Katholieke Hogeschool Leuven

advertisement
Atelier 2: ‘pingelen’
LESGANG (gestructureerde fasering waaruit doelgerichtheid moet blijken).
1.
T
Inleiding
5’
De kinderen zitten in een kring.
We gaan een spel spelen.
Het principe is dat we een beweging tonen en jullie moeten de bewegingen nadoen.
Voor dit spel hebben we nieuwe woorden nodig.
Instructie:
Jullie gaan groepen maken van vier kinderen. Twee Franstaligen en twee Nederlandstaligen. De Nederlandstalige kinderen
leren drie nieuwe woorden aan de Franstaligen: het oor, de neus en de buik. Ze moeten het kunnen uitspreken en kunnen
horen.
En vice versa: une oreille, un nez, un ventre
De leerkrachten maken daarna de groepen. Ze lopen rond en helpen.
De leerlingen komen terug in een kring zitten. De leerkrachten doen een kleine quiz.
-Waar is het oor/de buik/de neus?
-Wat is dit? (de leerkracht wijst het oor/de buik/de neus aan)
2.
Kern
5’
Deel 1:
De kinderen zitten in een kring.
Instructie:
We gaan het spel ‘pingelen’ spelen.
Dit is ‘pingelen’ (de leerkracht doet de beweging voor)
Als ik ‘pingelen’ zeg, doen jullie dit. (de leerkracht doet de beweging voor)
Als ik zeg ‘pak je oor vast ‘, dan doen jullie dit. (de leerkracht pakt zijn oor vast)
Als ik zeg ‘raak je neus’ aan, dan doen jullie dit. (de leerkracht raakt zijn neus aan)
Als ik zeg ‘raak je buik’ aan, dan doen jullie dit. (de leerkracht raakt zijn buik aan)
De leerlingen oefenen dit enkele keren.
Pas op: soms kan ik ‘pingelen’ zeggen, maar dan doe ik dit (leerkracht raakt neus aan).
Maar jullie moeten de correcte beweging doen.
5’
Deel 2:
Les élèves se lèvent. Ils marchent dans la pièce en attendant qu’on donne les nouveaux mouvements.
Nous changeons de mouvements:
(pingelen ce n’est plus… ,c’est …)
- pingelen = stampen
- plat op de grond
- kangourou (par 2)
- prends le bus (former un bus à 3)
- corde à sauter
3.
Verwerking
Deel 3:
5’
De leerlingen worden verdeeld in twee groepen.
De leerkracht duidt per groep twee kinderen aan (1 Franstalige en 1 Nederlandstalige).
Deze kinderen gaan de instructies geven. De leerkracht loopt rond.
Materiaal:
*fluitje
Document1
1
Download