`Zaak 16-69 Groningen` PDF document

advertisement
uitspraak
ARBITER AARDBEVINGSSCHADE
Zaaknummer: 16/69
Meldingsnummer: 84634
Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 13 december 2016
inzake
de heer X en mevrouw X,
wonende te Groningen,
eigenaren van het pand aan de [adres] te Groningen (hierna: het pand),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE
AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
statutair gevestigd te Den Haag,
vertegenwoordigd door het Centrum Veilig Wonen (het CVW),
hierna ook te noemen: de NAM.
Het verloop van de geschilbeslechtingsprocedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het aanmeldingsformulier van de eigenaren van 21 juli 2016 met stukken;
- de tussen verkopers en eigenaren gesloten koopovereenkomst d.d. 12/19 december 2014;
- de akte van levering d.d. 31 december 2014;
- de zienswijze van het CVW van 20 oktober 2016;
- de zienswijze van de contra-expert van 2 november 2016;
- het verslag van de schouw en zitting van 8 november 2016;
- de in de periode 31 oktober 2016 tot en met 22 november 2016 tussen de heer X, de heer Y
en de heer Z gevoerde e-mailcorrespondentie met bijlagen.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
De feiten
In deze procedure kan worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
De NAM is concessiehoudster voor de aardgaswinning uit het Groningenveld. Deze
aardgaswinning veroorzaakt aardbevingen die schade tot gevolg hebben.
De heer en mevrouw X zijn eigenaren van het pand aan de [adres] te Groningen. Het betreft
een vrijstaande woning. Het pand is in 1980 gebouwd. Op 31 december 2014 hebben de
eigenaren het pand in eigendom verkregen. Sinds juni/juli 2015 wonen zij in het pand. De
schade is aan het pand ontstaan voordat de eigenaren het pand in eigendom verkregen.
Op 25 september 2015 hebben de eigenaren bij het CVW schade gemeld aan het pand door
aardbevingen.
Op 5 oktober 2015 heeft de eerstelijnsexpert M. de Jong (hierna: de eerstelijnsexpert) van het
Noordelijk Schade Taxatie Bureau BV in opdracht van het CVW het pand onderzocht. De
zaaknummer: 16/69
datum uitspraak: 13 december 2016
2
eerstelijnsexpert heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 8 oktober 2015. In dit
rapport worden de 15 waargenomen schades als C-schade (schade die niet zelfstandig in
verband gebracht kan worden met aardbevingen) gekwalificeerd.
Omdat de eigenaren het niet eens waren met de bevindingen van de eerstelijnsexpert, hebben
zij door M.J. Haas (hierna: de contra-expert) van Herstelbevingsschade.nl een contraexpertise aan het pand laten uitvoeren. De contra-expert heeft hierover op 2 december 2015
gerapporteerd. In dit rapport worden de 15 waargenomen schades als B-schade (schade,
reeds aanwezig voor, maar verergerd ten gevolge van de aardbeving(en)) gekwalificeerd.
Op 8 maart 2016 hebben de eerstelijnsexpert (vertegenwoordigd door S. Biharie) en de
contra-expert een combi-akte ondertekend waarin zij verklaren niet tot overeenstemming te
zijn gekomen.
Het geschil
De eigenaren stellen dat door aardbevingen, veroorzaakt door gaswinning, schade aan hun
woning is ontstaan. Zij houden de NAM daarvoor verantwoordelijk en vorderen vergoeding
en/of herstel van de schade. De eigenaren stellen dat zij de schade op de NAM kunnen
verhalen omdat het recht daartoe door de vorige eigenaren/verkopers van de woning aan hen
via cessie is overgedragen.
De NAM heeft verweer gevoerd, inhoudende - kort samengevat - dat geen sprake is van
schade die is ontstaan als gevolg van aardbeving(en).Voorts betwist de NAM dat de
eigenaren zich rechtsgeldig kunnen beroepen op overgedragen rechten.
De beoordeling
Met een beroep op de koopovereenkomst (art. 7.4) en de (notariële) transportakte (art. 4),
welke stukken zich in het dossier bevinden, stellen de eigenaren dat zij alle vorderingen,
waaronder die met betrekking tot het toebrengen van schade aan hun woning door toedoen
van (een) derde(n), in casu de NAM, van de vorige eigenaren hebben overgenomen door
middel van een rechtsgeldige cessie.
De arbiter deelt dit standpunt van de eigenaren niet op grond van het navolgende:
Art. 7.4 van de koopovereenkomst d.d. 12/19 december 2014 luidt als volgt:
“In deze koopovereenkomst is voor zover mogelijk begrepen de overdracht van alle
aanspraken die verkoper ten aanzien van de onroerende zaak kan of zal kunnen doen gelden
tegenover derden, waaronder begrepen de bouwer(s), (onder)aannemer(s), installateur(s),
architect(en) en leverancie(s), zoals wegens verrichte werkzaamheden of ter zake van aan de
onroerende zaak toegebrachte schade, zonder dat verkoper tot vrijwaring verplicht is. Deze
overdracht vindt plaats per de datum van de eigendomsoverdracht. Vindt de feitelijke
levering op een eerdere datum plaats dan de ondertekening van de akte van levering, dan
wordt de overdracht van bovenvermelde aanspraken effectief per die eerdere datum.
In dat laatste geval, verplicht verkoper zich hierbij de hem bekende gegevens ter zake aan
koper te verstrekken en machtigt verkoper koper hierbij, voor zover nodig, deze overdracht
van aanspraken voor rekening van koper te doen mededelen aan de desbetreffende derden
overeenkomstig de wettelijke bepalingen.”
Dit artikel bepaalt o.m. dat de overdracht van (eventuele) rechten/aanspraken op datum van
zaaknummer: 16/69
datum uitspraak: 13 december 2016
3
de eigendomsoverdracht van de woning zal plaatsvinden, tenzij de feitelijke levering op een
eerdere datum plaatsvindt. Dat laatste is de facto niet het geval aangezien in de visie van de
eigenaren de door hen bedoelde aanspraken gelijktijdig met de overdracht van de woning
naar hen zijn overgegaan. De leveringsakte van 31 december 2014 is derhalve bepalend voor
de vraag of, en zo ja, op welke wijze een (rechtsgeldige) overdracht van vorderingen tussen
verkopers en de eigenaren heeft plaatsgevonden.
Art. 4 van de akte van levering luidt als volgt:
“De op het verkochte betrekking hebbende titelbewijzen en bescheiden als bedoeld
in artikel 9 boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn, voor zover verkoper deze in zijn bezit
had, aan koper afgegeven.
Alle aanspraken die verkoper ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen
gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwers, (onder)aannemers,
installateurs en leveranciers gaan over op koper. Voor zover deze aanspraken niet
kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 251 boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek is verkoper verplicht op eerste verzoek van koper aan een
overdracht mee te werken. Verkoper is tevens verplicht garantiebewijzen welke met
betrekking tot het verkochte mochten bestaan aan koper te overhandigen en alles
te doen wat nodig is om deze ten name van koper te doen stellen.”
De strekking van dit artikel 4 is dat alle aan de woning van verkoper verknochte (voor
overdracht vatbare) rechten/aanspraken jegens derden, door de verkoper aan de koper
(kunnen) worden overgedragen. Het genoemde artikel 6:251 BW ziet op overdracht van
zodanige aan het goed verbonden rechten die voortvloeien uit overeenkomst. Het betreft de
z.g.n. kwalitatieve rechten die onder bijzondere titel (in dit geval verkoop) van rechtswege
op de koper overgaan.
De eigenaren hebben ter zitting uitdrukkelijk aangegeven geen beroep te doen op voormeld
art. 6:251 BW, terecht, aangezien zij geen rechten claimen op grond van wanprestatie in het
kader van een contractuele relatie, maar uit hoofde van schade als gevolg van gaswinning
waarvoor zij de NAM aansprakelijk houden (ex art. 6:177 BW). Dat betekent dat de
eigenaren voor de overdracht van andere (niet kwalitatieve) rechten/aanspraken, die de
verkopers jegens de NAM zouden kunnen doen gelden, aangewezen zijn op een aparte,
daartoe geëigende overdracht zoals in art. 4 van de akte van levering aangegeven.
Voor zover de eigenaren tijdens de zitting en in hun nagezonden notitie (e-mail van 9
november 2016 met bijlage) hebben betoogd - kort samengevat - dat de akte van levering,
die door beide partijen getekend is, tevens een akte van cessie is, deelt de arbiter die visie
niet. Daargelaten de vraag of bij de overdracht van de woning de verkopers een vordering
hadden, hetgeen door de NAM wordt betwist, gelden voor de overdracht van vorderingen
een aantal vereisten ( vgl. o.m. HR 3 februari 2012,NJ 2012,261). Het betreft onder meer de
eis dat tussen partijen wilsovereenstemming moet bestaan die strekt tot de overdracht van
recht(en). Daartoe is niet voldoende de (enkele) wilsovereenstemming aangaande de
overdracht van de woning, zoals de eigenaren blijkens de inhoud van voormelde notitie
veronderstellen. Verder moet uit de akte blijken dat deze tot levering van de daarin bedoelde
vordering(en) is bestemd en moet(en) de daarin bedoelde vordering(en) door de akte in
voldoende mate worden bepaald (art. 3:94 jo. art. 3:84 lid 2 BW).
Naar het oordeel van de arbiter is aan geen van deze eisen voldaan. Bij gelegenheid van de
zaaknummer: 16/69
datum uitspraak: 13 december 2016
4
schouw hebben de eigenaren laten weten dat de verkopers nooit iets over aardbevingen of de
mogelijkheid van aardbevingsschade hebben gezegd, wat volgens hen mogelijk te maken had
met de hoge leeftijd van de verkopers. Daaruit zou wellicht de conclusie kunnen worden
getrokken dat de verkopers zich in het geheel niet bewust zijn geweest van aardbevingen en
de gevolgen daarvan, zodat wilsovereenstemming voor overdracht van (mogelijk voor
verkopers onbekende) rechten aan de zijde van verkopers niet aanwezig is geweest. In ieder
geval is gesteld noch gebleken dat de eigenaren, zoals in art. 4 van de akte van levering is
bepaald, aan de verkopers hebben verzocht mee te werken aan de overdracht van rechten
m.b.t. schade aan de woning, toegebracht door de NAM, en dat verkopers ondubbelzinnig (al
dan niet via de makelaar of notaris) hun medewerking daaraan hebben verleend. Voorts kan
niet worden vastgesteld dat de akte van levering mede is bestemd tot levering van de daarin
volgens eigenaren bedoelde schadevordering op de NAM. Gegevens die daarop zouden
kunnen wijzen, eventueel in onderling verband en samenhang met andere akten en/of feiten,
ontbreken immers in de akte van levering. Daarnaast ontbreekt een omschrijving c.q.
voldoende bepaaldheid van de in de akte over te dragen vordering.
Gelet op al het voorgaande is de arbiter van oordeel dat er tussen de verkopers en de
eigenaren geen rechtsgeldige overdracht van rechten, strekkende tot schadevergoeding door
de NAM, heeft plaatsgevonden. Reeds hierom is de NAM niet gehouden om de gemelde
schade aan de eigenaren te vergoeden. Dat betekent dat de arbiter niet toekomt aan de vraag
of, en zo ja in welke mate, schade door aardbeving(en) veroorzaakt is.
Beslissing
De arbiter:
stelt vast dat de NAM jegens de eigenaren niet aansprakelijk is voor de gemelde schade aan
het pand gelegen aan de [adres] te Groningen.
Aldus beslist door mr. P.J. van Steen, Arbiter Aardbevingsschade op 13 december 2016.
Was getekend,
secretaris
arbiter
Download