Gemeenteraad van Leiden Vastgesteld verslag van de vergadering van de Raadscommissie voor economie en verkeer, gehouden op 15 juni 2005 in het stadhuis te Leiden Aanwezig: Leden commissie EV: de heer F. van As (ChristenUnie), de heer P. Bootsma (D66, voorzitter), de heer J. de Coo (LWG/De Groenen), mevrouw M. van Dobben de Bruijn (VVD), de heer G. van Hees (GroenLinks), mevrouw L. Hesselink (PvdA), de heer R. Kieft (CDA), mevrouw L. Lieverse (CDA), de heer P. Peper (LL), de heer J. Posthuma (GroenLinks), mevrouw C. Schreuder-Hoogervegt (PvdA), de heer A.J. Sleijster (VVD), de heer A. Stoffels (D66), de heer D. van Vugt (SP) Leden college: de heer A. Geertsema (wethouder EGTV), de heer R. Hessing (wethouder VOCS), de heer R. Hillebrand (wethouder ROWR), de heer R.A.M. van der Sande (wethouder FSW) Raadsadviseur: mevrouw A.M. Slink Insprekers: mevrouw E.M. Klink (Fietsersbond Leiden) Notulist: de heer J.J. Bos (Notuleerservice Nederland) 1 Vaststellen van de agenda en mededelingen De voorzitter opent de vergadering met een welkom aan de aanwezigen. Vaststelling agenda De agenda is ongewijzigd vastgesteld. Mededelingen De commissie: De voorzitter heet de heer Van Vugt van de SP welkom als nieuw lid van de commissie. Mevrouw Hesselink heeft deelgenomen aan een workshop over het buslijnennetwerk. De workshop heeft voor de deskundige niet veel opgeleverd. Het college: Volgens de heer Geertsema is Horeca Nederland in grote lijnen akkoord met het werkplan van de horecacoördinator -hij verwijst naar de ter vergadering rondgedeelde brief van de horecabond d.d. 13 juni- , enkele kanttekeningen zullen nog worden verwerkt. De commissie kan het plan binnen 14 dagen tegemoet zien. 2 Rondvraag en actualiteit De CDA fractie heeft een vraag gesteld over de laad- en losplek aan de stationsweg, deze vraag wordt schriftelijk beantwoord. Een andere vraag van het CDA inzake de besluitvorming over het GVVP is inmiddels schriftelijk beantwoord en aan alle commissieleden gezonden. Het College heeft toegezegd het GVVP direct na het zomerreces aan te bieden aan de Raad/Commissie ter verdere besluitvorming. Het College verwacht dat het GVVP voor 2006 is vastgesteld door de Raad. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 2 De heer Van Hees merkt op dat de heer Geertsema de oude billboards met de tekst ‘Niets lijkt op Leiden’ langs de A4 en de A44 zou laten vervangen. Dit in verband met de nieuwe campagneslogan ‘Leiden stad van ontdekkingen’. Ze staan er echter nog steeds. De heer Geertsema antwoordt dat de borden vandaag zouden worden vervangen. Het bevestigingsmateriaal bleek echter niet door de fabriek te zijn aangeleverd. De feestelijke onthulling zal morgenmiddag plaatsvinden. 3 Concept-verslag Economie en verkeer 19 mei 2005 De voorzitter deelt mee dat er geen opmerkingen zijn. Het verslag is hiermee, met dank aan Notuleerservice Nederland, vastgesteld. Het vastgestelde verslag wordt aan de commissieleden gemaild en op de website geplaatst. 4 Toezeggingen en actiepunten Het College heeft voorafgaand aan de vergadering schriftelijk teruggekoppeld over een aantal openstaande toezeggingen. Het betreft de volgende stukken (betreft toevoeging door secretaris): Brief College d.d. 14 juni inzake de ambtelijke reactie op de begroting 2005 van de VVV Holland Rijnland, het College deelt mede dat dit onderwerp opnieuw aan de orde komt in het portefeuillehoudersoverleg Holland Rijnland van september Brief College d.d. 20 mei inzake vragen van de PvdA fractie over het vernieuwde PRIS Brief College d.d. 14 juni inzake vragen van de PvdA fractie over de bussluis tussen Meerburg en Roomburg. De door het College toegezegde presentatie marketing strategie Leiden Bioscience Park Brief van het College d.d. 14 juni inzake de beantwoording van de vragen vanuit de commissie naar aanleiding van de meningsvormende behandeling van het raadsvoorstel ‘Reconstructie Langegracht/Korte en Lange Mare’. De brief aan de camperclub inzake het creëren van een overnachtingsplek voor campers in de stad is gereed. De heer De Coo vraagt wanneer deze zal worden verstuurd. De heer Geertsema deelt mee dat de proef op korte termijn in kan gaan. Er is een ruimte gevonden op het terrein bij de Groenoordhallen. Omdat het een proefproject betreft is de Algemene plaatselijke verordening niet gewijzigd. Als blijkt dat er geen ongewenste effecten zijn opgetreden, zullen de wethouders deze wel wijzigen. De voorzitter deelt mee dat de brief aan de Camperclub namens de commissie zo spoedig mogelijk wordt verzonden. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 3 De heer Sleijster heeft twee punten: 1. In de voorlaatste raadsvergadering heeft de wethouder toegezegd dat er een uitleg zou komen over het gebruik van rood asfalt op het Noordeinde en het Noordeindeplein. Er is nog geen antwoord. 2. Komt het college met een nieuw ontwerpbesluit voor de herinrichting van kruispunt Langegracht/Mare’s of wacht het een initiatief van de raad af? Antwoorden: 1. De heer Hessing deelt mee dat het antwoord op de vraag over rood asfalt ingewikkelder is dan gedacht. Hij zal er voor zorgen dat de raadsleden het antwoord krijgen. 2. Het college heeft een voorkeur voor het oorspronkelijke plan zoals dat is ingediend. Als een meerderheid van de commissie de voorkeur geeft aan het alternatief, neemt de heer Hessing dat over. Dit is een punt van bespreking op de volgende commissievergadering. De wethouder verwijst naar zijn brief van 14 juni waarin de vragen van de commissie worden beantwoord inzake dit onderwerp. De voorzitter merkt op dat het laatste punt op de agenda komt voor de volgende commissievergadering. Het punt over het rode asfalt komt op de toezeggingenlijst. Mevrouw Hesselink zou graag een antwoord hebben op de vraag over de verplaatsing van de bussluis in Meerburg. Deze vraag is inmiddels schriftelijke beantwoord . 5 Deelname gemeente Leiden aan autovrije dag op 18 september Naar aanleiding van een brief van Milieudefensie waarin een oproep wordt gedaan aan alle gemeenten in Nederland deel te nemen aan de autoloze dag op 18 september is dit punt geagendeerd. De voorzitter geeft het woord aan mevrouw E.M. Klink van de Fietsersbond Leiden. Inleiding mevrouw E.M. Klink De Fietsersbond is drie jaar geleden betrokken geweest bij het organiseren van een autovrije zondag. Zij steunt de organisatie van de autovrije zondag dit jaar. De Fietsersbond stelt voor de dag te combineren met het Open Monumentenweekend. Dit kan door de autovrije zondag een week te vervroegen (van 18 naar 11 september). Op deze wijze kan men nog meer genieten van de monumenten. De Fietsersbond wil dat er op die dag ook geen auto’s kunnen parkeren op Rapenburg. Dan kan men het Rapenburg een keer zonder auto’s zien. Vorig jaar bleek het niet mogelijk de Breestraat af te sluiten. Voor het afsluiten moest de organisatie zorgen voor zeventig verkeersregelaars. De Fietsersbond vraagt zich af waarom het wel mogelijk is de stad voor de marathon af te zetten. Dan zou de autovrije zondag ook goed te realiseren moeten zijn. De voorzitter geeft de leden van de commissie de gelegenheid tot het stellen van vragen. Volgens de heer Van Hees is het niet goed de datum naar 11 september te verplaatsen. Dit is niet goed in verband met de publiciteit voor de landelijke dag. Tevens vraagt hij of het ook de bedoeling is activiteiten te organiseren. Mevrouw Klink brengt naar voren dat er met het Open Monumentenweekend al voldoende activiteiten zijn. Juist tijdens dit weekend heeft een autovrije dag een functie. Je kunt de monumenten dan beter bekijken. De heer De Coo meldt dat men in Brussel al twee jaar de autovrije dagen met de Open Monumentendagen combineert. Hij vindt Brussel een uitstekend voorbeeld en sluit zich aan bij het voorstel van mevrouw Klink. Mevrouw Hesselink vindt de combinatie met de Open Monumentendag geen goed idee. De PvdA fractie wil de tunnel bij het Centraal Station weer gebruiken voor het houden van een disco op de Commissie EV d.d. 15 juni 2005 4 autoloze zondag. Mevrouw Hesselink zou niet graag opnieuw vergunningen willen aanvragen voor hetzelfde, maar dan een week eerder. De gemeente zou meer ondersteuning kunnen bieden bij het organiseren van de autoloze zondag. Ze doet een beroep op het college om iemand vrij te maken die de activiteiten van de organisaties kan coördineren. Mevrouw Hesselink wil dat de autovrije dag op dezelfde dag is als in de overige steden. De heer Peper is het eens met de heer De Coo om beide dagen te combineren. Zijn fractie stelt voor om op deze dag de meest door het (auto)verkeer belaste punten autovrij te maken. Dit geldt in het bijzonder de Sumatrastraat, de Hooigracht, de Lange Gracht en het Noordeinde. Op deze wijze kan men volgens hem uiting geven aan het ongenoegen over de luchtverontreiniging. De heer Peper hoopt dat andere milieupartijen hem zullen steunen. Volgens de heer Kieft kan de gemeente voorlichting geven over de autovrije dag. Zijn voorkeur gaat uit naar de landelijke datum. Hij pleit voor soepelheid van de gemeente op het gebied van vergunningen. Voorzieningen, bijvoorbeeld op medisch gebied, moeten wel bereikbaar blijven voor ouderen. De heer Van Hees vindt het belangrijk af te spreken dat er geen tegenwerking zal zijn. Dat is met activiteiten van GroenLinks in het verleden wel anders geweest. Hij sluit zich aan bij de heer Peper. Het is van belang de discussie over luchtkwaliteit nog eens aan te scherpen. Bij belaste punten denkt de heer van Hees ook aan de Churchilllaan. Tevens doet hij de suggestie aan de raad om op deze dag ook iets te doen. De verplaatsing van de datum is volgens hem geen goed idee. Mevrouw Van Dobben de Bruijn stelt dat over het algemeen het draagvlak voor autoloze zondagen niet groot is. Daarom zie je volgens haar zoveel mensen in auto’s op de snelwegen tijdens deze dag. Het is symboolpolitiek waar de VVD geen steun aan geeft. Zij wenst iedereen die er aan mee doet veel plezier. Volgens de heer Van As moet de gemeente de mensen die iets willen organiseren niet in de weg liggen. De combinatie met Monumentendag is, om praktische en organisatorische redenen moeilijk te organiseren. Voor de komende jaren is het echter wel een goed idee dat ook de landelijke organisatoren moeten horen. Juist op een dergelijke dag kan men genieten van autoloze binnensteden. De heer Van Vugt steunt het voorstel van de Fietsersbond in alle facetten, dus ook de datum. Hij sluit zich aan bij het standpunt van de heer Peper. Dit is de gelegenheid is om op het gebied van luchtkwaliteit verbeteringen aan te brengen. Hij sluit zich aan bij de suggestie van de heer Van Hees om als raad op de openbare weg iets te ondernemen. Leiden kan op een dergelijke dag als fietsstad in de belangstelling komen. De SP fractie wil samen met de Fietsersbond evenementen voor fietsers organiseren. De koppeling aan de Monumentendag is een goed idee. De gemeente kan coulant zijn met het verstrekken van vergunningen. Eén van de voordelen van het naar voren schuiven van de dag is dat Leiden daarmee een primeur krijgt. Zij kan een voorbeeld zijn voor andere steden. De voorzitter vraagt aan de heer Hessing of hij in wil gaan op een aantal punten, waaronder de inzet van de gemeente. De heer Hessing complimenteert de heer De Coo met zijn pleidooi voor de autovrije zondag. De gemeente zal deze dag niet zelf organiseren. Het college biedt wel ondersteuning op facilitair gebied. Zij draagt de activiteiten een warm hart toe. Dit geldt ook voor de activiteiten in de tunnel. Dat de activiteiten van de PvdA tegengewerkt zijn, betreurt de heer Hessing. Hij vindt niet dat de gemeente het samenvoegen van de autovrije zondag met de Open Monumentendag moet bepleiten. De voorzitter concludeert dat er in de commissie onvoldoende steun is om de autoloze zondag en de open monumentendag op dezelfde dag te houden. De fracties en ook burgers/verenigingen kunnen , uiteraard binnen de mogelijkheden en wettelijke voorschriften, desgewenst activiteiten organiseren op de autoloze zondag. Het College heeft toegezegd daarbij ondersteuning te willen bieden. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 5 6 Willem van de Madeweg, eerste fase verlegging (RV.05.0057) De voorzitter leidt het agendapunt in. Hij vraagt de commissieleden zich te beperken tot het bespreken van de moties, amendementen en stemverklaringen die zij willen afleggen. Het woord is aan de leden. Mevrouw Hesselink meldt dat de PvdA-fractie akkoord gaat. De vragen van de heer Kieft over het bestemmingsplan zijn beantwoord. Er is geen strijdigheid met het bestemmingsplan. De heer Kieft bespreekt de antwoorden in de fractie en doet verslag bij de secretaris van de commissie. De heer De Coo brengt naar voren dat de bomen voor LWG/ De Groenen zeer belangrijk zijn. Hij heeft nog geen plannen voor een “schaambos” ontvangen. Mevrouw Van Dobben de Bruijn gaat akkoord, met dank aan de PvdA voor het vele werk. Ook de heer Posthuma gaat akkoord. De compensatie voor het W4-project is in kaart gebracht. De heer Van der Sande houdt nauwlettend in de gaten waar compensatie van groen aan de orde is. Hij zal via het bomenfonds voor compensatie zorgen. De voorzitter sluit dit punt af met de constatering dat het als hamerstuk naar de raad van 28 juni kan. 7. Eerste bestuursovereenkomst RijnGouweLijn West De voorzitter stelt voor om dit punt besluitvormend te behandelen. Er volgt een discussie over de procedure. Volgens mevrouw Hesselink moet de commissie volgen wat hierover op het inlegvel van de griffie staat. Volgens dit stuk is het college bevoegd een besluit te nemen. Het stelt de raad in de gelegenheid om wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Deze wensen en bedenkingen legt de raad vast in een advies aan het college. De heer Van As wijst er op dat op het inlegvel staat dat er een begrotingswijziging moet komen. Begrotingswijzigingen zijn een bevoegdheid van de raad. Het sluiten van de bestuursovereenkomst is een bevoegdheid van de raad omdat die over het geld gaat. De heer Hessing brengt naar voren dat het college voor het totaal van de kosten krediet zal aanvragen bij de raad. Zij kan t.z.t. bij het kredietvoorstel besluiten of zij akkoord gaat met deze totaalkosten. Volgens de heer Van As gaat het bij de begrotingswijziging van 16,7 miljoen euro over deze overeenkomst en niet over het totaalbedrag. Daarmee is het volgens hem een besluitvormend punt voor de raad. Volgens de heer Hessing krijgt dit bedrag pas echt betekenis als het college weet wat de totaalkosten zijn. Het zal in één keer een totaalbedrag vragen zodat duidelijk is wat de kosten zijn. Hij vindt het niet juist om op dit moment te vragen wat de raad vindt van de 16,7 miljoen euro. Dit terwijl er nog geen zicht is op de totaalkosten en niet bekend is wat de tweede overeenkomst behelst. Als de commissie het bedrag van 16,7 miljoen euro te hoog vindt, hoort hij dat graag nu. Dit hoort dan bij de wensen en bedenkingen. De heer Van As gaat in op de inhoudelijke bedenkingen van de fractie bij de bestuursovereenkomst. De Elfenbaan is vervallen als werkplaats. De werkplaats komt te liggen op grondgebied van Leiden, een wijziging van de oorspronkelijke plannen. Er is geen zicht op dekking voor het westelijke tracé. Uit de krant en via TV West begreep de heer Van As dat de provincie rekening houdt met een kostenstijging van 50 miljoen euro. Er zou met Leiden een meningsverschil zijn over het vinden van een bedrag van 20 miljoen aan bezuinigingen. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 6 Volgens de heer Van As zal dit veel “getouwtrek” gaan opleveren. Hij heeft ook gelezen dat, als ze er niet uitkomen, de provincie de Leidse bijdrage ter discussie wil stellen. De heer Van As stelt dat, als er zoveel onduidelijkheid is over de financiering, in het bijzonder van West, het verstandiger is om de besluitvorming over de RijnGouweLijn op te schorten. Volgens de heer Kieft zijn er veel onduidelijkheden en is er meer informatie nodig. Er gaat misschien een discussie tussen de provincie en de gemeente over bezuinigingen ontstaan. Het is volgens hem de vraag wat de verdere gevolgen zullen zijn. Op de kosten van de verbinding tussen Oost en West is geen zicht. De veiligheidsrapportage is niet af. De fractie wil, voordat zij besluiten neemt, meer gegevens hebben. Zij wil niet dat de financiering uit de hand loopt. De heer Posthuma sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Van As over de status van de besprekingen. Met de bestuursovereenkomst wordt nog niet een definitieve beslissing genomen. Wel komen eerdere afspraken, zoals de intentieovereenkomst uit 2003, te vervallen. Wat hiervoor geldig was, is het dus hiermee niet meer. De GroenLinks-fractie gaat ervan uit dat het college zich daar goed van bewust is. Het gaat niet meer om intenties, maar om bindende afspraken. De gemeente gaat verplichtingen aan op het gebied van ruimtelijke ordening. Het gaat verder dan alleen de tramlijn. Tijdens de vorige bespreking is het “derde ei” aan de orde geweest. Ook hierover wil de heer Posthuma aanvullende informatie krijgen. Hij wil weten wat de inhoud is, onder andere op het gebied van scope, aanpak en investeringen voor de lange termijn. Bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 2004. De heer Posthuma vraagt zich af wat dit betekent voor 2007 als de gemeente de eerste bijdragen moet storten. Hij wil dit graag in absolute getallen zien. Het gaat volgens hem nu om bijna 500 miljoen euro voor de RGL Oost en West. De RGL wordt dus geen miljoenenlijntje zoals het onrendabele spoor in Zuid-Limburg, maar tenminste een miljardenlijntje als RGL west bij Oost wordt opgeteld. In de tekst wordt de RijnGouweLijn West genoemd. De heer Posthuma had een passage verwacht waarin dit veel nadrukkelijker aan de orde komt. Als alle gemeenten van mening zijn dat er geen Oost zonder West mag zijn, komt dat onvoldoende in intenties en afspraken tot uitdrukking. De politieke druk daarop, die van de overeenkomst uitgaat, is onvoldoende. De heer Van As heeft in de bestuursovereenkomst over de financiering van West gelezen dat de gemeenten zeggen dat het noodzakelijk is, maar dat zij er geen geld aan uit zullen geven. Hij vraagt wat GroenLinks ervan vindt dat het Leidse college heeft aangegeven niet te willen bijdragen aan West. Waarom zit GroenLinks dan niet “in de hoogste boom”? De heer Posthuma zegt er juist de nodige druk op te willen zetten, zodat Leiden zich druk maakt om zowel Oost als West. De heer Van As vraagt of GroenLinks daar dan ook geld wil bijleggen. Mevrouw Van Dobben de Bruijn raadt de heer Posthuma aan pagina 3 van de bestuursovereenkomst te lezen. Hierin komt tracé West voor. De heer Posthuma herhaalt dat hij intenties en afspraken mist. Tevens vraagt hij of er een garantie is dat de BTW niet voor rekening van de gemeente komt. Als dit niet het geval is, betekent dit een kostenstijging van 19%. De heer Posthuma vraagt wat de inzet van het college is. Gaat de kostenreductie ten koste van de kwaliteit of spant het college zich in voor het verkrijgen van aanvullende financiële middelen voor realisatie van de aanleg? Hij vraagt ook wat de financiële risico’s zijn als de overeenkomst niet doorgaat. Ten slotte geeft hij aan het vreemd te vinden dat voor de overeenkomst een geheimhoudingsplicht geldt terwijl op internet alle informatie over de kosten te vinden is. De heer Van Vugt steunt namens de fractie de motie “Geen Oost zonder West”. Het West-tracé is niet zonder problemen, daarom heeft de SP steeds grotere bedenkingen tegen het hele project. De RijnGouweLijn moet een aanvulling zijn op het openbaar vervoer en geen vervanging. Het moet geen geldverslindend prestigeobject worden. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 7 De SP is er voor dat de RijnGouweLijn niet door de binnenstad en zoveel mogelijk over bestaand spoor loopt. De fietsers in de Breestraat mogen niet in de knel komen. Zij stelt voor de besluitvorming op te schorten en roept de partijen op meer duidelijkheid te verschaffen. Dit is voor de heer Van Vugt een voorwaarde voor steun aan het project. Mevrouw Hesselink brengt naar voren dat de PvdA, net als de anderen, op dit moment graag meer zou willen weten. De tweede bestuursovereenkomst is nog belangrijker voor Leiden dan deze eerste. Over het dragen van de meerkosten staat op pagina 7 dat de provincie en de gemeente Leiden hier afspraken over zullen maken op de voor beide partijen meest gunstige wijze. De PvdA fractie stelt voor dit te veranderen in de voor de gemeente Leiden meest gunstige wijze. Mevrouw Hesselink vraagt het college om een antwoord op de berichten over de provincie. Deze zou in financiële moeilijkheden verkeren en willen onderhandelen met de gemeente. Op pagina 9 staat dat de provincie de verantwoordelijkheid over beheer en onderhoud aan de gemeente Leiden wil geven. Het lijkt mevrouw Hesselink onhandig om twee beheerders op één traject te hebben. Het is volgens haar goed om te streven naar een concessie voor één partij voor buslijnen en RijnGouweLijn. Anders worden buslijnen en RijnGouweLijn elkaars concurrent. Dat is niet goed voor de afstemming van de verschillende vormen van vervoer op elkaar. De PvdA deelt de zorgen over de RijnGouweLijn West. Men belijdt met de mond de noodzaak, maar werkt dit niet uit. Er is niet veel geld beschikbaar gesteld. Mevrouw Hesselink heeft een notitie ontvangen met de titel: “Wat is het saldo voor de provincie?” Ze vraagt of dit een samenvatting van het rapport is en geeft aan graag het hele rapport te willen lezen. Verder wil mevrouw Hesselink weten of er al meer duidelijkheid is over de samenstelling van de Veiligheidscommissie. Mevrouw Van Dobben de Bruijn geeft aan dat de VVD graag meer duidelijkheid wil hebben over de tekorten van 20 en 50 miljoen euro waar de media over berichten. Dit moet duidelijk zijn voor het sluiten van de overeenkomst. Mevrouw Van Dobben de Bruijn is minder pessimistisch over de RijnGouweLijn West. Iedereen is ervan overtuigd dat, als er meer gaat gebeuren rond vliegveld Valkenburg, er dan ook beter openbaar vervoer komt. De RijnGouweLijn West zal hier een onderdeel van zijn. De heer Van As vraagt of mevrouw Van Dobben de Bruijn zicht heeft op de standpunten over de RijnGouweLijn West van haar partijgenoten in deze regio. Mevrouw Van Dobben de Bruijn antwoordt dat zij daar zeker warm voor lopen. Voor de betaling zal gelobbyd moeten worden. Er is veel gezegd over de fietsers in de Breestraat. De luchtkwaliteit gaat er met de komst van de RijnGouweLijn op vooruit. Ook in het belang van de fietsers moet de RijnGouweLijn er zo snel mogelijk komen. Als de combinatie in de Breestraat niet mogelijk is, zijn er alternatieven voor de fietsers. De VVD is het eens met de PvdA over het beheer. Als er duidelijkheid over de financiën komt, kan de gemeente zo snel mogelijk verder met de ontwikkeling van de RijnGouweLijn. De RijnGouweLijn is voor Leiden van economisch belang. De VVD zet zich hiervoor in. De heer De Coo wijst op de alarmerende berichten in de media over de RijnGouweLijn. Het lijkt de kant van de Betuwelijn op te gaan. Verschil is dat de aanleg nog niet begonnen is zodat de gemeente nog zaken kan aanpassen. De heer De Coo wil de beslissing opschorten totdat er meer duidelijkheid is over de zaken waar de media van berichten. De heer de Coo geeft, als vice-voorzitter, het woord aan de heer Bootsma zodat deze namens de D66-fractie het woord kan doen. De D66-fractie had volgens de heer Bootsma liever gezien dat de commissie vandaag in één keer het besluit zou kunnen nemen. Zowel over de RijnGouweLijn West en Oost als de inpassing in de Breestraat. Het is echter de bestuursovereenkomst die voorligt. Dat in de overeenkomst niet staat hoe de gemeenten ten westen van Leiden de zaken financieel gaan verdelen, is een gevolg van de onderverdeling die is gemaakt tussen Oost en West. Omdat in de overeenkomst staat dat West er komt, gaat de D66-fractie daarvan uit. De vice-voorzitter geeft het woord terug aan de voorzitter. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 8 De voorzitter brengt over de procedure in herinnering dat het om een voorhangprocedure gaat. Tijdens de behandeling in de raad van 28 en 30 juni kunnen raadsleden wensen en bedenkingen uiten. De raad kan de bestuursovereenkomst niet amenderen. Hij geeft het woord aan de heer Hessing. De heer Hessing wijst erop dat het hier gaat om de eerste bestuurlijke overeenkomst. In feite gaat het om de verdeling van de bedragen van de deelnemende gemeenten. Binnen het bedrag van 240 miljoen euro, 140 miljoen euro voor het Rijk, 50 miljoen euro voor de provincie, 50 miljoen voor de deelnemende gemeenten. De verdeelsleutel die in de overeenkomst is opgenomen, leidt voor de gemeente Leiden tot een bedrag van 16,78 miljoen euro. Het gaat om de eerste fase, dus nog niet om veiligheid van fietsers in de Breestraat, inpassing op de Lammenschansweg, aantakking van busvervoer. Dit komt in de tweede fase aan de orde, als het gaat om het voorkeurstracé. Als het voorkeurstracé duidelijk is, komt er een tweede bestuurlijke overeenkomst. Dan komt de derde fase. Op dit moment vraagt het college krediet aan. De raad maakt de totaalafweging en geeft een oordeel over de kosten. Zij geeft al dan niet toestemming voor het verlenen van dit krediet. De bijdrage van de gemeenten van 50 miljoen euro, 16,78 miljoen euro voor de gemeente Leiden, was eenmalig. Alle deelnemende gemeenten hebben hiermee hun risico voor kostenstijgingen afgekocht. Dit voorzover ze binnen het bereik van het project vallen. Als de kosten van de RijnGouweLijn niet 240 miljoen euro zijn, maar 291 miljoen euro dan is dat voor de kosten van de gemeente Leiden niet relevant. Het merendeel van de kostenstijgingen valt binnen het bereik. Ze komen dus voor rekening en risico van de provincie. De heer Hessing vindt het niet zo gek dat op dit moment blijkt dat de kosten hoger zijn uitgevallen en dat bezuinigingen een gevolg zullen zijn. Dit hoort volgens hem bij het proces waarmee je bezig bent. Dit proces geldt voor de totale RijnGouweLijn en niet alleen voor het Leidse deel. Wat resteert, zijn de kosten die buiten het bereik vallen. Het gaat hierbij om Leidse wensen. Daarover is de heer Hessing in gesprek met de provincie. De heer Van As geeft aan al vanaf januari dit jaar bekend te zijn met de onderhandelingen over het bereik. Er zijn bijna zes maanden voorbij. Nu staat in de krant dat de provincie denkt dat er 20 miljoen kan worden bezuinigd op het Leidse tracé. De wethouder zegt dat hij geen enkele mogelijkheid ziet om te bezuinigen. De heer Van As vraagt wat het zicht is op resultaat na zo lang onderhandelen. Mevrouw Hesselink vindt het een geruststellende gedachte dat het risico is afgekocht. Vervolgens is er dan toch het bericht over de kostenoverschrijdingen. De provincie zou een deel ten kosten willen laten gaan van de gemeente. De heer Hessing brengt naar voren dat de berichtgeving in de krant onvolledig is. In het bericht is een bepaalde suggestie gewekt. Als de kostenoverschrijdingen niet omlaag gaan, zou dat leiden tot heronderhandelingen tussen gemeente en provincie over de bijdrage. Dit is niet aan de orde. De commissieleden mogen, wat de heer Hessing betreft, elke suggestie in deze richting als niet geschreven beschouwen. Het is niet juist. Het gaat volgens de heer Hessing om de tekst van de bestuursovereenkomst. Daarin heeft hij met de provincie overeenstemming bereikt over wat binnen het bereik valt en wat niet. De heer Posthuma citeert de aanbiedingsbrief. In deze brief staat dat het om een kostenverhoging gaat, niet om een kostenverdeling. Volgens de heer Hessing is deze tekst niet juist. Hij gaat vervolgens in op de rest van de vragen. De opstelplaats ten Oosten van Leiden van de RijnGouweLijn is volgens hem moeilijk in te passen. Dit is een onderwerp van nader onderzoek. Op pagina 14 staat dat de gemeenten streven naar een relatief hoge bebouwingsdichtheid rond de haltes. De heer Posthuma wijst erop dat GroenLinks hier geen voorstander van is. De gedachtenlijn, om dicht tegen het spoor, te komen tot hoge dichtheden in de bebouwing, lijkt de heer Hessing verstandig. Gemeenten zullen zelf moeten bepalen of zij daar ook uitvoering aan kunnen geven. De heer Hessing gaat verder met de beantwoording van vragen: Het is juist dat de intentieovereenkomst hiermee is komen te vervallen. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 9 De heer Hessing zal zo snel mogelijk proberen duidelijkheid te verschaffen over het “derde ei”. De opmerking was dat in de tekst te weinig staat over de RijnGouweLijn West. Het is een overeenkomst tussen partijen. De partijen uit het gebied van de RijnGouweLijn West nemen niet deel aan deze overeenkomst. Het zou te ver gaan om, bij afwezigheid van deze partijen, wel intenties en afspraken die hen aangaan, op te nemen. Gekeken is wat de partijen in de tekst zouden kunnen opnemen over de kosten van het West-tracé. De heer Hessing stelt dat hij weinig enthousiasme zou ontmoeten als hij na de eerste betaling van 16,78 miljoen euro nog eens terug zou komen voor een bijdrage aan de RijnGouweLijn West. Dat is volgens hem voor Leiden op dit moment “een brug te ver”. De heer Hessing denkt, samen met anderen, aan het oprichten van een mobiliteitsfonds. Hiermee is het mogelijk wel een bijdrage te leveren. Dit staat of valt met de bereidheid van de gemeenten om dit fonds te vullen. Aan Katwijk en Noordwijk zal de provincie eenzelfde bedrag vragen als voor de RijnGouweLijn Oost. Dit zal voor deze gemeenten moeilijk op te brengen zijn. De heer Hessing heeft zich sterk gemaakt voor het schrappen van de zinsnede, waarin staat dat de gemeenten in het gebied van de RijnGouweLijn Oost niet bij zullen dragen aan de RijnGouweLijn West. Deze discussie heeft hij echter niet gewonnen. Het is volgens de heer Hessing niet mogelijk extra geld van het Rijk te krijgen voor de RijnGouweLijn Oost. Voor de RijnGouweLijn West zijn er maar twee gemeenten die een bijdrage leveren. Het kan zijn dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de bijdrage van het Rijk die de partijen dan zullen vragen. Volgens de heer Van As gaf de heer Hessing aan dat het hem niet gelukt is de zinsnede over de bijdrage aan de RijnGouweLijn West te schrappen. De heer Van As vraagt hoe hij dan de bereidheid van de gemeenten in het gebied van de RijnGouweLijn West, om bij te dragen aan de RijnGouweLijn Oost, moet duiden. De gemeenten kunnen volgens de heer Hessing door het leveren van een bijdrage aan het mobiliteitsfonds laten zien dat zij een bijdrage willen leveren aan de RijnGouweLijn West. De BTW is volgens de heer Hessing goed uitgezocht. Op het risico dat de partijen de overeenkomst niet zullen sluiten, loopt de heer Hessing niet vooruit. Alle aandacht is uitgegaan naar het wel sluiten van de overeenkomst. Geheimhouding is de afspraak. Als de provincie informatie over de kosten naar buiten laat komen, kan de heer Hessing daar niets aan doen. De heer Hessing houdt zich aan de afspraak. Op de punten van de heer Vugt zal de heer Hessing ingaan op het moment dat dit aan de orde is. De heer Hessing kan de tekst niet veranderen in “op de voor de gemeente Leiden meest gunstige wijze”. De bedoeling van de passage op pagina 7 is om een ongunstige uitkomst voor één van de partijen te vermijden. Het lijkt de heer Hessing verstandig één beheerder verantwoordelijk te maken voor beheer en onderhoud. Het is te vroeg daar nu al een definitieve beslissing over te nemen. Het voordeel is dat de gemeente Leiden meer invloed heeft. Daar staan de risico’s tegenover. Mevrouw Hesselink merkt op dat zij het voordeel voor de gemeente Leiden niet ziet. Het is onhandig om twee beheerders op één lijn te hebben. De heer Hessing merkt op dat de discussie hierover zal terugkomen. Het stuk waar mevrouw Hesselink het over heeft, is inderdaad een samenvatting en niet het hele rapport. De heer Hessing zal ervoor zorgen dat zij het hele rapport krijgt. De samenstelling van de Veiligheidscommissie is nog niet bekend. Er is een verzoek van de Fietsersbond om deskundigen op te nemen. Er zijn twee namen genoemd. De heer Hessing zal dit verzoek ondersteunen. Hij deelt de wens om de concessie voor de RijnGouweLijn en de bussen aan één partij te geven. De voorzitter stelt voor dat de commissie de voorhangprocedure volgt. De fracties kunnen de naar voren gebrachte punten via moties in de raadvergaderingen van 28 en 30 juni aan de orde stellen. De fracties stellen elkaar binnen een week op de hoogte van de inhoud van de moties die zij zullen indienen. Op deze wijze kan de raadsvergadering ordelijk verlopen. Hij vraagt of de commissieleden hiermee akkoord gaan. De commissieleden gaan akkoord. De voorzitter schorst de vergadering voor vijf minuten. De voorzitter heropent de vergadering. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 10 8 Centrummanagement: Citymarketing De heer R. Strijk, centrummanager, houdt een presentatie over citymarketing en geeft een vooruitblik op de komende bijeenkomst hierover. De heer Strijk geeft aan verheugd te zijn over de aanwezigheid van vrijwel het volledige college bij deze presentatie. Hij geeft aan hier niet te staan in zijn functie als centrummanager, maar als voorzitter van een werkgroep van acht partijen die zich in Leiden bezig houdt met het thema citymarketing. Het gaat hierbij onder andere om de Universiteit Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum en de Museumgroep Leiden. Er is een achterban van 24 organisaties. In oktober vorig jaar kwamen deze organisaties voor het eerst bij elkaar. Zij deden dat omdat zij vonden dat het tijd was, voor de organisaties in Leiden, om zich bewust te zijn van het imago van de stad. Het beeld dat mensen van de stad hebben, is relevant. De organisaties wilden gezamenlijk werken aan het verbeteren van dit imago. Zij zochten aansluiting bij de stadsvisie: “Leiden, stad van ontdekkingen”. Alle 24 partijen hebben januari dit jaar een intentieverklaring getekend. Er is als beeldmerk een markant symbool gekozen, een driehoek. Dit symbool zullen de organisaties gebruiken naast hun eigen logo. De heer Strijk laat een voorbeeld zien van de Universiteit Leiden met links het beeldmerk. De universiteit laat met het beeldmerk zien onderdeel te zijn van Leiden, de stad van ontdekkingen. De organisaties zullen het woord ontdekken gebruiken bij het aankondigen van de verschillende activiteiten. Het zal zijn: “Ontdek de poëzie in Leiden” en “Ontdek Rembrandt in Leiden”. Op deze wijze wil de werkgroep inhoud geven aan de kwaliteit van de stad Leiden. Met het woord ontdekken zullen veel organisaties iets kunnen doen. Ook de website stadsportal.leiden is een product van de werkgroep. De heer Strijk vindt het van belang de raadsleden goed te informeren over de ontwikkelingen op het gebied van citymarketing. Hij geeft dan ook graag een toelichting op het programma van aanstaande vrijdag. De achterban van de werkgroep vindt dat het belangrijk is dat alle betrokkenen actief bezig zijn met het imago van de stad. Dat is in het verleden niet met een heldere strategie gebeurd. De heer Strijk geeft een toelichting op de sprekers van de dag. Dit zullen zijn: De heer Van Assendelft, de oud commercieel directeur van de Efteling en van Endemol. Hij zal ingaan op trends en ontwikkelingen die het voor de betrokkenen noodzakelijk maken zich bezig te houden met citymarketing. Mevrouw C. Gehrels, adviseur bij bureau Berenschot, verantwoordelijk campagnes in Maastricht en Amsterdam (“I Amsterdam”). Zij zal vertellen hoe andere steden de citymarketing aanpakken. De heer J. Kragt, citymarketeer uit Zoetermeer. De heer Kragt heeft cd-roms verspreid waarmee Zoetermeer nagebouwd kan worden. De heer P. Jeroense, hoofd communicatie van de gemeente Leiden, zal stilstaan bij wat de gemeente Leiden op dit moment doet op het gebied van citymarketing. De heer S. Engelsman, directeur van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, is die dag voorzitter. De heer Strijk eindigt met een oproep waarin hij iedereen uitnodigt aanstaande vrijdag aanwezig te zijn. De voorzitter bedankt de heer Strijk voor zijn presentatie en wenst de werkgroep succes met de invulling van het thema. 9 Voortgang ondernemersfonds De heer Van der Sande stelt twee punten aan de orde: Het verzoek aan de commissie akkoord te gaan met het opnemen van de nonprofitorganisaties in het ondernemersfonds van het centrummanagement. Het verzoek om reclamebelasting in te voeren. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 11 De heer Van As deelt mee erg verheugd te zijn over het eerste punt. Het is gelukt nonprofitinstellingen onder te brengen bij het ondernemersfonds. Hij gaat akkoord met het eerste en tweede verzoek. De heer Kieft sluit zich aan bij de heer Van As. Ook het CDA gaat akkoord met de twee voorstellen. De heer Kieft heeft een vraag over het bedrag dat beschikbaar is voor het fonds. Eerst was sprake van 1,1 miljoen euro, later van 800.000 euro. Hij zou daar graag iets van de wethouder over willen horen. De heer Stoffels is er verheugd over dat de non-profitsector mee wil doen. Hij spreekt zijn waardering uit over de wijze waarop het centrummanagement informatie geeft over de voortgang van het ondernemersfonds. Voor de reclamebelasting maakt D66 een voorbehoud. Er is onvoldoende informatie om een beslissing te nemen. De heer Stoffels wil graag meer weten over wat het voor iedereen betekent. Is het niet te veel naast de andere verhogingen en ingevoerde belastingen? Ook is er onvoldoende informatie over de tariefstructuur. De heer Stoffels wil ook graag weten of er overleg geweest is met de ondernemers uit de binnenstad. Hij heeft zich verbaasd over een zin in het advies over het beïnvloeden van reclame-uitingen. In de commissie Ruimte en grond is dit onderwerp meerdere malen besproken. Daar is gesteld dat de kosten van handhaving te hoog zouden zijn. Nu blijkt er met de reclamebelasting toch een instrument te zijn om er iets aan te doen. De heer Stoffels is er niet van overtuigd dat het juist is het geld aan het centrummanagement te geven. Met hetzelfde geld kan de gemeente ondernemers ook bewegen tot het fatsoeneren van de uitingen. Mevrouw Van Dobben de Bruijn sluit zich aan bij de woorden van D66. Dit geldt ook voor de waarderende woorden over het centrummanagement. Op het gebied van de reclamebelasting maakt de VVD een voorbehoud. Ondernemers hebben klachten over de hoogte van de tarieven en de administratieve lasten. De VVD wil eerst duidelijk weten wat het betekent voor de ondernemers. De heer Van Hees is blij met het opheffen van de tegenstelling tussen profit en non-profit. GroenLinks staat positief tegenover het invoeren van reclamebelasting om twee redenen: De organisatiekracht voor evenementen in het centrum gaat omhoog. Het is een beperkende maatregel om overdadige reclame-uitingen tegen te gaan. De heer Van Hees is het eens met de opmerkingen van de heer Stoffels. Het is voor de ondernemers zelf gunstig, dat vereist een goede uitleg. Het is daarom goed om met de ondernemers te overleggen. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt heeft een korte presentatie meegemaakt. Haar viel het enthousiasme van de ondernemers om aan de slag te gaan, op. Op het gebied van de reclamebelasting sluit de PvdA aan bij de vragen van D66 en VVD. De heer De Coo is blij met de oplossing voor de non-profitorganisaties. Het heffen van reclamebelasting is geen goede manier om reclame-uitingen te beïnvloeden. De criteria om vast te stellen wat reclame is, ontbreken. De voorzitter meldt dat mevrouw Lieverse achter in de raadszaal is gaan zitten en zich buiten het debat houdt vanwege persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp. De heer Van der Sande complimenteert degenen die gezorgd hebben voor de opneming van de nonprofitorganisaties in het ondernemersfonds. Voor sommigen is het nu nog te vroeg om ja te zeggen op het voorstel voor de reclamebelasting. Wel is het van belang dat er voor de zomervakantie helderheid is. De heer Van der Sande zal op papier aanvullende informatie geven. Met de raadsvergaderingen op 28 en 30 juni kunnen de fracties moties indienen om het te formaliseren. Het doel is geld te genereren, niet om de reclame te reguleren. In de binnenstad zijn ongeveer duizend ondernemers. Het gaat om 100 tot 150 euro per bedrijf. Enkelen zullen 200 euro moeten betalen. Het gaat om een vast bedrag. De OZB gaat uit van het draagkrachtprincipe. Er is een samenhang met precario. Het precario is een belasting om publiekstaken te bekostigen. De reclamebelasting is specifiek bedoeld voor het centrummanagement. Het gaat om het genereren van extra geld voor het centrum. De bedoeling is om ongeveer 100.000 euro binnen te halen. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 12 Er is overleg met de winkeliers in het centrum geweest. De heer Strijk heeft veel contacten met zijn achterban. Er zullen altijd ondernemers tegen zijn. Dit was ook zo bij het ondernemersfonds. Doel is de samenwerking van ondernemers om de stad te laten leven. De vraag aan de winkeliers is of zij hier een financiële bijdrage voor over hebben. Het centrummanagement is ervan overtuigd dat zij er goed werk mee kan doen en dat er een breed draagvlak bij de ondernemers is. Het college ziet de meerwaarde en wil aan het verzoek tegemoetkomen. Zij wil daar wel de goedkeuring van de raad voor hebben. De voorzitter herhaalt de toezegging van de heer Van der Sande om aanvullende informatie op papier te zetten. De fracties die een voorbehoud hebben gemaakt op het gebied van de reclamebelasting kunnen hier kennis van nemen. Zij kunnen vervolgens laten weten of zij al dan niet akkoord gaan met de belasting. Het gaat om de fracties D66, VVD, PvdA en LWG/De Groenen. Er zijn nog wat vragen en opmerkingen. De heer Stoffels vraagt hoeveel ondernemers moeten omzetten om de extra kosten van 100 tot 150 euro per jaar te kunnen betalen. Hij vraagt zich af of de gemeente hiermee niet teveel vraagt van de ondernemers in de binnenstad. Mevrouw Van Dobben de Bruin wil graag meer weten over het waarom van de belasting, de tariefstructuur en het tijdpad voor de besluitvorming. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt geeft aan dit punt mee terug te willen nemen naar de fractie. Het laatste geldt ook voor de heer De Coo. De heer Strijk antwoordt vanaf de publieke tribune op de vraag van de heer Stoffels dat het om een bedrag van 300 tot 400 euro gaat. Voor het waarom van de belasting en de bedragen verwijst de heer Van der Sande naar de begroting van het centrummanagement. De tariefstructuur zal zo eenvoudig mogelijk zijn. Het is de bedoeling dat in de raad van augustus of september dit punt aan de orde komt zodat op één oktober de inning kan beginnen. De voorzitter sluit het punt af. Eventuele vragen kunnen de commissieleden aan het college stellen. Fracties kunnen doorgeven wat zijn van voorstel 2 vinden. 10 Herijken relatie gemeente Leiden en Stichting Werk en Onderneming (SWO) (RV 05.0058) De heer Van Hees heeft twee vragen: Hoe komt het dat in zoveel jaren geen verantwoording is afgelegd? Waarom is er niet eerder ingegrepen? Op deze wijze kan het gebeuren dat de Leidse bijdrage aan een bedrijfsverzamelgebouw in Utrecht nu pas aan het licht komt. Als dit pand wordt verkocht, wat een sanering met zich meebrengt, is het bedrag van 380.000 euro niet geïnvesteerd in het Leidse deel. Dat deel moet dan toch terugvloeien naar de gemeentekas? Mevrouw Lieverse heeft in de stukken gelezen dat het advies was de verhouding tussen de gemeente en SWO te verzakelijken. Verder zou de stichting partners moeten zoeken in Leiden. Mevrouw Lieverse kent ook berichten met een andere strekking en vraagt hierover duidelijkheid aan de wethouder. Volgens de heer Geertsema is de brief van de heer Gerritsen van 2002 hier heel duidelijk over. Mevrouw Lieverse heeft deze brief gekregen. De heer Geertsema erkent dat het bestuur van de SWO een aantal jaren geen verantwoording heeft afgelegd. Het college heeft daarom indringend gevraagd om een verantwoording. Deze is ook afgelegd. Het bestuur van de SWO is door de gemeente overgenomen. De stichting is in 1998, zonder daarover te overleggen met de gemeente Leiden, een fusie aangegaan met twee Utrechtse instellingen. Zij kregen daarmee het pand Vechtenstein mede in hun bezit. De Commissie EV d.d. 15 juni 2005 13 gemeente heeft aan de stichting gemeld dat zij geld van de gemeente Leiden niet mag gebruiken voor een bedrijfsverzamelgebouw in Utrecht. In 2002 is dit nog een keer aan het stichtingsbestuur gemeld. Daar is geen actie op ondernomen. In 2003 en 2004 zijn de verantwoordingen losgekomen. De gemeente heeft geconstateerd dat er 398.000 euro Leids geld in Vechtenstein is geïnvesteerd. Zij heeft een beroep gedaan op artikel 2 lid 1 van de Leidse Subsidieverordening. Hier staat in dat het geld voor Leidse burgers beschikbaar moet zijn. De stichting heeft ingestemd met een terugbetalingsregeling. Het college is snel begonnen met het niet volledig uitkeren van subsidies. Er staat een bedrag van 425.000 euro open. Op het moment dat 389.000 euro in Utrecht achter zou blijven, wordt dat gekort op de nog uit te betalen subsidie aan de stichting. Op 9 juni 2005 is een voorlopig koopcontract gesloten tussen een nieuwe uitbater van het pand Vechtenstein en de SWO. Het pand is voor 1.150.000 euro verkocht. Dat is meer dan het garantiebedrag dat terug moest vloeien. De 389.000 komt terug in Leiden en kan door de stichting in Leiden worden geherinvesteerd. Dat geeft het college aanleiding om, als de transactie afgerond is, dat bedrag aan subsidie beschikbaar te stellen. Het zal wel inhouden dat de gemeente aan de stichting zal vragen op welke wijze zij het geld wil besteden aan nieuwe startershuisvesting. De heer Van Hees wijst erop dat er een periode is geweest dat de gemeente jaarlijks een bedrag gaf aan SWO om bepaalde functies uit te oefenen. In een bepaald jaar is er voor gekozen dat niet in Leiden te doen. De heer Geertsema zegt dat hij het alsnog geeft. De stichting hoeft het niet terug te betalen. De heer Geertsema had een andere keuze kunnen maken. Hij had kunnen zeggen dat de stichting niet voldeed aan de subsidieverordening. In dat jaar is de SWO haar verplichtingen niet nagekomen. Dan moet het geld naar de gemeente Leiden. De heer Geertsema stelt dat het college heeft geconstateerd dat er geld in het pand Vechtenstein is geïnvesteerd. Daar stond de waarde van het pand tegenover. De boekwaarde en het geïnvesteerde bedrag komen terug in Leiden. Daarmee voldoen zij op dit moment aan de Subsidieverordening. Het is dan niet nodig om het bedrag, dat is opgehouden, niet uit te keren. Uiteindelijk is er geen Leids geld in Utrecht terecht gekomen. De heer Van Hees merkt op dat hij vindt dat dit een “softe” benadering is. De heer Geertsema merkt op dat er eerder gekozen is voor een minder “softe” benadering. De subsidie aan SWO is stopgezet en afgebouwd. Dat is gebeurd op basis van de afspraak de relatie te verzakelijken. Het college heeft geconstateerd dat het zoeken van allianties te weinig heeft opgeleverd en heeft de stichting daarop afgerekend. Er is voldoende geld in kas om zelfstandig voort te bestaan en om te investeren in het doel waarvoor de stichting is opgericht, de startershuisvesting. Mevrouw Lieverse merkt op het vreemd te vinden dat de gemeente een dubbele boodschap geeft aan de stichting. Ten eerste moet zij zelfstandig worden, ten tweede moet zij dat binnen de stad Leiden doen. Mevrouw Lieverse kan zich voorstellen dat het niet gelukt is en dat de SWO daarom samengewerkt heeft met een Utrechtse partner, het is een moeilijke opdracht. De heer Van Hees neemt dit punt mee terug naar de fractie. Dit geldt ook voor mevrouw Lieverse. De voorzitter sluit dit punt af met het voorstel dit punt door te schuiven als bespreekpunt naar de raadsvergaderingen van 28 en 30 juni. Mevrouw Lieverse geeft aan dat, als de stukken voldoende informatie opleveren, het wat haar betreft geen bespreekpunt hoeft te zijn. De voorzitter sluit nogmaals af met de opmerking dat GroenLinks en het CDA dit punt mee zullen nemen naar de fractie. Verder schuift het door als bespreekpunt naar de raadsvergaderingen. De heer Sleijster wil niet dat de notulist opschrijft dat dit een bespreekpunt zal worden in de raadsvergaderingen. Mevrouw Lieverse gaat lezen wat haar is toegekomen. Ze heeft niet gezegd er Commissie EV d.d. 15 juni 2005 14 dan nog een bespreekpunt van te willen maken in een drukke raadsvergadering. Wellicht is de heer Van Hees bereid tot een zelfde suggestie in de richting van het presidium. De voorzitter vraagt aan de fracties wat zij zullen doen. De heer Van Hees antwoordt dat het een bespreekpunt blijft en dat GroenLinks een motie overweegt. Mevrouw Lieverse laat het open. Het hangt af van wat er in de stukken staat. De voorzitter sluit het punt af met de constatering dat het voor GroenLinks een bespreekpunt blijft en dat het CDA nog laat weten of het een bespreekpunt wordt. 11 Voortzetting discussie nut en noodzaak Groenoordhallen De heer Van As geeft een toelichting op de motie van de ChristenUnie. Hij verzoekt hierin het college een onderzoek te doen naar de wensen van de gemeente op het gebied van evenementenbeleid. Verder stelt zij voor om in afwachting van de uitkomsten geen verdere stappen te ondernemen. De motie gaat over het terrein en niet alleen over de gebouwen. Mevrouw Lieverse stelt voor om twee scenario’s naast elkaar te leggen: 1. Kleinschalige werkgelegenheid in combinatie met woningbouw. 2. Een alternatief met economische bedrijvigheid. Dit zouden voor een deel evenementen kunnen zijn. Voor dit laatste scenario stelt het CDA een onderzoek voor. Het CDA wil de onderzoeksvraag van de ChristenUnie verbreden. De gemeenteraad kan het onderzoek zelf uitvoeren. Mevrouw Lieverse vraagt of Libéma schadeloos kan worden gesteld om van het Groenoordhallengebied een bedrijventerrein te maken. Leiden staat op de laagste plaats in een onderzoek op het gebied van gevarieerd ondernemen in Nederland. Om van Leiden een bezoekersstad te maken, zal er een betere verhouding tussen wonen en werken moeten ontstaan. Tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2005 is de werkgelegenheid in Leiden afgenomen met 250 fulltime werkplekken. Dit moet veranderen. Voor het gebied rond de Groenoordhallen geldt geen woningbouwverplichting. Volgens de heer Van Hees zal een aantal evenementen, gerelateerd aan de Groenoordhallen, verloren gaan. Dat betekent dat er alternatieven moeten komen. Dit kan in de Drie Oktoberhal, de Pieterskerk en het Kijkplein. Ook van belang is waar de gemeente de evenementen op wil richten. Dit kan een vraag voor het onderzoek zijn. De heer Van Hees heeft moeite met de koppeling die de ChristenUnie legt met het gebied. Daar gaat volgens de heer Van Hees de commissie Ruimte en grond over. De heer Van As stelt dat het hier gaat om een economische functie. Eerst moet je weten of je deze functies wilt veranderen. Volgens de heer Van Hees haalt de heer Van As de “hardware” en de “software” door elkaar. Van het gebouw worden de toren en het middenschip onvoldoende benut. Voor de tweede toren zijn er onvoldoende huurders. Libéma is niet in staat om van de Groenoordhallen een “swingend” geheel te maken. De heer Van Hees zal zich inspannen om de functies van de Groenoordhallen zoveel mogelijk voor de stad te behouden. De heer Stoffels gaat in op het onderzoek naar het behoud van de functies van de Groenoordhallen. Voor D66 is het doel het behouden van de functies van de Groenoordhallen. Een onderzoek kan in beeld brengen welke accommodaties in Leiden hiervoor geschikt zijn. De eventuele geluidsoverlast zal hierbij een rol spelen. Het lijkt de heer Stoffels verstandig geen onomkeerbare besluiten te nemen over het terrein rond de Groenoordhallen als er over de Oostvlietpolder nog geen duidelijkheid is. Onderzoek kan ook aan het licht brengen of inrichting als bedrijventerrein bepreekbaar en exploitabel is. Volgens de heer Van Hees is het duidelijk dat gebouwen als de Pieterskerk beperkingen kennen. De vraag is dan welke functies de gemeente nog wel wil onderbrengen. Het is bijvoorbeeld de vraag of Leiden groot genoeg is om grootschalige popconcerten te organiseren. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 15 De heer Stoffels is het met de heer Van Hees eens dat het onderzoek moet gaan over wat er in Leiden nog haalbaar is. Ook de mogelijkheden van de huidige locatie kunnen onderwerp van onderzoek zijn. Het is mogelijk functies als muziekhuis en poppodium toe te voegen. Het terrein van de Groenoordhallen biedt mogelijkheden. Het moet volgens de heer Stoffels mogelijk zijn categorie 2- of 3 bedrijven op het terrein te huisvesten. Het risico bestaat dat Leiden deze bedrijven kwijtraakt als er geen mogelijkheden zijn tot vestiging, uitbreiding of verplaatsing. De heer Stoffels heeft geen goede argumenten voor de afwijzing van de functie op het gebied van leisure kunnen vinden. Hij voelde zich op het verkeerde been gezet omdat er een megasupermarkt op het Kooiplein is neergezet. Men vertelde er niet bij wat de consequenties voor het terrein rond de Groenoordhallen zouden zijn. Op dit moment lijkt het dat de gemeente heeft ingestemd met de suggestie op het gebied van woningbouw die door Libéma is gedaan. De heer Stoffels heeft nergens in de stukken kunnen lezen dat het college suggesties heeft gedaan voor een andere inrichting. Er is volgens hem ook geen onderzoek naar gedaan. Projectgroep GOH (Groenoordhallen) heeft een studie uitgevoerd die geleid heeft tot het advies om een woonvariant te ontwikkelen. De vraag van de heer Stoffels aan het college is welke andere varianten het heeft bekeken. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt zegt de functies van de Groenoordhallen graag te willen behouden voor de stad. Niet noodzakelijk op het terrein van de Groenoordhallen. Aangegeven is wat de alternatieven zijn. Ook wil de PvdA de werkgelegenheid behouden. Zij wil wonen en werken op het terrein combineren. Het NEM-terrein aan de Rooseveltstraat is een goed voorbeeld. In nieuwe belastingwetgeving staat dat kleine bedrijven een eigen opgang moeten hebben. De gemeente kan dit terrein daarvoor bestemmen. Zij faciliteert daarmee deze bedrijven. De PvdA wil de mogelijkheden van het terrein van de Drie Oktoberhal bestuderen om de functies onder te brengen. Zij wil de ontwikkelingen van het terrein rond de Groenoordhallen niet lam leggen. De heer Stoffels vraagt wat mevrouw Schreuder-Hoogervegt met het laatste bedoelt. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt zegt niet te willen wachten met het realiseren van de functies op het terrein rond de Groenoordhallen. Zij wil daar direct nieuwe locaties bij zoeken. De heer Van As concludeert dat de PvdA de functies wil behouden en de mogelijkheden van het Drie Oktoberterrein wil onderzoeken. Het kan zijn dat de uitkomst van het onderzoek is dat dit terrein niet de gewenste mogelijkheden biedt. De heer Van As vraagt of er dan alternatieven zijn. Het terrein rond de Groenoordhallen is dan opgegeven. Hiermee loopt de PvdA een risico. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt antwoordt dat niet alleen het Drie Oktoberterrein een alternatief is. De heer Van Hees heeft een aantal andere alternatieven genoemd. Volgens mevrouw Lieverse laat de PvdA een kans om bedrijvigheid te ontwikkelen, liggen. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt benadrukt dat het CDA doelt op grootschalige bedrijvigheid. De PvdA heeft het ook over bedrijvigheid, maar dan kleinschalig. Daarmee doet zij de werkgelegenheid niet tekort. Mevrouw Van Dobben de Bruijn wil graag van het college weten of het vindt dat de Groenoordhallen “dood” zijn. Dan moet er een oplossing komen. De VVD wil zoveel mogelijk functies van de Groenoordhallen handhaven. Voor een aantal functies is dit echter niet haalbaar. De Drie Oktoberhal zal nooit eenzelfde grote publieksfunctie als de Groenoordhallen kunnen hebben. In Leiden zijn er geen locaties voor de tweede generatie starters. Zij gaan naar Den Haag om daar kantoor te houden of een bedrijf op te zetten. Deze mensen moeten behouden blijven voor Leiden. Mensen moeten in Leiden zowel kunnen wonen als werken. Voor de VVD is het van groot belang dat er op het terrein van de Groenoordhallen mogelijkheden tot bedrijvigheid zijn. Hierbij gaat het om hoogwaardige, milieuvriendelijke en arbeidsintensieve bedrijven. Dit biedt mogelijkheden voor het creëren van werk in de stad. De VVD sluit zich aan bij de motie van de PvdA. Op onderdelen zou de VVD graag, in overleg, enkele wijzigingen willen aanbrengen. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 16 Volgens de heer Peper van Leefbaar Leiden is de hal uniek. Hij vindt het zeer jammer dat de hal niet blijvend voor meerdere activiteiten kan worden gebruikt. De heer Peper zou het vervelend vinden als er, door het verdwijnen van de Groenoordhallen, niets meer voor de sport zou zijn. Ook voor de burger met de smalle beurs moeten er evenementen zijn. De Groenoordhallen zijn voor veel mensen te duur geworden. Als de Groenoordhallen in gebruik blijven voor evenementen, woningen dienen elders te komen bijvoorbeeld in de Waard. De Groenoordhallen moeten behouden blijven voor de gewone burger. De heer Van Vugt sluit aan bij de woorden van de heer Peper. De SP is niet tevreden met de transformatie van de functie, van evenementen naar woningbouw. De Groenoordhallen zijn in het verleden geprivatiseerd. Ze zijn afgestaan aan Libéma. Nu zijn ze weer een probleem. De gemeente wil de hallen misschien terugkopen. Dit is volgens de heer Van Vugt niet verstandig. De gemeente is zeer afhankelijk van Libéma. De slagingskans van het project hangt volgens de schriftelijke informatie af van de bijdrage van Libéma in de ontwikkelingskosten. De SP vraagt zich af welke afspraken indertijd bij de privatisering zijn gemaakt. De heer Van Vugt stelt dat de privatisering niets heeft opgeleverd. In één van de brieven staat het advies van een juridisch adviseur. Deze adviseert om door middel van onderhandelingen tot resultaat te komen. De vraag is wat de adviseur heeft gekost. De heer Van Vugt hoopt niet dat dit de gehele inhoud van het advies was. Mevrouw Van Dobben de Bruijn vraagt of de heer Van Vugt naast bezwaren tegen kantoren ook moeite met bedrijven heeft. De heer Van Vugt geeft aan minder moeite te hebben met de huisvesting van kleinschalige bedrijven dan met de bouw van kantoren. Hij maakt uit de tekst op dat er geen sociale huurwoningen op het terrein zullen komen. Het zullen volgens hem koopwoningen worden. Volgens de heer Van Vugt zit de SP daar niet op te wachten. De SP is voor een nota Evenementenbeleid. Zij zou willen onderzoeken welke ambities de stad heeft op het gebied van evenementen. Het is ook belangrijk te weten wat de mogelijkheden van de accommodaties zijn. Tevens is de SP voor een marktverkenning om te kijken welke partijen de ambities kunnen oppakken. De SP steunt de motie van de ChristenUnie. Er volgt een beantwoording van de vragen door de heer Geertsema. Het college vindt volgens hem een onderzoek naar de toekomst van de Groenoordhallen geen goed idee. Het is voldoende aangetoond dat de hallen niet levensvatbaar zijn. De exploitatie laat een sterk negatief beeld zien. Het gaat hierbij om vele tonnen. Het college wil graag kijken naar alternatieve locaties voor de evenementen. In het erfpachtcontract staat dat Libéma in 2007 een hogere afdracht moet betalen. Het zal Libéma niet lukken dit, met de huidige exploitatie, kostendekkend te doen. De hallen zijn in deze vorm niet te exploiteren. Het college wil onderzoek laten doen naar alternatieve locaties voor de functies van de Groenoordhallen. Genoemd zijn onder andere de Pieterskerk en de Drie Oktoberhal. Muziekactiviteiten geven ook in de omgeving van de Groenoordhallen overlast. Wat er met het terrein gebeurt als de hallen weg zijn, bepalen de raadsleden. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt schetst een goed beeld van een mogelijke functie voor het terrein. Het NEM-terrein dat zij noemde, is een goed voorbeeld voor wat er op het terrein van de Groenoordhallen kan gebeuren. Een deel van het terrein, zes hectare, is bestemd voor bedrijfshuisvesting. Ernaast ligt het hallenterrein. Dit is particulier eigendom. Daar kunnen de ontwikkelingen zoals mevrouw Van Dobben de Bruijn die schetst, de tweede generatie starters, plaatsvinden. Het gebied leent zich goed voor deze functie. Het moet gaan om een lichte categorie bedrijven, lager dan categorie 3. Daarboven is het industrieterrein Flevoweg. Het college wil de bedrijvigheid die er nu is, houden op deze locatie. Een aantal ontwikkelingen komt niet tot stand door de wijze waarop er vorm aan gegeven is. De torens leveren geen optimale kantoorvolumes op. Hotels voor de tweede toren haken af. Dit omdat zij daar geen goed renderend hotel kunnen vestigen. De overheadkosten zijn te hoog. Er is sprake van kantoorontwikkeling. Dit geldt onder andere voor de Willem de Zwijgerlaan, maar bijvoorbeeld ook voor de Pernixlocatie. Met de Kantorennota heeft het college aangegeven hoe zij vorm wil geven aan het één en ander. De heer Van Vugt vraagt waarom het nodig is kantoren te bouwen. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 17 De heer Geertsema stelt dat in de Kantorennota is aangegeven hoe het college denkt voor de markt te gaan bouwen. Er wordt volgens hem niet voor de leegstand gebouwd. Het is bekend welke activiteiten er in de Groenoordhallen georganiseerd zijn. Het merendeel van de functies kan elders in de stad worden ondergebracht. Het zal moeilijk zijn om voor grootschalige concerten een andere locatie te vinden. Een aantal accommodaties kan functies van de Groenoordhallen op het gebied van sport overnemen. Volgens de heer Hillebrand is het duidelijk geworden dat het financieel niet meer haalbaar is de hallen in stand te houden. Ook voor de privatisering was de exploitatie onrendabel. Er moest voor tonnen aan geld bij. Dat was volgens hem een reden om de Groenoordhallen te privatiseren. De gedachte, dat er gemakkelijk een andere partij te vinden is voor de exploitatie van de Groenoordhallen, is een illusie. Dan is het tijd om na te denken over een andere functie voor het terrein. Dat kan alleen met Libéma. De grond is in erfpacht overgedragen. Om de functie te veranderen hebben zij de gemeente nodig. De ontwikkeling moet in overleg met Libéma en de wijk plaatsvinden. In de commissie zal de vervolgdiscussie over de toekomstplannen voor het gebied binnenkort, direct na het zomerreces, van start gaan. Het college zal daarbij alle informatie die het heeft, op tafel leggen. In de Toekomstvisie is een scenario geschetst. Het college is op zoek naar uitplaatsingsmogelijkheden in de Oude Rijnzone. Het is de bedoeling de bedrijven uit de Waard hier onder te brengen. Als de Oostvlietpolder niet doorgaat, is er in dit toekomstperspectief een tekort aan ruimte. Dan is het logischer om het tempo van uitplaatsing in de Waard te verhogen. Dit in plaats van de aanleg van een bedrijventerrein in het gebied rond de Groenoordhallen. De heer Stoffels vraagt of de heer Geertsema uit kan leggen wat de relatie is met de Waard. De Waard is gerelateerd aan de Oude Rijnzone. Het is volgens de heer Stoffels de vraag of daar alles gaat lukken. De heer Geertsema zegt dat hij de Waard gaat uitplaatsen. De heer Geertsema ziet de relatie met de Oostvlietpolder niet. Volgens de heer Geertsema zegt de heer Stoffels dat als de Oostvlietpolder niet doorgaat, de bedrijven die daar geplaatst waren naar het terrein van de Groenoordhallen kunnen. De heer Geertsema zegt dat als de Oude Rijnzone wel doorgaat, hij de bedrijven liever daar naar toe zou brengen. Hij zou willen wachten met de uitplaatsing van de Waard. Hij wil de bedrijven liever niet naar het terrein van de Groenoordhallen brengen. De ideeën van mevrouw Van Dobben de Bruijn over het terrein, spreken de heer Geertsema erg aan. Het gaat om de vestiging van hoogwaardige, arbeidsintensieve en milieuvriendelijke bedrijven. Dat is goed met wonen te combineren. Het Java-eiland in Amsterdam is een voorbeeld van een gebied waar wonen en werken op een goede manier met elkaar zijn gecombineerd. In de Toekomstvisie staat dat er minstens zoveel arbeidsplaatsen als woningen komen. De Toekomstvisie geeft een perspectief van negenduizend netto toe te voegen arbeidsplaatsen. Het gaat om vierduizend arbeidsplaatsen in de Leeuwenhoek, vierduizend in de Oostvlietpolder en meer dan duizend extra in Lammenschans. De heer Hillebrand heeft volgens de heer Van As gezegd dat Libéma de vierde centrale speler is. Libéma heeft een voorstel gedaan over een verandering van de functie van het terrein. Volgens de heer Van As kan de gemeente naar voren brengen dat zij de evenementenfunctie wil handhaven. Vervolgens kan het gebeuren dat Libéma er geen gat meer in ziet en een ander bedrijf het overneemt. Libéma is marktleider op het gebied van de exploitatie van terreinen als die rond de Groenoordhallen. Zij heeft een verlies van vele tonnen op deze locatie. Dit is de situatie. De heer Van As denkt dat Libéma het terrein vervolgens voor weinig geld afstaat. De gemeente zou het terrein vervolgens gaan herontwikkelen. Dat het zo zou kunnen gaan, is volgens de heer Hillebrand een naïeve gedachte. Libéma weet dat het terrein bij herontwikkeling veel meer waard wordt en zal het niet voor een laag bedrag willen afstaan. De voorzitter neemt het woord. Hij deelt mee de commissie vooruit te willen helpen door een aantal punten op een rij te zetten. Volgens hem zijn de punten die naar voren zijn gebracht voor een deel een herhaling van de discussie in april. Hij legt de leden de vraag voor of de Groenoordhallen dood zijn of niet. Deze vraag heeft mevrouw Van Dobben de Bruijn eerder gesteld. Commissie EV d.d. 15 juni 2005 18 De voorzitter wil graag dat de leden van de commissie daar eerst van overtuigd zijn voordat volgende stappen aan de orde zullen komen. Volgens het college zijn de Groenoordhallen dood. Volgens de voorzitter loopt het daarmee een aantal stappen vooruit ten opzichte van de leden van de commissie. De voorzitter stelt nogmaals de vraag en maakt een ronde langs de leden. De heer Van Vugt geeft aan de motie van de ChristenUnie te zullen steunen. De Groenoordhallen gaan wat hem betreft niet dood. De heer Van As zal zijn motie in stemming brengen. Voor hem geldt hetzelfde. De heer Stoffels zal de motie van de heer Van As in heroverweging nemen. Mevrouw Van Dobben de Bruijn is overtuigd door het college. Met de toezeggingen is zij tevreden. Ze vindt het belangrijk dat de hele commissie overtuigd is. Voor de heer Van Hees spelen de functies van de Groenoordhallen de belangrijkste rol. Al eerder had hij de conclusie getrokken dat de Groenoordhallen dood zijn. Mevrouw Schreuder-Hoogervegt kan momenteel geen uitspraak doen. Zij stelt dat er in een verliesgevende organisatie geen leven meer zit en dus daarmee dood is. De heer De Coo stemt in met de motie van de ChristenUnie. Dit geldt ook voor de heer Peper. De voorzitter stelt vast dat moties zijn van de ChristenUnie en misschien van de PvdA, het CDA en D66. De heer Sleijster uit zijn ontevredenheid over de conclusies van de voorzitter. Eén van de wethouders heeft een onderzoek toegezegd naar het onderbrengen van functies elders. Als dat snel kan, zijn moties misschien niet nodig. De andere wethouder deelde mee dat er na de zomer een aparte discussie zou komen over de nieuwe functies. De heer Sleijster zegt het jammer te vinden dat de voorzitter een “klinische” diagnose wil stellen en vervolgens een motie doorgeleidt naar een drukke raadsvergadering. Hij heeft de vice-voorzitter in het debat technisch en procedureel gemist. De voorzitter geeft aan dat al besloten was dat de moties doorgeleid zouden worden. Tevens brengt hij naar voren dat hij het debat op scherp wilde zetten omdat de bijdragen sterk uiteen liepen. Hij wilde over bepaalde vragen duidelijkheid hebben. De heer Sleijster is van mening dat een snel onderzoek het indienen van moties zou kunnen voorkomen. Dat spaart tijd en energie. Volgens de heer De Coo kan het punt Groenoordhallen in september worden behandeld met de uitkomsten van het onderzoek. De heer Van As heeft geconstateerd dat alle commissieleden het eens zijn met de eerste twee punten van zijn motie. Als dit het geval is en het college ook instemt, hoeft de motie niet in de raad te komen. De voorzitter stelt voor dat het college zich eerst beraadt op de eventuele instemming met de motie. Het zal de fracties op de hoogte stellen van het ingenomen standpunt. In september wordt de discussie over de Groenoordhallen en het evenementenbeleid vervolgd in commissieverband en in de Raad. Bestemmingsvoorstellen voor het Groenoordhallenterrein worden in de commissie RG afgekaart en de evenementen/economische functie van de activiteiten in de Groenoordhallen worden in de commissie EV besproken. 12 Perspectiefnota 2005 De heer Sleijster deelt mee uitstekende ervaringen te hebben met het indienen van vragen. Wellicht kan het college toezeggen daar snel op te zullen reageren. Volgens de voorzitter refereert de heer Sleijster aan de beantwoording van de jaarrekening. Het presidium onderschrijft dit. Als de fracties na vanavond de vragen mailen, kan het college deze volgende week voor 28 en 30 juni beantwoorden. De voorzitter sluit om 00.10 uur de vergadering af. Commissie EV d.d. 15 juni 2005