Hoofdstuk 12 – Literatuur uit de Middeleeuwen 12.1 De politieke achtergronden Vorming nationale staten De internationale politiek werd gedomineerd door de vorming van grote nationale staten, die soms met elkaar in conflict raakten. Zo voerden Engeland en Frankrijk van 1337 tot 1453 de Honderdjarige Oorlog. Kruistochten Een soort strijd tegen de islam Tussen 1096 en 1291 werden er meerde ondernomen met het doel het Heilige Land te bevrijden van de mohammedanen. 12.2 De sociaal-economische achtergronden Standentheorie Een beeld van een geordende maatschappij waarin iedereen zijn plaats kende. Drie maatschappelijke groepen waren: - De geestelijkheid (bidden) - De ridders (strijden) - De boeren en vissers (werken) Feodale stelsel Vanaf 700 beloonde een vorst zijn trouwe onderdanen door ze landerijen (stukken land) in bruikleen te geven. Het was een alternatief voor een beloning in geld, omdat er in die tijd nog maar weinig geld in omloop was. Het in bruikleen gegeven stuk land werd een feodum genoemd, vandaar het feodale stelsel of leenstelsel. Er waren aan het verkrijgen van een leen bepaalde voorwaarden verbonden. Zo moest degene die een stuk land in leen kreeg (de vazel) de vorst van wie hij de grond te leen kreeg (de leenheer) trouw en gehoorzaamheid beloven. Bovendien was hij verplicht tot ‘consilium et auxilium’: hij moest de leenheer met raad en daad bijstaan. Het ontvangen van zo’n leen was een bijzondere gebeurtenis. De vazel moest ‘hommage doen’ of ‘hulde doen’: geknield met gevouwen handen de leenheer trouwen beloven. Trouw was een kernbegrip in het feodale stelsel. De invloed van het feodale stelsel op het wereldbeeld was van de middeleeuwen blijkt uit de liederen van die tijd. Bijv van de eerste bekende Nederlandse dichter, de tussen 1140 en 1150 geboren Limburger Heinric van Veldeken. Natureingang De aankondiging van het jaargetijde met een boodschap. Een van de technieken die dichters hanteren en waar een liefdeslyriek altijd mee begon. Conventioneel De liederen van Van Veldeken zijn in grote mate conventioneel gemaakt met (ook bij het publiek) bekende regels en technieken. Eercultuur De norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van anderen ontving. (in de Middeleeuwen) Gewetenscultuur Individueel geweten of eigen nom. 1 12.3 De culturele achtergronden Symbool Teken voor het allerdaagse. Tekens die verwijzen naar het Hogere en het diepere. - Kleuren Groen, blauw, wit → hoop, trouw en zuiverheid Donkere kleuren → teken van wilskracht en autoriteit - Getallen Christelijk geloof Was in de Middeleeuwen erg belangrijk. Veel symbolen verwijzen daarom terug naar iets religieus. Bijv. het licht dat werd gezien als Jezus (licht der wereld). Opvatting over kunst (originaliteit) Middeleeuwse auteurs hadden een maatschappelijke taak. Ze waren allereerst didactisch (belerend) en moraliserend. Ze wilden het publiek iets leren en streefden daarbij niet naar originaliteit, een criterium dat na de Middeleeuwen een belangrijke rol ging spelen bij de beoordeling van kunst. In de Middeleeuwen hoefde kunst niet vernieuwend te zijn, ze werkten in traditie en maakten voortdurend gebruik van elementen uit die traditie. Manuscripten Met de hand geschreven teksten of handschriften. Eerst geschreven op perkament of later op papier. Kopiisten Mensen die een handgeschreven boek voor de tweede keer overschreven. Tekstverandering Kopiistenarbeid leidde tot tekstverandering. Dit kwam door oververmoeidheid of verlezingen. Er waren ook kopiisten die het oneens waren met de inhoud van de tekst en het daarom soms naar eigen inzicht verbeterden. Voorleescultuur In de Middeleeuwen was er een voorleescultuur. De teksten waren veelal op rijm, zodat de jongleur (voordrachtskunstenaar) en het publiek de tekst gemakkelijk konden onthouden. Auteur Middeleeuwse auteurs werkten in principe in opdracht. Zij kregen van vorsten, patriciërs of stadsbesturen de opdracht om een tekst te schrijven of te vertalen. Mecenaat en mecenas Het stelsel dat kunst (literatuur) in opdracht gemaakt wordt, heet mecenaat. De opdrachtgever heet mecenas. 12.4 Soorten middeleeuwse literatuur Hoofsheid Aan de hoven van de vorsten woonden hovelingen en ridders, waaronder jongeren die opgevoed moesten worden volgens de normen en het gedrag die voor het hofleven vereist waren. De aanbevolen gedragswijze werd hoofsheid genoemd. De hoofsheid had tot voornaamste doel wrijvingen tussen individuen aan het hof te voorkomen en een ander niet nodeloos te kwetsen of te prikkelen. Bij hoofsheid hoorden regels. Er waren regels voor alle gebieden van gedrag, zoals: - correcte kleding - wijze van vechten - tafelmanieren - omgang met anderen - conversatie 2 Ideaal De hoofsheid was in eerste instantie een ideaal: zo zou het moeten zijn. Het bood ook alle ruimte tot idealisering, bijvoorbeeld aanbeden liefde (hoofse liefde) of van het eigen hofleven. Hoofse minnelyriek Liederen waarin de hoofsheid en de liefde centraal staan. Ridderroman Daarin draaide het om ridderavonturen. Ze hadden verschillende functies, zoals: vermaak, boden de ridders en hovelingen identificatiemogelijkheden voor gewenst en ongewenst gedrag, leverden lessen en brachten normen en waarden van de feodaliteit, de ridderschap en het hofleven onder de aandacht. Binnen het genre ridderroman bestaan nog verschillende subgenres. Karelepiek In de Karelepiek staan de avonturen van Karel de Grote of zijn vazallen centraal. De Karelepiek gaat terug op het chanson de geste (liederen over heldendaden) uit de Oudfranse literatuur. Chansons de geste zijn verhalende gedichten over al dan niet verzonnen gebeurtenissen uit de tijd van Karel de Grote. Karel de grote werd in 768 koning van de Franken en in 800 tot keizer gekroond. Hij stierf in 814. Epische concentratie Historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan één beroemd historisch persoon. Arthurepiek Het koningschap van Arthur wordt als het hoogtepunt in de Britse geschiedenis voorgesteld. ‘Galfridus van Monmouth’ beschreef de geschiedenis van de Britse vorsten en werd lange tijd als waarheidsgetrouwe bron voorgesteld. Aan het einde van de twaalfde eeuw werden de eerste Arthurromans (in verzen) geschreven door ‘Chrétien de Troyes’. Daarin is het hof van Arthur een hoofs model waarin geen feodale conflicten bestaan. Het hof van Arthur is een ideale hoofse wereld. De ideaalvorst Arthur werd een literaire concurrent van de Franse Karel de Grote. De Arthurromans van Chrétien de Troyes hebben een hechte structuur die een diepere les duidelijk moet maken. Queeste Een ridderlijke zoektocht De Rooms-katholieke kerk had in de Middeleeuwen veel macht en invloed. De seculiere, wereldlijke geestelijkheid verzorgde de zielzorg voor de gelovige leken. De monniken en nonnen (de reguliere geestelijken) verbleven in de kloosters. Voorbeelden van kloosterorden: - Orde der benedictijnen - Orde van de cisterciënzers - Orde van de dominicanen - Orde van de franciscanen Geestelijke letterkunde De teksten die in de eerste plaats over het christendom gaan. Ze zijn geschreven om op te roepen tot christelijk(er) leven en dienden om het ware geloof uit te dragen. Dat was hun belangrijkste functie. 3 De opdrachtgevers en auteurs zijn primair geestelijken: - Abten - Monniken - Priesters - Religieuzen Dat wil niet zeggen dat het publiek voornamelijk tot de geestelijkheid behoorde. Vooral de geestelijke letterkunde in de volkstaal is voor een lekenpubliek bedoeld geweest. Marialegenden Een belangrijke groep geestelijke teksten die geschreven zijn ter ere van Maria. Burgermoraal en –ideologie Hard werken, handelsgeest, investeringen en zelfstandigheid werden gepropageerd. Luieren en mateloosheid werden gekritiseerd. Wellust werd veroordeeld. De eerbare liefde binnen het huwelijk werd positief beoordeeld. Patriciaat Stedelijke elite. Zij lonkten naar de prestigieuze hoofse cultuur die men wilde navolgen (annexatie), maar die men tegelijkertijd aanpaste aan de eigen burgerlijke levenswijze en moraal (adaptie). De liederen uit de Brugse Gruuthuse handschrift en de abele spelen zijn uitingen van deze annexatie en adaptiedrift. Sotternie Een kort wereldlijk toneelstukje met een humoristische strekking, gespeeld. Rederijkers Georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende 4 Hoofdstuk 13 – Literatuur uit de 16e en 17e eeuw 13.1 De politieke achtergronden Maarten Luther stond aan het hoofd van de hervorming of reformatie in de zestiende eeuw, afscheiding van de rooms-katholieke kerk. De burgerij vond dat de geestelijkheid te veel invloed had in de kerk en de maatschappij. Ook Johannes Calvijn had hier zo zijn ideeën over. Door de boekdrukkunst konden de ideeën van Luther en Calvijn snel verspreid worden, het nieuwe geloof kreeg veel aanhang, veel mensen werden calvinist. Aan het einde van de Middeleeuwen was er in de Nederlanden geen sprake van een eenheid. Overal waren andere wetten en gewoonten en er was geen gemeenschappelijke taal. Karel V wilde dat in de Nederlandse gebieden één geloof was, het rooms-katholieke, mensen die de ideeën van Luther en Calvijn waren gaan volgen werden vervolgd. De inwoners van de Nederlanden verzette zich tegen deze centralisatie (eenheidsstreven) en de geloofsvervolging. In het jaar 1566 vond de beeldenstorm plaats, dit was het begin van de Nederlandse Opstand, de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Van 1609-1621 was er een periode van vrede, het Twaalfjarig Bestand. De Vrede van Münster zorgde voor een definitief einde aan de oorlog. Het noorden was onafhankelijk geworden en het zuiden bleef onder Spaans bewind. 13.2 De sociaaleconomische achtergronden Toen in 1585 Antwerpen in Spaanse handen kwam vluchtte veel kooplieden en calvinisten naar het noorden, vooral naar Amsterdam, dat werd toonaangevend handelscentrum. In de noordelijke provinciën maakten de handel in deze periode een bloei door. In het noorden was het begin van de zeventiende eeuw dan ook een periode van stabiele welvaart. In de republiek kreeg de stedelijk cultuur kans om zich verder te ontwikkelen, gegoede burgerij bestuurde de staten en steden. Door de kunst en literatuur ontwikkelde zich een eigen stedelijke gedragscode, kunst en literatuur werd gemaakt door de burgers zelf, hierdoor werd duidelijk wat het gewenste gedrag was. Amsterdam was de belangrijkste stad in de republiek, hier ontwikkelde zich een groep jongeren uit de bovenlaag die profiteerden van de economische successen van de vorige generaties. Dit geld werd omgezet in luxeartikelen. 13.3 De culturele achtergronden De schilderkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw is beroemd geworden. In deze tijd werd van de Gouden Eeuw gesproken vanwege het opbloeiende artistieke leven en de economische voorspoed (dit was natuurlijk niet voor iedereen zo). De rederijkers De rederijkers waren dichters die bij elkaar kwamen in verenigingen, rederijkerskamers. De bloeitijd van de rederijkers was in de tweede helft van de vijftiende eeuw en in de zestiende eeuw, maar ook in de zeventiende eeuw bleef de invloed groot. Zij werden bij veel stedelijk activiteiten ingeschakeld, hierdoor konden ze een belangrijke opiniërende rol spelen in de stad. Nieuwe opvattingen over geloof, Renaissance en humanisme werden in de rederijkerskamers besproken. De Renaissance De Renaissance, wedergeboorte, was een poging om de klassieke oudheid te laten herleven. De Renaissance ontstond in de viertiende en vijftiende eeuw in noord Italië. Daar ontstonden in deze tijd de Republikeinse stadsstaten, dit waren zelfstandig geworden steden. Deze stadsstaten gingen zich vergelijken met de stadsstaten uit de oudheid en zo groeide de belangstelling voor de klassieke oudheid. 5 De Renaissance heeft te maken met de kunst. De architecten en beeldhouwers konden gemakkelijker de klassieke voorbeelden volgen dan de schilders, er waren in Italië nog veel gebouwen uit deze tijd overgebleven en er was ook nog een klassiek handboek overgebleven uit deze tijd over architectuur. De schilders moesten gebruik maken van mythologische en klassieke onderwerpen. De aandacht van de klassieke genres uit de literatuur bloeide weer op: Komedie, Tragedie, Epigram of puntdicht. Ook nieuwe genres ontstonden: Emblematiek, Sonnet De literatuur uit deze tijd, Renaissanceliteratuur, werd gemaakt voor literair geschoold publiek. In deze literatuur werd verwezen naar klassieke bronnen Het humanisme Naast de heroriëntatie op de klassieke kunst loopt de heroriëntatie op het klassieke denken. In de tijd van het humanisme komen menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan. De humanisten richtten zich op de mensenwetenschappen: o.a. grammatica, retorica, ethiek, poëzie en geschiedenis. Humanisten wilden dat de mensen rekening hielden met de menselijk waardigheid en verdraagzaamheid van elkaar. Door het humanisme herleefde het stoïcisme (afkomstig uit de oudheid), dit betekende dat men onverstoorbaar moest zijn wat er ook gebeurden. Ook de natuurwetenschappen ontwikkelden zich, zo werd er ontdekt dat de zon het middelpunt van het heelal was en dat de planeten eromheen draaien. Het succes van de Renaissance en het humanisme kwam voor een groot deel ook door de boekdrukkunst, de ideeën werden snel verspreid. Maar ook reizende mensen zorgde voor de verspreiding. Functie van schilderkunst en literatuur De kunstenaren maakten niet meer in opdracht van de adel en de kerk hun kunstwerken, maar in opdracht van de stedelijke burgerij. De schrijvers kregen van niemand meer opdrachten, maar verloren hun maatschappelijke taak niet omdat ze nog steeds wijze lessen wilden geven en kritiek wilden leveren op allerlei zaken. De aanleiding om een boek te schrijven lag bij hen zelf. Funeraire poëzie: poëzie die geschreven is naar aanleiding van een sterfgeval. Utile en dulce: nuttige en aangename wat de dichtkunst moest brengen. Lering en vermaak: literatuur en schilderijen zorgde voor een wijze les en mooie vormen. Schijnrealisme: elementen uit de werkelijkheid worden gebruikt om naar iets anders (een morele les) te verwijzen. Literatuur in de volkstaal Standaardtaal: algemene taal die ontstond doordat Holland het belangrijkste gewest was van de noordelijke Nederlanden, de andere gewesten pasten zich aan. Statenvertaling: vertaling van de bijbel in volkstaal. 13.4 Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw Strijdliteratuur: teksten die verwijzen naar iets uit de actualiteit, de auteur willen het publiek van een bepaald standpunt overtuigen of tot handelen aansporen. Oorlofstrofe: strofe waarin afscheid wordt genomen van het publiek. 6 Humanistisch-renaissancistische literatuur 1. Emblematiek: Motto (opschrift), Pictura (afbeelding), Subscriptio (uitleg) Het zorgt voor een illustratie van een algemene waarheid. De woorden zorgen voor een diepere betekenis van de afbeelding. Analogiedenken: God had voor alles een gewilde plaats en betekenis. De emblematiek maakte hier veel gebruik van. 2. Lyriek, liederen Vanaf de zeventiende eeuw nam de liefde een steeds belangrijkere plaats in in de literatuur, liefdesemblematiek (soort emblematiek), sonnetten, liederen en verzen gingen hierover. Er werd in deze tijd gesproken over platonische liefde en lichamelijke liefde. De gedichten gingen over de lichamelijke liefde, hierin werd het ideaalbeeld geschept van de ideale vrouw. In de nieuwe liedboeken in de zeventiende eeuw speelden liefde een grote rol. Petrarkisme: liederen en sonnetten waarin de klacht van een minnaar centraal staat. Het petrarkisme zorgde ervoor dat dichters bepaalde beelden en conventies hadden waar ze uit konden putten. Het ging hierbij op de eerste plaats om een literair spel voor een literaire elite. Paronomasia: het gebruik van klankverwante, maar in oorsprong en betekenis sterk verschillende woorden. 3. Sonnet Sonnet: gedicht dat bestaat uit veertien regels. Deze regels vallen uiteen in de eerste acht regels (octaaf) en de laatste zes (sextet), deze twee verschillende stukken verschillen in rijmschema en inhoud. De overgang wordt wending, val, chute of volta genoemd. Het was een belangrijke dichtvorm in de Renaissance. Veel sonnetten gaan over de liefdesklacht van een wanhopig minnaar. Het was belangrijk dat een dichter de literaire conventies uit zijn tijd kende. 4. Toneel Toneel kwam voornamelijk uit Amsterdam, het had hier een belangrijke rol, stedelijke functie. Toneel had een belangrijke opiniërende functie, de meningen die via toneel verspreid werden moesten passen binnen de visie van het stadsbestuur. Er was veel toneelproductie in Amsterdam, ernstig toneel en komisch toneel, kluchten en blijspelen. Komisch en ernstig toneel had als functie het publiek een spiegel voorhouden, een ethischdidactisch doel. Ernstig toneel = tragedie = treurspel De hoofdpersonen zijn onder andere vorsten, in het verhaal komt de ondergang van de hoofdpersoon naar voren. Retorisch-didactische tragedie werd gemaakt door de leden van de rederijkerskamers. De personages zijn in alle zeventiende-eeuwse toneelstukken typen. Aristotelische tragedie: er wordt teruggegrepen op de vast handelingsgerichte structuur met de eenheid van tijd, plaats en handeling van de Griek Aristoteles. Translatio: Imitatio: parallen aanbrengen uit een ander stuk. Aemulatio: (klassieke) voorgangers overtreffen. Komedie of blijspel werd gespeeld door mensen uit de lagere klassen, het taalgebruik was makkelijk en er was altijd een goed einde. Kluchten waren korter dan blijspelen, ze toonden grappig situaties waarin de personages zich lieten leiden door primaire levensdriften als eten, zuipen en vrijen. In de zeventiende eeuw waren de meeste literaire teksten en liederen rijmende teksten. Maar er werden ook teksten in proza geschreven. In de Renaissance werd de biografie populair, kunstenaarsbiografie werd ook in proza geschreven. 7 Populaire proza was lectuur die bij marskramers en straatventers te koop was, het was gedrukt voor een groot en weinig geletterd publiek. Hoofdstuk 14 – Literatuur uit de 18e eeuw 14.1 De politieke achtergronden Middelstand van groot economisch en sociaal belang maar geen politieke macht In 2e helft 18e eeuw raakte republiek verdeeld: - Oranjegezinden (adel, leger, volk) steunden stadhouders van oranje - Patriotten waren tegen Oranje als stadhouder. (Fransen?) o Aristocratische patriotten voor regentenheerschappij o Democratische patriotten voor meer macht van burgerij, kregen meer macht In 1789 Franse Revolutie: burgerij tegen vorst en adel, Lodewijk XVI gedood. In 1795 einde vd republiek der 7 verenigde Nederlanden; Bataafse Republiek uitgeroepen (1795-1806). Napoleon Bonaparte aan de macht. 14.2 Sociaaleconomische achtergronden In 18e eeuw was de republiek een standenmaatschappij, waarbij regenten rijkdom lieten zien. Burgerij zette zich af tegen stadhouders/regenten én de onderlagen vd maatschappij. Economisch slecht in einde 18e eeuw, handel stagneerde 14.3 Culturele achtergronden Rond 1700 interesse voor theoretische geschriften over kunst, waarbij Horatius’ opvattingen belangrijk bleven. Frans-Classicisme: Corneille en Racine voorbeelden voor NL toneelauteurs. Later ontwikkelde zich ook niet op klassieken gebaseerde literatuur, beïnvloed door het rationalisme, empirisme en ideeën vd verlichting. Rationalisme en empirisme rationalisme: René Descartes benadrukte rede, ratio, het denkend bewustzijn. empirisme: kennis wordt afgeleid uit zintuiglijke ervaringen en waarnemingen (John Locke grondlegger) Verlichting emp. en rat. Bijgedragen aan verlichting: filosofen wilde kennis verschaffen, voorlichting geven en mondig maken (van de burgers (Immanuel Kant)) Denkers en schrijvers wilden tolerantie, redelijkheid, gelijkheid, vrijheid en vooral geen absolutistische macht. Kritiek dmv filosofie. Literaire vormen om ideeën te uiten, bijv. roman, imaginair reisverhaal of essay. Wie mens en maatschappij wil verbeteren heeft veel belangstelling voor de opvoeding: veel besproken onderwerp in verlichting. John Locke, Betje Wolff en Aagje Deken schreven hierover. Schrijfsters wilden laten zien dat je verantwoordelijkheid voor mensen moet dragen, vriendschap. ook Hiëronymus van Alphen en Jean Jacques Rousseau schreven hierover. Rousseau wilde de maatschappij vernieuwen. Mens moest terug naar oorsprong. Hij hechtte veel waarde aan het gevoel Tegen eind 18e eeuw kreeg sentimentalisme veel waarde: subtiele gevoelens en verfijnde emotionele vatbaarheid. In 2e helft 18e eeuw werd de klassieke oudheid als norm voor kunst en literatuur losgelaten: meer aandacht voor beleving vd lezer. Op emotionele gewaarwording gerichte benadering ipv Intellectualistische benadering. Natuur als in verband met emoties (bv zon = blij) 14.4 Literatuur in de 18e eeuw Frans-Classicisme Classicisten vertrouwden op literaire regels van Horatius en de franse Boileau. In NL is invloed F-C te zien in het tragische en komische toneel. Pieter Langendijk schreef classicistische blijspelen, die altijd wijze lessen bevatten, bijv. het wederzyds huwelijksbedrog (1714) 8 Ook nieuwe, niet in F-C ontwikkelde literaire genres dragen ideeën uit over bijv. opvoeding en emancipatie vd burgerij. Spectatoriale tijdschriften Richard Steele en Joseph Addison introduceerden het spectatoriale tijdschrift, een moraliserend weekblad van 8 pag. tekst. Bekendst: De Hollandse Spectator van Justus van Effen. belangrijke problemen werden op luchtige, eenvoudige wijze voor burgerij aan orde gesteld, bijv. opvoeding, omgang, geloof, tolerantie en praktische levensvragen. Moraal geestig verpakt. Lezersbrieven om lezer te betrekken, antwoord van ‘mijnheer Spectator’ (fictief persoon) Idealen van Verlichting als volmaakbaarheid van mens en maatschappij gepresenteerd. S-T geen politiek blad, geen revolutionaire oproepen/ideeën uitgewerkt. Rond 1780 minder populair. Kinderliteratuur Hiëronymus van Alphen schreef gedichten met oa studie-ijver, vlijt, ouder-kindrelatie, oprechtigheid en gehoorzaamheid. Perspectief vaak bij kind. Gedichten pasten in belangstelling voor pedagogie in verlichting. Men moest rekening houden met ontwikkelingsfasen van het kind, leerstof aantr verpakt, inhoud aansluiten bij kinderlijke leefwereld en het moest uitgaan van herkenbare situaties. Imaginaire reisverhalen in IRV lag de nadruk op handelingen. Ze werden geschreven door verlichtingsfilosofen- en schrijvers om ideeën aantrekkelijk uit1 te zetten. Beroemd: Gullivers’s Travels (J. Swift, 1726) en Robinson Crusoe (D. Dafoe, 1719) Het ging niet om werkelijke reizen, maar om maatschappijkritiek te leveren. Door een denkbeeldig land te verzinnen kon schrijver kritiek leveren op situaties in dat land en soms een utopische (betere) wereld schetsen. Vaak over: opvoeding, religie en staatsbestuur. Ook Hendrik Smeeks en J.A. Schasz schreven IRV. Populariteit aan eind 18e eeuw minder. Opvoedkundige zedenroman nadruk op psychologie, innerlijk en karakter van personages. Bijv. mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken. Zedenromans hadden vormende waarde: maakte goed en slecht gedrag duidelijk. Als vb golden romans van Samual Richardson: aandacht voor morele beoordeling. Hij koos voor de briefroman als vorm voor z’n romans, vanwege de vele mogelijkheden om personages te typeren door een eigen wijze van uitdrukken. Ook vergrootten ze het werkelijkheidskarakter. In bijv. De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, komt het verlichtingsideaal van tolerantie op godsdienstig terrein duidelijk naar voren. Een ZR speelde in een herkenbare omgeving en de personages werden als vertrouwd ervaren. Lezers maakten stap voor stap de ontwikkeling van een personage mee, waardoor auteurs hun bedoelde effect op de lezers bereikten: de lezer kwam via de ontwikkeling vd personages tot de inzichten die de auteurs wilden overbrengen. De auteurs richtten zich tot bepaalde publieksgroepen. Sentimentalisme In de sentimentele roman Julia (1783) van Rhijnvis Feith tref je de cultivering van het eigen gevoel aan. Julia en Eduard tonen gevoelsverfijningen, het zijn personages met subtiele gevoelens. De nadruk ligt niet op de belevenissen en de karakterontwikkeling, maar op de beleving en de gewaarwordingen. Feith wilde de lezers emotioneel raken, gemoedsbeweging oproepen, een actief medeleven veroorzaken en zocht dus naar emotionele effectwerking. Hij hechtte daarom weinig belang aan karakterontwikkeling en handelingen. Er waren ook bezwaren tegen de cultivering van de gevoelsverfijning: het zou tot grote psychische kwetsbaarheid, egocentriciteit en onmaatschappelijk gedrag leiden. Dit gedrag was voor verlichtte mensen uit de 18e eeuw onacceptabel. 9 Hoofdstuk 15 – Literatuur uit de negentiende eeuw tot 1880 15.1 De politieke achtergronden - 1815: definitieve nederlaag van Napoleon bij Waterloo. Nederland werd een koninkrijk met koning Willem 1 als vorst. - Hij stimuleerde de koloniale handel door oprichting Nederlandsche Handelsmaatschappij (1824) - eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem 1839. - Belgie werd onafhankelijk Willem 2: - Grondwet werd gewijzigd. Thorbecke stelde de nieuwe grondwet op, ministers moesten voortaan verantwoording afleggen aan het parlement en het parlement kreeg meer macht en moest wetten goedkeuren. - Nederland werd een parlementaire democratie. - tot 1870 lag NL de macht bij welgestelde burgerij. - socialistische arbeidsbeweging kwam op. - VS → burgeroorlog - Duitse eenwording door Bismarck 15.2 De sociaal-economische achtergronden - 19e eeuw → industrialisatie kwam op gang. - tweedeling arm/rijk - steden groeiden uit tot metropolen - mensen gingen op in massa, veel vervreemding, weinig contact. = problematiek. - Charles Baudelaire (1821-1867) eerste moderne dichter -In 1830 werd door Van den Bosch in de Aziatische koloniën het cultuurstelsel ingevoerd. → Nederlandse regering droeg de inlandse vorsten op een vijfde deel van hun grond te reserveren voor EU markt. -Bevolking werd uitgebuit: - meer werken dan toegestaan (meer beloofde ‘winst’ voor gezagvoerder) - Nederlandsche Handelsmaatschappij profiteerde van dit stelsel. - In Nederland was de gegoede burgerij machtig en invloedrijk. - De burgerlijke ideologie stelde gezin, vaderland en vorstenhuis centraal. - deugdzaamheid en gezag werden geëerd. - dominees spelen belangrijke rol in sociaal en cultureel opzicht. - zelfgenoegzame burger (le bourgeois satisfait) meende te leven in een veilige, rationele en geordende tijd. (la belle époque) - burger was optimistisch. - geloof in wereld, zijn normen en waarden achtte hij de normen en waarden. - burgerlijke ideologie kwam onder druk te staan (eind 19e eeuw→ fin de siècle) - wetenschappers als Darwin - filosofen als Marx - wereldbeeld zelfgenoegzame burger werd ondermijnd. - normen en waarden niet langer zelfsprekend. - vernieuwingen werden ingeleid door: wetenschappers (Freud) en filosofen (Nietzsche) 10 15.3 De culturele achtergronden - in 19e eeuw was het nationalisme(liefde voor vaderland) belangrijk. Mensen waren een eenheid, en als gevolg daarvan zocht men naar het eigen verleden en volkseigenen. Volkssprookjes en liederen werden verzameld (o.a. door gebroeders Grimm) - Tijdens/na de Franse bezetting en tijdens de Belgische opstand en definitieve afscheiding in 1839 vierde het nationalisme hoogtij. - nationale trots was gekrenkt - men streefde naar nieuwe identiteit, voorzien van nieuw vaderlands gevoel - verheerlijking verleden→ helden: Vondel, Rembrandt, Michiel de Ruyter, Laurens Jansz, Coster kregen standbeeld. - wijziging visie op de mens - Charles Darwin (1809-1882) veroorzaakte een revolutie in biologie met the origin op species (1859) evolutietheorie - kritiek op evolutietheorie door de kerk. - Opvattingen van Karl Marx waren ook bedreigend voor de gegoede burgerij (bourgeoisie) - Marx publiceerde met Friendrich Enfels het Communistisch manifest (1867) - marx kritiseerde de vervreemding→ de verandering door kapitalisme en industrialisatie - mens werd ‘concurrent’ medemensen woonde ver van de natuur - arbeiders waren volgens hem gedwongen hun arbeidskracht als koopwaar aan de fabrikanten te bieden - politieke en sociale vervreemding was gevolg van economische tegenstellingen binnen burgerlijke maatschappij. - 2 groepen: loonarbeiders (proletariaat) en bourgeoisie (kapitaal) - Marx’ ideeën waren voor bourgeoisie gevaarlijk. - socialisme kwam in beweging 15.4 Romantiek en realisme - In de kunst en literatuur van de negentiende eeuw zijn 2 hoofdstromen te onderscheiden: - romantiek: accent ligt op weergave van het gevoel en de verbeelding. - realisme: nadruk wordt gelegd op een betrouwbare weergave van de werkelijkheid. de romantiek (algemene karakteristiek) - Romantische invloeden zijn te herkennen in de literatuur, schilderkunst, en muziek van Engeland, Duitsland, Frankrijk , Nederland, Vlaanderen en andere landen. - Belangrijke (internationale) romantische dichters&schrijvers: Samuel Coleridge, William – Wordsworth, Lorde George Gordon Byron, John Keats, walter scott, Novalis, Heinrich von Kleist. en nog veel meer zie boek - schilders:Caspar David Friedrich, Eugene Delacroix … - muziek:Schubert, Mendelssohn Aspecten van de romantiek: - breuk met classicisme: nieuwe opvatting over kunst en literatuur. Meer aandacht voor individuele verbeeldingskracht. Het gevoel moest zo direct mogelijk geuit worden. Ideaal→ directe expressie van gevoelens. - gevoel: geliefd was de natuur als bron voor gevoelens. (natuur niet te doorgronden) Gevoelens zo spontaan en natuurlijk proberen te weergeven. Schrijver /dichter was een genie en had originaliteit. Weergave van emoties en gevoelens staat centraal. maan, nacht, dood, gevoel voor vaderland. - verbeelding: de oppervlakkige realiteit zien. Nieuwe/andere wereld oproepen. Contact krijgen met het hogere. ‘ziener’ van god. Bemiddelaar tussen eindige en oneindige. Het oneindige in het reële weergeven. - engagement: conflict met omgeving. afzetten tegen zelfgenoegzame burger. Sociaal engagement: Multatuli bijv. - weltschmerz: kloof tussen ideaal en werkelijkheid. Het gevoel van onvrede met de eigen tijd, een lijden aan het bestaan. Piet Paaltjens, hanteerde bijv. humor als wapen tegen het lijden van het bestaan. Gevoel ironiseren, met spot.Onverwachte combinaties, absurde situaties, woordspelingen, 11 stijlbreuken. Parodie. - personages: zijn vaak dolende met een groot onvervulbaar verlangen, idealisten en wereldverbeteraars . - romantisch levensgevoel: er zijn ook echte mensen die leven in onvrede of lijden aan weltschmerz. Het gevoel bestond dus ook echt (niet alleen in boeken) Genootschapsdichters - begin 19e eeuw is er in NL vooral een sociale cultuur→ veel gemeenschappelijke activiteiten etc. - Genootschapdichters: vaderland en huiselijkheid waren belangrijke onderwerpen. Dichters droegen vaak hun gedichten in het openbaar voor dus vaak een declamatorisch karakter. - Hendruk Tollens gold in deze periode als een vooraanstaand dichter - veel over het nationaal eigene - huisgezin en heroïsch vaderlands verleden. - 1819 werd hij beroemd met bekroonde: overwintering van de Hollanders op Nova Zembla. Historische roman - rond 1830 nieuwe generatie. - er kwam aandacht voor de historische roman - 1827 David Jacob van lennep - Sir valter Scott - verleden laten herleven - bij scott: niet historische komt in aanraking met historische, reizen , liefde, ontsluiering van geheim, gevaarlijke situaties… - Aarnout drost: historisch roman dient uitdrukking te geven aan een visie op mens en maatschappij. → historische ideeen romans. - Hendrik Conscience publiceerde in 1838 ‘ de leeuw van vlaanderen’ domineedichters - Studenten richtten zich op buitenlandse voorbeelden zoals Lorn Byron en Victor hugo. - Nicolaas Beets werd de belangrijkste van de negentiende-eeuwse domineedichters. - afkomstig uit burgerij - drukken moraal uit - schreven naar aanleiding van gebeurtenissen over het zielenleven, volk en vaderland, gezin, geloof. - richtten zich tot breed massapubliek. - middel om algemene waarheden in een begrijpelijke en aantrekkelijke vorm presenteren Multatuli - buitenliterair effect→ hij wilde ingrijpen in de politieke werkelijkheid. - literatuur vorm van actie - doel Realisme - Hildebrand, alledaagse gebeurtenissen. - Louis Jacques Monde Daguerre: 1 v/d eerste fotografen - men beschouwde opnames als een objectieve registratie van de werkelijkheid. - betrouwbaar realisme: als een kunstenaar de werkelijkheid probeert weer te geven. idealistisch realisme: - camera obscura - de werkelijkheid werd niet beschreven om die zo objectief mogelijk te beschrijven , maar om de zedelijke verbetering van het publiek te bewerkstelligen. - past bij mentaliteit en wereldbeeld van gegoede burgerij uit 19e eeuw.(la belle epoque) - veilige wereld. etc - in la belle epoque is de schrijver afkomstig uit de gegoede burgerij bijv. Nicolaas Beets 12 objectief realisme volkomen objectieve weergave werkelijkheid. - Gustave Flaurbert - registratie zonder oordeel - geen ironie - geen veilige harmonieuze wereld - exact - bijna wetenschappelijke visie - neutraal documentatie, objectief en exact. - geen verteller - Madame Bovary =voorbeeld - lezer mag oordelen - burgerlijke normen en waarden werden op de proef gesteld. - tegenover de gegoede burgerij 13