toegepast, achten wij de kans groot dat dit de oorzaak van de verzakking is. Wij hebben dit met schademelder besproken, deze gaat akkoord met onze beoordeling.’ Blijkens het eerstelijnsrapport d.d. 4 maart 2015 zijn eigenaren niet akkoord met de beoordeling als genoemd in het rapport van Crawford. Eigenaren hebben immers de schade opnieuw gemeld en opnieuw expertise aangevraagd. De eerstelijnsexpert meent dat de zaaknummer: 16/45 datum uitspraak: 3 januari 2017 3 oorzaak van het gebrek ligt bij verzakking van de plaatfundering met tegelvloer door inklinking/verzakking van het plaatselijk (met zand) opgehoogde maaiveld en dat de scheefstand van de kolom tussen tegelterras en dak verklaard kan worden door de zakking van het terras. De contra-expert is het oneens met de kwalificatie als zijnde C-schade en meent dat hier sprake is van A-schade omdat de zetting/inklinking het gevolg is van gaswinningsactiviteiten en afvalwaterinjectie. ‘Door afvalwaterinjectie verweekt de ondergrond op een onnatuurlijke wijze. Afvalwaterinjectie veroorzaakt een verstoring in de natuurlijke grondwaterhuishouding en het natuurlijke verloop. De zakking van het maaiveld is extreem ten aanzien van reguliere zetting van de bodem.’ De contra-expert meent voorts dat het afdrijven van het natuursteenplateau het gevolg is van trilling/beving door aardbevingen na aardgaswinning en afvalwaterinjectie omdat de aardbevingen ervoor zorgen dat de bodem opnieuw inklinkt waardoor de bovenste laag harder zakt dan de woning die op heipalen is gefundeerd. Het CVW heeft op 16 november 2016 een nader stuk ingediend. In dit stuk geeft het CVW aan het opvallend te vinden dat de contra-expert alle schades, behoudens schadenummer 1, als C-schade kwalificeert. Het CVW betwist de stelling van de contra-expert dat afvalwaterinjectie de ondergrond op een onnatuurlijke wijze zou verweken alsmede dat afvalwaterinjectie zou leiden tot een verstoring van de natuurlijke grondwaterhuishouding en het natuurlijk verloop. Het CVW verwijst naar de ingebrachte memo van Adviesburo Smeets b.v. van 31 oktober 2016 waarin onder meer wordt vermeld dat de bij aanleg opgebrachte zandlaag onder de plaatfundering wegzakt nu het terras niet onderheid is en er geen sprake is van een damwand of grondkering om het zand op zijn plaats te houden. Het terras zou verzakken door natuurlijke zetting en zakking, met name door de in de bodem aanwezige klei. Het CVW neemt het standpunt in dat de bewijslast ten aanzien van het causale verband tussen aardbeving(en) en schade op eigenaren rust en dat niet van een bewijsvermoeden dient te worden uitgegaan. Daar voegt het CVW aan toe dat zolang er geen sprake is van een wettelijk bewijsvermoeden, daar niet op vooruit gelopen dient te worden en dat in onderhavige zaak geen sprake is van schade die naar haar aard veroorzaakt wordt door aardbevingen. De arbiter overweegt als volgt. Eigenaren dragen volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van de stelling dat zij door de aardbevingen schade hebben geleden. Het CVW heeft een standpunt ingenomen in haar memo d.d. 16 november 2016 over het antwoord op de vraag of het bewijsvermoeden toegepast zou moeten worden. De arbiter wijst erop dat met toepassing van het bewijsvermoeden niet vooruitgelopen wordt op een wettelijk bewijsvermoeden, nu ook zonder toepassing van een wettelijk bewijsvermoeden gebruik gemaakt kan worden van feitelijke (weerlegbare) vermoedens. Evenwel ziet de arbiter geen aanleiding om het bewijsvermoeden toe te passen nu de arbiter de mening is toegedaan dat geen sprake is van schade die naar haar aard veroorzaakt wordt door aardbevingen. De arbiter kan in de omstandigheid dat zich in Groningen een groot aantal aardbevingen heeft voorgedaan en dat er nog steeds aardbevingen plaatvinden, terwijl er sprake is van een groot aantal schadegevallen in Groningen, die vaak gelijksoortig zijn en waarbij van een groot aantal is vastgesteld en door de NAM is erkend dat zij door aardbeving(en) zijn veroorzaakt, aanleiding vinden om bij de beoordeling van de aan hem voorgelegde schades, in afwijking van de in de wet neergelegde hoofdregel ‘wie stelt, bewijst’, uit te gaan van het bewijsvermoeden zoals hiervoor bedoeld. zaaknummer: 16/45 datum uitspraak: 3 januari 2017 4 In onderhavige situatie is naar het oordeel van arbiter geen sprake van schade die gelijksoortig is aan een groot aantal schadegevallen in Groningen. Door de eerstelijnsexpert, de contra-expert en in de aanvullende memo worden immers, zoals hierboven vermeld, oorzaken genoemd die niet zonder meer als aardbevingsschade aangemerkt kunnen worden. Nu het gaat om schade bestaande uit verzakking van een terrasvloer, aansluitend aan de buitengevel van de woning, welk schadebeeld aanzienlijk afwijkt van bijvoorbeeld scheurvorming in gevels, overweegt de arbiter dat het bewijsvermoeden in onderhavige zaak geen toepassing kan vinden en het dan ook aan de eigenaren is om te bewijzen dat de in geschil zijnde schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van aardbevingen. De arbiter is van oordeel dat de eigenaren hiertoe onvoldoende hebben ingebracht en deswege niet, althans onvoldoende zijn geslaagd in het aannemelijk maken, laat staan bewijzen van de door hen ingenomen stellingen. De schade is reeds in 2013 gemeld (rapport Crawford d.d. 29 april 2014) waardoor de bevingen die zich in het jaar 2014 en later hebben voorgedaan, niet deze schade hebben kunnen veroorzaken. De eigenaren hebben geen aardbeving aangewezen die deze schade kan hebben veroorzaakt noch gewezen op bevingen die de schade als gevolg van een cumulatie-effect kan hebben veroorzaakt. De contra-expert geeft in algemene termen aan dat de schade is veroorzaakt als gevolg van gaswinningsactiviteiten/trilling of beving door aardbevingen na aardgaswinning en afvalwaterinjectie in Borgsweer en concludeert dat de gaswinningsactiviteiten in de omgeving voor nieuwe inklinking van de bodem zorgen. De arbiter wijst hierbij – zie daarvoor het navolgende – op het onderscheid dat in deze procedure gemaakt wordt tussen de gevolgen van gaswinningsactiviteiten en de gevolgen van aardbevingen. Hetgeen de contra-expert naar voren heeft gebracht omtrent het risico op aardbevingen als gevolg van afvalwaterinjectie wordt niet onderbouwd. Daarnaast is de arbiter van oordeel dat het onderscheid dat gemaakt wordt door de contraexpert tussen de verschillende waargenomen schades, opgenomen in het rapport d.d. 17 augustus 2015, en de beantwoording van de vraag waarom de schade bestaande uit verzakking van het terras wel als aardbevingsschade aangemerkt zou moeten worden en de overige schades, waaronder verzakking van de paardenstal op hetzelfde perceel, niet , onvoldoende is onderbouwd. De arbiter ziet niet in waarom de door de contra-expert aangevoerde reden voor de verzakking van de gehele paardenstal – het ontbreken van heipalenfundatie of volledige plaatfundatie – niet eveneens geldt voor verzakking van het terras naast de woning, nu door de NAM is aangegeven dat het terras niet is onderheid en geen damwand of grondkering is toegepast. Een nadere toelichting door eigenaren dan wel de contra-expert ontbreekt. De arbiter wil tenslotte nog benadrukken dat de kwestie bodemdaling niet meegenomen wordt in de beslissing. De arbiter beslist over bodembeweging als gevolg van aardbevingen waar bodemdaling niet onder valt. Met de vaststelling van de arbiter dat geen sprake is van schade ontstaan door aardbevingen, staat echter niet zonder meer vast dat geen sprake kan zijn van schade aan het pand ontstaan door gaswinningsactiviteiten. De arbiter wijst op de mogelijkheid voor eigenaren om zich tot de Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb) of de Commissie Bodemdaling te wenden. In het Protocol Schadeafhandeling van 1 november 2016 wordt vermeld dat de Tcbb een onafhankelijke commissie is die adviseert over het verband tussen opsporing/winning van delfstoffen. Bij de Commissie Bodemdaling kan, volgens dit protocol, een advies gevraagd worden indien wordt vermoed dat de schade aan het pand het gevolg is van bodemdaling door gaswinning. Evenwel wordt door de zaaknummer: 16/45 datum uitspraak: 3 januari 2017 5 Commissie Bodemdaling aangegeven dat schade aan gebouwen niet te verwachten is doordat de bodem in een groot gebied langzaam en geleidelijk daalt. Het is aan eigenaren om zich al dan niet tot deze commissies te wenden. De beslissing De arbiter: Stelt vast dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de schade, bestaande uit schadenummer 1; Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. P.J. van Steen, Arbiter Aardbevingsschade op 3 januari 2017. De secretaris De arbiter