Artikel: Spanje in ‘Transición’. Het Spaanse democratiseringsproces en de beïnvloeding van de publieke opinie door El Pafs en de katholieke kerk Auteur: Lodewijk Petram Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 26.3, 19-32 © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief. Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl • [email protected] Lodewijk Petram Spanje in 'transición' Hef Spaanse democratiseringsproces en de beïnvloeding van de publieke opinie door El Pais en de katholieke kerk Na het overlijden van de Spaanse dictator Fransisco Franco, op 20 november 1975, kwam een proces op gang dat Spanje binnen enkele jaren omvormde van een dictatuur tot een constitutionele monarchie. Dit proces, de 'transición', werd ingezet door politici die een rol hadden gespeeld tijdens het bewind van Franco. De overgang kon plaatsvinden doordat dit proces met consensuspolitiek werd doorlopen.' De Spaanse bevolking werd op drie momenten gevraagd haar mening te geven over het democratiseringsproces. In de eerste plaats in een referendum over de Ley para ia Reforma Politica (Wet op de politieke hervorming), in de tweede plaats bij de eerste algemene verkiezingen en ten slotte in een referendum over de grondwet. De Spaanse bevolking werd (en wordt) verdeeld door sterke regionale gevoelens en de littekens van de Burgeroorlog (1936-1939). Ondanks deze verdeeldheid was er een breed draagvlak voor de gekozen weg naar de democratie. Dit bleek op de momenten waarop de Spanjaarden hun stem konden laten gelden. Een overgrote meerderheid stemde in beide referenda voor de voorgestelde hervormingen. Bij de verkiezingen kwamen de twee gematigde partijen als winnaars uit de bus. Daarnaast was de opkomst bij alle drie de stembusgangen hoog. Dit artikel geeft kort het verloop weer van het democratiseringsproces in de periode 1975-1978. De beïnvloeding van de publieke opinie door de krant El Pais en de bisschoppenconferentie CEE, in aanloop naar de drie momenten waarop het Spaanse volk zijn stem kon uitbrengen, zal hierbij specifieke aandacht krijgen. El Pais was op dat moment het enige landelijke dagblad in Spanje. De CEE bepaalde het beleid van de katholieke kerk. Hebben beide invloedrijke instituties bijgedragen aan de eensgezinde pro-democratische opstelling van de bevolking? 19 Tot aan het referendum over de Ley para la Reforma Politica De eerste fase in het democratiseringsproces duurde van de dood van Franco op 20 november 1975 tot aan het referendum over de Ley para la Reforma Politica, dat op 15 december 1976 gehouden werd. In het decennium voor Franco's dood was binnen de franquistische partij de opvolging van de dictator voorbereid. Spanje zou een monarchie worden, waarbij de feitelijke macht in handen zou blijven van de franquistische partij. Juan Carlos de Borbón y Borbón (geb. 1938) zou koning worden, op voorwaarde dat hij een opleiding onder toezicht van Franco zou volgen. Luis Carrero Blanco, op dat moment ministerpresident, zou de facto Franco's opvolger worden. De Baskische afscheidingsbeweging ETA gooide eind 1973 roet in het eten door Carrero Blanco om het leven te brengen. Het wegvallen van Carrero Blanco verzwakte de dictatuur. Er ontstond interne onenigheid over de benoeming van een nieuwe minister-president, waardoor de uiteindelijke opvolger, Carlos Arias Navarro, niet kon bogen op volledige steun binnen de partij.^ Twee dagen na de dood van Franco werd Juan Carlos beëdigd als staatshoofd. In juni 1976 verbaasde Juan Carlos de wereld door de minister-president te vervangen. Hij benoemde Adolfo Suarez (geb. 1932), die verschillende posities had bekleed in de Falange, de franquistische nationalistische beweging, tot opvolger van Arias Navarro. Alom werd gevreesd dat Suarez, gezien zijn verleden, het hervormingsproces zou afremmen.^ Al gauw bewees Suarez dat men te vroeg over hem had geoordeeld. Zijn regering bereidde een wet met politieke hervormingen (Ley para la Reforma Politica) voor, die op 15 december in een referendum ter goedkeuring aan de bevolking werd voorgelegd. Deze wet voorzag in een hervorming van het bestaande politieke stelsel, waarbij de Cortes, bestaande uit het Congreso de los Diputados (Congres van Afgevaardigden) en de Senado (Senaat), door algemeen kiesrecht gekozen zouden worden. Voordat de bevolking zich in een referendum uit kon spreken, diende het voorstel door het Consejo Nacional del Movimiento (Nationale Raad van de franquistische beweging) en de oude Cortes goedgekeurd te worden. Het wetsvoorstel werd in beide instituties met een overweldigende meerderheid van stemmen aangenomen. Dit betekende dat twee van de voornaamste steunpilaren van Franco's regime instemden met het einde van de dictatuur. In feite hieven zij zichzelf op. De (clandestiene) oppositie was voorstander van een radicale breuk met de dictatuur en tegen de geleidelijke hervormingen van het bestaande, autoritaire politieke stelsel zoals die in de wet beschreven werden. De 26.3 oppositie meende dat politieke hervormingen niet doorgevoerd konden worden zonder bijvoorbeeld volledige persvrijheid (er bestond in deze periode geen preventieve censuur, maar de pers werd wel achteraf gecontroleerd) en legalisatie van politieke partijen en vakbonden. Daarnaast ageerde zij tegen het feit dat het referendum binnen de autoritaire staatsstructuur was georganiseerd. De oppositie stelde zich niet radicaal tegen de wet op, maar riep de bevolking op niet te stemmen. Anders gezegd hadden de Spanjaarden de volgende keuze: ja' betekende instemming met de voorgestelde geleidelijke hervorming van de dictatuur; 'nee' voortzetting van het autoritaire regime; onthouding betekende dat men voor veranderingen was, maar deze op een andere manier doorgevoerd wilde zien. El Pais werd in 1976 opgericht. Haar ontstaan was mede te danken aan de door de regering doorgevoerde verzwakte regulering van de pers. De krant, die voor het eerst verscheen op 4 mei 1976, stelde zich ten doel liberaal, onafhankelijk en kwalitatief hoogwaardig te zijn. Ook wilde El Pais een 'tribuna de opinion' worden.+ El Pais erkende het belang van de goedkeuring van de Ley para la Reforma Politica. De krant plaatste wel de nodige kanttekeningen bij de manier waarop het referendum georganiseerd werd. Het hoofdredactioneel commentaar stelde op dinsdag 14 december, de dag voorafgaand aan het referendum, dat de volksraadpleging weliswaar acceptabel was, maar nog niet getuigde van ware democratie. Zo was in de wet bijvoorbeeld niet geregeld dat de regering verantwoording moest afleggen aan het Congreso en had het staatshoofd het recht om referenda te organiseren. El Pats was van mening dat 'ja'stemmers niet per definitie minder democratisch waren ingesteld dan degenen die zich onthielden. 'Ja'-stemmers meenden dat zij de ontwikkeling van de democratie ondersteunden met hun stem. 'Ja' en onthouding waren niet tegenstrijdig, maar vulden elkaar aan.5 Op 15 november, de dag van het referendum, bleek dat de krant zijn standpunt had aangescherpt. In het hoofdredactioneel commentaar werd benadrukt dat Spanje via dit referendum de overgang zou maken naar een democratisch bestel. Het referendum was een 'hibrido (...) del pasado dictatorial y de un futuro que puede ser plenamente democratico' (hybride van een dictatoriaal verleden en een toekomst die volledig democratisch kan worden). De krant was nu fel gekant tegen de oproep van de oppositie om thuis te blijven. De mensen die zich van stemming onthielden 'cometerian no solo un grave error, sino un atentado contra los habitos democraticos' (zouden niet alleen een zware fout begaan, maar een aanslag plegen op de democratische gebruiken). De krant was van mening dat tegenstanders zich door middel van hun stem moesten laten horen en niet door onthouding de stembusstrijd moesten proberen te verhinderen. Daarnaast benadrukte het commentaar dat men in geen geval elkaar moest beletten de gang naar de 21 stembus te maken. El Pais meende dat een 'nee' alleen maar een 'regreso al autoritarisme del pasado' (een terugkeer naar het autoritaire karakter van het verleden) tot gevolg zou hebben. De manier waarop het referendum werd georganiseerd riep dan wel kritiek op, maar een positieve uitslag van het referendum zou de weg vrijmaken naar een democratie met vrije verkiezingen, waarin de bevolking haar vertegenwoordigers zou kunnen uitvaardigen.^ De opstelling van El Pais kan pragmatisch en opportunistisch genoemd worden. De krant was het eigenlijk niet eens met de wijze waarop het referendum georganiseerd was en ook de inhoud van de wet kon niet haar volledige steun verkrijgen. Toch hoopte El Pais dat met deze wet de weg naar democratie kon worden ingeslagen. De bisschoppenconferentie CEE sprak zich nauwelijks uit over het op handen zijnde referendum. Nadat diverse groeperingen in de aanloop naar het referendum het predikaat 'cristiano' gevoerd hadden en andere bewegingen hadden geprobeerd hun extreme posities te legitimeren met christelijke overwegingen, benadrukte kardinaal Tarancón in november 1976 dat de katholieke kerk op geen enkele manier gelieerd was aan een politieke beweging en dat de bisschoppen politiek onafhankelijk waren. Wanneer, te zijner tijd, zaken als het huwelijk en christelijk onderwijs aan de orde kwamen, zou de kerk haar opvattingen wel uitspreken. In de slottekst van de bijeenkomst stond, dat de bisschoppen geen keuze maakten tussen de opties van het referendum. Daarnaast vroegen zij de overheid het mogelijk te maken dat kiezers voor, tegen of blanco konden stemmen of zich van deelname konden onthouden.^ De kerk stelde zich neutraal op in de aanloop naar het referendum, aangezien er geen ethische kwesties aangeroerd werden. Over heel Spanje genomen viel de opkomst boven de zeventig procent uit, waarvan éénentachtig procent voor de wet stemde. In de autonomistische regio Baskenland onthield een meerderheid zich van stemming. De uitslag ondersteunde het door de regering ingeslagen pad van 'transición' door geleidelijke hervormingen in plaats van een door de oppositie gepropageerde radicale breuk.'^ Tot aan de verkiezingen van juni 1977 De belangrijkste politieke hervorming waarin de Ley para la Reforma Politica voorzag, was de verkiezing van de Cortes door middel van algemeen kiesrecht. De Spaanse bevolking kon dankzij deze hervorming voor de tweede keer naar de stembus, bij de algemene verkiezingen van 15 juni 1977. Ten tijde van de dictatuur was de Falange de enige legale politieke organisatie. Dit betekende dat er in aanloop naar de verkiezingen eerst politieke partijen gevormd moesten worden of dat illegale partijen bovengronds moesten gaan werken. Het ontbrak deze 26.3 organisaties aan ervaring. Daarnaast ontbeerden zij een systeem dat de voorbereiding op de verkiezingen vergemakkelijkte. De Union de Centro Democratico (UCD, Democratische Centrumpartij), waar ministerpresident Suarez deel van uitmaakte, werd bijvoorbeeld kort voor de verkiezingen opgericht en schreef zich pas op het allerlaatste moment in. Drie partijen konden wel bogen op een verleden. In de eerste plaats was er de Alianza Popular (AP, voorloper van de huidige Partido Popular), die gezien kan worden als een voortzetting van de Falange. Daarnaast waren twee partijen blijven bestaan tijdens het regime van Franco. De socialistische Partido Socialista Obrera Espaflol (PSOE) had in ballingschap in Frankrijk voortbestaan en de Partido Comunista Espaftol (PCE, Spaanse Communistische Partij) had clandestien in Spanje haar activiteiten voortgezet. Minister-president Suarez legaliseerde de PCE nadat de leider, Santiago Carrillo, had toegezegd de monarchie te zullen accepteren. Suarez legaliseerde de PCE in een eenmansactie op 9 april, de zaterdag voor Pasen, waarop in heel Spanje processies werden gehouden en er derhalve nauwelijks aandacht uitging naar de politiek. Tot die tijd had Suarez de PCE niet kunnen legaliseren vanwege druk vanuit het leger. El Pais zag de legalisatie als een belangrijke stap op weg naar democratie. De krant schreef in het commentaar op 10 april 1977, eerste paasdag, dat de legalisatie van de PCE eveneens goed nieuws was voor niet-communisten, omdat zij duidelijkheid schiep in het politieke veld. De situatie voor de verkiezingen was dusdanig genormaliseerd, dat deze nu daadwerkelijk in een pluralistisch klimaat konden plaatsvinden. Het commentaar sprak de hoop uit dat ook andere verboden politieke partijen in de nabije toekomst gelegaliseerd zouden worden. Zij beschouwde het als een misdaad, dat een bepaald deel van de bevolking niet op de partij van haar eigen keuze kon stemmen.'^ De houding van de kerk ten opzichte van de legalisering van de PCE werd door de pers als 'silencio elocuente' (welsprekende stilte) aangeduid. De kerk hield zich op de vlakte, hoewel de legalisering geen goedkeuring kon verkrijgen. 10 De edities van El Pais van 14 juni 1977, de dag voorafgaand aan de verkiezingen, en 15 juni, de verkiezingsdag zelf, informeerden de lezers uitgebreid over de gang van zaken bij de verkiezingen en de verschillende keuzemogelijkheden. Immers, alleen mensen van 62 jaar en ouder hadden eerder de mogelijkheid gehad hun stem in verkiezingen te laten horen. De rest van de kiezers wist niet precies wat hen te wachten stond. De krant was van mening dat deze verkiezingen aan de minimale vereisten van een democratische volksraadpleging voldeden. Daarom waren er ook nauwelijks oproepen tot onthouding te horen geweest. De krant gaf geen gericht stemadvies, aangezien zij van mening was dat het bij deze verkiezingen niet om de macht ging, maar om geloof23 waardigheid en functionaliteit bij het opstellen van de grondwet. Dat was namelijk de belangrijkste taak die dit parlement moest gaan volbrengen. Wel zette de krant de verschillende keuzemogelijkheden voor de lezers op een rij en voorzag ze van commentaar. El Pais meende dat de consolidatie van de democratie het belangrijkste doel van deze verkiezingen was. Van belang was niet alleen dat afstand werd genomen van de dictatuur, maar ook dat de nieuwe regering stabiele economische omstandigheden opbouwde en de authentieke Spaanse cultuur nieuw leven inblies. Een stem op de AP was volgens de krant een stem tegen de vrijheid. Daarnaast deed El Pais de oproep op één van de grote partijen te stemmen, opdat er enkele grote groepen zouden ontstaan in de Cortes. Dit zou vervolgens het constituerende proces vergemakkelijken. Ook was de krant van mening dat een redelijk grote vertegenwoordiging van links, waarmee op de socialistische partijen gedoeld werd, goed was voor het evenwicht in de politiek en daarmee voor 'el sano ejercicio de la democracia' (de gezonde uitoefening van de democratie). Het commentaar sprak de vrees uit dat een kleine linkse vertegenwoordiging zich radicaal zou opstellen om haar stem duidelijker te laten horen. Over de PCE werd gezegd dat het programma weinig verschilde van de overige partijen, maar dat enkele leiders herinneringen aan de Burgeroorlog en gehoorzaamheid aan de Sovjetunie in de jaren zestig opriepen. Het was goed dat de keuze voor een communistische partij mogelijk was, maar de idee van een grote communistische vertegenwoordiging sprak El Pats niet aan. Verder twijfelde de krant aan de inanier waarop de UCD, de gedoodverfde winnaar, in de democratie zou functioneren, aangezien de helft van haar vertegenwoordigers die in het Congreso zouden komen, afkomstig was uit de franquistische beweging. De kiezers bleven in onzekerheid over de coalitieplannen van de UCD na de verkiezingen, aangezien Suarez zich daar niet over had uit gelaten. Ten slotte bereidde de krant haar lezers voor op de komende tijd. Democratie zou niet de directe oplossing voor alle problemen zijn, maar door middel van overleg zou het oplossingen proberen te vinden voor de Spaanse problemen, zonder daarbij gebruik te hoeven maken van geweld." De uitslag van de verkiezingen zou volgens de krant geen overwinnaars en overwonnenen kennen. Het volk zou de winnaar worden. Een volk dat in het afgelopen jaar had bewezen klaar te zijn voor de democratie.'^ Samengevat kan worden gezegd dat El Pais geen expliciet stemadvies gaf, maar tussen de regels door wel degelijk zijn lezers opriep PSOE of UCD te stemmen. De krant voer daarmee een gematigde koers en steunde de keuze voor een geleidelijke hervorming van het politieke bestel. De kerk stelde zich voor de verkiezingen minder onpartijdig op dan voor het referendum van 1976. Op 22 april, twee maanden voor de verkiezingen, publiceerde de CEE het document 'Ante las próximas 26.3 elecciones' (Voor de komende verkiezingen). De bisschoppen schreven hierin dat het volk de plicht had deel te nemen aan de verkiezingen. Zij riepen de kiezers op te stemmen op een partij die het sociale programma van de kerk, met punten als vrijheid, stabiliteit van het gezin en recht op leven voor de geboorte, onderschreef. Katholieken zouden geen steun moeten verlenen aan partijen die het onderwijs volledig in handen van de staat wilden geven.'^ Aan de vooravond van de verkiezingen trok Vida Nueva, het belangrijkste kerkelijke tijdschrift, de onafhankelijke positie van de katholieke kerk in twijfel. Het blad schreef dat iedereen zich ervan bewust was dat de bisschoppenconferentie de voorkeur gaf aan de centrumpartijen. Dit bleek nog duidelijker na een televisieoptreden van bisschop Elias Yanes, de voorzitter van de bisschoppelijke commissie voor educatie. Hij betoogde dat het beleid van enkele politieke partijen niet door katholieken geaccepteerd kon worden. Hiermee impliceerde hij dat katholieken op de gematigde centrumpartijen dienden te stemmen.i"* Het algemene beeld rond de verkiezingen van 1977 was, dat de bisschoppen de UCD steunden. Dit was immers de enige gematigde partij die het sociale programma van de kerk volledig onderschreef. Ook de kerk riep dus op een gematigde stem uit te brengen. Zij nam hiermee duidelijk afstand van haar oude koers: voor de dood van Franco was het één van de steunpilaren van de dictatuur. De verkiezingen, die een opkomst van tachtig procent kenden, werden gewonnen door de christen-democratische UCD met vijfendertig procent van de stemmen, gevolgd door de PSOE met negenentwintig procent en de PCE en AP met respectievelijk acht en negen procent. De uitslag was teleurstellend voor de twee laatstgenoemde partijen. De PCE werd gesteund door een omvangrijke communistische organisatie, maar wist buiten Catalonië nauwelijks stemmen te behalen. De AP vertegenwoordigde de restanten van het franquisme. Suarez werd opnieuw minister-president. Hij stelde een regering samen waarin ministers uit alle politieke stromingen zitting namen, waarmee nogmaals de consensuspolitiek benadrukt werd.i^ Tot aan het referendum over de grondwet De laatste periode die in dit artikel aandacht krijgt, duurde anderhalf jaar en liep van de verkiezingen tot aan het referendum over de grondwet op 6 december 1978. Halverwege deze periode is er nog een belangrijke stap in de richting van het moderne Spanje gezet. In oktober 1977 werden de Pactos de Moncloa (Verdragen van Moncloa, genoemd naar de regeringswijk in Madrid) gesloten. Spanje verkeerde deze jaren economisch in zwaar weer. De werkloosheid liep snel op en zonder verder 25 Kardinaal Tarancón, voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie. Bron:Ricardo de la Cierva, La Historia se confiesa. Espaha 1930-1977 (Barcelona 1976). 26.3 ingrijpen zou de inflatie in 1977 boven de veertig procent zijn uitgevallen. Het ontbrak de jonge democratie echter aan een systeem om snel maatregelen te nemen. Vanwege het ontbreken van een grondwet waren bij-voorbeeld de taken en bevoegdheden van het parlement nog onduide-lijk. Daarom werd het besluit genomen om met afgevaardigden van alle politieke groeperingen (uiteenlopend van de communistische PCE tot de franquistische AP) in overleg te gaan om snel tot maatregelen te komen. Het overleg wierp zijn vruchten af. Onder alle politieke stromingen heerste overeenstemming dat snel ingrijpen noodzakelijk was. De verdragen bestonden grotendeels uit economische maatregelen, maar er werden ook afspraken gemaakt over bijvoorbeeld vernieuwing van het onderwijssysteem, de rol van de vakbonden en het staatsbestel. Met dat laatste punt liepen de Pactos de Moncloa vooruit op de grondwet die in 1978 werd opgesteld. Dit werd als de enige taak van het in 1977 verkozen parlement gezien: nadat de grondwet was uitgevaardigd, werd het parlement naar huis gestuurd. De leden die zitting namen in de constituerende commissie waren opnieuw afkomstig uit alle partijen die vertegenwoordigd waren in het parlement. De grondwet werd hierdoor het resultaat van consensuspolitiek; zodanig opgesteld dat zij door alle politieke stromingen geaccepteerd kon worden. In de grondwet werd vastgelegd dat Spanje een ondeelbare eenheid was, waarin regio's recht op autonomie hadden en waar, naast het Castiliaans, ook andere Spaanse talen erkend werden. De punten die in de grondwet werden opgenomen, vertoonden grotendeels overeenstemming met de grondwetten uit de West-Europese landen. Om algehele overeenstemming te bereiken, werden echter enkele kwesties niet specifiek behandeld. Hoe zou bijvoorbeeld moeten worden omgegaan met de regio's die grotendeels onafhankelijk wilden worden? En hoe zou de relatie tussen kerk en staat geregeld moeten worden? Op de dag voorafgaand aan het referendum ter goedkeuring van de grondwet schroomde El Pais niet, haar lezers op te roepen voor de grondwet te stemmen. De krant meende dat alleen op deze wijze een stevige democratie in Spanje kon worden ingesteld. Het was niet alleen een stem voor of tegen de grondwet, maar ook één voor of tegen vrijheid. Met deze grondwet kon Spanje het regime van Franco definitief achter zich laten. Zij opende de deur naar 'convivencia' (hiermee wordt een harmonieuze samenleving bedoeld). De tekst van de grondwet was niet perfect, zo schreef El Pais, maar op het moment van kiezen was dat slechts van ondergeschikt belang. De grondwet gaf het Spaanse volk zijn soevereiniteit terug, respecteerde en beschermde religieus, politiek, cultureel en intellectueel pluralisme, legde de politieke macht in handen van gekozen vertegenwoordigers en schafte de doodstraf af. El Pais was van mening dat het een moderne, progressieve en geenszins idealistische grondwet was geworden. Verder was het geen vrijblijvende grondwet; zij 27 legde de verantwoordelijkheid voor de democratie in handen van de bevolking. Ten slotte benadrukte het commentaar nogmaals dat Spanje met de grondwet op een vreedzame manier oplossingen zou zoeken voor de problemen in het land.'f» De krant was van mening dat de grondwet, zoals die er lag, een volgende belangrijke stap in de richting van democratie was. Dat belangrijke kwesties vooruitgeschoven werden, deerde haar niet. Het commentaar van El Pais meldde zelfs niet welke mening zij over deze kwesties was toebedeeld. Hiermee toonde zij opnieuw aan een pragmatische koers te varen. De kerk stelde zich in de aanloop naar het referendum over de grondwet beduidend minder onpartijdig op dan bij de twee voorgaande momenten van inspraak voor het volk. Zij sprak nadrukkelijk haar bezorgdheid uit over enkele ethische aspecten van de grondwet. De kerk mengde zich bijvoorbeeld in de discussie over de manier waarop het huwelijk en het recht op abortus in de grondwet zouden moeten worden opgenomen. Ook ijverde de kerk voor behoud van het recht op door de staat gesubsidieerd kerkelijk onderwijs. Daarnaast vonden de bisschoppen dat de grondwet een afspiegeling van de Spaanse samenleving moest worden en daarom expliciet melding diende te maken van het katholicisme. Het was niet zo dat het opnieuw de staatsgodsdienst moest worden, maar samenwerking en een goede verstandhouding tussen kerk en staat werden als noodzakelijk gezien. Deze houding werd voor het eerst uitgesproken op een bijeenkomst van de CEE in november 1977 door kardinaal Tarancón. De bisschoppen publiceerden hun opvattingen op 26 november in een document getiteld 'Los valores morales y religiosos en la Constitución' (De morele en religieuze waarden in de grondwet). De tekst van de grondwet zou de mensenrechten moeten verdedigen en de democratie en de scheiding der machten moeten beschermen. Ook meenden de bisschoppen dat waarden als de stabiliteit van het huwelijk, respect voor prenataal leven en vrijheid in de keuze voor onderwijs in de grondwet moesten worden opgenomen.'^ Enkele bisschoppen waren het niet eens met de opvattingen van het CEE en wezen de inhoud van de grondwet volledig af. Monseigneur Guerra Campos, bisschop van Cuenca, schreef in een 'pastoral', een bisschoppelijke brief, getiteld 'iConstitución sin Dios para un pueblo cristiano?' (Een grondwet zonder God voor een christelijk volk?), dat de grondwet de christelijke inspiratie van de Spaanse samenleving onderdrukte. Kardinaal Gonzalez Martin van Toledo schreef eveneens een 'pastoral', waar de katholieken die zich tegen de grondwet verzetten, zich door gesteund voelden. In deze brief, die door acht andere bisschoppen onderschreven werd, betoogde Gonzalez Martin dat de grondwet geen acht sloeg op de natuurwetten en de deur zou openen naar een al te tolerante samenleving, waarin abortus en instabiele gezinnen als gewoon werden ervaren.'** De kerk bleef in deze periode politiek onafhankelijk, maar had wel een duidelijke mening over de ethische aspecten van de grondwet. 26.3 De kerk vond dat zij de plicht (en zelfs het alleenrecht) had te oordelen over ethische kwesties en riep op grond van haar bedenkingen de kiezers op tegen de grondwet te stemmen. De oproep vond nauwelijks gehoor. Een navolging van het stemadvies dat de kerk gaf, zou het proces van politieke hervorming ook hevig verstoord hebben. Nadat de grondwet door de beide kamers van de Cortes bijna unaniem was goedgekeurd (slechts enkele extreemrechtse leden van de AP en enkele radicale Basken en Catalanen stemden tegen), sprak in het referendum zevenentachtig procent van de kiesgerechtigde bevolking zich positief uit, bij een opkomst van zeventig procent. In Baskenland, waar vijftig procent thuis was gebleven, waren er meer tegenstanders en nietstemmers dan voorstanders.i^ De grondwet en de consensuspolitiek waarmee die tot stand was gekomen, symboliseerden het succes van de 'transición'.^o Conclusie De eerste belangrijke stap in de richting van democratie was de 'Ley para la Reforma Politica'. Het voorstel voor deze wet, ingediend door de franquistische regering, werd behalve door de Spaanse bevolking ook door de Cortes goedgekeurd. Aangezien de wet voorzag in opheffing van de oude Cortes, stemden de leden hiervan in met hun eigen ontslag. De politieke oppositie riep de bevolking op niet te stemmen, omdat het referendum binnen de autoritaire staatsstructuur was georganiseerd. El Pais zag ook onvolkomenheden in de organisatie, maar was pragmatisch en vond dat een 'ja' het land het meest in de richting van democratie zou helpen. De katholieke kerk benadrukte in deze periode enkel dat zij politiek onafhankelijk was. De bevolking stemde met overgrote meerderheid voor de wet en gaf daarmee aan dat zij achter de ingeslagen weg naar democratie stond. Alleen in Baskenland was er geen meerderheid die 'ja' stemde. Een half jaar na het eerste referendum werden algemene verkiezingen gehouden. Noch El Pais, noch de katholieke kerk gaf een expliciet stemadvies. Tussen de regels door was echter duidelijk waarneembaar dat El Pais opriep op een grote, gematigde partij te stemmen (PSOE of UCD). De kerk sprak zich impliciet uit voor een stem op een gematigde partij die de christelijke moraal hoog in het vaandel had (UCD). De kerk stelde zich nu beduidend minder onpartijdig op dan bij het referendum. De PSOE en de UCD kwamen als de grote winnaars uit de bus, waarmee opnieuw de gematigdheid en de eensgezindheid van de Spaanse bevolking duidelijk werd. De scherpe politieke tegenstellingen van weleer waren naar de achtergrond verbannen. 29 De Pactos de Moncloa en de tekst van de grondwet waren het resultaat van overleg waarbij alle politieke stromingen waren vertegenwoordigd. Dit droeg bij aan de acceptatie en het succes van beide. Waar El Pais zich volledig achter de grondwet opstelde en de lezers expliciet opdroeg 'ja' te stemmen bij het referendum, omdat met deze grondwet de dictatuur definitief verleden tijd kon worden, had de kerk grote bezwaren. Tot dan toe had de kerk, ooit één van de steunpilaren van Franco's regime, zich terughoudend, maar gematigd positief opgesteld tegenover de politieke hervormingen. Nu mengde zij zich openlijk in het debat. De kerk was het niet eens met het achterwege blijven van een vermelding van het katholicisme en de manier waarop de grondwet omging met ethische zaken als abortus en het huwelijk. De bevolking werd opgeroepen in het referendum tegen te stemmen. Spanje heeft in een kort tijdsbestek de overgang van een dictatuur naar een democratie gemaakt. Dit was mogelijk doordat er binnen de politiek en onder de bevolking eensgezindheid bestond over de te volgen koers. Het proces werd grotendeels met consensuspolitiek doorlopen, doordat alle stromingen werden betrokken bij de besluitvorming. El Pais en de kerk hebben bijgedragen aan de eensgezindheid onder de bevolking. De 'transición' kan in geen geval volledig aan beide instituties worden toege-schreven, maar de invloed die van El Pais en de kerk uitging, heeft zeker een stabiliserende werking op de ontwikkeling van het Spaanse politieke bestel gehad. Noten 1 Walther L. Bernecker en Carlos Collado Seidel (red.), Spanien nach Franco: der Obergang von der DIktatur zur Demokratle 1975-1982 (München 1993) 9. 2 Carme Molinero en Pere Ysas, 'Modernización económica e inmovilismo politico (1959-1975)', in: Martinez, Jesüs A. e.a. (red.), Hlstoria de Espaha siglo XX 1939-1996 (Madrid 1999) 131 -244, aldaar 227. 3 Rafael Diaz Salazar, Iglesia, dictadura y democracia.catollcismo y sociedad en Espaha, 1953-1979 (Madrid 1981)319-320. 4 Juan Francisco Fuentes en Javier Fernandez Sebastian, Hlstoria del perlodismo espanol. Prensa, politica y opinion püblica en la Espana contemporanea (Madrid 1997) 318. 5 El Pais, 14-12-1976, 8. 6 El Pais, 15-12-1976,8. 26.3 7 Diaz Saiazar, Iglesia, dictadura y democracia, 319-320. 8 Julio Arostegui, 'La transicion politica y la construcción de la democracia (1975-1996)', in: Martinez, Jesus A. e.a. (red.), l-iistoria de Espana siglo XX 1939-1996 (Madrid 1999) 245-364, aldaar 267-271. Holm-Detlev Kötnier El movimiento sindical en Espana. Transicion democratica. Regionaiismo. fodernización economica (Madrid 1995) 111. 9 El Pais, 10-4-1977, 8. 10 Diaz Saiazar, Iglesia, dictadura y democracia, 322. 11 El Pais, 14-6-1977, 1 & 6. 12 El Pais, 15-6-1977, eerste editie, 8. 13 Diaz Saiazar, iglesia, dictadura y democracia, 322-323. 14 Audrey Brassloff, 'The Church and Post-Franco Society', in: Abel, Christopher en Nissa Torrents (red.), Spain: conditional democracy {Beckenham 1984) 59-77, aldaar 64. 15 Arostegui, 'La transicion politica', 273-281. Kohier, El movimiento sindical, 111-112. 16 El Pais, 5-12-1978, IWO, Kr. 728, 10. 17 Diaz Saiazar Iglesia, dictadura y democracia, 324-325. Brassloff, 'The Church', 67, Audrey Brassloff, Religion and Politics in Spain. The Spanisti Church in Transition, 1962-96 (Londen 1988) 96. 18 Diaz Saiazar, Iglesia, dictadura y democracia, 326-327. 19 Arostegui, 'La transicion politica', 283-286. 20 Laura Desfor EdIes, Symboi and ritual in the new Spain: the transition to democracy after Franco (Cambridge 1998)9. 31