HOE VRIJWILLIG IS DE VRIJWILLIGE OUDERBIJDRAGE Er moeten 2 situaties worden onderscheiden: de ouderbijdrage die wordt vastgesteld en geïnd door het schoolbestuur en de ouderbijdrage die wordt vastgesteld en geïnd door de Ouderraad (OR). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de ouderbijdrage wordt vastgesteld door de OR maar dat het bestuur die int. Op het hypothetische geval dat het bestuur de ouderbijdrage vaststelt maar dat de OR die int ga ik vanwege het ontbrekende praktische belang niet in. 1. De ouderbijdrage wordt door het schoolbestuur vastgesteld en geïnd Deze ouderbijdrage is geregeld in artikel 40 Wet primair onderwijs (WPO). Daarin staat o.a. dat de toelating van een kind niet afhankelijk mag zijn van het al of niet betalen van de ouderbijdrage door de ouder. Verder staan er een aantal voorwaarden waaronder het bestuur dan wel een ouderbijdrage mag vragen. Het bestuur mag dat pas vragen als het kind reeds is toegelaten en ingeschreven. De belangrijkste eisen zijn: - er moet jaarlijks een schriftelijke overeenkomst worden aangegaan, - er moet in staan dat het aangaan van die overeenkomst geheel vrijwillig is, - er moet in staan welke activiteiten daarvan worden betaald; de ouder kan afzien van bepaalde activiteiten en minder betalen, - er moet instaan hoe de regeling luidt voor de vermindering of vrijstelling van de bijdrage bij minvermogendheid Als die overeenkomst is getekend, dan zit je er als ouder ook aan vast. Men zegt wel eens: je gaat vrijwillig een verplichting aan. In die zin verschilt dit niets van het kopen van een fiets of zo. Niemand dwingt je een fiets te kopen. Als je die koopovereenkomst (vrijwillig!) aangaat, ben je wel verplicht de koopsom te betalen. Daar staat dan wel tegenover dat jij een fiets geleverd krijgt; je ontleent dus ook rechten aan die overeenkomst. De ouder moet betalen maar kan ook eisen dat het kind aan de toegezegde activiteiten mag deelnemen. (Het enige verschil is dat de fiets bij mondelinge overeenkomst gekocht kan worden; bij een ouderbijdrage stelt de wet de eis dat dat schriftelijk moet.) Het bestuur stelt de hoogte van de ouderbijdrage vast of wijzigt deze en wijst de bestemming van die gelden aan. Daar heeft het bestuur wel de instemming van de oudergeleding van de Medezeggenschapsraad (MR) voor nodig. Dat staat in art. 9, onderdeel b Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO’92). Het schoolbestuur is verplicht om al het geld dat in en rond de school omgaat te administreren. Deze ouderbijdragen moeten dus in de schooladministratie worden verantwoord. 2. OR stelt zelf de ouderbijdrage vast en int deze Hier moet een onderscheid worden gemaakt tussen 2.1. een OR die geen (op een verenigingstatuut gelijkend) vastgesteld reglement heeft, 2.2. een OR die dat wel heeft (een zgn. informele vereniging) of die een formele vereniging is en 2.3. een OR in de vorm van een stichting. 2.1. OR heeft geen juridische status 2.1.1.Inschrijving Het schoolbestuur schrijft het kind in zonder ook maar de ouderbijdrage te noemen want het bestuur heeft daar niets mee te maken. Pas na inschrijving mag zo’n ouder worden benaderd voor een ouderbijdrage. Er mag niet de suggestie worden gewekt dat inschrijving en ouderbijdrage iets met elkaar te maken hebben. 2.1.2.Democratisch gehalte De OR is geen vereniging of zo en heeft dus ook geen leden. Het democratisch gehalte is niet verankerd. 2.1.3. Mogelijkheden voor inning van ouderbijdrage 2.1.3.a. Via een overeenkomst De ouderbijdrage wordt geïnd via een overeenkomst met de ouder. De voorwaarden van art. 40 WPO gelden niet. Dus ook de eis van een schriftelijke overeenkomst geldt niet. Toch wordt vaak door een OR een overeenkomst gesloten. Omdat de OR zelf geen enkele status heeft zal de ouder de overeenkomst sluiten met de penningmeester persoonlijk. Dat betekent dat bij wisseling van penningmeester, die nieuwe penningmeester met alle ouders opnieuw overeenkomsten moet sluiten. De overeenkomst – als je die als OR al wilt afsluiten - mag mondeling maar schriftelijk is natuurlijk handiger. Voorts mag deze overeenkomst net zolang lopen als dat de ouder aan de school is verbonden (dus niet jaarlijks). Zodra de ouder die overeenkomst heeft getekend, is die verplicht tot betaling. De penningmeester staat er voor in dat het kind mag deelnemen aan de ORactiviteiten. 2.1.3.b. Via donatie Een andere mogelijkheid is dat de ouder gewoon elk jaar een bedrag betaalt zonder enige overeenkomst of verplichting (donatie). 2.1.4.Zeggenschap MR en schoolbestuur De MR heeft geen zeggenschap. Ook het bestuur niet, althans niet direct. Het schoolbestuur kan namelijk met instemming van de oudergeleding van de MR een beleid inzake de activiteiten van ouders in en rond de school vaststellen. Daarin kan een schoolbestuur bijvoorbeeld eisen dat een overeenkomst moet worden gesloten en dat die voldoet aan een of meer eisen van art. 40 WPO. 2.1.5.Financiële verslaglegging Het schoolbestuur is verplicht om al het geld dat in en rond de school omgaat te administreren. Deze ouderbijdragen moeten dus in de schooladministratie worden verantwoord. 2.2. OR is een (informele) vereniging 2.2.1. Inschrijving Het schoolbestuur schrijft het kind in zonder ook maar de ouderbijdrage te noemen want het bestuur heeft daar niets mee te maken. Pas na inschrijving mag zo’n ouder worden benaderd voor een ouderbijdrage. Er mag niet de suggestie worden gewekt dat inschrijving en ouderbijdrage iets met elkaar te maken hebben. 2.2.2. Democratisch gehalte De OR is een (informele) vereniging en heeft leden. De OR wordt gevormd door het bestuur van de vereniging. Het democratische gehalte is verankerd in de wet (boek 2 Burgerlijk Wetboek) en komt ook terug in de statuten. 2.2.3. Mogelijkheden voor inning van ouderbijdrage 2.2.3.a. Via een overeenkomst Hoewel art. 40 WPO niet geldt - en dus ook niet de verplichting van een schriftelijke overeenkomst - wordt toch vaak door een OR een overeenkomst gesloten. De ouderbijdrage wordt dus geïnd via een aparte overeenkomst met de vereniging die daarbij vaak zal worden vertegenwoordigd door de penningmeester. Wisseling van penningmeester is, anders dan bij 2.1.3.a., niet van belang omdat de eventuele overeenkomst met de vereniging is gesloten en niet met de penningmeester persoonlijk. De overeenkomst mag mondeling maar schriftelijk is natuurlijk handiger. Voorts mag deze overeenkomst net zolang lopen als dat de ouder aan de school is verbonden (dus niet jaarlijks). Zodra de ouder die overeenkomst heeft getekend, is die verplicht tot betaling. 2.2.3.b. Via donatie Een andere mogelijkheid is dat de ouder gewoon elk jaar een bedrag betaalt zonder enige overeenkomst of verplichting (donatie). 2.2.3.c. Via contributie Omdat een vereniging leden kent, bestaat nog een derde mogelijkheid. De ouder wordt lid van de vereniging en ontleent daaraan lidmaatschapsrechten (stemrecht, het kind mag deelnemen aan de door de OR georganiseerde activiteiten) maar heeft ook lidmaatschapsverplichtingen (betaling van contributie, wellicht verrichten van bepaalde werkzaamheden). Het lid worden is onderworpen aan het normale civiele recht. Hoofdbeginsel is daarbij de zgn. contractsvrijheid. Ik mag zelf weten welke overeenkomsten ik aanga en welke niet. Een “gedwongen” lidmaatschap, wat in de praktijk van met name het bijzonder onderwijs regelmatig voorkomt, is ongeldig. Ook een zogenaamde “negatieve optie” (je wordt lid tenzij je aangeeft dat niet te willen) is niet toegestaan. Je kunt dus alleen iemand tot lid maken als die uitdrukkelijk de wens daartoe te kennen heeft gegeven. 2.2.4. Zeggenschap MR en schoolbestuur De MR heeft geen zeggenschap. Ook het bestuur niet, althans niet direct. Het schoolbestuur kan namelijk met instemming van de oudergeleding van de MR een beleid inzake de activiteiten van ouders in en rond de school vaststellen. Daarin kan een schoolbestuur bijvoorbeeld eisen dat de overeenkomst voldoet aan een of meer eisen van art. 40 WPO. 2.2.5. Financiële verslaglegging Omdat de OR een eigen juridische status heeft en daardoor ook de financiële verslaglegging binnen de vereniging in beginsel is gewaarborgd, heeft het schoolbestuur, anders dan bij 2a, niets te maken met de financiële administratie. 2.3. OR is een stichting 2.3.1.Inschrijving Het schoolbestuur schrijft het kind in zonder ook maar de ouderbijdrage te noemen want het bestuur heeft daar niets mee te maken. Pas na inschrijving mag zo’n ouder worden benaderd voor een ouderbijdrage. Er mag niet de suggestie worden gewekt dat inschrijving en ouderbijdrage iets met elkaar te maken hebben. 2.3.2.Democratisch gehalte De OR is een stichting en die heeft per definitie géén leden. De OR wordt gevormd door het bestuur van de stichting. In de wet is het democratisch gehalte alleen gewaarborgd binnen het bestuur. Voor alle overige betrokkenen (alle ouders) dient dat in statuten en het huishoudelijk reglement te worden gewaarborgd. De situatie op de Vondelschool wijkt af van de gebruikelijke. Het bestuur van de Stichting staat in beginsel los van de OR en bestaat statutair uit 2.3.3.Mogelijkheden voor inning van ouderbijdrage De ouderbijdrage kan niet via de verenigingscontributie gaan (want geen leden). Er zijn twee manieren waarop de ouderbijdrage kan worden geïnd. 2.3.3.a. Via een overeenkomst De ene mogelijkheid is een aparte overeenkomst met de ouder. De voorwaarden van art. 40 WPO gelden niet. Bij het aangaan van een dergelijke overeenkomst zal de stichting daarbij vaak zal worden vertegenwoordigd door de penningmeester. Wisseling van penningmeester is, anders dan bij 2.1.3.a., niet van belang omdat de eventuele overeenkomst met de stichting is gesloten en niet met de penningmeester persoonlijk. De overeenkomst mag mondeling maar schriftelijk is natuurlijk handiger. Voorts mag deze overeenkomst net zolang lopen als dat de ouder aan de school is verbonden (dus niet jaarlijks). Zodra de ouder die overeenkomst heeft getekend, is die verplicht tot betaling. 2.3.3.b. Via donatie De andere mogelijkheid is – zoals op de Vondelschool - dat de ouder gewoon elk jaar een bedrag betaalt zonder enige overeenkomst of verplichting (donatie). 2.3.4.Zeggenschap MR en schoolbestuur De MR heeft geen zeggenschap. Ook het bestuur niet, althans niet direct. Het schoolbestuur kan namelijk met instemming van de oudergeleding van de MR een beleid inzake de activiteiten van ouders in en rond de school vaststellen. Daarin kan een schoolbestuur bijvoorbeeld eisen dat de overeenkomst voldoet aan een of meer eisen van art. 40 WPO. 2.3.5.Financiële verslaglegging Omdat de OR een eigen juridische status heeft en daardoor ook de financiële verslaglegging binnen de stichting in beginsel is gewaarborgd, heeft het schoolbestuur, anders dan bij 2a, niets te maken met de financiële administratie.