Het Uitwisselen van Ervaringen

advertisement
Het Uitwisselen van Ervaringen
Het uitwisselen van ervaringen heeft een centrale plaats in de huisartsopleiding. Daarin is de
huisartsopleiding vrij uniek binnen de medische opleidingen. Het is een onderwijskundige
werkvorm waar je in de basisopleiding niet op dezelfde manier mee te maken hebt gehad.
Daarom geven wij een extra toelichting op deze onderwijsvorm.
Het Uitwisselen van Ervaringen is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:
1. Het verbreden van de individuele leerervaringen.
In de stages bij de huisarts of de kliniek leer je veel in de praktijk en van je opleider. Dat
is een vorm van individueel onderwijs en heeft sterke kanten (intensief, praktijkgericht),
maar kent ook zijn beperking: éénzijdigheid. Dat kan bestaan uit (soms) te weinig
theoretische onderbouwing, leerervaringen die worden beperkt door de samenstelling
van het patiëntenaanbod, en de opleider die in één persoon niet het hele brede scala van
de huisartsgeneeskunde representeert. Door in een groep de leerervaringen uit de stage
uit te wisselen, kun je ook van de leerervaringen van andere aios profiteren.
2. Het leren van elkaar.
Niet alles is te leren van een expert, soms heb je meer aan een andere aios. Een expert
weet vaak wel erg goed hoe het moet, maar kan lang niet altijd duidelijk maken hoe je op
zijn niveau van expertise komt. In dat geval heb je vaak meer aan iemand die ongeveer
op hetzelfde niveau zit, maar je net een stapje voor is. Bovendien blijk je vaak meer te
weten dan je tevoren gedacht had en dat kom je te weten door als aios onderling uit te
wisselen.
3. Het ervaren van onderlinge steun.
Daarnaast doe je vaak ingrijpende ervaringen op zowel in het contact met patiënten als in
de samenwerking met de andere medewerkers in de stagepraktijk. Natuurlijk bespreek je
dat in de eerste plaats met je opleider, maar ook daar geldt: dat kent zijn sterke kanten
(vertrouwd, dichtbij en snel beschikbaar) maar ook zijn beperkingen (afhankelijkheid van
je opleider, eenzijdigheid van diens reactie). Vaak wil je ook je verhaal kwijt bij mede aios
en zien hoe zij daarop reageren. Daar gaat steun van uit.
4. Het verdiepen van leerervaringen.
Door ervaringen uit te wisselen, kritisch te bespreken, verder theoretisch uit te pluizen en
eventueel te oefenen met een nieuwe aanpak, kun je gesterkt weer terug de praktijk in.
Een paar praktische voorbeelden van wat je kunt inbrengen:
- Je bespreek met je opleider iets (laten wij zeggen de aanpak van patiënten met
lage rugpijn) en je vraagt je af:
i. Hoe zouden anderen dat nu doen?
ii. Hoe leggen mijn mede-aios nu uit aan een patiënt dat hij in beweging
moet blijven en niet in bed moet gaan liggen?
iii. Van mijn opleider nemen ze wel aan dat ze niet naar de fysiotherapeut
moeten gaan, maar mij lukt dat niet. Zouden andere aios daar nu ook
moeite mee hebben?
- Je ontdekt dat je geen (voor de patiënt bevredigend) antwoord weet op vragen en
je vraagt je af of je de enige bent of dat de andere aios ook met dat probleem
kampen. Je opleider heeft zo zijn eigen methode om met dergelijke vragen om te
gaan, maar is dat nu de enige manier?
- Je bespreekt iets met je opleider, maar je hebt het gevoel er niet verder mee te
komen of je hebt gewoon behoefte aan een tweede (en derde) mening.
- Je maakt iets mee waarvan je denkt: dat was erg leerzaam en dat kom je niet zo
vaak tegen: andere aios laat ik van mijn ervaring meeprofiteren.
- Je bent geschokt, geschrokken, opgetogen of opgewonden over een ervaring.
Natuurlijk bespreek je dat met je opleider, maar je wilt je verhaal ook kwijt aan je
mede-aios
D:\317592814.doc
Om het Uitwisselen van Ervaringen goed te laten verlopen, zorgen wij dat er aan een aantal
voorwaarden voldaan is:
- de grootte van de groep laten wij optimaal zijn: minimaal 8 aios (anders zijn er te weinig
ervaringen om uit te wisselen) en maximaal 12-15 aios (anders komt ieder onvoldoende
aan bod)
- de leiding bestaat uit 2 docenten, die ieder een verschillende expertise
(huisartsgeneeskundig en gedragswetenschappelijk) hebben en beurtelings verschillende
taken uitvoeren: steeds let er één op de inhoud en de agenda van de uitwisseling en de
ander op hetgeen er tussen de aios onderling gebeurt (het proces).
Gaat het om iets medisch, dan let de huisarts op de inhoud en de gedragswetenschapper
op het proces. Als de uitwisseling over communicatie of relatie gaat, dan richt de
gedragswetenschapper zich op de inhoud en let de huisarts op het proces.
- om elkaars non-verbale signalen goed te kunnen oppikken zitten de twee docenten zo
dat zij elkaars gezicht goed kunnen zien.
In het eerste jaar krijgen jullie ook nog supervisie in groepjes van 3 aios onder leiding van
een onafhankelijke supervisor. Er zijn belangrijke verschillen tussen wat je inbrengt bij het
uitwisselen van ervaringen en bij de supervisie, ook al kan het gebeuren dat je bij het
uitwisselen van ervaringen op iets stuit wat je verder uitwerkt in de supervisie.
Bij de introductie van de supervisie zul je meer te horen en te lezen krijgen over deze vorm
van onderwijs.
Waarom staat uitwisselen van ervaringen aan het begin van de dag ingeroosterd? Dat
heeft te maken met de functie van deze werkvorm. Zou het uitwisselen aan het einde van de
terugkomdag geprogrammeerd staan, dan kunnen de praktijkervaringen al weer een eind
weggezakt zijn. Het uitwisselen maakt het mogelijk om aansluiting aan te brengen tussen
wat je leert op de praktijk en op de terugkomdag, maar het dient ook om je hoofd leeg te
maken zodat je beter openstaat voor nieuwe leerervaringen.
Zowel uitwisselen van ervaringen als supervisie zijn werkvormen die ook wel met
ervaringsleren worden aangeduid. Overigens valt de nabespreking van een spreekuur met je
eigen opleider daar ook onder. Bij ervaringsleren geldt de ervaring van het doen
(bijvoorbeeld een gesprek voeren, een diagnose stellen, een onderzoek doen, een
behandeling instellen) als startpunt van een leerspiraal. Door na te denken over dat doen stel
je de vraag wat er goed ging en wat er beter zou kunnen (ook al weet je nog niet hoe). Dat is
de fase van de reflectie. Dat doe je samen met je opleider, in de groep of in de supervisie.
Je kunt het ook in je eentje doen, dan heet het zelfreflectie. Vervolgens ontdek je dat je nog
iets meer moet weten en dan maak je studie van (wetenschappelijke) kennisbronnen. Dat
kan door zelfstudie (boek, artikel, internet), of door onderwijs van je opleider, of door het
volgen van een onderwijsprogramma op de terugkomdag. Maar tussen weten en doen, staat
nog een fase en wel die van het leren toepassen in de praktijk. Vaak is het nodig om eerst in
een simulatiesituatie te oefenen of om een plan van aanpak te maken, voordat je werkelijk
kunt profiteren van de nieuw verworven inzichten. Daarom maken wij op de terugkomdag
veel gebruik van simulatieoefeningen en geven wij praktijkopdrachten. Vervolgens ga
daadwerkelijk doen, daarop refecteren, zo nodig kennis vergaren en weer toepassen,
enzovoort. Deze leerspiraal staat ook wel bekend als de leercirkel van Kolb:
ervaren, doen
toepassen
reflecteren
weten, kennis
D:\317592814.doc
Download