Arbeidsvoorwaardennota 2007 Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................................................................. 2 2 Algemene beschouwing ........................................................................................................................ 2 3 Arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 .............................................................................................. 3 4.1 Akkoord van toepassing op G4 .................................................................................................... 4 4.2 Looptijd ......................................................................................................................................... 4 4.3 Financiële ruimte en salarisontwikkeling ...................................................................................... 4 4.4 Ziektekosten ................................................................................................................................. 5 4.5 40-urige werkweek ....................................................................................................................... 5 4.6 Vereenvoudiging regelgeving ....................................................................................................... 5 4.7 Docenten kunstzinnige vorming ................................................................................................... 6 4.8 Naar een nieuw stelsel van bovenwettelijke sociale zekerheid ................................................... 6 Bijlage Het gemeentelijk referentiemodel 8 1 Inleiding Op 31 januari 2006 is de CAO gemeenten 2005-2007 definitief geworden. De looptijd van dit akkoord is van 1 december 2005 tot 1 juni 2007. De einddatum komt snel in zicht en de voorbereidingen voor het afsluiten van een nieuw akkoord zijn begonnen. In het najaar van 2006 is een discussie gevoerd door de gemeentelijke werkgevers over het Beleidsplan 2007-2010. Op 8 februari jl. is het definitief vastgesteld. Dit beleidsplan dient als uitgangspunt voor de komende onderhandelingen. De inzet, zoals die wordt verwoord in deze conceptnota, is geformuleerd aan de hand van discussies in het College voor Arbeidszaken (CvA) en ambtelijke inbreng. Voordat de arbeidsvoorwaardennota formeel wordt vastgesteld door het CvA en het bestuur van de VNG, wordt deze aan de leden van de VNG voorgelegd middels een ledenraadpleging. Vervolgens maakt het CvA de onderhandelingsinzet bekend aan de vakorganisaties door middel van de inzetbrief. Deze zal een meer gedetailleerde uitwerking zijn van deze nota en de uitkomst van de ledenraadpleging. In deze arbeidsvoorwaardennota wordt eerst een algemene beschouwing gegeven op de huidige situatie (hoofdstuk 2), vervolgens zal in hoofdstuk 3 een blik worden geworpen op het lopende arbeidsvoorwaardenakkoord en de projecten die daaruit voort zijn gevloeid. De resultaten van een aantal van deze projecten kunnen immers leiden tot een inhoudelijke discussie tijdens de komende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen. Voortbouwend op deze inleidende hoofdstukken wordt in hoofdstuk 4 een voorstel gedaan voor de werkgeversinzet voor de komende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen. 2 Algemene beschouwing Wanneer we naar de sector gemeenten kijken, kunnen we een aantal trends en ontwikkelingen onderscheiden die elk met hun eigen dynamiek van invloed zijn op het arbeidsvoorwaardenoverleg. Gemeenten staan in het middelpunt van de samenleving. De verwachting is dat de gemeente over 10 jaar het portaal van de overheid is (commissie Gemeentelijke Dienstverlening o.l.v. mw Jorritsma). Ook is er sprake van verdere deregulering. De Rijksoverheid trekt zich op een aantal dossiers terug door middel van minder gedetailleerdere regelgeving. Landelijk worden enkel de hoofdlijnen vastgesteld, gemeenten dienen vervolgens zelf lokaal ruimte te geven aan de invulling. Gemeenten moeten bovendien al een aantal jaar meer doen met minder middelen. De afgelopen jaren heeft dit geleid tot bezuinigingen en minder personeel (Bron: Personeel in Perspectief 2005, A+O fonds Gemeenten, oktober 2006). Dit alles vraagt om medewerkers met inlevingsvermogen, communicatievaardigheden en ondernemerschap. De komende jaren zal de gemeentelijke sector door de vergrijzing te maken krijgen met een toenemende vervangingsvraag van personeel. Op een krapper wordende arbeidsmarkt voor met name hoger opgeleid personeel wordt de noodzaak voor een strategische personeelsplanning steeds groter. Uit onderzoek blijkt dat juist hoogopgeleide gemeenteambtenaren slechter worden betaald dan in de marktsector, terwijl ambtenaren met een laag opleidings- of beroepsniveau een beloningsvoordeel hebben (Bron: SEO, De beloningsverschillen tussen de marktsector en de collectieve sector in 2004, Amsterdam 2006). Doordat het gemiddelde opleidingsniveau in de sector Gemeenten hoog is, zijn gemeenten kwetsbaar in een krapper wordende arbeidsmarkt voor hoger opgeleid personeel. Om de concurrentiepositie van de gemeenten op de arbeidsmarkt te verstevigen heeft het A+O fonds Gemeenten een imagocampagne ontwikkeld die de lokale werving van gemeenten ondersteunt. De campagne benadrukt het gezamenlijke in het werkgeverschap van alle gemeenten. Het is belangrijk om uit te stralen dat we trots zijn op de activiteiten van de gemeente die mogelijk worden gemaakt door gemotiveerde werknemers. Daarnaast wordt de aantrekkelijkheid van de gemeentelijke werkgever niet enkel bepaald door het niveau van arbeidsvoorwaarden, maar óók door het feit dat gemeentelijke werkgevers ruime mogelijkheden bieden tot persoonlijke ontwikkeling: opleiden, brede ervaring opdoen, veel werksoorten. Het CvA beleidsplan 2007-2010 is in december 2006 aan de leden voorgelegd. De leden zijn akkoord gegaan met de voorgestelde richting. De contouren zoals die zijn neergelegd in het plan zullen leidend -2- zijn voor de CAO-onderhandelingen die de komende jaren zullen plaatsvinden. Het CvA heeft in het beleidsplan de volgende drie beleidsvoornemens geformuleerd: 1. Uitgangspunten voor sectoraal arbeidsmarktbeleid: a. Voor arbeidsvoorwaardenvorming is het uitgangspunt ‘centraal, tenzij…’. b. Voor HRM beleid is het uitgangspunt ‘lokaal, tenzij…’. c. Invulling geven aan de vereenvoudiging van de rechtspositie. d. CAO afspraken krijgen vaker een beperkte looptijd. 2. Verbetering van de wervingskracht 3. Optimaliseren van de inzetbaarheid van personeel Met de bovenstaande ontwikkelingen en beleidsvoornemens in het achterhoofd heeft het CvA de ambitie om met de komende onderhandelingen de volgende punten te realiseren: 1. Flexibilisering: verwijderen van rechtspositionele belemmeringen voor de inzetbaarheid van personeel. Het CvA streeft naar een rechtspositie die het flexibel inzetten van personeel ondersteunt. 2. Vereenvoudiging: eenvoudiger en helderder regelgeving. Aansluitend hierop moeten meer CAO afspraken een beperkte looptijd krijgen. CAO-afspraken kunnen oplossingen bieden voor bepaalde problemen, maar krijgen te vaak een permanent karakter doordat deze oplossingen worden verankerd in de rechtspositie. Afspraken blijven bestaan terwijl het probleem dat ermee opgelost moest worden inmiddels is verdwenen. 3. Gedifferentieerde loonontwikkeling waardoor de concurrentiepositie van gemeenten op de arbeidsmarkt voor hoogopgeleiden verbetert. Ten slotte: bij het schrijven van deze arbeidsvoorwaardennota is de kabinetsformatie in volle gang. Het uiteindelijke regeerakkoord zal naar alle waarschijnlijkheid ook van invloed zijn op de CAO onderhandelingen. Het CvA houdt er rekening mee dat dit kan leiden tot aangepaste uitgangspunten voor de CAO onderhandelingen. 3 Arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 Het arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 heeft een looptijd van achttien maanden, van 1 december 2005 tot 1 juni 2007, en kent naast salarisafspraken inhoudelijke afspraken over onder meer de volgende onderwerpen: Akkoord van toepassing op de G4 Hervorming FLO Gemeentelijke levensloopregeling Sociale zekerheid Agressie Stagebeleid Arbeidsmarktbeleid Leeftijdsbewust personeelsbeleid De uitwerking van de afspraak over de hervorming van het FLO heeft in 2006 heel wat voeten in de aarde gehad. Het is een zeer complex dossier dat ook in 2007 nog verdere uitwerking behoeft. Doordat de uitwerking van dit dossier veel beslag heeft gelegd op de capaciteit van het CvA is een aantal andere dossiers zoals de vereenvoudiging van de CAR-UWO blijven liggen. Ook de afspraak uit het lopende akkoord om in 2006 te komen tot een nieuw stelsel van bovenwettelijke sociale zekerheid is nog niet uitgevoerd. Op dit moment wordt er over dit dossier gesproken met de bonden. Wanneer er op korte termijn geen resultaat wordt geboekt, worden onze voorstellen voor deze hervorming ingebracht in de komende CAO onderhandelingen. De levensloopregeling is in de eerste helft van 2006 uitgewerkt in de gemeentelijke rechtspositieregeling. Daarnaast heeft het CvA een brochure ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij de toepassing van de levensloopregeling. -3- Op het terrein van arbeidsmarkt- en stagebeleid wordt de gemeentelijke sector ondersteund door het A+O fonds Gemeenten. Ook de komende periode blijven dit, gezien de toenemende vergrijzing en de naderende krapte op de arbeidsmarkt, belangrijke thema’s waarvoor het A+O fonds Gemeenten zich onverminderd blijft inzetten. Het A+O fonds Gemeenten geeft daarnaast ook verdere invulling aan de afspraak uit de CAO 2005-2007 om agressie en geweld en de daaraan gerelateerde klachten verder aan te pakken. De afgelopen periode zijn we door de vele wijzigingen in sociale wetgeving en de daarmee samenhangende CAO afspraken geconfronteerd met een groot aantal veranderingen in de gemeentelijke rechtspositieregeling. Deze veranderingen hebben veel werk met zich meegebracht, zowel voor gemeenten als voor het CvA. Sommige dossiers zorgen nog steeds voor een grote werklast. Voor de komende periode is een zekere rust op het arbeidsvoorwaardenvlak gewenst zodat de veranderingen op een goede manier kunnen worden geïmplementeerd. 4 Werkgeversinzet 4.1 Akkoord van toepassing op G4 Het CvA wil ook voor deze CAO afspreken dat alle afspraken bindend zijn voor de G4. Alle afspraken moeten worden vertaald in de lokale rechtspositieregeling van de vier grootste steden. 4.2 Looptijd Het CvA streeft naar een meerjarig akkoord. Dit is nodig om op een goede manier handen en voeten te geven aan de vereenvoudiging van de CAR-UWO en aan de uitwerking van de dossiers die nog voortvloeien uit deze en eerdere CAO’s. 4.3 Financiële ruimte en salarisontwikkeling De financiële ruimte die het CvA als uitgangspunt neemt voor de komende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen wordt vastgesteld aan de hand van het gemeentelijk referentiemodel (zie bijlage). De onderhandelingsdelegatie van het CvA zal op basis van de meest recente gegevens, zoals die direct voorafgaand aan de eerste onderhandelingsbijeenkomst beschikbaar zijn, vaststellen welke financiële ruimte gehanteerd wordt tijdens de onderhandelingen. Het CvA streeft er naar om binnen de gestelde financiële kaders met de loonontwikkeling bij te dragen aan de versterking van de arbeidsmarktpositie van de sector gemeenten. De arbeidsmarkt wordt de komende jaren steeds krapper voor met name hoger opgeleiden. Gemeenten zijn kwetsbaar door het relatief hoge opleidingsniveau van hun medewerkers. In het beleidsplan 2007-2010 heeft het CvA al aangegeven bij te dragen aan de oplossing voor dit vraagstuk door te kiezen voor een gedifferentieerde loonontwikkeling. Dit begint met het afspreken van enkel procentuele loonsverhogingen. Nominale uitkeringen moeten worden voorkomen. Daarnaast zet het CvA in op (een) extra periodiek(en) voor de hogere schalen. Aan het toekennen van een dergelijke extra periodiek worden door de werkgever nader in te vullen strikte voorwaarden verbonden. Bovendien wil het CvA dat gemeenten zelf het moment van invoering bepalen binnen een vooraf vastgesteld tijdsvenster. Wanneer het verlengen van de hogere schalen mogelijk blijkt binnen de gestelde financiële kaders kan dit de beloningsverschillen tussen markt en gemeenten verkleinen en zodoende bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de gemeentelijke werkgever op de arbeidsmarkt. Tot slot wil het CvA afstappen van de gewoonte om vrijwel alle loonsverhogingen structureel door te voeren. Om beter om te kunnen gaan met pieken en dalen in de economie, en daarmee samenhangend de middelen die de gemeente ter beschikking heeft, dienen de loonsverhogingen slechts voor een deel een blijvend karakter te hebben. Naast de structurele verhoging van de salarisschalen wordt een deel van de loonruimte aangewend voor eenmalige procentuele uitkeringen. -4- 4.4 Ziektekosten Het CvA heeft er voor gekozen om een collectief contract aan te gaan met een ziektekostenverzekeraar om op deze wijze voordeel te bedingen voor de gemeentelijke werknemers. Om verzekerd te zijn van een collectief contract met de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft het CvA uitgesproken dat voor de periode vanaf 2009 een dergelijk contract via een proces van aanbesteding tot stand moet komen. Op dit moment zoeken werkgevers en werknemers gezamenlijk naar uitgangspunten bij een dergelijke aanbesteding. Er vindt een inventarisatie plaats van de wensen van werkgevers en werknemers en van de ontwikkelingen en vernieuwingen aan de aanbodkant (zorgverzekeringsinhoud en prijs). Een vraag is onder meer of een werkgeversbijdrage wel of niet gekoppeld dient te worden aan een geselecteerde verzekeraar. In de loop van de eerste helft van 2007 zal het CvA zijn inzet bepalen. Deze zal t.z.t. in een apart traject aan u worden voorgelegd door middel van een ledenraadpleging. Nadat werkgevers en werknemers overeenstemming hebben bereikt over de eisen die men stelt aan de zorgverzekering voor gemeenteambtenaren kan in de tweede helft van 2007 en de eerste helft van 2008 het feitelijke aanbestedingstraject plaatsvinden. 4.5 40-urige werkweek Op dit moment is in de CAR-UWO (Artikel 2:7a) geregeld dat de werkgever de ambtenaar met een aanstelling van 36 uur kan verzoeken zijn arbeidsduur uit te breiden naar maximaal 40 uur. De medewerker moet instemmen met de uitbreiding tot 40 uur. Gemeenten hebben aangegeven blij te zijn met deze mogelijkheid. Alleen geldt op dit moment een aantal aanvullende voorwaarden bij deze regeling. Doordat de uitbreiding naar 40 uur moet worden voorgelegd aan de OR middels een vooropgesteld plan biedt de huidige regeling niet de flexibiliteit die wenselijk is. Het CvA is van mening dat de vereiste instemming van de betreffende gemeenteambtenaar voor de uitbreiding naar 40 uur voldoende waarborg biedt. Het CvA stelt zodoende voor de bepalingen over het voorleggen aan de OR te verwijderen uit de rechtspositieregeling. 4.6 Vereenvoudiging regelgeving Als onderdeel van het project “Nieuw model van arbeidsvoorwaardenvorming” dat voortvloeit uit de CAO 2004-2005 stelt het CvA voor de volgende onderwerpen uit de rechtspositieregeling te vereenvoudigen. Verschuivingstoelage In artikel 3:4 en 3:4:1 van de CAR-UWO is geregeld dat een medewerker bij verschuiving van de feitelijke arbeidsduur per week of de vastgestelde werktijden per dag, onder bepaalde voorwaarden, recht heeft op een verschuivingsvergoeding. Deze regeling wordt niet of nauwelijks (meer) gebruikt. Het CvA stelt zodoende voor deze toelage uit de rechtspositie te verwijderen. Bonus loondoorbetaling bij ziekte Artikel 7:3, loondoorbetaling bij ziekte, van de CAR-UWO is moeilijk uitvoerbaar. Hoewel dit geldt voor de staffeling van de loondoorbetaling bij ziekte werkt deze wel reïntegratiebevorderend. Hierbij weegt de opbrengst (reïntegratie) op tegen de uitvoeringslast. Daarnaast wordt er een kleine bonus uitgekeerd wanneer de ambtenaar ten minste 50% van zijn formele arbeidsduur werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie. Deze is gering van omvang en draagt niet of nauwelijks bij aan de reïntegratie van de zieke medewerker. Omdat deze regeling technisch moeilijk uitvoerbaar is, stelt het CvA voor de bepaling te verwijderen. Levensloopbijdrage uitkeren in december Vorig akkoord is afgesproken om de levensloopbijdrage uit te keren in de maand juli van elk kalenderjaar. In december wordt jaarlijks de eindejaarsuitkering uitgekeerd. Gemeenten hebben aangegeven dat het wenselijker is om jaarlijks één moment van uitkeren te hebben in verband met nacalculatie bij in- en uitdiensttreding. Het CvA stelt voor om deze uitkeringen beide in december uit te keren. Ouderschapsverlof -5- De berekening van de door te betalen bezoldiging bij ouderschapsverlof is ingewikkeld doordat de fiscale ouderschapsverlofkorting moet worden verrekend met de loondoorbetaling. Het CvA zoekt een budgettair neutrale oplossing voor dit uitvoeringsprobleem. Pensioenopbouw bij demotie In artikel 5a:9 van de CAR-UWO is bepaald dat een medewerker van 55 jaar of ouder die in het kader van seniorenbeleid is aangesteld in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden (demotie), pensioen blijft opbouwen op basis van de oude inschaling. Deze afspraak is gemaakt om de negatieve gevolgen van demotie voor het pensioen in het eindloonstelsel te repareren. Per 1 januari 2005 is het ABP overgegaan naar een nieuw pensioenstelsel, het middelloonstelsel. Met de invoering van het middelloonstelsel is de reden voor dit artikel komen te vervallen. Het CvA stelt zodoende voor deze bepaling te verwijderen. 4.7 Docenten kunstzinnige vorming In bijlage IV van de CAR-UWO is de rechtspositie voor docenten kunstzinnige vorming opgenomen. Deze bijlage is lang niet meer aangepast zodat er sprake is van achterstallig onderhoud. Bovendien is de CAO Kunstzinnige Vorming, die geldt voor docenten kunstzinnige vorming uit de private sector, recent gemoderniseerd. Door deze modernisering sluit deze CAO weer beter aan bij de bedrijfsvoering in deze sector. Het CvA streeft ernaar om in de komende CAO onderhandelingen afspraken te maken over een hervorming van de rechtspositionele bepalingen die gelden voor docenten kunstzinnige vorming. Bij deze hervorming is de bedrijfsvoering van de gemeentelijke muziekscholen het uitgangspunt. Hierbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de bepalingen uit de CAO Kunstzinnige Vorming. 4.8 Naar een nieuw stelsel van bovenwettelijke sociale zekerheid De afgelopen tijd is er veel veranderd op het gebied van sociale zekerheid. Een belangrijke wettelijke ontwikkeling is de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 1 januari 2006. Daarop voortbordurend zijn tussen werkgevers en werknemers afspraken gemaakt in de Pensioenkamer. Onderdeel van deze afspraken is de afschaffing van de Suppletieregeling per 1 januari 2007. Daarnaast is de Werkloosheidswet in 2006 tweemaal gewijzigd. Deze wijzigingen werken na wijziging van de CAR-UWO door in de bovenwettelijke werkloosheidsregeling. De wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de werkloosheidswet zijn een uitvloeisel van het doel van het kabinet om meer mensen te activeren om aan het werk te gaan en te blijven. Het CvA deelt deze doelstelling en stelt voor het stelsel van de bovenwettelijke regelingen in bovengenoemde zin te herzien. De uitgangspunten voor een nieuw stelsel zijn activering en reïntegratie van mensen die ziek, arbeidsongeschikt of werkloos zijn. Het CvA benadrukt dat een nieuw stelsel van bovenwettelijke sociale zekerheid eenvoudig en goed uitvoerbaar moet zijn. -6-