Actieplan levensloopbestendig wonen/ meegroeiwonen Het kenniscentrum Woonzorg Brussel in samenwerking met Enter vzw/ Toegankelijkheidsbureau Hasselt en de VUB, afdeling sociale agogiek Brusselse ouderen die niet meer thuis kunnen wonen, verhuizen al te snel, willens nillens, naar een rust- verzorgingstehuis. Nochtans hoeft er niet onmiddellijk tot institutionalisering te worden overgegaan indien de woningen en woonomgeving geschikt worden gemaakt en men mobiel kan zijn in de eigen woonomgeving. Doordat het aantal zorgbehoevende ouderen de laatste jaren snel toeneemt, moet er voor gezorgd worden dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, zodat de verzorgingstehuizen er zijn voor de mensen die de zorg echt nodig hebben. Mensen met minder zware zorgbehoefte, kunnen in een levensloopgeschikte woning, ondersteund door thuiszorgdiensten en de nodige sociale contacten, thuis worden verzorgd. Veel ouderen geven echter aan dat door de ontoegankelijkheid van straten en pleinen èn van de eigen woning het vaak moeilijk wordt om in de eigen woonomgeving te blijven wonen. Volgens professor Verté spelen drie niveaus een rol in het succesvol thuis ouder worden. Het betreft: 1. de woning; 2. de woonomgeving en 3. het psychosociaal netwerk. Uit onderzoek1 blijkt dat het merendeel van de ouderen in Brussel een goede gezondheid heeft en de wens heeft om zo lang mogelijk in eigen woning te verblijven. Dit is voor veel ouderen mogelijk als de woonsituatie en de woonomgeving zijn aangepast. Dit is vaak niet het geval. Zo zijn veel woningen van ouderen in Brussel niet echt toegankelijk voor bijvoorbeeld een rollator, aangezien er veel trappen, drempels en kleine doorgangen zijn. De kwaliteit en de toegankelijkheid van de woning zijn voor ouderen van groot belang in functie van de zelfredzaamheid en de autonomie. Ook de woonomgeving moet aangenaam zijn, dat wil zeggen: toegankelijk en met voldoende faciliteiten. Sociale verbanden op buurtniveau kunnen alleen gedijen als de omgeving daar positieve prikkels voor geeft, zoals via aangepast vervoer. Onderzoek toont aan dat de ontevredenheid over het openbaar vervoer in Brussel stijgt met de leeftijd. Inzake mobiliteit is echter de grootste ontevredenheid van de Brusselse ouderen de voetpaden: ofwel zijn er geen, ofwel zijn ze in slechte staat. Het is dus belangrijk dat een beleid wordt gevoerd dat een antwoord biedt op de wens van de Brusselse ouderen zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Met dit actieplan geven we een aanzet om van de woonzorgzones een omgeving te maken die toegankelijk, veilig en comfortabel is, zodat iedereen ongeacht leeftijd er kan blijven wonen als hij/ zij dat wenst.. 1 Thuiswonen na je 65ste. Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel, 2007. Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 1/7 1. De woning 1.1. Feiten Brusselse ouderen blijven vaak in hun eigen woning wonen tot er iets gebeurt waardoor ze minder mobiel worden en ze dus noodgedwongen naar een ROB of RVT verhuizen. Veel Brusselse woningen zijn namelijk ontoegankelijk voor rollator en rolstoel en moeten aangepast worden. Zo hebben veel huizen smalle, hoge trappen, een wc op de tussenverdieping, te smalle deuren en dergelijke. De studie Thuiswonen na je 65ste: “De inrichting van de woning en van de buurt kan het thuiswonen van de oudere bevorderen. Kleine werken om de woning aan te passen zijn vaak noodzakelijk. Het aanbod om die aanpassingen te doen blijkt in de praktijk vaak onvoldoende. Soms zijn ook grotere aanpassingen nodig. In bepaalde buurten in Brussel woont bijvoorbeeld meer dan de helft van de ouderen in een appartement op een verdieping zonder lift.”2 Het beste is dat mensen eens ze 55- 60 zijn, hun woningen aanpassen of verhuizen naar een aangepaste woning. Rond de leeftijd van 60 - en niet ouder dan 65 jaar- zijn mensen nog flexibel en hebben ze nog de energie om hun woning aan te passen aan hun eigen noden en behoeften. Als de aanpassingen te ingrijpend zijn dan is het soms beter om te verhuizen, weliswaar in de eigen, vertouwde buurt, anders verdwijnt hun sociaal netwerk wat het risico op vereenzaming vergroot. Het grote probleem in Brussel is dat er te weinig kleine woningen/ appartementen voor ouderen zijn, die toegankelijk, veilig en comfortabel zijn. Daardoor blijven vele ouderen in hun te grote en ontoegankelijke woning wonen tot ze niet anders kunnen dan naar een rusthuis te verhuizen. 1.2. Acties 1. Het behoefteonderzoek van de VUB over wonen en zorg in Vlaanderen verder uitdiepen en een aantal data analyseren voor wat betreft de situatie in de steden. Bijvoorbeeld de specifieke leeftijd waarop ouderen in steden verhuizen. 2. Het behoefteonderzoek van de VUB dat momenteel in Brussel wordt uitgevoerd over wonen en zorg in Brussel, verder opvolgen. De relevante gegevens gebruiken om het actieplan te ondersteunen. 3. Klusjesdiensten, buurtconciërges, regionale dienstencentra bevragen over veelvoorkomende problemen betreffende toegankelijkheid en veiligheid van woningen. 4. Folder maken met concrete tips om je woning veilig, comfortabel en toegankelijk te maken, in samenwerking met Enter vzw. Bvb. verwijderen van matten en tapijten; vloer vlak, stroef en egaal maken... (Deze folders moeten uiteindelijk ook bij huisartsen terecht komen, aangezien zij in nauw contact staan met de ouderen). 5. Beginnen om als casestudy 10 woningen aan te passen in 1 of 2 specifieke wijken, bijvoorbeeld in Sint-Jans-Molenbeek en Schaarbeek. Deze woningen kunnen als voorbeeldfunctie dienen. Er kan een foto of videomontage rond worden gemaakt die in de wijk wordt tentoongesteld of getoond als ‘good practice’. De uitvoering gebeurt in samenwerking met het Toegankelijkheidsbureau Hasselt. 6. Aan de hand van deze casestudy kan naderhand ook een vorming gegeven worden aan klusjesploegen. 2 Observatorium van Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad (red.), Thuiswonen na je 65ste. Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel, 2007, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, p 207. Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 2/7 7. Vormingsavonden geven aan ouderen: ‘Hoe kan je aan je woning werken?’, “Wat zijn de knelpunten”; met advies ter plekke van het Toegankelijkheidsbureau. 8. Bij het vorige punt aansluitend: vrijwilligers opleiden om het veilig, comfortabel en toegankelijk wonen te gaan promoten bij ouderen thuis. 9. Door middel van cijfers van onderzoek (zie VUB) en het maken van een brochure het beleid bewust maken van de noodzaak aan een toegankelijke woning. Ook de nodige subsidiering stimuleren voor het aanpassen van woningen. Een aanpassingspremie zou voor Brussel in het leven moeten worden geroepen. Dit kan op twee manieren 1) een aparte premie maken voor het aanpassen van woningen. 2) de premie op laten nemen bij de renovatiepremie. Dit laatste heeft wel als nadeel dat je maar 1 keer in 20 jaar tijd voor eenzelfde soort werken de renovatiepremie mag aanvragen, dus ook een aanpassingspremie. Het probleem waar klusjesploegen die werken met partners in de sociale economie nu tegen aanlopen is dat ze geen offertes kunnen maken omdat ze niet voldoen aan de criteria van het Gewest. Ook qua BTW-verrekening zijn er voor klusjesdiensten nog allerlei vragen. 10. Er moet een duidelijke oplijsting komen van de verschillende soorten premies die er voorhanden zijn. Om de woning aan te passen zijn er namelijk renovatiepremies, energiepremies en gemeentelijke premies. Doordat de premies vanuit verschillende hoeken en lagen komen zijn de verschillende premies vaak niet gekend bij de bevolking. Vandaar het belang op de premies op te lijsten en een folder van te maken zodat ook de verschillende regelgevingen duidelijk worden. 11. Gemeenten op de hoogte brengen hoe belangrijk het is om grote huizen aan te kopen en er kleinere levensloopgeschikte appartementen van maken. Dit voornamelijk in een straal van 250 meter rond het zorgknooppunt, omdat in die buurt de faciliteiten worden gescreend. 12. Vlibank en Handy-wijzer (databank met hulpmiddelen) bekend maken. 13. Screeningsinstrument opstellen om woningen aan te passen, in samenwerking met het Toegankelijkheidsbureau/Enter vzw Hasselt en Stichting ‘ZET’ in Nederland. Een screenings-systeem is niet alleen een bruikbaar instrument bij het aanpassen van woningen en woonomgeving, het heeft als bijkomende waarde dat het mensen tot nadenken stemt. Het proces is zeker zo belangrijk als het resultaat. 14. Met het vorige punt samenhangend een computerprogramma maken voor ouderen, waarmee ze aan de hand van enkele eenvoudige vragen kunnen zien welke de belangrijkste aanpassingen ze kunnen uitvoeren in hun huis? 15. Daaraan gekoppeld een computerprogramma maken voor organisaties waarin woningen kunnen opgedeeld worden in verschillende gradaties van toegankelijkheid (zie voorbeeld). Opmerking: met het Toegankelijkheidsbureau Vlaanderen/ Enter vzw wordt een convenant afgesloten waarbij bepaald wordt op welke punten samen gewerkt zal worden. De bedoeling is om voor de acties 13 tot 15 samen een project op te zetten om een screeningsinstrument te maken voor Brussel en Vlaanderen (met extra projectmiddelen). 1.3. Acties lange termijn Hierboven beschrijven we enkele concrete manieren om de woningen in Brussel toegankelijk te maken. Veranderingen gebeuren uiteraard niet van één dag op een ander, het is van belang dat de bevolking zich bewust wordt van de noodzaak aan een veilige en toegankelijke woningen te wonen. Deze bewustwording zou kunnen worden gestimuleerd door gedurende jaren preventie en sensibiliseringscampagnes te voeren naar Deens model, door middel van tv-spots, posters, radioboodschappen en slogans… en op die manier de bevolking bewust te maken dat ze zelf een rol kunnen spelen en dat ze hun woning levensloopgeschikt kunnen maken. Bijvoorbeeld slogans bedenken waardoor mensen gaan nadenken over hun woonsituatie. Speciale aandacht voor de Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 3/7 leeftijd 55+ tot 65+ omdat dit de ‘ideale’ leeftijd is om de eigen woning aan te passen of het grote eigen huis in te ruilen voor een aangepaste woning in dezelfde buurt. Ook het bestuur moet gesensibiliseerd worden over dit onderwerp. Concrete actie: dubbele studie (agogiek/communicatie): 16. Studie naar ‘welke boodschap willen we overbrengen?’ 17. Studie naar ‘hoe verkopen we die boodschap’? Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 4/7 2. De woonomgeving 2.1. Feiten In Europese mobiliteitsstudies3 is mobiliteit van ouderen een kwestie van steeds toenemend belang. Mobiliteit wordt immers gezien als een noodzakelijke vereiste voor een zelfstandig en kwaliteitsvol leven. Hoe ouder men wordt, hoe minder men geneigd is zijn huis te verlaten. Eén van de knelpunten is dat ouderen zonder rustpauze gemiddeld maar 250 à 300 meter kunnen wandelen. Als ze onderweg geen mogelijkheid hebben om uit te rusten, wordt het wandelen naar een winkel op 500 meter afstand al een obstakel. Een nog groter obstakel vormen de slechte voetpaden, één van de grootste klachten bij Brusselse ouderen. De voetpaden zijn niet alleen slecht onderhouden, er staan ook allerlei zaken in de weg zoals verkeersborden, huisvuil, fietsen en dergelijke waardoor de vrije doorgang versperd wordt en waardoor de ouderen twee maal nadenken voor ze zich op straat begeven. Het is ook zeer belangrijk dat ouderen in een omgeving wonen waar er voldoende faciliteiten zijn zoals een bakker, slager, kruidenierszaak en dergelijke. Indien deze faciliteiten er niet zijn, is het gevaar groot dat senioren zich opsluiten en alles laten brengen waardoor ze niet meer buiten hun eigen woning komen en haast elk sociaal contact verloren gaat. 2.2. Acties 18. Door middel van folders, brochures en tv-spots de bevolking bewust maken van deze feiten zoals hierboven beschreven. Denk hierbij o.a. aan bewustwording over het plaatsen van vuilniszakken, fietsen en dergelijke. 19. Op gemeentelijk niveau advies geven over aanleg van straten en pleinen. Ook kleinere aanpassingen zoals het plaatsen van zitbanken (zodat ouderen onderweg regelmatig kunnen uitrusten) adviseren. Hiervoor is een technisch team nodig die met de betreffende actoren rond de tafel gaat zitten. Het idee is om bijvoorbeeld met de gemeente Sint-Jans-Molenbeek een pilootproject uit te bouwen. Zo kan volgens de participerende methode van opbouwwerk de woonomgeving in Molenbeek worden gescreend en een vragenlijst aan ouderen worden voorgelegd omtrent hun behoeften. Voorbeeld: in Mortsel heeft het gemeentebestuur de hoofdstraat van twee rijvakken naar één rijvak teruggebracht en het voetpad breder gemaakt, met als gevolg dat de ouderen zich minder onveilig voelen en weer de straat opkomen. 20. Onder ‘actie 5’ gaven we aan dat er in 1 of 2 specifieke wijken een casestudy kan gemaakt worden door 10 woningen aan te passen. Ook voor de woonomgeving zouden we een pilootproject kunnen starten in deze wijken, door met de gemeente samen te werken en te kijken op welke manier de woonomgeving toegankelijker, veiliger en comfortabeler gemaakt kan worden. 3 D. Verté; N. De Witte & L. De Donder. Schaakmat of aan zet? Monitor voor lokaal ouderenbeleid in Vlaanderen. Uitgeverij Vanden Broele, 2007. Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 5/7 3. Psycho-sociaal netwerk 3.1. Feiten Zoals beschreven kunnen ouderen zonder rustpauze gemiddeld 250 à 300 meter wandelen. Als de woonomgeving ontoegankelijk is, kan men dus niet meer gemakkelijk bij vrienden en familie uit de buurt op bezoek gaan, waardoor de sociale contacten dalen. Als mensen genoodzaakt worden om te verhuizen omdat hun woning niet meer geschikt is en ze vinden geen gepaste woning in dezelfde buurt, verliezen ze hun sociaal netwerk. Het is dan ook zo dat vanaf 60+ de eenzaamheid fors toeneemt. Vrouwen leven langer dan mannen en er is dus een grotere categorie zorgbehoevende vrouwen dan mannen. In Thuiswonen na je 65ste 4, wordt beschreven dat wanneer men peilt naar mogelijke onvervulde behoeften bij ouderen, het vaakst als antwoord ‘gezelschap’ gegeven wordt, gevolgd door ‘hulp bij boodschappen’ en ‘buitenshuis gaan’. Soms weegt de eenzaamheid zo zwaar dat de oudere niet meer thuis wil blijven wonen. Ook de ontevredenheid over de sociale contacten neemt toe met de leeftijd (6,0% van de Brusselse 70- tot 74-jarigen en 18,3% bij de 85 plussers). De Gezondheidsenquête van 20045 toont eveneens dat een relatief groot aantal 65plussers over een beperkt netwerk beschikken. - 16,1% zegt zelden of nooit iemand te hebben om tegen te praten; - 18,3% zegt zelden of nooit iemand te hebben die ze kunnen vertrouwen om over zichzelf en over hun problemen te kunnen praten; - 22,3% zegt zelden of nooit iemand te hebben waarmee ze hun meest intieme angsten en problemen kunnen delen. Ondanks het vrij uitgebreide en diverse aanbod vrijetijdsactiviteiten en vakantieaanbod, geeft het sociaal-cultureel aanbod geen afdoend antwoord op de behoeften van de ouderen. Volgens de gezondheidsenquête verklaart 58,0% van de Brusselse 65-plussers in de loop van de 12 voorbije maanden nooit te hebben deelgenomen aan bijeenkomsten of activiteiten van een sportclub, een recreatieve vereniging, een ouderenvereniging of een zelfhulpgroep. De non-participatiegraad stijgt met de leeftijd en daalt met het opleidingsniveau, zowel voor als na 65 jaar. De gebrekkige participatie en de ontevredenheid bij ouderen kunnen worden verklaard door gebrekkige informatie in verband met het aanbod, problemen betreffende mobiliteit (te weinig vervoersmogelijkheden), financiële drempels en dergelijke. Volgens de actoren is het gebrek aan informatie, of het probleem zijn weg te vinden in de veelheid aan informatie, één van de belangrijkste problemen voor de thuiswonende ouderen. 3.2. Acties 21. Het is belangrijk dat het sociaal netwerk van mensen in stand gehouden wordt. Zo heeft bijvoorbeeld de stad Gent buurtfeesten gesubsidieerd waardoor het veiligheidsgevoel enorm verhoogd is in bepaalde wijken, waardoor ouderen weer op straat durven te komen. Het woonzorgbeleid van Brussel wil aandacht besteden aan het onderhouden van sociale netwerken. Lokale dienstencentra spelen hierin een 4 Thuiswonen na je 65ste. Atlas van de behoeften en de actoren in Brussel, 2007. Gezondheidsenquête door middel van interview, België , REF D/ 2006/2505/4, http://www.iph.fgov.be/epidemio/hisia/index.htm, 2004 5 Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 6/7 grote rol. Met hen wordt verder onderzocht welke activiteiten best aangeboden worden en hoe de ouderen bereikt kunnen worden. 22. Mensen moeten op de hoogte gebracht worden hoe belangrijk het is om te verhuizen naar een geschikte woning maar wel in eigen buurt, door middel van sensibiliseringscampagnes. Hiervoor moeten extra aangepaste woningen worden aangeboden in de woonzorgzones. 23. Zowel woningen als woonomgeving moeten toegankelijk gemaakt worden zoals beschreven in het voorgaande (zie acties 3 tot 20). Actieplan meegroeiwonen versie goedgekeurd stuurgroep 090130 7/7