Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Antwoorden Contexten I HAVO Hoofdstuk 4 Marktfalen Introductieopgave: De hondenuitlaatdienst 1 Om de tarieven goed met elkaar te kunnen vergelijken, moet je ze omrekenen naar dezelfde eenheid, zoals een tarief per wandeling of per dag. Mee met Bobby berekent tarieven per wandeling of per dag (twee wandelingen met overblijf). Hierin zie je al dat Mee met Bobby een uitgebreidere dienst aanbiedt dan Spiky. Spiky berekent maandkaarten, omdat dit een abonnementsvorm is, moet je de tarieven van Spiky vergelijken met de strippenkaarten van Mee met Bobby. Het duurst bij Spiky is het 1 keer per week uitlaten. Dit kost € 40 per maand, dat is 12 x € 40 = € 480 op jaarbasis, oftewel € 9,23 per week of per wandeling. Daarmee is Spiky goedkoper dan Mee met Bobby. Als je alleen naar de tariefstelling kijkt van beide uitlaatservices, kun je je niet voorstellen dat er een markt voor Mee met Bobby is, gezien de prijzen van Spiky. Maar Mee met Bobby biedt een uitgebreidere service dan Spiky, omdat de hond ook kan overblijven. Bovendien kun je eenmalig gebruik maken van Mee met Bobby, terwijl je bij Spiky een maandkaart moet nemen. Daarom kunnen beide aanbieders, ondanks de grote verschillen in de tarieven, toch in dezelfde plaats aanbieden. 2 De hondenuitlaatdiensten bieden niet precies dezelfde dienst. Spiky laat alleen maar honden uit. Bij Mee met Bobby kunnen de honden ook overblijven. 3 Je kunt je op verschillende manieren onderscheiden van andere aanbieders, bijvoorbeeld: In je prijsstelling, je kunt bijvoorbeeld een lagere prijs zetten dan de andere aanbieders. In de dienst die je aanbiedt, je kunt bijvoorbeeld hele ruime openingstijden bieden en ook 's avonds honden uitlaten, of je kunt, net als Mee met Bobby, overblijf van de honden aanbieden of je kunt denken aan het aanbieden van extra verzorgingsdiensten, zoals het borstelen van honden. Je kunt je specialiseren, bijvoorbeeld alleen lange wandelingen aanbieden voor grotere honden. Je kunt je onderscheiden in je tariefstructuur, zoals Spiky doet met z'n maandkaarten en Mee met Bobby met haar strippenkaart en dagtarieven. 4a Als klanten een abonnement hebben afgesloten voor een half jaar of langer, is het moeilijker voor hen om over te stappen naar jouw hondenuitlaatdienst. Als je een diploma nodig hebt om een hondenuitlaatdienst te beginnen, moet je eerst dit diploma halen, voordat je kunt toetreden. Dit bemoeilijkt het toetreden. 4b 5 Je kunt vanzelfsprekend aan het tarief van Mee met Bobby niet zien of de overlast aan de buren in het tarief is opgenomen. Maar omdat het ongebruikelijk is, dat mensen die overlast aan hun buren veroorzaken, dit met een geldbedrag vergoeden, mag je aannemen dat het niet in het tarief is opgenomen. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Paragraaf 4.1 De monopolist is de baas – Geschiedenis van de VOC 1 Voor de Nederlanders een vaarweg naar de Oost hadden gevonden, hadden de Portugezen een monopolie op peper, omdat zij de enige aanbieder waren. Zij waren de enige die een vaarweg hadden gevonden en beschermden die vaarroute met hun leger. 2 Nadat de Nederlanders een vaarweg naar de Oost hadden gevonden, maar vóór de oprichting van de VOC, kwam de marktvorm van de markt voor peper het dichts bij een markt van volkomen concurrentie. Peper is een homogeen product, er waren veel aanbieders, die op prijs concurreerden met elkaar bij de in- en verkoop van peper en hierdoor tegen kostprijs of zelfs onder de kostprijs moesten verkopen. Er waren ook veel vragers van peper in Nederland. Uit het feit dat ze tegen elkaar opboden bij de inkoop van peper en met elkaar concurreerden bij de verkoop, kun je opmaken dat aanbieders en vragers informatie hadden over de aangeboden en gevraagde hoeveelheden bij verschillende prijzen en over de betalingsbereidheid van vragers. Alleen de toetreding tot de markt was tot op zekere hoogte beperkt, omdat je een schip nodig had om in Azië te komen. 3 Nee, alleen scheepvaarders die aangesloten waren bij een kamer van de VOC konden handel drijven met Zuidoost-Azië. 4 De VOC was een monopolie omdat alleen scheepvaarders die aangesloten waren bij een kamer van de VOC handel mochten drijven met Zuidoost-Azië. Buitenlandse scheepvaarders konden vanzelfsprekend handel drijven met Zuidoost-Azië, maar de Nederlandse overheid stond de VOC toe om in haar handelsgebied een legermacht te bezitten. Hierdoor konden de Nederlanders nederzettingen bouwen in hun handelsgebied en hun alleenrecht op handel in deze gebieden effectief afdwingen. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Paragraaf 4.2 Oligopolie en monopolistische concurrentie – De wereldoliemarkt 1 De OPEC is een voorbeeld van een kartel, omdat in een markt met een beperkt aantal aanbieders een aantal aanbieders samenwerken om productiebeperkende afspraken te maken. 2a Als de OPEC de productie verlaagt, neemt het aanbod bij iedere prijs af en verschuift de aanbodlijn dus naar links. Als de aanbodlijn naar links verschuift, ontstaat er een nieuw evenwicht bij een hogere prijs. 2b 3 Door de productie te beperken, steeg de prijs van olie. Hiermee zorgt de OPEC voor voldoende rendement voor olieproducerende landen, één van de doelstellingen van de OPEC. Het strookt niet met een andere doelstelling van de OPEC, namelijk het zorgen voor prijsstabiliteit op de wereldoliemarkt. Immers, de prijs van olie steeg vanaf januari 2009. Er is dan geen sprake van een stabiele prijsontwikkeling. 4 Als de OPEC de olieproductie verlaagt, leidt dit bij een gelijkblijvende vraag en een gelijkblijvend aanbod van olieproducerende landen die niet bij de OPEC zijn aangesloten, tot een prijsstijging. Deze prijsstijging wordt op termijn doorberekend in producten met olie als grondstof, denk aan plastics, en vanzelfsprekend in de prijs van benzine. Hierdoor worden de kosten van levensonderhoud duurder, er is dan sprake van inflatie. 5 Het opboren van olie wordt steeds duurder, omdat steeds dieper naar olie geboord moet worden en op steeds moeilijker begaanbare plaatsen. De overgebleven bronnen vergen modernere technologie en daarom hogere investeringen om de olie uit de bodem te halen. Als de prijs van een vat olie te duur wordt, worden andere energiebronnen interessanter. Bij een hogere olieprijs worden alternatieve energiebronnen, die bij een lage olieprijs niet concurrerend zijn, opeens betaalbaar. 6 Als de olieprijs laag is, is het rendement per olievat voor de olieproducerende landen laag. Om toch voldoende resultaat te behalen, zullen de olieproducerende landen de productie eerder op willen voeren, dan verlagen. 7 Duidelijke pieken en dalen in de grafiek zijn te zien in juli 2006, juli 2008 en januari 2009. De twee pieken in juli 2006 en 2008, laten een omslag zien van een periode van prijsstijgingen naar een daling van de olieprijs zien. Je mag verwachten dat de OPEC in de periode voorafgaand aan juli de productie heeft verhoogd. Januari 2009 is het einde van een periode van prijsdalingen. Vanaf januari 2009 laat de olieprijs een stijging zien. Je mag daarom aannemen dat de OPEC in de periode voorafgaand aan januari 2009 de productie heeft verlaagd. 8 Deze vraag grijpt terug naar de centrale vraag van deze context. In deze context heb je gezien dat de OPEC de prijs van olie beïnvloedt, door de productie te verhogen of te verlagen. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Paragraaf 4.3 Marktfalen – Hoe zorgt de overheid voor voldoende concurrentie? 1 Intel volgens de theorie geen monopolie, omdat het niet de enige aanbieder van chips is. Naast Intel zijn AMD, Transmeta en Total Domestic aanbieders van chips. Je kunt echter stellen dat Intel wel een feitelijk monopolie heeft, omdat het in staat is gebleken om zijn marktaandeel uit te breiden met 13 procentpunten ten koste van de andere aanbieders. 2 Intel haalt zijn winst vooral uit het volume van de verkopen. Door een hoge afzet, kan het bedrijf ook met een lage prijs toch een hoge omzet halen en winst maken. Bedenk dat Intel niet aan alle klanten kortingen bood, maar aan klanten die anders in zee zouden gaan met zijn grootste concurrent AMD. 3 De chipmarkt is een voorbeeld van een feitelijk monopolie, omdat Intel in staat is door zijn marktpositie te gebruiken, het toetreden van concurrenten te bemoeilijken. Maar omdat de Europese Commissie heeft ingegrepen in de praktijken van Intel en het daardoor moeilijker is geworden voor Intel om misbruik te maken van zijn machtspositie, spreek je van een olipolie; een markt met een beperkt aantal aanbieders, in dit geval vier. 4 In een markt van volkomen concurrentie kunnen aanbieders geen misbruik maken van hun marktpositie omdat ze dan een te klein marktaandeel hebben om van een marktpositie van belang te kunnen spreken. Bovendien kunnen ze niet concurreren op basis van productkenmerken, omdat het product op een markt van volkomen concurrentie homogeen is. Hierdoor kunnen ze hun marktpositie ook niet verstevigen. 5 De Europese overheid zorgt voor voldoende concurrentie op de chipmarkt door in te grijpen in de praktijken van Intel en het misbruik van zijn marktpositie te bestraffen met hoge boetes. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Paragraaf 4.4 Overheidsingrijpen in de markt – Loon naar werken 1 Uitleg over het marktmechanisme vind je in het theorieboek in paragraaf 3.3. Hier kun je lezen dat een prijs op een perfect markt tot stand komt door het marktmechanisme. Als de totale vraag op een markt hoger is dan het aanbod bij een bepaalde prijs, dan is er een vraagoverschot. Door dit vraagoverschot neemt de prijs toe tot het punt waar vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. Is het totale aanbod op een markt bij een bepaalde prijs hoger dan de vraag, dan is er een aanbodoverschot. Dit leidt ertoe dat de prijs daalt, totdat aanbod en vraag aan elkaar gelijk zijn. 2 De kenmerken van een perfect werkende markt, oftewel een markt van volkomen concurrentie, vind je in het theorieboek in paragraaf 3.3. De kenmerken zijn: De aanbieders verkopen allemaal hetzelfde product (het product is homogeen). Er zijn veel vragers en aanbieders. Iedere aanbieder kan toetreden tot de markt als hij dat wil en uit de markt treden als hij dat wil. Alle marktdeelnemers hebben dezelfde informatie over de betalingsbereidheid en de aangeboden en gevraagde hoeveelheden bij verschillende prijzen. 3 De 'zelfstandige hovenier' moet een complete tuin voor particulieren van A tot Z zelfstandig kunnen aanleggen, uitmeten, tekenen etc.. Dat is wel wat anders dan de 'Allround hovenier' die bestratingen, bouwkundige elementen, beplantingen enzovoort moet kunnen aanleggen, maar niets hoeft uit te meten of te tekenen. Of de 'Hovenier' die voornamelijk onderhoudswerkzaamheden doet. Op grond van de personeelsadvertenties moet je dus concluderen dat hoveniersarbeid geen homogeen goed is. (Homogeen goed wil zeggen dat het product of de dienst van alle aanbieders hetzelfde is.) 4 Vragers naar hoveniersarbeid zijn: een uitzendbureau (voor één van zijn opdrachtgevers), een hoveniersbedrijf en de overheid (via een uitzendbureau). Aanbieders van hoveniersarbeid zijn mensen met een hoveniersopleiding op lbo of mbo niveau of aantoonbare hovenierscapaciteiten. 5a De vraag naar hoveniersarbeid neemt bijvoorbeeld toe als: Hoveniersbedrijven meer aanleg en onderhoudsopdrachten van particulieren en/of bedrijven krijgen. Het groen dat gemeenten moeten onderhouden in oppervlakte toeneemt, bijvoorbeeld doordat gemeenten voortaan ook sportterreinen gaat onderhouden. Het aanbod van hoveniersarbeid neemt toe als meer mensen een hoveniersopleiding afronden. 5b 6 De omvang van het aanbod van hoveniersarbeid is niet afhankelijk van de vraag of hoveniers zich hebben verenigd in een vakbond. Je hoeft daarom je antwoord op vraag 5b niet te herzien. 7 Op de arbeidsmarkt voor hoveniers komt de prijs tot stand door middel van onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties. De resultaten van deze onderhandelingen worden vastgelegd in een cao. De prijs komt dus niet tot stand door het marktmechanisme, maar de krachten van vraag en aanbod hebben wel gevolgen voor de © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Hoofdstuk 4 Marktfalen Antwoorden Contexten I onderhandelingen. In tijden van een krappe arbeidsmarkt, de vraag is dan groter dan het aanbod, is het makkelijker voor werknemersorganisaties om een loonstijging erdoor te krijgen. 8 Een hovenier kan alleen onderhandelen over de loonschaal waarin hij terecht komt, niet over de hoogte van het loon in een loonschaal. Dat is vastgelegd in de cao. Maar indirect kan een hovenier over zijn salaris onderhandelen door een hogere loonschaal te bedingen. 9 De markt van hoveniersarbeid is doorzichtiger geworden voor vragers en aanbieders, doordat de vacatures op internet worden aangeboden, omdat je in een vacaturebank alle vacatures voor hoveniers in een bepaalde regio kunt zien. Je kunt dan zien wat de omvang van de vraag is, welke arbeidsvoorwaarden worden geboden en welke vaardigheden worden gevraagd. 10 Hiervoor moet je je antwoord op opgave 1 en 2 erbij pakken. De markt voor hoveniersarbeid is geen perfect werkende markt, omdat: Het product 'hoveniersarbeid'geen homogeen product is. De prijs niet tot stand komt door het marktmechanisme, maar door caoonderhandelingen. Daarom zijn er bij het tot stand komen van de prijs niet veel vragers en aanbieders betrokken, maar een klein aantal werkgevers- en werknemersorganisaties. Conclusie Als de markt voor hoveniersarbeid een perfect werkende markt zou zijn, zouden de partijen geen marktmacht hebben, vragers noch aanbieders. Maar ze zouden wel op de hoogte zijn van gevraagde en aangeboden hoeveelheden bij bepaalde prijzen. Aanbod en vraag zou homogeen zijn, er zou geen verschil te maken zijn tussen de ene of de andere hovenier en de ene of de andere vacature. De vraag naar hoveniersdiensten door particulieren, bedrijven en de overheid zou dan vooral bepalend zijn voor de prijs die tot stand komt op de markt voor hoveniersarbeid. De prijs zou dan ten tijden van krapte op de markt voor hoveniersarbeid hoger zijn dan in de cao's, omdat de prijs zich sneller aanpast aan ontwikkelingen in de markt als deze losgelaten wordt. Omgekeerd zal ten tijde van een ruim aanbod van hoveniersarbeid bij een achterblijvende vraag, de prijs eerder lager uitvallen dan het in een cao overeengekomen loon. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I Hoofdstuk 4 Marktfalen Hoofdstukcontext: Beperkt protectionisme de welvaart? 1 Uitleg van het marktmechanisme (of prijsmechanisme) vind je in paragraaf 3.3 van het theorieboek. De vier factoren die zorgen dat het prijsmechanisme goed werkt, zijn de eigenschappen van een markt van volkomen concurrentie: De aanbieders verkopen allemaal hetzelfde product. Er zijn veel vragers en aanbieders. Iedere aanbieder kan toetreden tot de markt als hij dat wil en uit de markt treden als hij dat wil. Alle marktdeelnemers hebben dezelfde informatie over de betalingsbereidheid en de aangeboden en gevraagde hoeveelheden bij verschillende prijzen. 2 Internationale handel vergroot als het ware de markt, waardoor het aantal vragers en aanbieders op de markt toeneemt. Hierdoor neemt de concurrentie toe. 3 Door aan de grens belasting te heffen over geïmporteerde goederen, wordt de prijs van deze goederen duurder. Hierdoor wordt het makkelijker voor producenten in het eigen land om met buitenlandse bedrijven te concurreren. Producenten in eigen land worden beschermd tegen de concurrentie van buitenlandse bedrijven. Je spreekt daarom van protectionistische, oftewel beschermende, maatregelen. 4 De Europese melkproducent heeft baat bij een importheffing, omdat hierdoor de concurrentie op de Europese markt afneemt. De Europese consument heeft geen baat bij een importheffing, omdat hierdoor melk duurder wordt. De Europese overheid heeft deels baat bij een importheffing, omdat importheffingen inkomsten zijn voor de overheid. Maar de overheid heeft ook inkomsten uit btw en als de btw opbrengsten dalen doordat er minder melk verkocht wordt als gevolg van de hogere prijs, nemen de btw opbrengsten mogelijk meer af dan de importheffingen toenemen. Bij een product als melk, een basisbehoefte, is die kans overigens klein. Mensen zullen melk blijven kopen, ondanks prijsstijgingen. 5 Bij vrije wereldhandel is de wereldmarktprijs voor melk 24 eurocent per kilogram. Bij deze prijs bieden de Europese melkproducenten 35 miljoen kilogram aan, terwijl de vraag 70 miljoen kilogram is. Er zal dus 70 – 35 = 35 miljoen kilogram geïmporteerd worden. 6 Het Europese aanbod neemt af met 50 – 35 = 15 miljoen kilogram, terwijl de Europese vraag toeneemt met 70 – 50 = 20 miljoen kilogram. 7 Bij een prijs van 30 eurocent per kilogram bieden de Europese aanbieders 45 miljoen kilogram aan, terwijl de vraag 60 miljoen kilogram is. Er moet dus 60 – 45 = 15 miljoen kilogram geïmporteerd worden. Dit levert de overheid 6 eurocent x 15 miljoen kilogram = € 900.000 op. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen Pincode Tweede Fase havo Antwoorden Contexten I 8 Hoofdstuk 4 Marktfalen Het gebied dat de opbrengst van de importheffing weergeeft is de afstand tussen de wereldmarktprijs + importheffing en de wereldmarktprijs zonder importheffing (6 cent), de linker en rechterzijde van de rechthoek, en de afstand tussen de vraag bij deze wereldmarktprijs + importheffing en het aanbod bij deze prijs, oftewel het importvolume. Dit vormt de onder- en bovenzijde van de rechthoek. 9 De omvang in geld van het surplus is de oppervlakte van de driehoek. De oppervlakte in geld van de importheffingen is de oppervlakte van de rechthoek die het importvolume weergeeft keer de importheffing. Je ziet dat de toename van het producentensurplus een deel van de afname van het consumentensurplus goedmaakt. Een deel van het consumentensurplus wordt goedgemaakt door de importheffingen. Je houdt dan twee kleinere driehoeken over, links en rechts van de importheffingen, die niet goedgemaakt worden, noch door een toename van het producentensurplus, noch door de inkomensten uit importheffingen voor de overheid. 10 Gezien het feit dat het totale surplus lager is als gevolg van de importheffingen dan in de situatie zonder importheffingen, is protectionisme van de eigen economie niet gunstig voor de welvaartsontwikkeling van een land. © Noordhoff Uitgevers bv, Groningen