Rapport GGD Zuid Limburg - RegioAanpak Veilig Thuis

advertisement
Kader voor de Regiovisie
Veilig Thuis Zuid-Limburg
Een samenhangende aanpak van geweld in
afhankelijkheidsrelaties (GIA) in Zuid-Limburg
4 december 2013
Gemeente Heerlen
Gemeente Maastricht
Gemeente Sittard-Geleen
GGD Zuid Limburg (Steunpunt Huiselijk Geweld)
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Definities
5
3. Uitgangspunten
7
4. Hoofdelementen regiovisie Veilig Thuis
9
5. Structuur
13
6. Verdeling van taken, verantwoordlijkheden en financiën
15
7. Tijdpad
21
Bijlage I. Opdracht werkgroepen.
I
1
2
1. Inleiding
Op basis van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zijn niet alleen
centrumgemeenten verantwoordelijk voor de ketenaanpak op het gebied van geweld in
afhankelijkheidsrelaties (GIA) maar alle gemeenten1.
De centrumgemeenten ontvangen via de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (inclusief
Huiselijk Geweld) rijksmiddelen ten behoeve van de subregionale taken zoals de opvang. Dit
wordt dan ook door de centrumgemeenten geregeld.
Daarnaast ontvangen alle gemeenten vanaf 2015 via de nieuwe Wmo en Jeugdwet de
middelen voor begeleiding en middelen in het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg.
Voor de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is dit met name van belang in het kader
van preventie & voorlichting; begeleiding van plegers en slachtoffers van GIA; en vorming van
het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Gemeenten worden
gevraagd om samen afspraken te maken in het kader van een integrale aanpak van geweld in
afhankelijkheidsrelaties:
•
Op lokaal, subregionaal2, regionaal en provinciaal/landelijk niveau;
•
Vanuit zowel het sociaal als het veiligheidsdomein.
Deze afspraken moeten voor iedere gemeente per 1 januari 2015 zijn vastgelegd in een
regiovisie geweld in afhankelijkheidsrelaties.
In Zuid-Limburg zijn er twee centrumgemeenten, Heerlen en Maastricht. Deze gemeenten
hebben besloten om samen met regiogemeenten3 en ketenpartners een regiovisie geweld in
afhankelijkheidsrelaties te schrijven op schaal van Zuid-Limburg. De keuze voor deze schaal
heeft er mee te maken dat de twee centrumgemeenten op het onderwerp geweld in
afhankelijkheidsrelaties en vrouwenopvang al nauw met elkaar samenwerken en een groot
aantal ketenpartners ook al op die schaal werken en/of met elkaar samenwerken. Dit is te zien
aan de intensivering van de samenwerking tussen bijvoorbeeld de
(vrouwen)opvanginstellingen in Zuid-Limburg: Blijf Heerlen, Xonar Vrouwenopvang en Rimo.
De regiovisie omvat tegelijkertijd twee zaken:
1. Het proces: aansluiting van de (sub)regionale op de lokale aanpak; en aansluiting van
justitie- en zorgketen;
2. Het product: maken van een regio-analyse; formuleren van gezamenlijke doelen en
ambities; duidelijke afspraken maken over taken en verantwoordelijkheden, inclusief
financiële vertaling op hoofdlijnen.
Het doel van regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg is komen tot een sluitende aanpak voor
geweld in afhankelijkheidsrelaties in Zuid-Limburg. De aanpak van GIA dient zowel vanuit het
sociaal domein (welzijn/ zorg en jeugd) als vanuit veiligheid te worden opgepakt.
Samenwerking tussen de verschillende domeinen is essentieel.
Daarnaast is het de bedoeling dat de aanpak GIA verschuift van de curatie - repressie opvang naar de preventie – vroegsignalering - vroeginterventie.
1
In artikel 1 van de Algemene bepalingen staat:
In deze wet wordt verstaan onder:
Vrouwenopvang: het tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de
thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld.
Huiselijk Geweld: het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het
slachtoffer is gepleegd.
2
Maastricht-Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek
3
Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Kerkrade, Landgraaf, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen,
Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg a/d Geul en Voerendaal (alfabetische volgorde).
3
Bij de totstandkoming van de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg worden naast de 18
gemeenten in Zuid-Limburg ook de ketenpartners betrokken. In 3 werkgroepen zullen
verschillende onderdelen van de regiovisie worden uitgewerkt.
De 3 werkgroepen krijgen de opdracht de volgende onderwerpen uit te werken:
 Preventie, interventie en nazorg bij geweld in afhankelijkheidsrelaties;
 Vorming van het Advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK);
 Vrouwenopvang nieuwe stijl.
Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de format “Regiovisie huiselijk geweld en
kindermishandeling” van VWS, VNG en Federatie Opvang en het “Stappenplan ten behoeve
van het ontwikkelen van het AMHK” van de VNG.
In hoofdstuk 2 worden de verschillende definities van huiselijk geweld die in Nederland
gehanteerd worden, weergegeven en de keuze die in Zuid-Limburg is gemaakt geëxpliciteerd.
In de hoofdstukken 3 en 4 komen de uitgangspunten en hoofdelementen voor de verdere
uitwerking van de aanpak GIA in de werkgroepen aan bod. In hoofdstuk 5 wordt de structuur
van het project in beeld gebracht. In 6 de taken, verantwoordelijkheden en financiën.
Tenslotte staat in hoofdstuk 7 het tijdpad. Verder wordt in de bijlage de opdrachten voor de
werkgroepen beschreven.
4
2. Definities
In de format “Regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling” wordt aangegeven dat de
begrippenaanduiding in de wereld van huiselijk geweld en kindermishandeling verre van
uniform is.
Voor de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg dient vooraf helder te zijn welke terminologie
gebruikt wordt, waarom en dat er een afbakening plaatsvindt.
De term huiselijk geweld wordt meestal gebruikt voor geweld tussen (ex-)partners. In heel
veel gevallen zijn daar kinderen bij betrokken. Als kinderen getuige zijn van huiselijk geweld,
wordt dat beschouwd als kindermishandeling.
Toen duidelijk werd dat zich achter de voordeur veel meer vormen van geweld afspeelden dan
alleen geweld tussen (ex-)partners, is de term geweld in huiselijke kring door VWS
ontwikkeld: geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd.
Met “huiselijke kring” worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord
huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan zowel binnenshuis als buitenshuis
plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij geweld in huiselijke kring
kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van
(ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen
of geweld tegen ouders.
Kindermishandeling is goed gedefinieerd in de Wet op de Jeugdzorg (artikel 1):
"Elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van
fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de
minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen,
waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de
minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om: seksuele
mishandeling, fysieke mishandeling, emotionele/psychische mishandeling, fysieke
verwaarlozing, emotionele/psychische verwaarlozing en getuige zijn van partnergeweld."
Tot slot geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA). Onder geweld in afhankelijkheidsrelaties
vallen allereerst alle vormen van geweld in huiselijke kring.
Maar er zijn meer afhankelijkheidsrelaties dan alleen die in de huiselijke kring.
Bij geweld in afhankelijkheidsrelaties gaat het ook om geweld in organisaties: geweld
uitgeoefend door professionals of vrijwilligers jegens hun 'cliënten' en door 'cliënten' jegens
elkaar. We hebben het woord cliënten hier bewust tussen aanhalingstekens gezet.
Afhankelijkheidsrelaties komen voor in intramurale woonvormen (de residentiële jeugdzorg,
de verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische inrichtingen, woonvormen voor mensen
met een verstandelijke beperkingen), maar ook – en dan vooral tussen volwassenen en
kinderen - in peuterspeelzalen en in de kinderopvang, in het onderwijs en in
sportverenigingen en in alle andere verbanden waar kinderen onder begeleiding van
volwassenen hun tijd doorbrengen.
Definitie regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg
Voor de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg wordt de definitie van geweld in
afhankelijkheidsrelaties als uitgangspunt genomen, met name omdat het in alle gevallen van
‘huiselijk geweld’, ‘geweld in huiselijke kring’ en ‘kindermishandeling’ om relationeel geweld
gaat. Dat wil zeggen geweld gepleegd door een persoon jegens een andere persoon in een
relatie, waarbij het slachtoffer in een afhankelijke positie verkeert. Daarnaast wordt in de
regiovisie de aanpak van ‘huiselijk geweld’ en ‘kindermishandeling’ volledig met elkaar
geïntegreerd, waardoor de twee terminologieën niet apart genoemd hoeven te worden, want
de aanpak van geweld tegen kinderen moet niet geïsoleerd opgepakt worden, maar juist
vanuit het gehele gezinssysteem.
5
De volgende vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties vallen onder de regiovisie:
•
(ex-)partnergeweld in alle denkbare verschijningsvormen;
•
kindermishandeling, inclusief getuige van geweld in afhankelijkheidsrelaties;
•
ouderenmishandeling (65-plussers);
•
eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (vrouwenbesnijdenis);
•
mensenhandel, met name loverboy problematiek;
•
ouder/opvoeder mishandeling (door hun kinderen);
•
geweld uitgeoefend door professionals of vrijwilligers jegens hun 'cliënten' en door
'cliënten' jegens elkaar.
Bij deze laatste vorm van geweld dient opgemerkt te worden dat geweld door professionals in
eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de organisatie waar de professional werkzaam
is. Daarnaast kan mishandeling van “cliënten” gemeld worden bij de Inspectie voor de
gezondheidszorg.
De regiovisie richt zich op alle verschijningsvormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties:
•
fysieke mishandeling/ -verwaarlozing;
•
psychische mishandeling/ -verwaarlozing;
•
seksueel geweld/ -misbruik;
•
financieel misbruik.
6
3. Uitgangspunten
Uitgangspunten
Uitgangspunten bij de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg:
 Eén gezin(systeem), één plan, één regie
 Een integrale visie op aanpak GIA en kindermishandeling
 Nadruk op preventie, tijdige signalering en tijdige, adequate interventie. Dit kan
(ambulante) zorg en hulpverlening zijn of opvang.
 Inzet van de eigen kracht en gebruik van het sociale netwerk, inclusief het zo lang
mogelijk intact houden van de sociale omgeving.
 Zorgen voor een goede doorstroming na een zo kort mogelijk verblijf in de opvang.
 Een goede triage, waarbij de koppeling tussen justitieketen (politie, OM en reclassering)
en zorgketen (gemeente, zorg/welzijn/opvanginstellingen) gegarandeerd is.
Zoals in de inleiding reeds is aangegeven dient de aanpak van GIA zowel vanuit het sociaal
domein (welzijn/zorg en jeugd) als vanuit veiligheid te worden opgepakt.
Uitgaande van één gezin, één plan dienen er binnen het sociaal domein verbindingen te
worden gelegd tussen welzijn/zorg en jeugd. Zowel binnen de gemeentelijke organisatie als in
het veld. Daarnaast dient nadrukkelijk afstemming plaats te vinden met het domein veiligheid.
Ook dat geldt voor de gemeentelijke organisatie, denk hierbij onder andere aan de Wet
tijdelijk huisverbod en AWARE. Maar ook de afstemming van de zorg- en justitieketen is
essentieel.
Voortbordurend op bovenstaande uitgangspunten dienen de volgende inhoudelijke
onderwerpen terug te komen in de regiovisie Veilig Thuis:
1. De wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
 Het 5-stappen plan, waardoor het handelingsrepertoire van de professionals wordt
vergroot.
2. Preventie, interventie en nazorg van geweld in afhankelijkheidsrelaties:
 Eén gezin(systeem), één plan, één regie.
 Een integrale visie GIA en kindermishandeling.
 De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en het procesmanagement in de Veiligheidshuizen.
 Het persoonlijk alarmeringssysteem AWARE.
 Afstemming zorgketen en justitieketen.
 Specifieke aandacht voor de aanpak ouderenmishandeling (mishandeling 65-plussers).
3. De fusie van het steunpunt huiselijk geweld (SHG) en het advies- en meldpunt
kindermishandeling (AMK) naar het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en
Kindermishandeling (AMHK), dat per 1-1-2015 gerealiseerd moet zijn.
4. De ‘nieuwe’ landelijke criteria voor de vrouwenopvang, waarbij ambulantisering of
extramuralisering een belangrijke vereiste is.
5. De decentralisatie van de opvang van specifieke groepen. In de opvang is het
uitgangspunt dat slachtoffers in de eigen sociale omgeving kunnen verblijven. Alle groepen
moeten vervolgens als ‘regulier’ worden beschouwd met uitzondering van:
 Slachtoffers van extreme geweldsdreiging;
 Partners van een lid van een criminele bende;
 Slachtoffers van een psychiatrisch gestoorde bedreigers;
 Slachtoffers van extreme stalking.
Voor deze specifieke groepen is de opvang bovenregionaal of landelijk georganiseerd. Voor
alle andere groepen betekent het dat alle gemeenten gezamenlijk afspraken moeten
maken over de te volgen procedures en de wijze waarop deze slachtoffers worden
gehuisvest, bijvoorbeeld mannelijke slachtoffers van GIA, slachtoffers loverboy
problematiek (mensenhandel) of slachtoffers van ouderenmishandeling (65-plussers).
7
6. Garantie van landelijke toegankelijkheid van de opvang in het kader van de eis met
betrekking tot regiobinding. Er zal een principebesluit genomen moeten worden door alle
18 Zuid-Limburgse gemeenten dat opvang voor personen van buiten de regio altijd is
gegarandeerd als:
 de veiligheid dit vereist;
 er tijdelijk geen plek is in hun eigen regio.
7. Het nieuwe Verdeelmodel Vrouwenopvang. Naar aanleiding van een landelijk onderzoek in
opdracht van het ministerie van VWS worden de middelen in de decentralisatie-uitkering
Vrouwenopvang/Huiselijk Geweld op basis van een objectief verdeelmodel herverdeeld
onder de 35 centrumgemeenten. Dit betekent dat er voor- en nadeel gemeenten zijn. Voor
centrumgemeente Maastricht ziet het er naar uit dat dit betekent dat zij met ingang van 11-2015 24% van deze middelen moet inleveren. Centrumgemeente Heerlen gaat er 6% op
vooruit. Op Zuid-Limburgs niveau betekent dit echter nog steeds een middelenteruggang
van 18%. Hierover zal met name op centrumgemeente niveau met de opvanginstellingen
afspraken gemaakt moeten worden.
Schaalniveaus
Voorts moet binnen de aanpak van GIA duidelijk worden welke onderdelen op welke schaal
vormgegeven c.q. uitgevoerd worden.
De volgende schaalniveaus zijn in het kader van de aanpak GIA aan de orde:
 Lokaal (buurt, wijk, stadsdeel, stad, of organisatie);
 Sub regionaal (Maastricht-Heuvelland, Westelijke Mijnstreek en Parkstad);
 Regionaal (Zuid-Limburg);
 Eventueel bovenregionaal (Zuid-Nederland);
 Provinciaal/landelijk.
8
4. Hoofdelementen regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg
Binnen de aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties zijn 3 hoofdelementen te onderscheiden:
voorkomen, signaleren/melding en interventie en nazorg (adequaat opereren na een incident
en afronden)4.
Aanpak geweld in
afhankelijkheidsrelaties
Interventie en
nazorg
Voorkomen
Signaleren/
melding
De aanpak van GIA in Zuid-Limburg moet de komende jaren verschuiven van de curatie –
repressie - opvang naar de preventie – vroegsignalering - vroeginterventie.
Door in een eerder stadium “niet pluis” signalen te herkennen en op te pakken wordt inzet
van gespecialiseerde hulpverlening minder noodzakelijk.
De 3 hoofdelementen worden in de te vormen werkgroepen verder uitgewerkt, hierbij dient
aandacht te zijn voor de volgende onderwerpen:
Voorkomen oftewel preventie
 Het verschaffen van informatie.
Hierbij gaat het om de verschillende vormen van preventie:
o Algemene of universele preventie.
De informatiefunctie gericht op burgers die direct en indirect te maken hebben met
geweld in afhankelijkheidsrelaties en die meer willen weten over de mogelijkheden
voor hulp, bij wie ze daarvoor terecht kunnen voor een gesprek daarover.
o Selectieve preventie.
Het planmatig uitzetten van informatie gericht op risicowijken, risicogroepen, mensen
met een risicovolle leefstijl of concrete risicogezinnen, die er op gericht is dat de hulp
wordt gezocht voordat zich incidenten voordoen.
o Geïndiceerde preventie.
Het is van belang dat professionals binnen een aantal sectoren door de komst van de
Wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op de hoogte zijn van
de risicofactoren van geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Het betreft de volgende sectoren: (jeugd)gezondheidszorg, (waaronder geestelijke
gezondheidszorg en Awbz-zorg), jeugdzorg, onderwijs (van basisschool tot en met
hoger onderwijs, inclusief leerplicht), kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning,
justitie (waaronder het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers). Daarnaast geldt de wet
voor vrij gevestigde beroepskrachten die onder artikel 3 van de Wet op de Beroepen in
de individuele gezondheidszorg vallen.
4
Uit format regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling.
9



Het verstrekken van advies.
o Advies aan burgers over hoe te handelen in situaties waar sprake is van geweld in
afhankelijkheidsrelaties (als direct of indirect betrokkene).
o Advies aan professionals over hoe zij, in een bepaalde casus het best zouden kunnen
handelen. De basis hiervoor is gelegen in de 5 stappen van de Verplichte meldcode
huiselijk geweld en kindermishandeling (zie kader)
Het bevorderen van de
deskundigheid in het professionele
veld.
Het inzetten van hulp en begeleiding
voordat zich een incident heeft
voorgedaan.
Het bieden van hulp en begeleiding
aan die gezinnen en huishoudens
van wie professionals inschatten dat
zonder hulp en begeleiding de
situatie in een gezin escaleert en
leidt tot geweld of mishandeling.
(Vroeg)signalering/melding
 Infrastructuur
Door een goed systeem van
vroegsignalering is zeer veel geld te
besparen. Hoe minder geweld of
mishandeling zijn geëscaleerd, des te
eenvoudiger is doorgaans de aanpak.
Hierbij gaat het om:
o Het creëren van een netwerk van
wijkteams waar bezorgde burgers in vertrouwelijkheid vrijuit kunnen spreken over
geweld in afhankelijkheidsrelaties waarvan ze vermoeden dat in hun omgeving
voorkomt. De meest voor de hand liggende professionals zijn de huisarts, de
wijkverpleegkundige, de mentor van de school en de medewerkers van het CJG. Maar
ook de professionals die hiervoor reeds genoemd zijn in het kader van de Wet
verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat die professionals weten wat ze na zo'n
gesprek moeten doen.
o Professionals in dit netwerk weten dat ze de opdracht hebben om in al hun
professionele contacten hun oren en ogen wijd open te hebben op signalen die zouden
kunnen wijzen op geweld in afhankelijkheidsrelaties.
o Het gebruik van de verwijsindex. Het gebruik van de verwijsindex is een wettelijke
verplichting voor organisaties die werken binnen de jeugdketen. In de concept tekst
van de nieuwe Jeugdwet zijn de bepalingen betreffende de verwijsindex risicojongeren
overgenomen uit de Wet op de Jeugdzorg 5.
 Professioneel handelen na een ontvangen signaal.
Als logisch gevolg van bovenstaande moet er met het signaal snel iets gebeuren. De
professionals in het netwerk moeten op eenvoudige wijze het signaal met elkaar kunnen
delen en kunnen besluiten wie van hen bij dit gezin of huishouden het signaal goed met de
betrokkenen zou kunnen bespreken.
Als blijkt dat er inderdaad sprake is van een opmaat naar of het begin van geweld in
afhankelijkheidsrelaties, moet dat uiteraard leiden tot actie, die passend is bij de aard en
de intensiteit van het geweld of de mishandeling.
5
De wettekst luidt als volgt, nl.: “De verwijsindex heeft tot doel vroegtijdige en onderlinge afstemming tussen
meldingsbevoegden te bewerkstelligen, opdat zij jeugdigen tijdig passende hulp, zorg of bijsturing kunnen verlenen
om daadwerkelijke bedreigingen van de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar
volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te nemen”.
10
Het signaleren hoeft dus niet altijd uit te monden in een melding bij het AMK of het SHG
(toekomstige AMHK) omdat een tijdige adequate interventie door professionals
bijvoorbeeld in het maatschappelijk werk, escalatie kan voorkomen.
Interventie en nazorg
 De procesregie
Een melding van een incident moet leiden tot een actie. Het proces moet in werking
worden gezet. Goede en snelle informatie- en communicatielijnen, de zogenaamde korte
lijnen, tussen zorgpartners, Politie, Justitie en het Veiligheidshuis en vice versa zijn
essentieel.
Daarnaast moet er op worden toegezien dat alle betrokken organisaties bij de aanpak van
geweld in afhankelijkheidsrelaties zich houden aan de gemaakte afspraken over inzet en
samenwerking. Als er in de praktijk blijkt dat afspraken niet worden nagekomen, moet
actie ondernomen worden.
 Plan van aanpak
Na een incident is het allerbelangrijkste dat de veiligheid wordt hersteld op een zodanige
manier dat de grootste kans bestaat dat het uiteindelijk tot een duurzame veiligheid zal
leiden. Daartoe moet een plan van aanpak worden gemaakt. Als de situatie dat vereist
moet dat plan ook direct worden uitgevoerd. Het maken van een plan van aanpak met
aandacht voor veiligheid vereist een hoge mate van expertise.
Degene die het plan uitvoert moet over de mogelijkheden beschikken om waar nodig op te
schalen om de noodzakelijke voorwaarden te kunnen realiseren voor het herstellen van de
veiligheid. Hierbij moet waar mogelijk prioriteit gegeven worden aan het kunnen blijven
functioneren van betrokkenen in de eigen sociale omgeving.
 Afstemming met Politie en Justitie.
Een belangrijk onderdeel van het proces is de afstemming met Politie en Justitie.
Afstemming met Justitie is van groot belang omdat daarmee een systeem van dwang en
drang kan worden gecreëerd dat ondersteunend kan zijn aan het in te zetten hulp- en
zorgtraject. Op bestuurlijk niveau moet er eveneens een goede borging hiervan zijn. Van
belang is met name dat de communicatie(lijnen) tussen Politie/Justitie en Zorg kort en
flexibel is (zijn) en bovenal in de praktijk consequent moeten worden toegepast.
Daarnaast is het van het grootste belang dat dit in alle fasen van het proces wordt
toegepast: dus niet alleen in de beginfase.
 Integrale analyse gezinssysteem of huishouden.
Om goed te kunnen beoordelen welke hulpverlening noodzakelijk is, is het van belang een
integrale analyse te maken van de aard en de oorzaken van het geweld of de mishandeling
en van de patronen in het gezinssysteem of het huishouden die er toe hebben
bijgedragen. Bij het maken van die integrale analyse is het van groot belang dat dat
gebeurt zo snel mogelijk na het incident (als het gezinssysteem nog 'open' ligt) en dat met
alle leden van het gezinssysteem of het huishouden wordt gesproken, inclusief de
pleger(s) van het geweld of de mishandeling en (als ze er zijn) ook de kinderen. In de
praktijk betekent dit, dat het maken van een integrale analyse parallel loopt aan het
maken van het plan van aanpak. Geadviseerd wordt om het plan van aanpak en de
integrale analyse door dezelfde deskundige te laten opstellen, gehoord hebbend alle
betrokkene, zowel slachtoffer(s), pleger als betrokken professionals.
 Triage.
Op basis van de integrale analyse kan worden beoordeeld hoe eenvoudig of hoe complex
de casus is en of er gespecialiseerde hulpverlening noodzakelijk is (bijvoorbeeld Ggz of
Verslavingszorg) of die achterwege kan blijven. Hierdoor is het van belang dat de juiste en
gekwalificeerde/ terzakekundige professionals een dergelijke triage uitvoeren.
 Opvang.
Een belangrijk onderdeel bij GIA is de beschikbaarheid van adequate en veilige
opvangmogelijkheden. Maar alleen dáár waar het in het kader van de veiligheid absoluut
noodzakelijk is. In de aanpak wordt namelijk indien mogelijk allereerst de pleger van het
geweld ‘buiten spel gezet’ middels een tijdelijk huisverbod.
11





De slachtoffers kunnen in hun eigen (sociale) omgeving blijven, waarbij ambulante
hulpverlening wordt geboden, gericht op het gezinssysteem.
De Vrouwenopvang is er voor het veilig opvangen van door geweld getraumatiseerde
vrouwen en kinderen en in het uitvoeren van het eerste deel van het herstelplan en is per
definitie tijdelijk van aard. Als residentiële opvang niet langer vereist is in verband met de
veiligheid of de traumatisering – getracht wordt het verblijf zo kort mogelijk te houden kan opvang worden omgezet in vormen van (begeleid) zelfstandig wonen. Uiteindelijk doel
is reïntegratie in de samenleving en het voeren van de eigen regie in een zelfstandige
woonruimte, waarbij in de beginfase gebruik gemaakt kan worden van nazorg in de vorm
van ambulante hulpverlening.
Voor kinderen kunnen dit naast de vrouwenopvang ook (netwerk)pleeggezinnen,
crisisplaatsen en/of residentiële plaatsen zijn.
Het aanwijzen van de casusregie.
Als de aard en de oorzaken van het incident duidelijk zijn geworden uit de integrale
analyse, moet een casemanager worden aangewezen.
Maken en uitvoeren van een herstel- en nazorgplan.
Op basis van de integrale analyse wordt een herstel- en nazorgplan gemaakt. In dat
herstel- en nazorgplan wordt rekening gehouden met alle leefgebieden waar zaken
hersteld of aangepakt moeten worden. De casemanager wordt verantwoordelijk voor de
uitvoering van dat plan en krijgt daarvoor ook de nodige bevoegdheden. De casemanager
kan een deel van dat plan zelf uitvoeren, maar dat hoeft niet. Van belang is dat hij of zij er
op blijft toezien dat alle partijen die bij de uitvoering van het plan betrokken zijn, hun taak
adequaat en volgens plan uitvoeren.
In kaart brengen sociaal netwerk.
Om te kunnen inschatten welk beroep kan worden gedaan op de sociale omgeving, het
sociale netwerk, van het betreffende gezin of het huishouden, moet in kaart worden
gebracht wie er tot dat netwerk behoren, wat hun gezamenlijk draagkracht en vooral hoe
veilig het sociale netwerk is. Het is de taak van de casemanager om het netwerk in kaart
te brengen. Tegelijkertijd maakt de casemanager – als dat nodig is - een plan voor de
ondersteuning van het sociale netwerk, zodat het netwerk zich kan ontwikkelen tot een
duurzame en stabiele steunstructuur. Als het sociale netwerk zelf zwak is, moet er door
professionals aan worden gewerkt om het te versterken en als het afwezig is moet worden
beoordeeld of het zin heeft een nieuw netwerk op te bouwen.
Bepalen noodzakelijke inzet van hulp en zorg.
Op basis van het herstel- en nazorgplan wordt de noodzakelijk geachte inzet van hulp en
zorg bepaald. Dat is een taak van de casemanager in samenspraak met de professionals
en zo nodig specialisten die betrokken zijn bij het weer op orde krijgen van de
verschillende leefgebieden.
Onderhoud contacten op langere termijn.
Afhankelijk van mate van het geweld zal de casemanager contact blijven houden met een
gezin of een huishouden waar zich geweld in afhankelijkheidsrelaties heeft voorgedaan. Dit
is maatwerk en dient te worden vastgelegd in het plan van aanpak, met name in verband
met duur en intensiteit van het contact. Bijvoorbeeld het werken met een rappelfunctie.
12
5. Structuur
Voor de uitwerking van de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg wordt gebruik gemaakt van de
volgende structuur:
 Kernteam bestaande uit beleidsambtenaar van de gemeente Heerlen (Michel van de
Winkel), Parkstad gemeenten (Beppie Ortmans), gemeente Maastricht (Joan Beemer),
gemeente Sittard-Geleen (Willemien van der Linden) en de medewerker beleid en
onderzoek van het GGD Zuid Limburg/Steunpunt Huiselijk Geweld (Dominique Vranken).
Zij schrijven de regiovisie gebruik makend van het landelijk format en de input vanuit de
werkgroepen.
 In 3 werkgroepen worden de inhoudelijke onderwerpen verder uitgewerkt. In bijlage I
staat per werkgroep de opdracht beschreven en een voorstel voor werkgroepleden. De
werkgroepen houden verbinding met elkaar door deelname van het SHG als penvoerder
aan de drie werkgroepen. Het SHG fungeert hierdoor tevens als liaison tussen de
werkgroepen en het kernteam.
 De reeds bestaande Dialooggroep huiselijk geweld is inmiddels uitgebreid met ambtenaren
Jeugd van een aantal gemeenten in Zuid-Limburg. Deze gaat fungeren als gemeentelijke
klankbordgroep. De volgende gemeenten nemen deel aan de klankbordgroep:
o Brunssum, Marjan de Jong (Integrale Veiligheid);
o Heerlen, Michel van de Winkel (Integrale Veiligheid) en Beppie Ortmans (Jeugd);
o Kerkrade, Lodewijk Brull (Welzijn);
o Maastricht, Joan Beemer (Welzijn, Zorg en Gezondheid) en Marie-José Gregoire (trekker
decentralisatie Jeugdzorg op Zuid-Limburgs niveau);
o Nuth, Joyce Lenssen (Jeugd);
o Sittard-Geleen, Willemien van der Linden, (Manager Veiligheidshuis) en Hilda Mertens
(Jeugd);
o AMK, Paul Beeker (vertrouwensarts) en Robert Bergs (manager);
o SHG, Michel Limpens (manager) en Dominique Vranken (medewerker beleid en
onderzoek).
 De 18 gemeenten en ketenpartners in Zuid-Limburg worden betrokken bij het proces.
Indien zij niet deelnemen aan de werkgroepen of klankbordgroep dient op maat gekeken
te worden hoe hen hierbij te betrekken.
13
14
15
6. Verdeling van taken, verantwoordelijkheden en financiën
In de aanpak GIA moeten verbindingen gemaakt worden met nieuwe ontwikkelingen als de wijkteams, de transitie van de Jeugdzorg, de
decentralisatie van de functie begeleiding (vanuit de AWBZ naar WMO), het nieuwe verdeelmodel Vrouwenopvang en de ontwikkelingen
rondom de Veiligheidshuizen. Ook de Vrouwenopvang nieuwe stijl en de voorgenomen herverdeling dienen een plek te krijgen in het geheel.
Dit betekent dat binnen de aanpak van GIA duidelijk moet worden welke onderdelen op welke schaal vormgegeven c.q. uitgevoerd worden.
De volgende schaalniveaus zijn in het kader van de aanpak GIA aan de orde:
 Lokaal (buurt/wijk/stadsdeel/organisatie);
 Sub regionaal (Maastricht-Heuvelland: Maastricht, Meerssen, Gulpen-Wittem, Eijsden-Margraten, Vaals en Valkenburg a/d Geul;
Westelijke Mijnstreek: Sittard-Geleen, Stein, Beek, Schinnen; Parkstad: Heerlen, Kerkrade, Nuth, Voerendaal, Landgraaf, Brunssum,
Simpelveld en Onderbanken);
 Regionaal (Zuid-Limburg);
 Provinciaal/landelijk.
In onderstaand schema is weergegeven welke taken op welk niveau moeten worden uitgevoerd, wie waarvoor verantwoordelijk is, wie
welke bevoegdheid/bevoegdheden heeft en wie waarvoor (financieel) verantwoordelijk is. Tegelijkertijd ook in relatie tot de preventie,
vroegsignalering/melding, interventie en nazorg.
Taken
Preventie, inclusief
voorlichting over
GIA.
Signaleren en
eventueel melden
van GIA (met extra
aandacht voor
mensenhandel,
inclusief loverboy
problematiek).
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
Alle ZuidAMK en SHG, met
Limburgse
ingang van 1-1gemeenten,
2015 het AMHK.
ingebed in het
WMO-beleid en
jeugdbeleid
Professionals van
organisaties
genoemd in de
wet Verplichte
meldcode.
Verwijsindex.
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
Ketenregisseur en
regiocoördinatoren
mensenhandel
(inclusief loverboy
problematiek) op
provinciaal niveau.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via Wmo
budget, budget
Jeugdzorg (m.i.v. 1-12015) en door de
centrumgemeenten via
subsidie aan het SHG
(m.i.v. 1-1-2015 AMHK).
Vanuit de werksoort: Ten
behoeve van de
professionals moet een
aanspreekpunt GIA per
werksoort worden
aangewezen door de
verantwoordelijke
16
Taken
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
besturen.
Door de provincie
Limburg: Voor de
coördinatie
mensenhandel (inclusief
loverboy problematiek).
Op stellen meldcode
voor de
medewerkers
die betrokken zijn
bij de uitvoering van
de Leerplichtwet
1969.
Gemeenten moeten
toezicht houden op
de naleving van de
Wet verplichte
meldcode.
Registreren en
doorzetten melding
GIA.
Opstellen van een
meldcode en de
kennis over en het
gebruik van de
meldcode bij
leerplichtambtenaren te
bevorderen6.
De gemeenten
oefenen toezicht
uit op organisaties
die actief zijn op
het terrein van de
maatschappelijke
ondersteuning en
de kinderopvang7.
Ondersteuning door
het SHG
(toekomstig AMHK)
d.m.v. informeren
en deskundigheidsbevordering
professionals
Politie
AMK en SHG, met
ingang van 1-12015 het AMHK.
De landelijke
inspecties oefenen
toezicht uit op hun
‘eigen’ sectoren.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan het AMHK (m.i.v.
2015).
6
De gemeente kan de meldcode ook van toepassing verklaren voor andere medewerkers van de gemeente die niet onder de wettelijke verplichting vallen. Te denken valt dan
aan medewerkers met meer dan vluchtige contacten met burgers, zoals de medewerkers van het Wmo loket, of van de dienst Werk en Inkomen.
7
Bij de maatschappelijke ondersteuning gaat het om (wat in de huidige wet wordt omschreven als) de prestatievelden 2, 3, 5 , 6 en 7, zoals jongerenwerk, maatschappelijke
opvang, welzijnswerk, peuterspeelzaalwerk, maatschappelijk werk, huishoudelijke hulp, vrij toegankelijke opvoedondersteuning en jeugdhulp. Vrijwilligersorganisaties die in
deze prestatievelden actief zijn vallen niet onder de Wet verplichte meldcode. Er kunnen wel afspraken worden gemaakt over de eventuele signalerende rol van
vrijwilligers(organisaties).
17
Taken
Procesregie.
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
Veiligheidshuizen
Afstemming Justitie
(Raad voor de
kinderbescherming
politie, OM,
reclassering) met
Zorg/Hulpverlening.
Triage (inschatting).
Aanbieden
cursussen ‘anger
management’
Voor vermoedens
van GIA per
werksoort (kan
bijvoorbeeld
meteen
maatschappelijk
werk worden
ingezet of is de
casus dermate
ernstig dat in het
kader van de
veiligheidsrisico’s
een melding
gemaakt moet
worden?).
Bij een
(vroeg)tijdige
interventie waarbij
het geweld of de
mishandeling niet
is geëscaleerd,
wordt het
gezinssysteem
Veiligheidshuizen
Justitieketen
AMHK
Veiligheidshuizen
AMHK
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
Vanuit coördinatie
mensenhandel op
provinciaal niveau
(loverboy
problematiek)
wordt geschakeld
naar de
justitieketen
(daderaanpak) en
de zorgketen
(opvang
slachtoffers).
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan de Veiligheidshuizen.
Inzet menskracht vanuit
Politie, Justitie en
Zorg/Hulpverleningsinstellingen in het
Veiligheidshuis.
Deling van politieinformatie met het AMHK
en Veiligheidshuizen
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidies
welzijns/zorg/hulpverleningsinstellingen.
Provincie Limburg ten
behoeve van de
ketenregie
mensenhandel.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan (lokale)
welzijns/zorg/hulpverleningsinstellingen.
18
Taken
Maken van een plan
van aanpak op
casusniveau.
Casemanagement.
Inzetten Raad voor
de
Kinderbescherming
en/of uitspreken van
een OTS via de
rechter.
(Ambulante) zorg
en/of begeleiding.
Tijdelijk huisverbod.
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
geleerd op andere
wijzen om te gaan
met frustraties,
woede, etc. door
de aangewezen
welzijns, zorg of
hulpverleningsinstelling.
Casemanager
vanuit de
Veiligheidshuizen
Casemanager
vanuit de
Veiligheidshuizen
Afhankelijk van de
ernst van de casus
en na onderzoek
door het AMHK.
Per aangewezen
welzijns of
zorginstelling.
Ambulante
hulpverlening
vanuit de
Vrouwenopvang
aan slachtoffers
GIA (vrouwen en
kinderen).
Burgemeesters
van alle ZuidLimburgse
gemeenten op
advies van de
Veiligheidshuizen
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan de Veiligheidshuizen.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan de Veiligheidshuizen.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidie
aan het AMHK.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten via subsidies
(lokale)
welzijns/zorg/hulpverleningsinstellingen en
centrumgemeenten via
vrouwenopvanginstellingen.
Staand beleid
gemeenten.
19
Taken
Aanbieden
persoonlijk
alarmeringssysteem
AWARE.
Regelen en bieden
van opvang aan
slachtoffers GIA
(met uitzondering
van genoemde
specifieke groepen
in de regiovisie).
Regelen en bieden
van opvang
specifieke groepen.
Zorgen voor
empowermenttrainingen van
slachtoffers GIA in
de Vrouwenopvang
aan vrouwen en
kinderen.
Zorgen voor
doorstroom vanuit
de Opvang.
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
(hulp) OvJ en de
Veiligheidshuizen
in de regio.
Vanuit de
Veiligheidshuis
welzijns- en
Kerkrade
vrouwenopvanginstellingen in de
gemeenten van de
3 subregio’s
Instellingen
Vrouwenopvang
per subregio.
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
Centrumgemeenten.
Organisaties die
landelijk zijn
georganiseerd.
Instellingen
Vrouwenopvang
per subregio.
Alle ZuidLimburgse
gemeenten in
samenwerking
met de
Centrumgemeenten via
subsidie aan Xonar
Vrouwenopvang en
Hulpverlening (voor de
regio’s MaastrichtHeuvelland & Westelijke
Mijnstreek), Blijf Heerlen
en Levantogroep/Rimo
(voor de regio Parkstad).
Rijksoverheid via
subsidies aan deze
landelijke voorzieningen.
Centrumgemeenten via
subsidie aan instellingen
voor de Vrouwenopvang.
Staand beleid in het
kader van wonen in alle
Zuid-Limburgse
gemeenten, dan wel
wonen van bijzondere
20
Taken
Activering en
dagbesteding.
Toeleiding naar
werk.
Verantwoordelijkheid (in de uitvoering)
Lokaal
Sub regionaal
Regionaal (ZuidLimburg)
woningcorporaties.
Instellingen ten
behoeve van
toeleiding naar
werk van
bijzondere
groepen
Instellingen ten
behoeve van
toeleiding naar
werk van
bijzondere
groepen.
Gemeenten/
Sociale Zaken op
subregionaal
niveau.
Financiën/menskracht
Provinciaal/
Landelijk
groepen. Afspraken
vastleggen met
woningcorporaties.
Alle Zuid-Limburgse
gemeenten.
Staand beleid
gemeenten.
21
7. Tijdpad
Wat
Start kernteam regiovisie
Wanneer
10 oktober 2013
Startbijeenkomst gemeenten
en ketenpartners
Formeren 3 werkgroepen
5 december 2013
Werkgroepen aan de slag
Eerste terugkoppeling stand
van zaken aanpak aan
dialooggroep Huiselijk Geweld
Terugkoppeling aan
dialooggroep
Terugkoppeling resultaten
werkgroepen aan kernteam
Concept regiovisie Veilig Thuis
Zuid-Limburg gereed
Consultatie ronde 18
gemeenten en ketenpartners
Definitieve regiovisie Veilig
Thuis Zuid-Limburg
Accordering regiovisie Veilig
Thuis Zuid-Limburg door 18
gemeenteraden
Implementatie regiovisie
Veilig Thuis Zuid-Limburg
December 2013 na
startbijeenkomst
Januari t/m maart
2014
Januari 2014
Wie
Joan Beemer, Michel van de
Winkel, Beppie Ortmans,
Willemien van der Linden, en
Dominique Vranken
Ambtenaren 18 gemeenten en
ketenpartners
Kernteam regiovisie
Werkgroepen regiovisie
Kernteam regiovisie/Dominique
Vranken
Bijeenkomsten in
2014
April 2014
Kernteam regiovisie/ Dominique
Vranken
Werkgroepen
Mei 2014
Kernteam regiovisie
Juni 2014
Kernteam regiovisie
Augustus/september
2014
oktober/ november
2014
Kernteam regiovisie
Vanaf januari 2015
18 Zuid-Limburgse gemeenten en
ketenpartners
18 Zuid-Limburgse gemeenten
22
23
24
Bijlage I Opdracht werkgroepen
Werkgroep 1. Preventie, interventie en nazorg geweld in afhankelijkheidsrelaties
Opdracht
Komen tot een visie op een sluitende aanpak voor alle vormen van geweld in
afhankelijkheidsrelaties op lokaal, subregionaal, regionaal, bovenregionaal, landelijk niveau op
de terreinen preventie, interventie en nazorg. Hierbij rekening houdend met de genoemde
uitgangspunten en hoofdelementen in het kader van de regiovisie Veilig Thuis Zuid-Limburg.
Inhoudelijke punten
De volgende inhoudelijke punten moeten in ieder geval terug komen:
 Eén gezin(systeem), één plan, één regie;
 Een integrale visie GIA en kindermishandeling;
 De wet Verplichte Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling;
 De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en het procesmanagement in de Veiligheidshuizen;
 Het persoonlijk alarmeringssysteem AWARE;
 Specifieke aandacht voor de aanpak ouderenmishandeling (mishandeling 65-plussers);
 Integratie zorg- en justitieketen;
Betrokken partners
Voor de volgende organisaties is deelname aan deze werkgroep relevant:
 Organisaties die hulpverlening bieden aan het slachtoffer:
o Algemeen maatschappelijk werk (Alcander (Heerlen); CMWW (Brunssum en
Onderbanken); Impuls (Kerkrade en Simpelveld) Meander (Nuth en Voerendaal); PIW
(Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein), Trajekt (Eijsden-Margraten, GulpenWittem, Meerssen, Maastricht, Valkenburg en Vaals) en Welsun (Landgraaf)
o Xonar vrouwenopvang en –hulpverlening, Blijf van mijn Lijf Heerlen en Rimo Parkstad
(de laatste 2 bieden voornamelijk opvang)
o Vrouwengezondheidscentrum Maastricht
 Jeugdzorg:
o Bureau Jeugdzorg
o Xonar Jeugdhulpverlening
o Mondriaan kinderen en jeugd
 Plegerhulpverlening:
o FFP De Horst
o Orbis GGZ
 Veiligheidshuizen
 Gemeenten
 Politie
 Openbaar Ministerie
Voorstel is om de werkgroep als volgt samen te stellen:
 Twee organisaties voor AMW (één vanuit Parkstad en één vanuit MaastrichtHeuvelland/ Westelijke Mijnstreek)
 Eén partij vanuit de vrouwenopvang
 Eén partij vanuit de Jeugdzorg
 Eén partij vanuit plegerhulpverlening
 Eén procesmanager namens de Veiligheidshuizen
 Eén gemeente uit iedere subregio (Maastricht-Heuvelland, Westelijke Mijnstreek
en Parkstad)
 Politie
 Openbaar Ministerie
I
NB. 1
De reeds draaiende werkgroep Huiselijk Geweld van het OM, bestaande uit Politie,
Reclassering, OM, Veiligheidshuizen en Steunpunt Huiselijk Geweld wordt gekoppeld met deze
werkgroep en op inhoud worden beide werkgroepen met elkaar verbonden.
NB. 2
Alle gemeenten en ketenpartners zullen in de gelegenheid worden gesteld om in juni 2014
tijdens de consultatieronde commentaar en input te leveren op het concept Regiovisie Veilig
Thuis Zuid-Limburg dat het kernteam op basis van de geleverde input uit de 3 werkgroepen
heeft geschreven. De input uit de consultatieronde wordt zoveel mogelijk verwerkt in de
definitieve versie van de regiovisie die ter accordering aan College en Gemeenteraad wordt
voorgelegd in oktober/november 2014.
II
Werkgroep 2. Vorming AMHK
Opdracht
Vorming van één advies- en meldpunt voor alle vormen van GIA (inclusief
kindermishandeling): het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
(AMHK).
Inhoudelijke punten
De werkgroep heeft als opdracht om de functies en positionering van het AMHK nader uit te
werken.
Voor wat betreft de schaalgrootte lijkt vanuit de 18 Zuid-Limburgse gemeenten consensus te
bestaan over de keuze voor de regio Zuid-Limburg.
De wettelijke taken van een AMHK zijn duidelijk, waar die zich ook in Nederland mag bevinden
en kunnen een leidraad zijn voor de functies van het AMHK. Deze zijn:
1. Fungeren als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor gevallen of vermoedens van
geweld in afhankelijkheidsrelaties;
2. Geven van advies en informatie aan melders en burgers;
3. Naar aanleiding van een melding: doen van onderzoek om te bepalen of er sprake is van
(een van de vormen van) geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Voor wat betreft de verdere uitwerking van het AMHK wordt de werkgroep gevraagd na te
denken over positionering en enkele scenario’s uit te werken met voor – en nadelen daarvan.
Van daaruit kan vervolgens op objectieve gronden een keuze worden gemaakt.
De frontoffice zal in ieder geval de volgende taken hebben: advies, consult en melding.
Op basis van de 7 functies die beschreven zijn voor het SHG nagaan welke functies wenselijk
zijn voor het AMHK.
De functies beschreven voor het SHG:
 Frontoffice
o Advies & ondersteuning
o Voorlichting
o Meldpunt
 Procesregie
o Organiseren van hulp
o Bewaken ketenafspraken
 Voorwaardelijke processen
o Registratie
o Monitoring en prevalentie-onderzoek
o Deskundigheidsbevordering
Deelnemers werkgroep AMHK:
 AMK/Bureau Jeugdzorg
 SHG/GGD Zuid Limburg
 Veiligheidshuizen
 Centrumgemeenten
 Eén gemeente vanuit elke subregio
 Paul Baeten, Adviseur ikv ondersteunings-programma AMHK-vorming
III
NB. 1
De reeds draaiende werkgroep Kindermishandeling, huiselijk geweld en vrouwelijke genitale
verminking Parkstad zal functioneren als klankbordgroep voor deze werkgroep. Deze
werkgroep bestaat uit de volgende organisaties/ deelnemers:
 Alcander/ Impuls: Kees van Kemenade;
 Atrium MC: Agnes Jonkman;
 GGD Zuid Limburg: Hinda Nechar, Wim Lempers (beiden JGZ 4-19 jaar) en Maud
Schaepkens en Dominique Vranken (beiden SHG);
 Meander: Agine Bernhard (JGZ 0-4 jaar);
 BJZ Limburg: Kim Donkers en Marie-Louise Weerts en Robert Bergs (AMK);
 Innovo: Chantal Hünen;
 MEE: Guus Haartmans;
 Movare: Jo Budie;
 Mondriaan: Jos Hekking;
 Gemeente Heerlen: Beppie Ortmans;
 Gemeente Nuth: Joyce Lenssen;
 Xonar: Naomi van Damme.
NB. 2
Alle gemeenten en ketenpartners zullen in de gelegenheid worden gesteld om in juni 2014
tijdens de consultatieronde commentaar en input te leveren op het concept Regiovisie Veilig
Thuis Zuid-Limburg dat het kernteam op basis van de geleverde input uit de 3 werkgroepen
heeft geschreven. De input uit de consultatieronde wordt zoveel mogelijk verwerkt in de
definitieve versie van de regiovisie die ter accordering aan College en Raad wordt voorgelegd
in oktober/ november 2014.
IV
Werkgroep 3. Vrouwenopvang nieuwe stijl (2.0)
Opdracht
De ‘nieuwe’ landelijke criteria voor de vrouwenopvang vertalen naar Zuid-Limburg, rekening
houdend met de decentralisatie opvang specifieke groepen en het nieuwe verdeelmodel
vrouwenopvang.
De uitdaging is om aan alle slachtoffers van GIA, ook de ‘nieuwe’ specifieke groepen die
gedecentraliseerd worden, een dekkend netwerk van opvang te realiseren op niveau van ZuidLimburg, dan wel de noodzakelijke ambulante hulpverlening te bieden. Dit alles met het zicht
op een bezuiniging van 18%.Daarnaast wordt verwacht ook toegang te blijven bieden aan
slachtoffers van GIA uit andere regio’s, daar waar dit uit veiligheidsoogpunt een vereiste is.
Inhoudelijke punten
De volgende criteria dienen meegenomen te worden:
a) ‘Nieuwe’ criteria voor de vrouwenopvang in het Verbeterplan Vrouwenopvang van de
Federatie Opvang van 31 oktober 2008:
 Zorgen voor een goede aansluiting van de externe (gespecialiseerde) hulpverlening
(bijvoorbeeld GGZ-hulp, jeugdhulpverlening) op de hulpverlening binnen de
vrouwenopvang om de hulpverleningsprocessen beter op elkaar te laten aansluiten;
 Zorgen voor een verbetering van huisvesting ná de opvang (goede uitstroom);
 Zorgen voor sport & bewegen; activering & werk; zingeving & cultuur;
 Verbetering van de huisvesting van de vrouwenopvang instelling gericht op het bieden
van zelfstandige wooneenheden voor vrouwen en hun eventuele kinderen die in de
residentiële opvang verblijven om een zo normaal mogelijke omgeving te creëren en
het re-integratieproces (terugkeer) in de samenleving te vergemakkelijken;
 Zorgen voor doorontwikkeling van methodieken voor kinderen die betrokken zijn bij,
dan wel getuige zijn van GIA (bijvoorbeeld methodiek Veerkracht).
b) Decentralisatie opvang specifieke groepen:
 Alle slachtoffers van GIA moeten worden beschouwd als regulier voor de opvang met
uitzondering van:
- slachtoffers van extreme geweldsdreiging;
- partners van een lid van een criminele bende;
- slachtoffers van een psychiatrisch gestoorde bedreiger;
- slachtoffers van extreme stalking.
c) Nieuw verdeelmodel vrouwenopvang:
 Over het nieuwe verdeelmodel vrouwenopvang is nog geen duidelijkheid. Uitgangspunt
is een meer objectief verdeelmodel in de toekomst te hanteren. Gebaseerd op de
werkelijke problematiek waar gemeenten mee te maken hebben in plaats van de
historie (bestaande situatie). Het nieuwe verdeelmodel heeft hoogstwaarschijnlijk met
ingang van 1-1-2015 financiële consequenties voor de centrumgemeenten en de regio
Zuid-Limburg in negatieve zin.
Deelnemers werkgroep vrouwenopvang nieuwe stijl:
 3 opvanginstellingen
 Centrumgemeenten
 Ambulante hulpverlening, AMW instellingen
 GGD Zuid Limburg
De deelnemers beoordelen zelf of de woningcorporaties op onderdelen moeten aansluiten bij
de werkgroep.
NB. 1
De reeds draaiende werkgroep Vrouwenopvang Zuid-Limburg van de centrumgemeenten
Maastricht en Heerlen; en de vrouwenopvang instellingen Xonar Vrouwenopvang en
Hulpverlening, Blijf Heerlen en Levantogroep/Rimo wordt uitgebreid met eerder genoemde
partners.
V
NB. 2
Alle gemeenten en ketenpartners zullen in de gelegenheid worden gesteld om in juni 2014
tijdens de consultatieronde commentaar en input te leveren op het concept Regiovisie Veilig
Thuis Zuid-Limburg dat het kernteam op basis van de geleverde input uit de 3 werkgroepen
heeft geschreven. De input uit de consultatieronde wordt zoveel mogelijk verwerkt in de
definitieve versie van de regiovisie die ter accordering aan College en Gemeente
VI
Download