Input wetsbehandeling IKK feb2017

advertisement
Tweede Kamer
T.a.v.: Woordvoerders Kinderopvang
Betreft:
Wetsbehandeling Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
Datum:
Utrecht, 12 februari 2017
Geachte woordvoerders,
Aanstaande woensdag vindt de plenaire behandeling plaats van de wet Innovatie en Kwaliteit
Kinderopvang (IKK). Na een lang en zorgvuldig traject zijn BK, BMK, BOinK, FNV Zorg en Welzijn en
SWN (hierna: partijen) tot een nieuw samenhangend stelsel van kwaliteitseisen gekomen. Bij de
invoering van de Wet kinderopvang in 2005 waren de onderliggende kwaliteitseisen gebaseerd op de
eisen uit de AMvB van 1995. Natuurlijk zijn de kwaliteitseisen onder de Wet kinderopvang in de
afgelopen 10 jaar op een aantal punten bijgesteld, maar met de invoering van de Wet IKK worden er
echt grote stappen gezet.
Partijen hebben in het IKK-akkoord een goed evenwicht gevonden tussen een ambitieuze verbetering
van de kwaliteit, het terugdringen van de regeldichtheid en een verantwoord financieel kader. In
deze brief gaan wij nader in op de belangrijkste kwaliteitsverbeteringen. Ook vragen wij uw aandacht
voor een aantal punten die bij de invoering gemonitord moeten worden, teneinde ongewenste
effecten te voorkomen. Partijen leggen met de invoering van de Wet IKK de lat hoog, dat vraagt om
een zorgvuldige implementatie.
Pedagogische coach, permanente educatie
NCKO (Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek) onderzoek laat zien dat de
vakbekwaamheid van pedagogisch medewerkers (pm’ers) op veel punten voldoet maar op het
gebied van ontwikkelingsgericht werken en interactievaardigheden verbetering behoeft. Onze snel
veranderende maatschappij stelt veel eisen om mee te kunnen doen. Daarom is ook in de
kinderopvang levenslang leren belangrijk, zo niet een voorwaarde. Met de introductie van de
pedagogische coach kunnen zowel de verbeteringen van bovengenoemde vaardigheden als het
borgen en stimuleren van de permanente educatie, worden gerealiseerd. De pedagogische coach is
een op Hbo-niveau geschoolde medewerker die op iedere locatie de pedagogische kwaliteit bewaakt
en verbetert. Daarnaast wordt de pedagogische coach daadwerkelijk ingezet op de groep. Want
onderzoek laat zien dat ‘meewerkend coachen’ een zeer effectieve wijze is om de kwaliteit van het
pedagogisch handelen van de pm’ers te verbeteren.
Verbeterde kwaliteit babyopvang
Baby’s gaan in Nederland al op jonge leeftijd, vanaf ongeveer 4 maanden, naar de hele dagopvang.
Baby’s zijn kwetsbaar en hebben veel aandacht en zorg nodig. Dat vraagt om voldoende fysieke
beschikbaarheid van pm’ers, maar ook om adequate kennis van de ontwikkeling van kinderen in de
jongste fase. De verlaging van het aantal baby’s per pm’er van 4 naar 3 betekent een belangrijke
vooruitgang. Deze dient gepaard te gaan met een verbetering van de kennis van pm’ers over de
ontwikkeling van kinderen in de eerste twee jaar.
1
In veel kinderdagverblijven worden baby’s in gemengde groepen van 0-4 jaar opgevangen. Daarom is
er bij de vaststelling van de nieuwe beroepskracht-kind-ratio (BKR) zorgvuldig voor gewaakt dat bij
opvang van baby’s in zogenaamde verticale groepen, de verbetering van de BKR voor baby’s niet
verloren gaat. In kleine kinderdagverblijven en op bepaalde momenten van de dag kan het
voorkomen dat een pm’er alleen op een babygroep staat. In situaties waarbij een individueel kind
om extra aandacht vraagt kan een pm’er dan niet terugvallen op een collega en juist daarom voorziet
de BKR erin dat ook deze medewerker voldoende aandacht kan geven aan iedere baby.
Onderzoek laat zien dat met name tijdens de drukke breng- en haalmomenten er bij baby’s sprake is
van de ontwikkeling van een verhoogd cortisolniveau (het zgn. stresshormoon). Er is nog geen
eenduidig wetenschappelijk inzicht in welke mate dit schadelijk is voor de ontwikkeling van het jonge
kind. Partijen hebben toch gemeend door aanpassing van de drie-uursregeling meer rust te creëren
op breng- en haalmomenten. Een belangrijk voordeel is hierbij de zekerheid van twee vaste
gezichten op de groep.
Ieder kind een eigen mentor, aanspreekpunt voor ouders
Het overgrote deel van de Nederlandse ouders kiest voor een parttime gebruik van kinderopvang. De
meeste kinderen maken tussen de drie en vijf dagdelen per week gebruik van hele dagopvang en
tussen de één en drie middagen van de buitenschoolse opvang (bso). Tegelijkertijd werken de
meeste pm’ers parttime waardoor kinderen mogelijk niet voldoende worden ‘gezien’ en het voor
ouders niet altijd duidelijk is wie hun aanspreekpunt is. Met de invoering van dit nieuwe
kwaliteitsstelsel krijgt ieder kind zijn eigen mentor. Bij deze mentor komt alle kennis over de aan haar
toevertrouwde kinderen bijeen, waardoor ouders één aanspreekpunt krijgen en de zekerheid
hebben dat de ontwikkeling en het welbevinden van hun kind zorgvuldig worden gevolgd.
Meer uitdaging en kwaliteit binnen de buitenschoolse opvang
De inzet van de pedagogische coach, de eigen mentor voor ieder kind en permanente educatie zullen
ook op de kwaliteit van de bso een positieve uitwerking hebben. Kinderen gaan al op vierjarige
leeftijd naar de bso en hebben daarbij ook te maken met de overgang naar het basisonderwijs.
Buitenschoolse opvang voor de wat oudere kinderen vraagt om meer uitdaging en flexibiliteit.
Teneinde beide groepen meer kwaliteit te kunnen bieden, blijft voor groepen samengesteld uit
kinderen van 4, 5 en 6 jaar de BKR van 1 pm’er op 10 kinderen. De leeftijd van groepen voor oudere
kinderen wordt verlaagd van 8 naar 7 jaar tot het einde van de basisschoolleeftijd. De BKR voor deze
groep wordt met 20% verruimd naar 1 pm’er op 12 kinderen. Daardoor komt er meer vrijheid om
groepen samen te voegen teneinde meer uitdagende activiteiten te kunnen aanbieden. Vrijwilligers
mogen onder de nieuwe wet alleen nog maar boven-formatief worden ingezet.
Meer rust voor kinderen en meer inzicht in de inzet van pm’ers
Zoals ook al aangegeven onder de verbetering van de babykwaliteit, is de drie-uursregeling waarin de
bezetting tijdens pauzes en aan het begin en het einde van de dag, verbeterd. De drukte tijdens
breng- en haalmomenten worden ook door ouders van oudere kinderen als ongewenst ervaren. Een
zeer uitgebreide monitoring van de breng- en haalmomenten laat zien dat een grote meerderheid
van ouders hun kinderen niet meer dan negen aaneengesloten uren per dag naar de kinderopvang
brengt. Door afspraken met hun werkgever dan wel door het zelfstandig indelen van hun
werkzaamheden (denk aan ZZP’ers) worden de meeste kinderen tussen 8 en 9 uur ‘s ochtends
gebracht en tussen 17 en 18 uur ’s avonds gehaald.
2
In de nieuwe drie-uursregeling wordt zowel op de keuze van ouders voor maximaal negen uur
opvang, als op de behoefte aan meer rust en regelmaat ingespeeld. Een houder moet aan iedere
ouder kenbaar maken vanaf en tot welk tijdstip op een groep sprake is van een volledige inzet van
medewerkers. Tussen deze twee tijdstippen ligt minimaal negen uur. Daarnaast geeft de houder aan
wanneer de pauzes voor het personeel binnen deze periode vallen. De keuze voor deze tijdstippen is
aan de houder die daarbij ongetwijfeld zal kijken naar de behoefte van de ouders per locatie.
Hierdoor ontstaat meer transparantie, ouders weten precies wanneer er sprake is van een volledige
bezetting, en kunnen op basis hiervan een keuze maken. Door te kiezen voor deze periode van negen
uur zijn zij verzekerd van meer rust tijdens de breng- en haalmomenten. De drie-uursregeling waarbij
er sprake is van een halvering van de inzet van pedagogisch medewerkers wordt hierdoor voor
ouders transparanter en eenduidiger.
Minder regeldichtheid
De administratieve lastendruk voor medewerkers wordt aanmerkelijk teruggedrongen door de
verplichte lijsten behorend bij de jaarlijkse risico-inventarisatie (veiligheid en gezondheid) af te
schaffen. Het wordt de verantwoordelijkheid van de kinderopvang zelf om tijdens de inspectie te
voldoen aan dit soort eisen. Ook moet de organisatie voldoende pedagogische kwaliteit zichtbaar
maken. Hiermee komt een einde aan een groot deel van de afvinklijstjes die zo kenmerkend zijn voor
de huidige GGD-inspectie. Door de versoepeling van de eisen rondom stamgroepen in de bso, maar
vooral door tijdens de inspectie het zwaartepunt te verleggen van de zgn. structurele eisen
(vierkante meters etc.) naar proceskwaliteit (pedagogische kwaliteit), wordt het verminderen van de
regeldruk verder bevorderd.
Kostprijsonderzoek
Al in een vroeg stadium hebben partijen aangegeven dat bij het streven naar kwaliteitsverbetering de
betaalbaarheid van de kinderopvang nooit uit het oog verloren mag worden. Het pakket van
kwaliteitsverbeteringen in deze wet vraagt een aanzienlijke financiële inspanning van de
kinderopvang. Wij hebben als partijen in overleg met het ministerie, gebruik gemaakt van de op dat
moment beschikbare financiële gegevens. Daarbij was het uitgangspunt om een zorgvuldig
evenwicht te bereiken tussen de betaalbaarheid voor ouders en de financiële mogelijkheden van de
sector. Dit soort berekeningen kent echter een grote onzekerheid.
Het bleek binnen het huidige stelsel van kinderopvangtoeslag uitgevoerd door de Belastingdienst,
niet mogelijk om te differentiëren waar het gaat om de maximaal te vergoeden uurprijs. Het
verhogen van de uurprijs voor 0-jarigen als dekking voor het verlagen van de BKR van die groep, is
dan ook niet mogelijk. Daarom is er gekozen voor een verhoging van de uurprijs voor alle
leeftijdscategorieën tot 4 jaar.
De financiële uitwerking van deze keuze is moeilijk in te schatten. Partijen hebben daarom de
toezegging gekregen dat het ministerie een kostprijsonderzoek zal uitvoeren. Pas met ingang van dit
jaar, maar nog lang niet overal in het land, herstelt de financiële stabiliteit van de sector zich. Dit is
vooral het gevolg van het ongedaan maken van de bezuinigingen. Het aantal kinderen dat gebruik
maakt van de kinderopvang neemt weliswaar toe, maar tot het eind van het afgelopen jaar nam het
aantal afgenomen uren per kind nog steeds af. Mocht uit het kostprijsonderzoek blijken dat de
verhoging van de uurprijs niet kostendekkend is dan zal dit ongetwijfeld leiden tot een verdere
verhoging van de vraagprijs boven de door de overheid maximale te vergoeden uurprijs. De
afgelopen jaren laten zien dat dit direct leidt tot een vraaguitval bij lage en middeninkomens. Een
zeer ongewenst effect; de lage en middeninkomens zijn op dit moment in de kinderopvang al sterk
3
ondervertegenwoordigd. Partijen houden zich dan ook het recht voor om bij een dergelijke uitkomst
van het kostprijsonderzoek het gesprek over de uurprijs te heropenen.
Implementatie
Het van kracht worden van deze wetswijziging per 1 januari 2018, heeft tot gevolg dat er sprake zal
zijn van een korte implementatieperiode. Het ligt in de verwachting dat pas na het zomerreces de
nieuwe AMvB en onderliggende regelgeving beschikbaar zal zijn. Het is duidelijk dat de verandering
van een groot aantal kwaliteitseisen grote inspanning zal vragen van de sector. Ook het inspelen op
de nieuwe vorm van toezicht zal in eerste instantie veel extra aandacht vragen.
Partijen zijn zeer gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan een succesvolle implementatie. Zij
gaan daarbij uit van een intensieve samenwerking met en ondersteuning door het ministerie waar
het gaat om het informeren van hun respectievelijke achterbannen.
Tot slot, de sector is de afgelopen jaren zwaar getroffen door bezuinigingen op de
kinderopvangtoeslag. Niet alleen is een deel van de infrastructuur verloren gegaan maar ook bij
ouders ontstond onzekerheid over de betaalbaarheid van kinderopvang. Dit alles heeft geleid tot een
grote vraaguitval waardoor ook de kwaliteit onder grote druk kwam te staan. Partijen doen daarom
een klemmend beroep op alle politieke partijen om de kinderopvang de komende vier jaar financiële
rust te geven. De voorliggende Wet IKK is een invulling van de ambitie van de sector om de kwaliteit
van de kinderopvang verder te verhogen. De kinderopvang wil haar verantwoordelijkheid nemen om
ieder kind door middel van het spelend leren een zo succesvol mogelijke start te laten maken. Goede
kwaliteit in de voorschoolse periode en buitenschoolse opvang is hiervoor een belangrijke
voorwaarde.
Partijen vragen u dan ook om dit wetsvoorstel te ondersteunen.
Met vriendelijke groet,
Gjalt Jellesma
BOinK
Namens partijen:
Brancheorganisatie Kinderopvang – Felix Rottenberg
Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang – Geert de Wit
BOinK – Gjalt Jellesma
FNV Zorg & Welzijn– Ilse van der Weiden
Sociaal Werk Nederland – Marijke Vos
4
Download