Voorlopige indeling van honoursprogramma`s op Nederlandse

advertisement
Honoursprogramma's in Nederland
Resultaten van een
landelijke inventarisatie in 2004
Pierre J. van Eijl (IVLOS)
Marca V.C. Wolfensberger
(Fac. Geowetenschappen UU)
Peter J. van Tilborgh (IVLOS)
Albert Pilot(IVLOS)
Mededeling nr.77 van het IVLOS
Interfacultair Instituut voor
Lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en studievaardigheden
Utrecht: Universiteit Utrecht (februari 2005)
Besteladres: Heidelberglaan 8, Postbus 80.127, 3508 TC Utrecht
Telefoon (030)2534472. E-mail: [email protected]
Prijs: zie prijslijst p.22; ook gratis downloadable:
http://www.uu.nl/content/Meded77.pdf
Inhoudsopgave
1. Inleiding: de inventarisatie 2004/05 ................................................................ 3
2. Honoursprogramma's in de bachelorfase .......................................................... 3
2.1 Interdisciplinaire honoursprogramma's .......................................................... 4
Radboud Universiteit .......................................................................................... 4
Universiteit van Tilburg ...................................................................................... 4
Universiteit van Amsterdam ............................................................................... 5
Erasmus Universiteit Rotterdam ......................................................................... 5
Overeenkomsten tussen de interdisciplinaire programma's ............................... 5
Verschillen tussen de interdisciplinaire programma's ........................................ 6
2.2 Disciplinaire honoursprogramma’s .................................................................. 7
Universiteit Utrecht ............................................................................................ 7
Universiteit Leiden ............................................................................................. 7
Erasmus Universiteit Rotterdam ......................................................................... 8
Rijksuniversiteit Groningen ................................................................................ 8
Universiteit van Amsterdam ............................................................................... 9
Overeenkomsten en verschillen........................................................................ 10
Nieuwe ontwikkelingen .................................................................................... 10
2.3 Multidisciplinaire programma’s ..................................................................... 10
2.4 Honours Colleges .......................................................................................... 11
University College Utrecht en Roosevelt Academy ............................................ 11
Nieuwe ontwikkelingen .................................................................................... 12
3. Honoursprogramma's (deels) buiten de bachelorfase ..................................... 12
Universiteit Utrecht .......................................................................................... 12
Universiteit Leiden ........................................................................................... 13
Technische Universiteit Delft ............................................................................ 13
Technische Universiteit Eindhoven ................................................................... 14
Vrije Universiteit Amsterdam ........................................................................... 14
Universiteit van Amsterdam ............................................................................. 15
4. Combinatie van opleidingen ............................................................................ 15
5. Andere initiatieven voor honoursprogramma’s ............................................... 16
6. Aantallen honoursstudenten ........................................................................... 17
7. Honoursprogramma’s als proeftuin voor onderwijsvernieuwing ..................... 17
8. Selectie en zelfselectie voor honoursprogramma's.......................................... 19
8.1 Selectiecriteria .............................................................................................. 19
8.2 Selectie, zelfselectie en keuze ....................................................................... 20
9. Conclusies en discussiepunten ........................................................................ 21
9.1 Conclusies ..................................................................................................... 21
9.2 Discussiepunten ............................................................................................ 22
10. Literatuurverwijzingen .................................................................................. 23
Bijlage 1: Informatie Plusnetwerk ...................................................................... 24
Bijlage 2: Inventarisatieformulier ....................................................................... 26
Referentie:
Eijl, P.J. van, Wolfensberger, M.V.C., Tilborgh, P. van, & Pilot, A. (2005).
Honoursprogramma’s in Nederland. Resultaten van een landelijke inventarisatie in
2004. Mededeling, 77, 1-26.
2
1. Inleiding: de inventarisatie 2004/05
Het afgelopen half jaar is door het IVLOS (Universiteit Utrecht) een inventarisatie
uitgevoerd van honoursprogramma's aan Nederlandse universiteiten. Dat werd gedaan i.s.m. het landelijk Plusnetwerk (zie bijlage 1). Het is een update en uitbreiding van een inventarisatie verricht in 2002/2003 (Van Eijl, Wolfensberger, Cadée,
Siesling, Schreve-Brinkman, Beer, Faber, Pilot 2003), die noodzakelijk werd door de
invoering van de bachelor-masterstructuur. Van 30 programma's is een inventarisatieformulier (zie bijlage 2) met gegevens retour ontvangen. Het accent bij de tweede inventarisatie ligt op honoursprogramma’s in de bachelorfase, hoewel ook enkele
andere programma’s vermeld worden.
Met een honoursprogramma bedoelen we een programma voor studenten die meer
kunnen en willen dan het regulier programma hun biedt. Ze heten ook wel 'plusprogramma', 'excellent tracé' of 'X-track'. In de Verenigde Staten is de term 'honors
program' het meest gebruikelijk (zie Groot Zevert, Van Eijl, Keesen 1997), hoewel
ook daar andere termen in omloop zijn. In deze rapportage treft u een analyse aan
van de stand van zaken wat betreft honoursprogramma’s in de Nederlandse universiteiten.
2. Honoursprogramma's in de bachelorfase
De diversiteit aan honoursprogramma's qua inhoud, lengte en zwaarte is opmerkelijk. Dit zagen we al in een eerdere inventarisatie (Van Eijl et. al., 2003). Voor de
overzichtelijkheid worden in eerste instantie vier soorten honoursprogramma’s
onderscheiden: interdisciplinaire, disciplinaire en multidisciplinaire programma’s, en
Honours Colleges. Voor wat betreft de positionering is nog een onderscheid te
maken naar programma’s die voor de student ‘bovenop’ het reguliere programma
komen of als vervanging daarvan dienen.
- Interdisciplinaire honoursprogramma's (zie 2.1). Deze kunnen studenten volgen
naast hun reguliere onderwijsprogramma. Ze worden georganiseerd op het centraal
niveau van een universiteit.
- Disciplinaire honoursprogramma’s (zie 2.2). Studenten van een bepaalde discipline volgen deze programma’s boven op hun reguliere programma of deels als vervanging van bepaalde onderdelen daarvan. Studenten en docenten komen elkaar
zowel bij het honours- als bij het reguliere programma tegen. Deze programma’s
worden georganiseerd en gefinancierd door een faculteit.
- Multidisciplinaire honoursprogramma’s (zie 2.3) zijn programma’s die studenten
kunnen volgen naast hun reguliere programma. Ook kan er sprake zijn van een
gecombineerde opleiding van twee of meer studierichtingen. Ze worden georganiseerd door twee of meer faculteiten.
- Honours Colleges (zie 2.4). Dit zijn op zichzelf staande instituten binnen een
universiteit die een breed bachelorprogramma op honoursniveau aanbieden. Het
programma bevat zowel disciplinaire, interdisciplinaire als multidisciplinaire onderdelen.
In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan honoursprogramma’s die deels binnen
en deels buiten de bachelorfase vallen. Bij medische opleidingen kunnen deze zich
zelfs tot voorbij de masterfase uitstrekken. Naast deze honoursprogramma's zijn er
nog 'hybride' vormen of andere initiatieven voor studenten die meer kunnen en
willen dan het reguliere programma hun biedt (hoofdstuk 4 en 5).
3
2.1 Interdisciplinaire honoursprogramma's
Een aantal universiteiten bieden een interdisciplinair honoursprogramma aan in de
bachelorfase. In 2004/2005 zijn dit: de Radboud Universiteit (RU), de Universiteit
van Tilburg (UvT), de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Erasmus Universiteit
Rotterdam (EUR); deze laatste begint in januari 2005 met haar programma. De
voorbeelden van cursustitels die genoemd werden bij de verschillende interdisciplinaire honoursprogramma’s zijn van 2004. De inhoud van de meeste programma’s
verandert regelmatig.
Radboud Universiteit
http://www.ru.nl/honoursprogramma/
In Nijmegen is de RU in september 2002 gestart met haar honoursprogramma. Het
honoursprogramma is bedoeld voor alle studenten die hun propedeusediploma
hebben behaald en die extra gemotiveerd zijn om op een niet vrijblijvende manier
over de grenzen van hun eigen vakwetenschap heen te kijken. Studenten kunnen
per semester kiezen uit twaalf cursussen waarvan sommige in het Engels. De omvang van het programma is 600 uur (ongeveer 22 ECTS) studielast maar er worden
geen studiepunten gegeven. Het programma van een cursus kan bestaan uit: hoorcolleges (ook gastdocenten), kleinschalige interactieve colleges, studiedagen en
excursies. Op het moment van de inventarisatie namen 293 studenten aan het
honoursprogramma deel. Dit is ongeveer twee procent van de totale studentenpopulatie. In het eerste jaar staan o.a. de cursussen ‘Confrontaties met de dood’ en
‘Modes in Management’ op het programma. Studenten die een uitzonderlijk paper
hebben geschreven kunnen door de docent van de cursus worden voorgedragen
voor publicatie in het ‘Honours Review’. Uit een eerste evaluatie (Van der Land,
2004) bleek dat honoursstudenten de doelstelling van het programma in ruime
mate gerealiseerd vinden (rapportcijfer 7,7) evenals docenten (rapportcijfer 7,9).
Deze laatste vinden de honoursstudenten niet bovengemiddeld getalenteerd maar
wel gemotiveerd. Honoursstudenten en –docenten spreken liever van zeer gemotiveerde studenten dan van ‘topstudenten’ als het gaat om de typering van de
honoursstudenten. Voor sommige studenten had het onderwijs nog uitdagender
mogen zijn en hadden ze graag meer feedback gekregen op hun producten.
Honoursstudenten vinden verder dat het honoursprogramma gekenmerkt werd
door topdocenten.
Universiteit van Tilburg
http://www.tilburguniversity.nl/honoursprogramme/
Het honoursprogramma van de UvT is in 2003 gestart. Alleen studenten worden
toegelaten die hun eerste bachelorjaar binnen één studiejaar gehaald hebben, een
cijfergemiddelde van minimaal 7,5 hebben en honourscursussen kiezen buiten hun
faculteit. Het honoursprogramma heeft een looptijd van 2 jaar en een omvang van
24 ECTS (die niet meetellen). Een student volgt twee cursussen (van ieder 6 ECTS)
per jaar buiten de eigen discipline. Studenten kunnen één cursus kiezen uit vier
aangeboden cursussen per semester. De meeste cursussen worden in het Engels
gegeven en ‘s avonds, dikwijls door hoogleraren; zowel hoor- als werkcolleges
worden als werkvorm gebruikt. Aan de UvT volgen op dit moment 27 studenten het
tweede jaar en 46 studenten het eerste jaar van het honoursprogramma.
Studenten kunnen in het eerste semester o.a. de cursus Europa, globalisering en
kosmopolitisme doen. In het tweede semester is er o.a. de cursus The idea and
problems of company performance measurement.
4
Universiteit van Amsterdam
http://www.student.uva.nl/honoursprogramma
Het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (IIS) van de UvA verzorgt al vanaf 2001
een interdisciplinair honoursprogramma, dat oorspronkelijk Interdisciplinair Propedeutisch Plusprogramma (IP3) heette. Dit honoursprogramma werd afgerond met
een honourscertificaat. Vanaf september 2004 maken de interdisciplinaire honoursmodulen van de UvA deel uit van de disciplinaire honoursprogramma’s van de
faculteiten. Honoursstudenten volgen dan bij voorkeur twee interdisciplinaire
honoursmodulen naast de disciplinaire honoursmodulen. Overigens bieden in 2004
nog niet alle faculteiten van de UvA een disciplinair honoursprogramma aan.
Eerste- en tweedejaarsstudenten van faculteiten die nog geen honoursprogramma
aanbieden, kunnen wel de honoursmodulen van het IIS volgen. Er vindt selectie
plaats op een aantal eisen, zoals motivatie, een essay en een intakegesprek. Het
IIS fungeert in dit geheel als het honourscentrum van de UvA: alle UvA honoursstudenten van verschillende faculteiten kunnen elkaar hier ontmoeten.
Het IIS-aanbod bestaat uit twee cursussen per jaar. Ieder semester wordt een
cursus (omvang 6 ECTS die niet meetellen) aangeboden. De studenten nemen deel
aan colleges en discoursgroepen (kleinschalige discussiebijeenkomsten waarin
reflectie centraal staat). De colleges worden verzorgd door hoogleraren van de UvA
of andere instellingen; tutoren (afgestudeerden) verzorgen de discoursbijeenkomsten. Het aantal deelnemers was de afgelopen jaren: 20 studenten in 2001, 20
studenten in 2002 en 56 studenten in 2003. Het eerste deel van het programma2004 is Meesters van het Wantrouwen waarin Darwin, Marx, Nietzsche en Freud
centraal staan als de voorbeelden van critici van het heersende optimisme. Het
tweede deel gaat over Creativiteit: van algoritme tot kunstgeschiedenis.
Erasmus Universiteit Rotterdam
http://www.eur.nl/honours
Aan de EUR start januari 2005 het nieuwe interdisciplinaire honoursprogramma met
als ‘missie’: Denken. Kiezen. Doen. Het programma wordt in vijf blokken van elk acht
weken gedurende het gehele jaar ’s avonds gegeven. Het aantal deelnemers is 25
studenten (dit is ook het maximum) en de studielast heeft een omvang van 30
ECTS. Thema’s die aan de orde komen zijn: mondialisering, cultuurgrenzen, landsgrenzen, aangeboren of aangeleerd, en co-evolutie. Het programma wordt gecoördineerd door het Onderwijskundig Expertise Centrum Rotterdam.
Studenten die mee willen doen moeten hun eerste bachelorjaar in 2003-2004 in
één jaar hebben afgerond. Verder moeten ze gemiddeld een cijfer van minimaal
een 7,5 hebben en geen (eind)cijfers lager dan 6,5. Ook de motivatie om samen
met studenten van andere opleidingen de grenzen van de wetenschap te verkennen
is een belangrijke voorwaarde.
Overeenkomsten tussen de interdisciplinaire programma's
Er zijn veel overeenkomsten met betrekking tot uitvoering en uitwerkingen van de
interdisciplinaire honoursprogramma’s bij de eerder genoemde universiteiten.
De programma’s worden allemaal gestuurd door het centrale niveau binnen de
betreffende universiteit en de organisatie is handen gegeven van een gespecialiseerd bureau of instituut. Bij de Radboud Universiteit is de organisatie ondergebracht bij het Bureau van het Honours Programma. In Tilburg wordt het programma verzorgd door het Department of Institutional Policy. Het Instituut voor Interdisciplinaire Studies heeft het interdisciplinaire honoursprogramma van de UvA
5
onder haar hoede. De Erasmus Universiteit laat haar programma coördineren door
het Onderwijskundig Expertise Centrum Rotterdam.
Het gegeven dat honoursprogramma’s worden aangestuurd door een aparte afdeling of bureau duidt erop dat de universiteiten grote waarde hechten aan hun
programma. Een ander effect is dat er ‘centraal geld’ beschikbaar is voor de programma’s. De centraal gestuurde programma’s maken gebruik van een aantal
middelen om studenten van alle opleidingen binnen een universiteit te bereiken
zoals: folders voor alle eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten (thuisadres),
bekendmaking van het programma op de universitaire website, een mail van de
rector aan alle studenten, een eigen website en een postercampagne (RU), via de
studiegids (UvT) of een flyer aan alle eerstejaarsstudenten tijdens de intreeweek
(UvA).
Studenten kunnen de interdisciplinaire honoursprogramma's naast hun reguliere
studie volgen. Ze kunnen echter de studiepunten verkregen uit het honoursprogramma niet meenemen naar het reguliere programma.
Verschillen tussen de interdisciplinaire programma's
De programma’s zijn enigszins verschillend wat betreft zwaarte (variërend van 24 –
30 ECTS m.u.v. de interdisciplinaire honoursmodulen van de UvA 12 ECTS) maar
sterk verschillend qua eisen die er aan de toelating worden gesteld. Bij de meeste
programma’s is er een vorm van selectie waarbij studievorderingen een rol spelen.
De enige uitzondering hierop is de UvA waar de honoursmodulen van het IIS al in
het eerste jaar starten. Hier moet een student een kort essay schrijven om te motiveren waarom hij of zij wil deelnemen. Bij de andere interdisciplinaire programma’s
moet de student het eerste jaar hebben afgerond. In Tilburg en Rotterdam moeten
de studenten bovendien een cijfergemiddelde van minimaal 7,5 hebben.
De verschillen in zwaarte wat betreft studiebelastingsuren (omgerekend naar ECTS)
zijn duidelijk zichtbaar als de programma’s naast elkaar worden gezet. Zo is het
programma van de EUR het zwaarst. De EUR heeft vijf blokken van elk acht weken,
verspreid over het hele jaar, met als omvang 30 ECTS. Deze blokken worden ’s
avonds gegeven: het volgen van het dagonderwijsrooster van de reguliere programma's komt daardoor niet in gevaar. Alle studenten kunnen zo bereikt worden.
In Tilburg worden er vier cursussen per semester aangeboden. De student die
deelneemt aan het honoursprogramma moet gedurende twee jaar één cursus van
zes ECTS per semester met succes afronden (dus in totaal 24 ECTS). Studenten
van de RU moeten eveneens in twee jaar vier (avond-)cursussen, vergelijkbaar met
4x6=24 ECTS succesvol afronden. Ten slotte het interdisciplinaire honoursprogramma van de UvA. Hier moeten studenten twee onderdelen van elk zes ECTS doen.
Hun gehele honoursprogramma, inclusief de disciplinaire onderdelen, heeft een omvang van 27 ECTS. Studenten kunnen een UvA honoursdiploma krijgen wanneer zij
deze 27 ECTS hebben behaald, gemiddeld minimaal een 7 staan voor hun vakken
uit het reguliere programma (voor sommige opleidingen geldt een 7,5) en weinig
studievertraging hebben (de duur is verschillend per faculteit).
Bij de afronding van een honoursprogramma zijn er nog wat verschillen in de
manier van uitreiken van een testimonium en in de naamgeving ervan. Op de RU
krijgt elke geslaagde honoursstudent in een officiële academische plechtigheid uit
handen van de Rector Magnificus een speciale honoursbul. De UvT-honoursstudent
ontvangt een certificaat bij haar of zijn bachelordiploma . Na succesvolle afronding
van het Erasmus honoursprogramma ontvangt de honoursstudent naast de
aantekening op zijn of haar bul ‘Bachelor’s diploma with honours’ een Letter of
Recommendation van de Rector Magnificus.
6
2.2 Disciplinaire honoursprogramma’s
Acht universiteiten hebben faculteiten die een disciplinair honoursprogramma aanbieden. In dit hoofdstuk zijn alleen programma’s opgenomen die aangeboden worden in de bachelorfase; disciplinaire programma’s die in de masterfase of in een
andere periode worden aangeboden zijn opgenomen in hoofdstuk 4. De volgende
disciplinaire honoursprogramma’s werden tijdens deze inventarisatie verzameld.
In de Universiteit van Utrecht is er het Excellent Tracé van sociale geografie en
planologie. De disciplinaire honoursprogramma’s van rechten, sociologie, biologie
en letteren (Van Eijl et al. 2003) zijn de afgelopen jaren niet gecontinueerd. De
introductie van de bachelor-masterstructuur heeft grote invloed gehad op de ‘oude’
honoursprogramma’s. Tijdgebrek, herziening van het curriculum, vergroting van de
keuzeruimte, het kunnen combineren van vakken en introductie van nieuwe vakken
zijn waarschijnlijk de oorzaak geweest voor het verdwijnen van de genoemde ‘oude’
honoursprogramma’s.
Aan de Universiteit Leiden kunnen doctoraalstudenten geschiedenis en orthopedagogiek een honours class volgen. De Faculteit Rechtsgeleerdheid had tot en
met dit collegejaar ook een honours class. Dit jaar is nog niet bekend of een dergelijke activiteit binnen de bachelor-masterstructuur zal worden gecontinueerd.
In Groningen zijn er drie disciplinaire honoursprogramma’s: het tracé juridisch
onderzoeker (rechten), het ‘Challenge Program’ van sociale geografie en planologie
en sinds kort een Honours Bachelor Traject dat door de faculteiten Economie en
Bedrijfskunde wordt georganiseerd.
De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft een honourscursus voor econometriestudenten, maar na de introductie van een universiteitsbreed honoursprogramma in
januari 2005 zal dit niet meer gecontinueerd worden.
In Amsterdam (UvA) bieden psychologie, geschiedenis en rechtsgeleerdheid een
honoursprogramma in de bachelorfase aan. Vermeldenswaard is dat het 2e jaar van
het honoursprogramma van psychologie en rechtsgeleerdheid wordt ingevuld met
twee modulen uit het interdisciplinaire honoursprogramma van de UvA.
Hieronder volgt een gedetailleerder overzicht van de lopende programma's die hierboven genoemd zijn.
Universiteit Utrecht
http://globis.geog.uu.nl/et/index.html
Het honoursprogramma (voorheen Excellent Tracé) van sociale geografie en planologie bestaat sinds 1997. In principe staat het tracé voor iedere student sociale
geografie en planologie open. Het is primair bedoeld voor gemotiveerde en getalenteerde studenten. Ze melden zich aan met een motivatiebrief, onder opgave van
hun studieresultaten. De studielast is zo’n acht ECTS extra per jaar, die evenwel
niet meetellen. Studenten kunnen vanaf het eerste jaar meedraaien. Het programma loopt tijdens de hele bachelorfase.
Universiteit Leiden
http://www.geschiedenis.leidenuniv.nl/index.php3?m=5&c=91 (Geschiedenis)
http://www.honoursprogramme.leidenuniv.nl/index.php3?m=1&c=8 (Rechten)
http://www.lumc.nl/5050/speciaal/honoursclass.html (Univ.Medisch Centrum)
Het honoursprogramma in Leiden is de naam voor de ‘paraplu’ waaronder diverse
honours classes vallen. Een honoursstudent volgt doorgaans tijdens zijn studie één
honours class van ongeveer 8 ECTS. Er is dus geen samenhangend honoursprogramma voor een student. De honours classes bestaan uit twaalf bijeenkomsten
7
en deze zijn in de regel in het Engels. Alle afzonderlijke honours classes van de
verschillende opleidingen zijn ondergebracht onder de naam ‘honours programme’.
Alleen bij geschiedenis wordt opgave gedaan van de studielast (8,6 ECTS), maar
die studiepunten tellen niet mee.
Voor goede, maar vooral gemotiveerde studenten geschiedenis wordt een honours
class georganiseerd: het Crayenborgh College. Studenten die het tweede jaar hebben afgerond, kunnen solliciteren naar een plaats, ongeacht het gekozen hoofdonderdeel. Studenten bereiden zich door middel van literatuurstudie op de bijeenkomsten voor, begeleiden gastsprekers, zitten bijeenkomsten voor en schrijven na
afloop van het Crayenborgh College een essay. De honours class van 2004 was
‘Alliances & Leagues of Nations’, voor 2005 zal dat ‘Islam and Europe’ zijn.
De Rechtenfaculteit streeft er naar veelbelovende studenten extra uitdagingen
naast het reguliere onderwijsprogramma aan te bieden. In dit kader is enkele malen een ‘Honours Class’ georganiseerd, waarvoor studenten met goede studieresultaten werden uitgenodigd. Het is nog niet bekend of een dergelijke activiteit binnen
de bachelor-masterstructuur gecontinueerd zal worden.
Het Leids Medisch Centrum (LUMC) organiseert jaarlijks voor een kleine groep studenten een Honours Class. Geïnteresseerde studenten wordt verzocht te solliciteren
voor deelname. De sollicitaties dienen voorzien te zijn van een CV, een pasfoto en
een motivatiebrief. De geselecteerde studenten verzorgen samen met de gastsprekers een twaalftal bijeenkomsten waarin wetenschappelijke verdieping en discussie
plaatsvindt. In het kader van het honours programme 2003-2004 organiseerde het
LUMC een honours class met als thema ‘De periferie van de professies en de eindigheid van het wetenschappelijke domein’. Voor de volgende honours classes (2005)
zijn de onderwerpen ‘Cognitie’ en ‘Medical Humanities’ gekozen. De twee honours
classes die voor 2003 plaatsvonden, werden in samenwerking met andere faculteiten georganiseerd en hadden daarom een meer interdisciplinair karakter.
Erasmus Universiteit Rotterdam
http://www.few.eur.nl/few/edu/gids/vak/few73w1.htm (Econometrie 1)
De cursus die als een ‘honours wintercourse’ wordt aangeboden voor
econometriestudenten van de EUR heeft tot doel bepaalde extra vaardigheden te
verwerven of een bredere kijk te krijgen op wetenschappelijk onderzoek. Deze
course is alleen toegankelijk voor studenten die minimaal 120 ECTS hebben behaald en gemiddeld het cijfer acht of hoger hebben. Indien niet aan de laatste eis
voldaan is dient de student een sollicitatiebrief te schrijven. De duur van de wintercourse bedraagt vier dagen in week 51. De wintercourse wordt niet meer in 2004/
2005 aangeboden als het interdisciplinaire honoursprogramma van de EUR van
start gaat.
Rijksuniversiteit Groningen
http://www.rug.nl/rechten/faculteit/diensten/facbureau/handboekonderwijs/onderw
ijs/hb-bijzondereonderwijsactiviteiten (Rechten)
http://www.rug.nl/frw/informatievoor/studenten/challengeProgram/index (Chalenge Program)
http://www.rug.nl/economie/informatievoor/studiekiezers/opleidingen/bachelorople
idingen/HonoursBachelorTraject (Honours Bachelor Traject)
Voor excellente studenten die kennis willen maken met de onderzoekskant van de
juridische discipline heeft de RUG het tracé juridisch onderzoeker. Het is een extra
programma, dat bovenop de gewone studielast komt en bestemd is voor studenten
vanaf het derde studiejaar. Er is plaats voor maximaal tien deelnemers per jaar.
8
Studenten kunnen op ieder moment solliciteren, bij voorkeur na een gesprek met
de coördinator van de onderzoekschool van de faculteit (het Centrum voor Recht,
Bestuur en Samenleving). Vervolgens sturen ze een brief met hun motivatie, CV en
cijferlijst naar de sollicitatiecommissie (een lid van de Commissie Wetenschapsbeoefening, een lid van de Examencommissie en de coördinator van het CRBS). De
totale omvang van de onderdelen die extra worden gevolgd is minimaal 16 studiepunten. Verder krijgen de studenten een student-assistentschap aangeboden.
Sociale geografie en planologie hebben een Challenge Program (CP). Het doel van
het CP is om binnen het reguliere studieprogramma extra uitdaging te bieden aan
de betere student. Aangeboden ‘Challenge Courses’ zijn bijvoorbeeld: een excursie
(jaar 1), groepsonderzoeksproject in het buitenland (jaar 2), het organiseren of
bijwonen van een seminar, onder begeleiding een artikel voor een tijdschrift schrijven, etc. CP-courses leveren altijd studiepunten op als vervanging van reguliere
studieonderdelen. Studenten kunnen schriftelijk of via het aanmeldingsformulier op
deze website naar een plek solliciteren. Een sollicitatie bestaat uit persoonsgegevens en een motivatie.
Het Honours Bachelor Traject is bedoeld voor studenten aan de opleiding economie
of bedrijfskunde van de RUG. Het traject start in november van het tweede studiejaar en is bedoeld om de studie op een hoger niveau te brengen. Als de student is
toegelaten, wordt hij/zij gekoppeld aan een fellow van de SOM (de gezamenlijke
onderzoekschool van de faculteiten Bedrijfskunde, Economie en Ruimtelijke Wetenschappen). Samen met deze mentor ontwikkelt de student een eigen studieprogramma met daarin ruimte voor het doen van een onderzoeksproject en voor vakken waarmee een student leert goed onderzoek te doen. Het onderzoeksproject,
dat andere onderdelen van het studieprogramma vervangt, omvat minimaal tien
ECTS. Bij de selectie en bij de intakegesprekken speelt motivatie een belangrijke rol
(studenten moeten een motivatiebrief schrijven), naast uiteraard een goede cijferlijst. Het ‘eigen’ studieprogramma moet zowel goedkeuring krijgen van de eigen
opleiding als van de SOM. Bij succesvolle afronding wordt dat aangetekend op de
cijferlijst.
Universiteit van Amsterdam
http://www2.fmg.uva.nl/honours-psychologie (Psychologie)
http://www.jur.uva.nl/actueel/object.cfm/objectID=E4D6990B-D1AF-4413891224B5CBFF5D43 (Rechtsgeleerdheid)
Het honoursprogramma psychologie van de UvA is bedoeld voor studenten die meer
willen en kunnen dan het reguliere onderwijsprogramma biedt. Het zorgt enerzijds
voor verdieping en verbreding van de studie, anderzijds biedt zo’n programma
betere perspectieven op stages, (top)masteropleidingen in binnen- en buitenland
en banen. Om toegelaten te worden tot het eerstejaars honoursprogramma dienen
ten eerste goede cijfers gehaald te zijn voor de eerste deeltentamens (>7,5 voor
Inleiding in de Psychologie en Psychofysiologie). Studenten met goede cijfers en
een goede motivatiebrief worden uitgenodigd voor een gesprek. Op basis van deze
drie elementen wordt besloten of ze worden toegelaten. Hierbij wegen motivatie en
inspiratie minstens zo zwaar als de cijfers. In de drie jaar dat het honoursprogramma duurt moeten de studenten minimaal 27 extra studiepunten behalen;
deze komen bovenop de reguliere studie en tellen dus verder niet mee.
Het honoursprogramma Propedeuse en Bachelor Colloquium van geschiedenis is
een extra programma voor gemotiveerde studenten. Er zijn programma's voor
propedeusestudenten, voor tweedejaars- en vanaf dit jaar ook voor derdejaarsstudenten.
9
Bij de faculteit Rechtsgeleerdheid van de UvA is de nieuwe ontwikkeling van een
honoursprogramma ingegeven door de samenwerking met de Hogeschool van
Amsterdam. Deze faculteit wil een heel breed palet aan onderwijs bieden waarbinnen iedereen op zijn of haar kwaliteiten wordt aangesproken. Dat gebeurt dan
van HBO-niveau tot en met een academisch honoursprogramma. Dit honoursprogramma is een intensief studietraject dat vanaf het tweede studiejaar gevolgd
kan worden. Alleen studenten die in het eerste jaar alle vakken in één keer gehaald
hebben met gemiddeld ten minste een 7 mogen aan het honourstraject deelnemen.
In speciaal samengestelde kleine werkgroepen worden onderwerpen besproken.
Verder is er een speciaal voor honoursstudenten ontwikkelde cursus: Recht en
medische biotechnologie. Ook krijgen deze studenten de gelegenheid om kennis te
maken met interdisciplinaire cursussen, onder andere de cursus De meesters van
het wantrouwen. Aan het einde van het derde studiejaar moet de student een
diepgaand onderzoek opzetten voor haar/zijn scriptie. Hiervoor zijn meer studiepunten beschikbaar dan in de reguliere bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid.
Overeenkomsten en verschillen
De disciplinaire honoursprogramma’s zijn kleinschaliger dan de universiteitsbrede
programma’s. De zwaarte (uitgedrukt in ECTS) is erg verschillend, wat versterkt
wordt doordat de programma’s voor wat betreft tijdsduur erg uiteenlopen. Bij de
meeste programma’s, tellen de extra studiepunten (ECTS) niet mee; ze geven
slechts een indicatie van de zwaarte van het programma. Bij het Honours Bachelor
Traject voor studenten aan de faculteit economie of bedrijfskunde van de RUG
kunnen de behaalde ECTS worden gebruikt om vakken te vervangen. Op de UvA
kunnen studenten psychologie bij het niet afronden van het honoursprogramma
behaalde punten inzetten voor keuzevakken. Het deelnemerspercentage loopt van
2 tot hooguit 10% van de studentenpopulatie van een opleiding. Na succesvolle
afronding zijn er allerlei vormen van erkenning: van een aantekening op de bul of
op de cijferlijst, of een testimonium, tot een honoursbachelordiploma of een
getuigschrift ‘Voorbereiding Top Masters’.
Nieuwe ontwikkelingen
De faculteit Geowetenschappen Utrecht gaat binnenkort een honoursprogramma als
selectieve bacheloropleiding aanbieden, met als doel getalenteerde studenten de
ruimte te bieden zich te ontplooien en zich te kwalificeren voor selectieve masterprogramma’s, waaronder de ‘Prestige Programmes’ in ‘human geography & planning’ en in ‘earth sciences’.
2.3 Multidisciplinaire programma’s
De Universiteit Leiden heeft een honoursprogramma waarin diverse ‘honours classes’ per opleiding gegeven worden. Een student volgt doorgaans niet meer dan één
van deze classes. Naast een aantal disciplinaire honours classes (zie 2.2) worden
drie honours classes gegeven die door twee of drie opleidingen tezamen georganiseerd worden. Daarom betitelen we deze programma's als multidisiplinair, hoewel
de scheidslijn t.o.v. de interdisciplinaire programma's (zie 2.1) hier niet duidelijk is.
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), de Faculteit der Rechtsgeleerdheid
en de Faculteit der Wijsbegeerte hebben een gezamenlijke honours class.
Politicologie en Bestuurskunde bieden samen een Engelstalige honours class aan,
evenals Rechtsfilosofie, Godsdienstwetenschappen en 'Kleine Letteren' (met name
Turkse Taal en Cultuur).
10
Jaarlijks wordt er een honoursprogramma met nieuwe honours classes aangeboden.
De classes zijn bestemd voor studenten in de doctoraalfase, vanaf het derde studiejaar. De duur van een class is een half jaar. Studenten worden geacht om goed
voorbereid alle twaalf sessies ter omvang van één dagdeel te volgen. De studielast
is ongeveer zes ECTS (deelname aan de sessies, de voorbereiding ervan en het
schrijven van een essay).
De bedoeling van de classes is om getalenteerde en gemotiveerde studenten extra
ontwikkelingskansen te bieden door confrontatie met gastdocenten uit de voorhoede van de wetenschap of de praktijk. Het aantal deelnemers is bij alle programma’s
beperkt tot twaalf deelnemers per programma. Hoogleraren en gastdocenten verzorgen in nauwe samenwerking met de deelnemende studenten de bijeenkomsten.
De opzet van iedere honours class is enigszins verschillend. Hier volgt de invulling
van de honours class die georganiseerd werd door het LUMC, Rechtsgeleerdheid en
Wijsbegeerte. De studenten worden benaderd door middel van het universiteitsblad, posters en folders, en via interne nieuwsorganen. Studenten kunnen zich inschrijven door een brief te sturen naar het secretariaat van de organisatiecommissie. Elke inschrijving moet vergezeld gaan van een curriculum vitae en een motivatie. De commissie selecteert de studenten op motivatie en bewezen betrouwbaarheid (studenten moeten bewezen hebben colleges en werkgroepen goed te bezoeken en daarin actief deel te nemen). De commissie neemt ook de tot dan toe behaalde studieresultaten in de selectie mee. De organisatoren benaderen zelf ook
studenten. Ze moeten in principe elke sessie aanwezig zijn en er actief aan deelnemen. Elke deelnemer zal ten minste één sessie met de (gast)docent voorbereiden en één keer als discussieleider optreden. De voertaal is Nederlands. Studenten
krijgen na succesvolle afronding van het programma een certificaat.
http://www.honoursprogramme.leidenuniv.nl
2.4 Honours Colleges
University College Utrecht en Roosevelt Academy
Twee 'University Colleges', het University College College van de UU en de Roosevelt Academy, bieden in Nederland een breed internationaal Engelstalig programma
aan dat zich profileert als een bachelorprogramma op honoursniveau
(http://www.ucu.uu.nl; http://www.rooseveltacademy.org/). De Roosevelt Academy
in Middelburg is opgericht door de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Zeeland
en verzorgt Engelstalige bacheloropleidingen naar het onderwijsmodel van het
University College van de Universiteit Utrecht.
Het betreft programma’s waar studenten bij aanmelding worden geselecteerd. Ten
behoeve van de selectie en toelating moeten studenten bij het UCU vooraf een aantal documenten opsturen: een 'letter of motivation', een 'diploma for enrollment at
university', ACT/SAT scores, 'recommendation from school principal' en 'grade list'
waarna een uitnodiging voor een gesprek kan volgen. De toekomstige studenten
moeten minimaal een bepaalde score op een 'English proficiency test' gehaald hebben. Bij het Roosevelt College worden ook ingangseisen aan de wiskunde gesteld.
Aan deelname aan de Colleges zijn extra kosten verbonden ('Tuition fee' en 'College
fee'). Het University College Utrecht en de Roosevelt Academy (Middelburg) hebben
een campus waar studenten wonen en studeren. Het bachelorprogramma is driejarig maar studenten die elders het eerste jaar voltooid hebben in een voor het Col-
11
lege relevante W.O.-studie, zijn ook toelaatbaar en volgen dan een tweejarig programma.
Beide Honours Colleges bieden een brede bachelorstudie liberal arts and sciences
waarin studenten veel kunnen kiezen binnen een aantal randvoorwaarden m.b.t.
breedte en diepgang. Het cursusaanbod bestaat uit vier groepen cursussen:
'academic core', 'humanities', 'social sciences' en 'life sciences'. De diepgang komt
onder andere tot uiting in het niveau van een cursus (drie niveaus worden onderscheiden) en het te kiezen hoofdvak 'major'.
De 'Colleges' gebruiken een grote variëteit aan onderwijswerkvormen, meestal in
kleine groepen (max. 25) met veel interactiemogelijkheden. Er is sprake van
'continuous assessment': het eindcijfer van een cursus hangt niet alleen af van een
eindtoets maar vooral ook van de beoordeling van allerlei soorten tussentijdse
opdrachten. Bij een onvoldoende grade point average (GPA) kunnen studenten van
het College verwijderd worden.
Het aantal studenten dat jaarlijks instroomt is 200 (UCU) en 125 (Roosevelt). De
Roosevelt Academy wil het aantal eerstejaars de komende jaren laten stijgen tot
200. Er zijn veel docenten betrokken bij deze programma's, die verantwoordelijk
zijn voor één of meer cursussen. Ze zijn doorgaans parttime betrokken bij het
College en verder aangesteld bij een faculteit.
De filosofie van UCU weerspiegelt het uitdagen van talent: this is a college where
you are challenged to do the best you can, while living in an international environment and learning to combine various fields of study…
Nieuwe ontwikkelingen
Sinds enkele jaren bestaat het University College Maastricht, dat zich evenwel niet
als een honours college presenteert (zie verder hoofdstuk 5). De Technische Universiteit Eindhoven heeft plannen om in 2007 een University College te starten op
het gebied van Engineering Science & Technology. Ook de Vrije Universiteit heeft
het voornemen m.i.v. 2007 een University College te starten, namelijk in Zwolle, in
samenwerking met de Hogeschool Windesheim.
3. Honoursprogramma's (deels) buiten de bachelorfase
In deze rapportage ligt, zoals gezegd, de nadruk op de bachelorfase. Daarnaast zijn
er ook honoursprogramma’s in de master-, doctoraal of postdoctoraalfase. Vooral in
de biomedische sector, waar de bachelor-masterstructuur nog niet is doorgevoerd,
zijn honoursprogramma in de latere studiejaren te vinden: in de doctorale fase of
tussen doctoraal en artsexamen in. Meestal zijn ze sterk onderzoeksgericht en met
name bedoeld om talentvolle studenten voor onderzoek te winnen.
Universiteit Utrecht
http://www.pharm.uu.nl/ffwnl.htm?/doelgroep/studenten/XT.htm (farmacie)
http://www.vet.uu.nl/site/viavet/scholieren/informatie/studie (diergeneeskunde)
http://www.abc.uu.nl/courses/excellenttrac/29888main.html (biomedisch)
Bij diergeneeskunde (voor postdoctoraal studenten die hun artsexamen nog moeten doen) is er al jarenlang het Excellent Tracé. Voor een beperkt aantal (5 – 10)
studenten bestaat de mogelijkheid om na het vierde studiejaar een aanzienlijke tijd
bezig te zijn met veterinair wetenschappelijk onderzoek. Deze opleiding is te
beschouwen als een extra individueel doctoraalexamen naast het reguliere. Het
programma duurt twaalf maanden, waarvan minimaal negen maanden worden
besteed aan onderzoek en maximaal drie maanden aan aanvullende scholing. In
12
principe komen alle studenten voor deze opleiding in aanmerking. Bij de selectie
van kandidaten wordt niet alleen gekeken naar criteria als cijfers en studietempo.
Motivatie en betrokkenheid spelen eveneens een belangrijke rol.
Ook bij farmaceutische wetenschappen (voor studenten van doctoraal tot apothekersexamen) is er sinds kort een Excellent Tracé. Doelstelling van dit project is
een zodanige niveaudifferentiatie in het onderwijs mogelijk te maken, dat de deelnemende farmaciestudenten die gemotiveerd zijn voor onderzoek een betere oriëntatie krijgen om na hun studie te kiezen voor een onderzoeksgeoriënteerde carrière. Het Tracé beoogt op deze wijze de beschikbaarheid van voldoende farmaceutisch kader voor leidinggevende functies in het farmaceutisch veld (overheid,
industrie) te vergroten. De toelating tot het Tracé wordt uitgevoerd door een facultaire selectiecommissie aan de hand van vooraf vastgestelde criteria (o.a. studievorderingen en prestaties). Deelname van de student is niet verplicht voor toelating
tot een promotietraject en wordt geregeld door een convenant.
X-track is het honoursprogramma bij biomedische wetenschappen. De masterstudenten van de X-track biomedische wetenschappen van de UU krijgen een extra
opdracht die uit twee onderdelen bestaat: het organiseren en ontwikkelen van een
biomedisch congres en het schrijven van een onderzoeksvoorstel. De samenstelling
van het programma is sterk multidisciplinair, de kandidaten waren afkomstig uit
tien verschillende masterprogramma’s. In het studiejaar 2003/2004 organiseerden
ze het congres Nanotopia met ruim 300 bezoekers. Voor het beste onderzoeksvoorstel is er een prijs van 5000 euro.
Universiteit Leiden
http://www.lumc.nl/5050/speciaal/excellent.html
Het LUMC heeft een aantal trajecten voor excellente studenten georganiseerd. Het
is de bedoeling met dergelijke trajecten goed presterende studenten extra mogelijkheden en uitdagingen te bieden naast hun reguliere studie. Ook geven dit soort
trajecten studenten de kans om tijdens hun studie kennis te maken met onderzoek
en wetenschappelijke verdieping. Tenslotte zouden dergelijke trajecten aan excellente studenten de mogelijkheid moeten bieden een promotie binnen het LUMC
voor te bereiden. Voor het Traject Kennismaking Onderzoek LUMC-afdelingen worden tien studenten per jaar geselecteerd. Zij ontvangen een beurs (€ 3630) om gedurende tenminste één jaar intensief kennis te kunnen maken met het onderzoek
van een LUMC-afdeling; daarvan moet € 2725 aan de betreffende afdeling worden
afgedragen voor stagebegeleiding, congresbezoek etc. De selectie gebeurt in het
tweede studiejaar. Studenten die hiervoor in aanmerking willen komen melden zich
bij de studieadviseur. Deze geeft hun een lijst met beschikbare tutoren. Het is de
bedoeling dat de student vervolgens zelf een tutor benadert met het verzoek hem/
haar te begeleiden. Bij de selectie voor de tien beurzen wordt gelet op: behaalde
studieresultaten, CV, motivatie, extra-curriculaire studiegebonden activiteiten, aanbevelingsbrief van een LUMC-tutor en een voorstel voor besteding van de beurs.
Technische Universiteit Delft
De TU Delft biedt in de periode 2003/2005 in de masterfase een honoursprogramma op experimentele basis, de zgn. ‘honours tracks’. Dat is een samenhangend
programma bestaande uit studieonderdelen die in het verlengde liggen van de gekozen masteropleiding of mastervariant binnen deze opleiding (onderzoeksgericht),
of die op het terrein van alfa- en gamma-studies liggen (maatschappijgericht). De
student is vrij zelf zijn programma samen te stellen. Wel wordt gewaakt voor een
samenhang in de gekozen studieonderdelen. Er zijn exclusieve faciliteiten voor
13
studenten zoals het meelopen met onderzoekscholen, onderwijs krijgen in de vorm
van tutorials etc. Een Honours Track bevat studieonderdelen uit reguliere masteropleidingen. Het vak Critical Reflection on Technology is exclusief voor de honoursstudenten. Het is een interdisciplinair vak dat een verdiepingsslag is t.a.v. de
academische vorming. Om toegelaten te worden moeten studenten de bachelorfase
met gemiddeld een 7,5 hebben afgerond en aantoonbaar gemotiveerd zijn. De TU
Delft is dit studiejaar (2003/2004) bescheiden begonnen met zo’n twintig studenten. De omvang van het programma is 30 ECTS; voldoende afronding levert de
student een certificaat en een aantekening in het diploma supplement op. Meerwaarde wordt verwacht bij de beroepskeuze: van AiO tot het werken in het bedrijfsleven. Na september 2005 is de pilotfase afgerond en zal een brochure en een
website beschikbaar zijn.
Technische Universiteit Eindhoven
http://www.chem.tue.nl/smo/default.htm
De TUE heeft een Junior Researchers Instituut opgericht om studenten in een vroege fase van hun studie de mogelijkheid te geven een parttime baan te vinden in het
wetenschappelijk onderzoek. Het programma kan gevolgd worden door bacheloren masterstudenten indien ze hun propedeuse hebben gehaald en het vak organische chemie (incl. practicum) hebben gedaan. Het programma is toegankelijk voor
studenten Scheikundige Technologie en Biomedische Technologie. De duur van de
betrokkenheid van de studenten is heel variabel: alles tussen één maand en twee
jaar is mogelijk. Bij de toelating wordt er gelet op studieachterstand. Voorts wordt
ernaar gestreefd om vooral de betere studenten aan te trekken. Het ‘programma’
omvat uitsluitend praktijk, in combinatie met een maandelijkse lunch/werkbijeenkomst waarin alle resultaten worden gepresenteerd/geëvalueerd. Studenten kunnen hun eigen ideeën om syntheses te verbeteren/optimaliseren uitwerken. Tevens
wordt input in het onderzoek gewaardeerd en moeten ze alle uren waarvoor ze
betaald worden ook gewerkt hebben. Mogelijke indicaties om studenten van dit
programma uit te sluiten zijn: de kantjes ervan aflopen, niet kunnen samenwerken
met andere studenten en geen leermoment hebben. Studenten kunnen hun extra
ervaring op hun CV bijschrijven. Ze worden verder medeauteur bij publicaties die
uit hun werk volgen. Ongeveer 30 studenten doen hieraan mee. Dat is 3-5% van
alle studenten van de totale groep. Studenten doen in dit programma veel praktische vaardigheden op, wat hun afstuderen significant efficiënter maakt. Er is veel
enthousiasme bij de betrokken studenten.
De TUE zal haar multidisciplinaire propedeutische honoursprogramma technische
natuurkunde gecombineerd met technische wiskunde niet meer continueren.
Vrije Universiteit Amsterdam
http://users.keyaccess.nl/~boerm43/masterclass/masterclass2005.htm
Op de VU heeft het VUmc een masterclass (2e t/m 4e jaar) voor studenten met een
bijzonder talent voor medisch wetenschappelijk onderzoek. In januari 2005 zal daar weer
een masterclass geneeskunde starten. Dit is een initiatief van de faculteit gericht op
het vroeg opsporen van studenten met een bijzonder talent voor medisch wetenschappelijk onderzoek. Tien tot twintig goede, gemotiveerde studenten krijgen een
aanbod om in jaar 2 tot 4 verrijkingsonderwijs te volgen in een van de acht afstudeerprofielen. Dit speciale onderwijs gaat buiten het reguliere onderwijs om en
levert geen extra studiepunten op. Het einddoel is tenminste een wetenschappelijke
publicatie als eerste auteur in een peer-reviewed tijdschrift en een presentatie op
het slotsymposium. Het ideale einddoel is een plaatsing als arts-assistent/klinisch
14
onderzoeker (AGIKO) of promovendus.
Het programma bestaat in het 2e jaar uit vier actieve ‘snuffelstages’ van elk zes
dagdelen (vier dagdelen contact, twee dagdelen zelfstudie) bij vier 4 afstudeerprofielen naar keuze. In het begin van het derde jaar wordt in 24 dagdelen een
onderzoeksvoorstel voorbereid bij een van de profielen naar keuze. In het tweede
deel van het derde jaar begint de student met een wetenschappelijk traject-opmaat in het gekozen profiel. Dit traject omvat ook de wetenschappelijke stage en
meestal het keuzevak. In dit traject wordt het onderzoeksvoorstel uitgevoerd. Dit
leidt uiteindelijk tot een publicatie en wellicht voor enkele deelnemers tot een plan
voor een promotieonderzoek.
Bij de selectie voor dit programma gelden de volgende eisen: interesse in klinisch
wetenschappelijk onderzoek, motivatie om ten minste een jaar aan het programma
deel te nemen, blijkend uit de sollicitatiebrief en het sollicitatiegesprek en goede
prestaties in de propedeuse. Na het eerste jaar van de masterclass wordt op basis
van voortgaande motivatie en prestatie nogmaals geselecteerd. En in januari van
het tweede jaar daaropvolgend nog een keer op grond van het schrijven en
presenteren van het studieprotocol. Daarnaast moeten de studieprestaties in het
reguliere programma goed blijven. Jaarlijks nemen 20 studenten deel oftewel 6%
van de populatie. De helft daarvan rondt de masterclass met succes af. Er is grote
waardering bij studenten voor dit programma maar de tijdsbelasting wordt soms
als negatief ervaren.
Universiteit van Amsterdam
http://www.amc.nl/index.cfm?pid=1275
Bij de faculteit geneeskunde van de UvA is er het ‘SUPER-traject’, bedoeld voor de
student die in het eerste studiejaar uitmunt en zich aantoonbaar onderscheidt in de
drie pijlers van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC): patiëntenzorg, educatie
en research. Kandidaten voor dit traject moeten voldoen aan een aantal voorwaarden. Ze zijn getalenteerd en beschikken over een aantoonbaar brede interesse. Ze
hebben de capaciteit om zowel een goed arts als een goed wetenschapper te worden. Ze hebben de tentamens van het propedeusejaar in één keer gehaald. Op advies van de studieadviseur kan van de criteria worden afgeweken. Bij meer dan 30
gelijkgeschikte kandidaten vindt de toelating plaats op basis van de volgorde van
aanmelding. Het programma duurt drie jaar; dan is er opnieuw een selectie. Vier
studenten mogen dan een extra jaar het SUPER-traject volgen, hetgeen betekent
dat zij gegarandeerd een AiO-plaats krijgen.
4. Combinatie van opleidingen
Bij de volgende multidisciplinaire programma’s die hier besproken worden is sprake
van een combinatie van opleidingen. Studenten ontvangen bij het voltooien van
zo’n multidisciplinair programma twee diploma’s (voor bijvoorbeeld de bachelor),
maar geen honoursdiploma. Het is wel speciaal geprogrammeerd onderwijs voor
studenten die meer kunnen en willen dan een regulier programma hun biedt hoewel
de naam honoursprogramma niet gebruikt wordt. Als illustratie daarvan zijn wel de
onderstaande twee voorbeelden van deze programma’s in dit rapport opgenomen.
Voor de getalenteerde student is er in Utrecht de mogelijkheid om een driejarig
bachelorprogramma met een dubbele major te doen in de natuur- en wiskunde of
in de wiskunde en informatica. Bij een dubbele major wordt er gebruik gemaakt
van het feit dat er overlap bestaat tussen het wiskundeprogramma enerzijds en het
natuurkunde- of informaticaprogramma anderzijds. Zo is het mogelijk om twee
15
bachelordiploma's te halen, zonder twee keer zoveel te hoeven doen. De dubbele
major is ongeveer 20% zwaarder dan dat van een gewone major. Jaarlijks nemen
ca. 20 studenten deel aan dit programma. Studenten krijgen een apart rooster om
dit programma te kunnen doen. Aangezien het dubbelmajor programma tot twee
bachelordiploma's leidt, zijn de mogelijkheden voor een vervolgopleiding zeer uitgebreid. http://www.math.uu.nl/Voorlichting/Bachelor/dubmaj/index.shtml.nl.
In Eindhoven, op de Technische Universiteit, is het is mogelijk in de propedeutische
fase te kiezen voor een gecombineerd propedeuseprogramma van Toegepaste Wiskunde (BTW) en Technische Informatica (BTI) of een gecombineerd propedeuseprogramma van Toegepaste Wiskunde (BTW) en Technische Natuurkunde (BTN).
Hiermee kan een student twee propedeusediploma’s behalen, waarna de opleiding
wordt vervolgd aan één van de genoemde opleidingen.
http://w3.tue.nl/nl/diensten/stu/inschrijving/opleidingen/
5. Andere initiatieven voor honoursprogramma’s
Naast de hier genoemde honoursprogramma zijn er ook initiatieven van docenten
om voor studenten die meer willen en kunnen wat extra's te organiseren. Deze zijn
niet volledig geïnventariseerd, maar we noemen wel enige opvallende initiatieven.
De Universiteit van Maastricht heeft sinds enkele jaren een ‘University College
Maastricht’ (UCM) dat een aantal kenmerken gemeen heeft met de eerder genoemde ‘Honours Colleges’. Ook hier wordt een breed Engelstalig bachelorprogramma
aangeboden voor een internationale doelgroep studenten en is er sprake van
toegangsselectie. Bij het Maastrichtse University College (http://www.ucm.nl/)
wonen de studenten net als andere studenten in de stad of omgeving. Jaarlijks
beginnen ca. 100 eerstejaarsstudenten hun studie aan het UCM. Bij het onderwijs
wordt uitgegaan van een probleemgestuurde benadering.
Landelijk is er het SWR-Hendrik Muller seminaar dat onder auspiciën van de
Sociaal-wetenschappelijke Raad (onderdeel van de KNAW) wordt georganiseerd
voor studenten en pas afgestudeerden in de sociale wetenschappen. Het doel van
dit seminaar is om goede tot zeer goede ouderejaarsstudenten en recent afgestudeerden in de sociale wetenschappen in de gelegenheid te stellen ervaring op te
doen in het deelnemen aan een interdisciplinaire werk- en discussiegroep van hoog
intellectueel niveau.
http://www.knaw.nl/cfdata/swr/activiteiten_detail.cfm?activiteit__id=21)
Een ander interessant initiatief is van studenten afkomstig: 'Universiteit zonder nut'
die een eigen programma organiseert (URL: http://www.uvvn.nl/index3.htm). De
studentorganisatoren streven ernaar een programma van academisch niveau aan te
bieden zonder dat daar een nut in termen van tentamens, toetsen, studiepunten of
vooropgestelde lesprogramma's mee gediend wordt. Er zijn zowel disciplinaire als
interdisciplinaire onderdelen in het programma-aanbod.
Uit onderzoek blijkt dat een vrij grote groep studenten (ca. 10%) zich niet tot een
opleiding beperkt maar er soms ook nog een tweede (of zelfs derde) opleiding bij
doet. Elders is hier onderzoek naar gedaan door Van den Berg et al. (2001).
16
Hiernaast dienen nog initiatieven genoemd te worden op het grensvlak tussen Vwoscholen en universiteiten zoals het pre-university college te Leiden en het Junior
College te Utrecht.
Ook zijn er diverse initiatieven voor het verlenen van beurzen en fellowships aan
talentvolle studenten. Deze vallen echter ook buiten deze inventarisatie.
6. Aantallen honoursstudenten
Om een indruk te krijgen van het aantal honoursstudenten dat deelneemt is op
grond van de inventarisatie per universiteit en per opleiding een overzicht gemaakt.
In tabel I en II staan de aantallen studenten die in 2003-2004 aan een honoursprogramma genoemd in de hoofdstukken 2, 3 en 4 deelnamen. Als we voor Utrecht
de deelname aan het UCU en de disciplinaire honoursprogramma’s van faculteiten
optellen komen we voor het jaar 2003–2004 op 253 studenten, 1,1 % van het
totaal aantal studenten van de UU; daarmee behoort de UU landelijk gezien tot de
koplopers in Nederland wat betreft aantallen studenten in honoursprogramma’s.
Een andere koploper is de Radbouduniversiteit uit Nijmegen met 293 studenten (ca.
2 % van het totaal).
Als het alleen gaat om deelname aan de honoursprogramma’s, los van het ‘University College’, dan is dat voor de UU slechts 0,2 % (53 studenten). De UU wordt dan
voorbijgestreefd door de RU, UvA, LEI en UvT.
De instroom in 2003/2004 van de in de hoofdstukken 2 en 3 vermelde honoursprogramma’s is 896 studenten. De instroom van het Utrecht University College (UCU),
200, vormt hiervan het leeuwendeel. Niet meegerekend zijn de studenten die een
‘double major’ doen (bijvoorbeeld UU) of een gecombineerd propedeuseprogramma
(bijvoorbeeld TUE). Bovenstaande tabel geeft alleen de instroom in 2003/2004
weer. Een ruwe schatting van het totaal aantal honoursstudenten in dat jaar is ca.
1325 (waarvan ruim 40% Honours Collegestudenten). Op het totaal van 188.937
studenten in 2003/2004 (waarvan 92% voltijds) aan Nederlandse universiteiten
neemt naar schatting ca. 0,7 % van de studenten voor kortere of langere tijd deel
aan een honoursprogramma.
7. Honoursprogramma’s als proeftuin voor onderwijsvernieuwing
De analyse van de gegevens van de inventarisatie over 2002/2003 (Wolfensberger
et al. 2004) maakte duidelijk dat veel honours- en plusprogramma's een proeftuinfunctie hebben voor onderwijsvernieuwing in het reguliere programma. Dit betrof
de introductie van nieuwe inhouden, nieuwe werkvormen en nieuwe vormen van
programmaorganisatie. Een aantal van deze onderwijsvernieuwingen worden door
reguliere programma’s overgenomen. Ook bij de nieuwe inventarisatie is gevraagd
in hoeverre het plus- of honoursprogramma op de een of nadere manier geleid
heeft tot veranderingen in het onderwijs elders (het reguliere programma) bijvoorbeeld in: inhoud, onderwijsvorm, toetsvorm, programma-opzet of anderszins.
Van de 30 programma’s gaven de invullers van het inventarisatieformulier aan dat
er vier een proeftuinfunctie hadden en één een klein beetje. Daarnaast waren er
opmerkingen vanuit vijf programma’s dat deze proeftuinfunctie wel de bedoeling
was en dat het experiment aandachtig gevolgd werd maar nog in de pilotfase was.
Overigens is het bij de schrijvers van dit rapport wel bekend dat er bij tenminste
twee honoursprogramma’s waar geen proeftuinfunctie werd gerapporteerd wel
degelijk sprake is geweest van ‘doorwerking’ van de ideeën en ervaringen naar het
17
Tabel I: studenten die deelnemen aan ‘Honours Colleges’
2003/04
College
Naam
instroom
UCU
University College Utrecht
200
Roosevelt
Honours bachelor Arts & Sciences
Academy
totaal
in 2003/2004
opmerkingen
Totaal 600
Verwacht 125; oplopend tot 200 in 2006
200
Tabel II: studenten die deelnemen aan honoursprogramma's in 2003/2004
(m.u.v. Honours Colleges)
2003/04
Universiteit
Programma
instroom
opmerkingen
UvA
Honoursprogramma Psychologie
12
UvA
Propedeuse en Bachelor Colloquium
56
Geschiedenis
UvA
Honoursbachelor Rechtsgeleerdheid
Start 2004/2005
met 20 studenten
UvA
Interdisciplinaire honoursmodulen
50
Maximum aantal
(voorheen ‘interdisciplinair
propedeutisch plusprogramma’)
UvA
Supertraject geneeskunde
30
10 à 15 % populatie
VU
VUmc: masterclass geneeskunde
20
Geen cijfers bekend
TUDELFT
Honours tracks (masterfase)
20
TUE
Junior Researchers Instituut
30
Deelname varieert van
1 maand tot 2 jaar
RUG
Traject juridisch onderzoeker
RUG
Challenge Programme Geografie
8
3-5 % populatie
RUG
20
Start 2004/2005
Economie Honours Bachelor Traject
LEI
Traject kennismaking onderzoek
12
Maximum aantal
geneeskunde
LEI
Vijf honours classes
60
60-72 totaal per jaar
RU Nijmegen Honours Programma
273
1,8 à 2 % populatie
(interdisciplinair)
EUR
Honours course econometrie
12
UvT
Honours Programme
40
86 totaal
(interdisciplinair)
UU
Geowetenschappen: honours15
programma (vh excellent tracé)
sociale geografie en planologie
UU
Diergeneeskunde Excellent tracé
8
Varieert van 5 – 10
(2,5 – 5% van de
populatie)
UU
Biomedische wetensch. X-track
10
Verwacht 8 à 12
studenten
UU
Farmaceutische Wetenschappen
20
Excellent Tracé
Totaal
696
18
reguliere onderwijs. Mogelijk dat beantwoording van deze vraag via een inventarisatieformulier ontoereikend is!
8. Selectie en zelfselectie voor honoursprogramma's
8.1 Selectiecriteria
De variatie in gehanteerde selectiecriteria en -procedures bij honoursprogramma’s
doet de vraag rijzen naar het effect ervan en wat het meest gewenst is. Om de discussie hierover beter mogelijk te maken, is dit hoofdstuk met achtergrondinformatie toegevoegd. In de Verenigde Staten is er naar de waarde hiervan het
nodige onderzoek verricht. Een hoog cijfergemiddelde (GPA, grade point average) is
hier de meest gebruikte maatstaf voor toelating, direct gevolgd door resultaten op
gestandaardiseerde testen, die vooral cognitieve vaardigheden testen. Ze worden
op nationaal niveau in selectie- en toelatingsprocedures gebruikt om het 'academic
achievement' van een student te voorspellen. Overigens blijken toelatingsregelingen goed gekwalificeerde studenten soms af te remmen om toelating tot een
honoursprogramma te vragen (Shushok 2003).
Naast het cijfergemiddelde wordt ook naar voortgang (tempo), participatie op het
College, activiteiten in besturen en raden en naar academische houding gekeken.
De waarde van een GPA als enige of beste selectiecriterium staat in de Verenigde
Staten overigens ter discussie (Stoller 2004). De gehanteerde criteria moeten ook
passen bij de doelen en de missie van een honoursprogramma van een universiteit
of faculteit. Objectieve selectiecriteria als cijfergemiddelden en testscores (en ook
het intelligentiequotiënt) meten vooral cognitieve vaardigheden en geven daarom
te weinig inzicht in de academische potentie van studenten, omdat daarbij ook nog
andere factoren en kwaliteiten een rol spelen. Jenkins-Friedman (1986) geeft
verschillende onderzoeksresultaten die dit bevestigen. Zo werden in een studie naar
kenmerken en achtergronden van succesvolle wetenschappers twee groepen van
wiskundigen vergeleken: een groep van wetenschappers die bij collega's zeer hoog
stond aangeschreven en bijzondere onderzoeksprestaties op hun naam had staan
en een controlegroep van minder hoog aangeschreven wiskundigen. Tussen deze
twee groepen werden geen significante verschillen in score op een intelligentietest
gevonden, maar wel verschillen in persoonlijke kwaliteiten die verband houden met
'creatief gedrag'. Soortgelijke resultaten zijn gevonden in onderzoek naar scheikundigen, psychologen, wetenschappelijke onderzoekers, kunstenaars en architecten.
Onderzoek in Nederland van Elshout (1985), wijst in dezelfde richting: beroemde
onderzoekers hebben geen veel hogere IQ en haalden niet veel hogere cijfers dan
hun minder presterende collega's.
Talent zoals dat bij afgestudeerden in hun beroep naar voren komt, blijkt volgens
onderzoek van onder andere Jenkins-Friedman (1986) en Renzulli (1978) (mede) te
berusten op de interactie tussen 'above average ability' (niet noodzakelijk 'superior
intellectual ability'), 'creativity' en 'task commitment'. Al deze drie aspecten verdienen volgens hen daarom, in deze volgorde van prioriteit, een eigen plaats in een
selectieprocedure voor honoursprogramma's. Deskundigen zijn het erover eens, dat
objectieve toelatingseisen, zoals een GPA, daarom geen valide graadmeters zijn
voor het succesvol afronden van een honoursprogramma. Een parallel is te trekken
met de discussie in Nederland over ‘selectie aan de poort’ voor universitaire onderwijsprogramma’s. Deskundigen betwijfelen in hoge mate de validiteit hiervan
(Drenth 2004).
19
Het laatste woord hierover is voorlopig niet gezegd. De aard van talent (‘giftedness’) is onder onderzoekers nog steeds een actueel onderwerp van onderzoek en
discussie en regelmatig worden daar nieuwe ideeën over geformuleerd en middelen
ontwikkeld over hoe er in het onderwijs mee om te gaan (zie bijvoorbeeld Ziegler
2004, Sternberg, 2003). Daar we in Nederland in de ‘pioniersfase’ zijn met betrekking tot de ontwikkeling van honoursonderwijs is het van belang juist nu kennis op
te doen over hoe de selectie voor en de inrichting van een honoursprogramma
studenten kan uitdagen hun talenten te ontwikkelen. Overigens moet opgemerkt
worden dat lang niet alle studenten met een hoog GPA op Amerikaanse universiteiten deelnemen aan een honoursprogramma. Hetzelfde geldt voor de situatie in
Nederland. Meer onderzoek hiernaar is wenselijk.
8.2 Selectie, zelfselectie en keuze
Er is dus een variëteit aan selectiecriteria en -methoden voor honoursprogramma’s.
Zo wordt geselecteerd op cijfers, studievoortgang, tempo en motivatie. Soms
schrijven studenten zich in met een brief, soms zijn er referenten zoals docenten of
tutoren en moeten studenten hun cijferlijsten inleveren. Soms worden hoogscorende studenten uitgenodigd en moeten andere studenten zich apart aanmelden. Soms is er een maximum aantal dat toegelaten wordt, soms niet.
Studenten die mee willen doen, zijn over het algemeen zeer gemotiveerd daartoe
en denken zelf de capaciteiten te hebben. Behalve de variëteit aan selectiecriteria
en methoden vanuit opleidingen en instellingen is er in de praktijk in hoge mate
sprake van zelfselectie. Veel studenten, ook studenten met hoge cijfers, geven zich
niet of niet zomaar op voor een honoursprogramma. Blijkbaar hebben ze andere
prioriteiten. Sommige studenten gaan bijvoorbeeld liever een tweede studie doen,
een interessant bijvak of andere dingen buiten de studie.
De vraag is verder in hoeverre studenten erop gericht moeten zijn een geheel
honoursprogramma te doen of alleen de gedeelten die hun interesseren. Waarschijnlijk spelen deze overwegingen een rol bij het zelfselectieproces in verband
met honours. En ook tijdens de honoursstudie gaat dit proces van zelfselectie door.
In honoursprogramma’s zullen studenten vooral die onderdelen doen die bij hun
voorkeur passen. Sommige studenten vinden deelname aan een ‘vast’ honoursprogramma voor een bepaalde periode zinnig maar verlaten dan het programma
omdat dat voor hen voldoende is geweest (zoals bijvoorbeeld gemeld in het supertraject geneeskunde UvA). Soms kan ook de extra ‘workload’ een rol daarbij
spelen. Ook bij Amerikaanse honoursprogramma’s is er de ervaring dat maar een
beperkt deel van de studenten die met een honoursprogramma begonnen is dit ook
afmaakt. Veel honoursstudenten slaan het deel waarin een honoursthesis moet
worden gemaakt over, ook al betekent dat dat ze geen honoursdiploma krijgen.
De selectiecriteria en de opzet van de toelatingsprocedure bepaalt ook hoeveel
studenten zich voor een honoursprogramma opgeven. Doorgaans is dat maar een
klein gedeelte van de studenten. Zware eisen (hoog cijfergemiddelde) met betrekking tot de toelating verlagen waarschijnlijk het percentage studenten dat geïnteresseerd is in een honoursprogramma. De vraag is dan of het loont voor maar enkele studenten een geheel honoursprogramma te verzorgen. Verlaging van eisen met
betrekking tot cijfers (bijvoorbeeld lager dan een zeven) of studievoortgang (wel of
geen studieachterstand) lijken niet meteen tot een extra grote toevloed van studenten te leiden. Een lage cijfer-eis kan bij docenten in het honoursprogramma
vragen doen rijzen over de kwaliteiten van de groep binnenkomende honoursstudenten. Overigens is het feit dat voor een honoursprogramma geen of minder
20
studiepunten gegeven worden en er extra energie moet worden gestopt in de toelating (motivatiebrief, C.V., aanbevelingen van docenten) al zo’n drempel dat vooral
behoorlijk gemotiveerde studenten zich daarvoor opgeven. Dit ligt anders in de VS
waar honourscursussen altijd regulier onderwijs vervangen.
Bij de internationaal gerichte Engelstalige Honours Colleges ligt dat wat anders.
Studenten die zijn toegelaten komen er om het hele programma te doen en een
groot deel (UCU bijvoorbeeld 80%) van de studenten slaagt er ook in om binnen de
nominale tijd een bachelordiploma te behalen.
9. Conclusies en discussiepunten
9.1 Conclusies











De ontwikkeling en implementatie van honoursprogramma's is bij de meeste
universiteiten in volle gang en is bij een aantal instellingen, en ook landelijk,
een belangrijk punt op de 'beleidsagenda' of van het Strategisch Plan van de
instelling (UU).
Een aantal nieuwe honoursprogramma's zijn net gestart of nog in ontwikkeling,
maar bij de invoering van de bachelor-masterstructuur zijn ook enkele disciplinaire programma's (voorlopig) niet gecontinueerd.
Selectie bij de toelating is bij veel honoursprogramma's een belangrijk punt van
aandacht. Bij de toelating worden diverse criteria gebruikt zoals studievoortgang, motivatie, aanbevelingen en cijfers. Het is de vraag in hoeverre selectie
op vooral cijfers adequaat is voor een honoursprogramma als men zich richt op
studenten waarvan verwacht wordt dat deze later een grote kans hebben
succesvolle, creatieve wetenschappers of professionals te worden.
Doorgaans neemt maar een klein deel van de studentenpopulatie deel aan een
honoursprogramma. Het is niet altijd duidelijk waar dit door komt. Diverse
redenen worden hiervoor genoemd: het vooralsnog beperkte aanbod, afstemming van vraag en aanbod, de gehanteerde selectiecriteria, het niet verstrekken
van studiepunten of andere prioriteiten bij studenten. Honoursprogramma's
waar grotere groepen studenten tegelijk aan deelnemen, twee tot vier procent
van de studenten van een universiteit, zijn vooral te vinden bij de interdisciplinaire programma’s en ‘Honours Colleges’.
Naast het opdoen van academische kennis spelen de ontwikkeling van academische vaardigheden (w.o. onderzoeks-, sociale en communicatieve vaardigheden) een grotere rol in het honoursonderwijs dan in het reguliere onderwijs.
De indruk uit de inventarisatie is dat disciplinaire honoursprogramma’s meer
dan de andere honoursprogramma’s gericht zijn op onderzoek.
Sommige honoursprogramma’s worden aangeboden als vervanging voor (delen
van) het reguliere onderwijs. Ook zijn er programma’s die bovenop de reguliere
studie worden gevolgd.
De meeste programma’s bieden veel keuzemogelijkheden.
De ‘Colleges’ op honoursniveau bieden allemaal een brede, Engelstalige bacheloropleiding, ‘liberal arts (and sciences)’, naar Amerikaans (V.S.) model.
Honoursprogramma’s zijn niet statisch maar veranderen regelmatig qua inhoud
en soms ook qua vorm.
Voor opleidingen, docenten en studenten die betrokken zijn bij honoursprogramma’s heeft dat een evidente meerwaarde. Dit is echter meestal matig
gedocumenteerd.
21
9.2 Discussiepunten
Deze rapportage biedt een indeling van honoursprogramma's, die enig zicht geeft
op de honoursprogramma’s zoals die zich op dit moment in Nederland ontwikkelen.
We hebben hier geen uitspraken gedaan over wat nu wel of niet een (goed)
honoursprogramma genoemd mag worden maar hebben voor de discussie wel
enkele vragen:
- Moet een honoursprogramma bij voorkeur naast (en bovenop) een regulier
programma worden gegeven of zou het gewenst zijn deze juist als vervanging
aan te bieden zoals in de V.S. gebruikelijk is?
- In hoeverre is selectie op cijfers adequaat voor een honoursprogramma als men
zich richt op studenten die later een grote kans hebben succesvolle, creatieve
wetenschappers of professionals te worden?
- De geïnventariseerde honoursprogramma’s verschillen qua opzet, inhoud, duur,
begeleiding en selectie sterk van elkaar, terwijl vaak wel dezelfde naam gehanteerd wordt. Dit verschijnsel doet zich ook voor in andere landen met dit soort
programma’s. Is dit kenmerk inherent verbonden aan het begrip honoursprogramma? Werkt dit belemmerend in de voorlichting?
- ‘Double majors’ (onderwijsprogramma’s, samengesteld uit twee opleidingen
waarbij studenten twee diploma’s halen) zijn al jaren mogelijk bij een aantal
bèta-opleidingen. De student verbreedt zijn kennis en vaardigheden door niet
één hoofdvak te doen maar bij twee studies ‘in de diepte’ te gaan. De vraag is
of dit soort programma’s als een honoursprogramma moet worden betiteld.
- Het ontwikkelen van talent behoeft steeds coaching en onderwijs-op-maat. Het
is voor docenten en opleidingen de vraag hoe om te gaan met het spanningsveld tussen vrijheid en sturing.
- De naam ‘honoursprogramma’ wordt veel gebruikt maar omvang en opzet van
deze programma’s kunnen behoorlijk verschillen. In het ene geval is het een
samenhangend driejarig programma, in een ander geval is het de naam voor
een koepel van afzonderlijke honours classes gesitueerd in verschillende
opleidingen. De vraag blijft dan ook wat we concreet onder een honoursprogramma verstaan anders dan dat het een programma is voor studenten die
meer kunnen en willen dan het reguliere programma biedt.
- De omvang van de verschillende disciplinaire, multi- en interdisciplinaire
honoursprogramma’s varieert sterk van 8 tot meer dan 30 ECTS. Hoe omvangrijk moet een honourscursus of -programma zijn om tot een volwaardige
'honoursbul' te kunnen leiden?
- We zien op verschillende universiteiten dat gezocht wordt naar een afstemming
en samenhang tussen een disciplinair en een interdisciplinair honoursprogramma. Hoe kunnen die zich het beste tot elkaar gaan verhouden?
- Welke waarde kan gehecht worden aan een honoursbul? Kan een honoursbul
bijvoorbeeld een rol spelen bij de toelating tot een vervolgopleiding en is dat
ook wenselijk? Ook is het civiel effect van de honoursbul in de bachelor nog niet
bekend.
- Een cum laude wordt verkregen door een hoog cijfergemiddelde en een
honoursbul door het voltooien van een honoursprogramma. Wat is het verschil
in waarde tussen een cum laude en een honoursbul?
- Hoe toegankelijk is honoursonderwijs voor een student? Selectieprocedures, het
niet verstrekken van studiepunten voor honoursprogramma’s en beperkte quota
sluiten onvermijdelijk bepaalde studenten uit die mogelijk wel talent hebben.
Ook kan men zich afvragen of de financiële drempel voor Honours Colleges
dusdanig hoog is dat de toegang voor een redelijk getalenteerde student met
22
weinig geld ondoenlijk is. Het blijft van belang te werken aan talentbevordering
voor alle studenten.
10. Literatuurverwijzingen
Berg, M.N. van den, Hofman, W.H.A., Stoppelenburg, C. (2001). Bollebozen in het
hoger onderwijs Stimulansen en belemmeringen bij het volgen van twee opleidingen. Rotterdam: RISBO/EUR. URL:
http://www.minocw.nl/bhw/82/index.html
Drenth, P.J.D. (2004). Selectie aan de poort werkt niet. NRC 8 april 2004.
Eijl, P.J. van, M.V.C. Wolfensberger, M. Cadée, S.Siesling, E.J. Schreve-Brinkman,
W.M. Beer, G. Faber & A. Pilot (2003). Plusprogramma's als proeftuin, met als
bijlage een inventarisatie van plusprogramma's in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht (IVLOS-Mededeling 69), 35 blz. URL:
http://www.uu.nl/content/Meded69.pdf.
Elshout, J.J. (1985). Een goed begin is het halve werk. In F.J. Mönks en P. Span
(red.), Hoogbegaafden in de samenleving. (p. 201- 210). Nijmegen: Dekker &
van der Vegt.
Groot Zevert, M.J.M., P.J. van Eijl & F.J.M. Keesen (1997). Oriëntatie op 'Honors
Programs’. Utrecht: Universiteit Utrecht (IVLOS-Mededeling 57). URL:
http://www.uu.nl/content/MEDED57.pdf.
Jenkins-Friedman, R. C. (1986). Identifying Honors Students. New Directions for
Teaching and Learning, 25, p. 99-108.
Land, S. van der (2004). Samenvatting van de conclusies uit het rapport ‘Evaluatie
Honours Programma Radboud Universiteit Nijmegen, 2002 – 2003 en 2003 –
2004. Intern rapport, Radboud Universiteit, Nijmegen, p. 15.
Renzulli, J.S. (1978). What Makes Giftedness? Reexamining a Definition. Phi Delta
Kappa, 60, 3, p.180-184.
Renzulli, J.S. & Reis, S.M. (2000). The schoolwide enrichment model. In Heller,
K.A., Mönks, F.J., Sternberg, R.J. & Subotnik, R.F. (eds). International
handbook of giftedness and talent. p. 367-382. Amsterdam etc.: Elsevier.
Shushok, F. (2003). Does honors add value to an undergraduate education? Paper
voor de National Collegiate Honours Council 38th Annual Conference, Chicago,
U.S., November 2003.
Sternberg, R.J. (2003). WICS as a model of giftedness. High Ability Studies, vol.
14, nr. 2, December, p. 109 – 137.
Stoller, R. (2004). Honors selection processes: a typology and some reflections.
J. National Collegiate Honors Council, 5, 1, 79 – 85.
Wolfensberger, M.V.C., P.J. van Eijl & A. Pilot (2004). Honours programmes as laboratories of innovation. J. National Collegiate Honors Council, 5, 1, 115 – 141.
Ziegler, A. (2004). The actiotope model of giftedness. Ulmer forschungsberichte aus
der pädagogischen psychologie, nr. 6, mei. URL: http://www.elektronischstudieren.de/ubpp/Ziegler_2004_Actiotope_Model_of_Giftedness_Nr_6.pdf
23
Bijlage 1: Informatie Plusnetwerk
Het Plusnetwerk is een landelijk platform voor academische honours- en
plusprogramma’s.
Doelen:
 Opbouwen van expertise
 Uitwisselen, circuleren en vermeerderen van kennis
 Stimuleren ontwikkeling en uitvoering nieuwe honours- en plusprogramma’s
 Ondersteunen en voeden van reeds bestaande honours- en plusprogramma’s.
Activiteiten:
 Organiseren studiedagen en werkconferenties
 Inventariseren Nederlandse honours- en plusprogramma’s
 Adviseren instanties en organisaties
 Publiceren
Doelgroep:
Diegenen die zich bezig houden met of geïnteresseerd zijn in honours- en
plusprogramma’s: Docenten, studenten, beleidsmakers en anderen.
De kerngroep van het Plusnetwerk bestaat uit vertegenwoordigers van
universiteiten.
Prof. dr. A.W. Schram
Voorzitter Plusnetwerk
Directeur Instituut voor Interdisciplinaire Studies
Universiteit van Amsterdam
Telefoon: 020 5255510
E-mail: [email protected]
Drs. P.J. van Eijl
Senior onderwijskundig Adviseur Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding,
Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS)
Universiteit Utrecht
Telefoon: 030 2531968
E-mail: [email protected]
Mw. Drs. M. Elsen
Onderwijskundig Adviseur ICLON
Universiteit Leiden
Telefoon: 071 5277178
E-mail: [email protected]
Mw. Drs. S.C. Koemans
Onderwijsmedewerker Interdisciplinaire Honoursmodules
Instituut voor Interdisciplinaire Studies
Universiteit van Amsterdam
Telefoon: 020 525 5531
E-mail: [email protected]
24
Drs. F.B. de Mink
Onderwijsconsultant en trainer
Universiteit Twente
E-mail: [email protected]
Mw. Dr. E.J. Schreve-Brinkman
Voorzitter Stichting Ontwikkelen van Talent voor de Toekomst
Universiteit Leiden
Telefoon: 06 53765470
E-mail: [email protected]
Mw. Drs. M.V.C. Wolfensberger
Coördinator Honoursprogramma Geowetenschappen
Adviseur Honoursprogramma’s
Universiteit Utrecht
Universiteit Amsterdam
Telefoon: 030 2531396
E-mail: [email protected]
vLnR: De Mink, Schreve-Brinkman, Schram, Van Eijl, Wolfensberger, Koemans, Elsen
Vragen over het Plusnetwerk?
Mail dan naar [email protected]
Of kijk op de website: http://www.plusnetwerk.org/index.php
25
Bijlage 2: Inventarisatieformulier
Aspecten van het honours- of
plusprogramma
Voorlopige
invulling op basis
van de vorige
inventarisatie en
internetgegevens
1. Naam programma:
2. Door wie (welke instantie) wordt het
programma georganiseerd?
3. Wie is de coördinator of de contactpersoon? Wat is het postadres, e-mail adres
en telefoonnummer?
4. Wat is de URL van de website van het
programma?
5. Wat is de 'missie' of het doel van het
programma?
6.Kunt u het programma typeren in een
aantal steekwoorden?
7. Voor wie is het programma bestemd?
a) Bachelorstudenten?
b) Welk studiejaar of -jaren?
c) Masterstudenten?
d) Studenten van één opleiding of van verschillende opleidingen?
e) Anders nl.
8. Looptijd van het totale programma
bijvoorbeeld 1, 2, 3 jaar of anders
9. a)Is het programma extra-curriculair?
(ja/nee)
Bij nee, wat is de omvang van het programma in (geplande) studielasturen? Of ECTS?
b) Biedt het programma de mogelijkheid om
een beperkt aantal onderdelen te volgen?
10. Hoe worden studenten geïnformeerd over
de mogelijkheden en verplichtingen van het
honours-/plusprogramma?
-bijeenkomst
-uitnodiging
-brochure
-website
-studiegids
-anders nl.
11. Wordt bij de werving speciale aandacht
besteed aan gender, allochtonen, Nederlandse studenten van buiten de instelling, buitenlandse studenten, anderen?
12. Hoe kunnen studenten zich aanmelden/
inschrijven?
26
Aanvulling en
correctie van de
gegevens (toelichtingen worden
op prijs gesteld)
13.a) Is er selectie voor toelating tot het
programma? Ja/nee
b) Zo ja, waarop worden studenten geselecteerd?
c) Wie bepaalt of studenten toegelaten
worden?
d) Wordt er tijdens het programma nogmaals
geselecteerd?
e) Op wat voor gronden kunnen studenten
tijdens het programma worden uitgesloten?
14. Beschrijving van de programmaopzet:
a) bijeenkomsten
b) onderwijswerkvormen
c) toetsvormen
d) bijzondere activiteiten
e) voertaal
f) wanneer opgericht?
15. Is er een organisatie van
plus/honoursstudenten?
16. Is er een tijdschrift of nieuwsorgaan voor
plus/honoursstudenten?
17. Hoe zou u het programma qua discipline
willen karakteriseren?
-Interdisciplinair
-multidisciplinair
-monodisciplinair
-anders nl.
18. Hoe is het programma inhoudelijk verder
te typeren?
-vooral verbredend
-vooral verdiepend
-anders nl.
19. Hoe veranderlijk is de inhoud:
-iedere keer anders
-inhoudelijk af en toe veranderend
-inhoudelijk relatief stabiel
-anders nl.
20. In hoeverre is er ruimte voor keuze voor
de student?
-keuze van cursussen
-keuze werkstuk
-keuze samenwerkingpartners
-anders nl.
21. Wie geven er onderwijs?
-hoogleraren
-andere docenten
-student-assistenten
-anderen nl….
27
22. Wat voor begeleiding is er voor studenten naast de onderwijsactiviteiten?
-docent
-speciale tutor of mentor
-oud-studenten die als assistent begeleiden
-andere nl…
23. Wat krijgen studenten bij afrondingen
van onderdelen?
-studiepunten?
-beurs?
-reiskosten?
-anders?
24. Wat zijn de eisen voor een succesvolle
afronding van het gehele programma?
25. Wat krijgen de studenten na succesvolle
afronding van het programma?
-certificaat?
-diploma?
-aantekening op diploma?
-anders?
26. Hoe is de financiering (en/of interne
verrekening) van de kosten van dit programma geregeld?
-geen regeling
-docenttijd telt mee zoals voor een regulier
programma
-aparte coördinator wordt betaald
-aparte mentor of tutor aangesteld
-aparte faciliteiten nl.
-anders nl.
27. Is de groep plusstudenten anders samengesteld dan de reguliere groep studenten?
-man/vrouw verhouding anders
-percentage etnische minderheden anders
-anders nl.
28. Hoeveel studenten nemen er jaarlijks aan
deel?
Hoeveel procent is dat naar schatting van de
totale groep studenten?
29. Hoeveel procent van de studenten die
meedoen rondt het totale
plus/honoursprogramma met succes af?
30. Hoeveel docenten zijn er bij dit programma betrokken?
Welk percentage van het totale aantal is dit
bij benadering?
31. Welke meerwaarde verwacht u dat een
goed afgerond plusprogramma kan hebben
bij verdere studie?
-bij toelating tot een vervolgstudie?
-bij sollicitatie naar promotieplaats?
-bij verdere loopbaan?
-anders nl.
28
32. Welke voorbeelden heeft u waarbij de
meerwaarde door studenten gerealiseerd is?
33. Heeft het plusprogramma op de een of
nadere manier geleid tot veranderingen in
onderwijs elders (het reguliere programma)
bijvoorbeeld in:
-inhoud
-onderwijsvorm
-toetsvorm
-programmaopzet
-anders nl.
34. Heeft het plusprogramma het expliciete
doel vernieuwend op het reguliere
programma(´s) te werken?
35. Hoe is de kwaliteitszorg voor dit
programma geregeld?
-wordt er geëvalueerd?
-zijn er criteria waaraan honours-cursussen
moeten voldoen?
-zijn er criteria voor honoursdocenten?
-anders nl.
36. Wat is in grote lijnen de waardering van
studenten voor dit programma?
-pluspunten
-minpunten
-wensen tot verandering
37. Wat worden door de docenten als de
belangrijke plus- en minpunten genoemd?
En eventuele wensen?
38. Welke veranderingen verwacht u in de
komende jaren?
39. Wat is naar uw inzicht de toegevoegde
waarde van het honoursprogramma voor de:
-student?
-docent?
-opleiding?
-anders?
29
Etalage Hoger Onderwijs
Deze pagina bevat recente rapporten, publicaties en producten op het gebied van het hoger
onderwijs. Sommige zijn gratis downloadable. Voor het bestellen van een IVLOS-Mededeling
kunt u contact opnemen met IVLOS, Heidelberglaan 8, Utrecht, telefoon 030-2534472,
e-mail:[email protected]. Prijs: € 5,- (dubbelnummers € 8,-) + € 2,50 administratiekosten bij TPG-verzending. Het webadres van deze pagina is:
http://www.ivlos.uu.nl/adviesentraining/aanboduniversite/etalagehogeronde/34863main.html
nr. 78
nr. 77
nr. 76
nr. 75
nr. 74
nr. 73
nr. 72
nr. 71
Wederzijds commitment: studiecontracten in
het Utrechtse onderwijsmodel
Honoursprogramma’s in Nederland:
resultaten van een landelijke inventarisatie
in 2004
Interne kwaliteitszorg in twee
onderwijsinstituten van de Universiteit
Utrecht (dubbelnr.) 76-1, 76-2, 76-3, 76-4
Een model met peer feedback en ‘blended
learning’voor schrijfonderwijs bij Engels:
effectief maar ook voldoende?
Honours Programmes, Sources of Innovation
in Higher Education: a perspective from the
Netherlands
Het onderzoeksportfolio van de
bacheloropleiding Scheikunde, Universiteit
Utrecht (2002/2003)
Van practiumproef naar de wereld van
onderzoek: Project Natuurkundig Onderzoek
nr. 69
Loopbaanontwikkeling met portfolioondersteuning: Faculteit Letteren (UU)
Een opstel over academische vorming met
portfolio-ondersteuning
Plusprogramma’s als proeftuin
nr. 68
Werken met curriculumfuncties
nr. 67
Beter schrijven door feedback van
medestudenten (dubbelnr.)
Lijnen in het curriculum van de bachelorfase:
twee voorbeelden
Het onderwijsprofiel van het University
College Utrecht
Curriculumfuncties in discussie (dubbelnr.)
nr. 70
nr. 66
nr. 65
nr. 64
30
Wes Holleman
feb.’05
P.J. van Eijl. M.V.C.
Wolfensberger, P.J. van
Tilborgh, A. Pilot
Herre Talsma, Rudolf de
Boer, Wes Holleman
feb. ‘05
R. Supheert, R. Kager,
W. Bruins, P. van Eijl,
S. Wils en W. Admiraal
M.V.C. Wolfensberger,
P.J. van Eijl, A. Pilot
dec.’03
Egbert Mulder & Wes
Holleman
nov.’03
aug.‘04
nov.’03
W.B. Westerveld, J.N.H.
nov.’03
van Hoof, P.M. HuismanKleinherenbrink, K.M.R.
van der Stam, S.A.M. Wils,
P.J. van Eijl
Wes Holleman
okt.‘03
Wes Holleman
mei ‘03
P.J. van Eijl, M.V.C.
Wolfensberger, M. Cadée,
S. Siesling, E.J. SchrevenBrinkman, W.M. Beer,
G. Faber en A. Pilot
P. van Eijl, A. Pilot & H.
Grunefeld
B.A.M. van den Berg
mrt.’03
Heinze Oost & Stephan
Ramaekers
Wes Holleman & Martin
Cadée
W. Holleman, P. van Eijl,
S. Ramaekers
dec.’01
mrt.’02
dec.‘01
aug.‘01
dec.’99
nr. 63
nr. 62
Ontwikkeling van algemene academische
vaardigheden in de bachelorfase: ervaringen
uit twee proeftuinen binnen de UU
Over curriculumfuncties
nr. 61
Gevraagd: academicus (m/v)
nr. 60
Naar een interpretatie van ‘academische
vorming’
nr. 59
Van VWO naar WO: aansluitprocessen en –
problemen in de propedeuse (dubbelnr.)
Onderwijsorganisatie en
Curriculumontwikkeling
Oriëntatie op ‘Honors Programs’, een
literatuurstudie
De Keuzegids Hoger Onderwijs:
inhoudsanalyse en evaluatie
nr. 58
nr. 57
nr. 56
31
Marike Weltje-Poldervaart,
Martin Cadée, Wes
Holleman
W. Holleman, P. van Eijl,
A. Pilot, S. Ramaekers
W. Holleman, H. Oost,
J. Milius, I. van den Berg,
W. Admiraal
H.A. Oost, J.W. Holleman,
B.A.M. van den Berg,
B. Thoolen, J.J. Milius
R. Taconis & J.W.
Holleman
P.J. van Eijl
mrt.’01
M.J.M. Groot Zevert, P.J.
van Eijl en F.J.M. Keesen
J.W. Holleman & P. Ket
sep.’97
dec.’99
jan.’99
sep.’98
juni’98
jan.’98
sep.‘97
Honoursprogramma's in Nederland
Resultaten van een
landelijke inventarisatie in 2004
Pierre J. van Eijl (IVLOS)
Marca V.C. Wolfensberger
(Fac. Geowetenschappen UU)
Peter J. van Tilborgh (IVLOS)
Albert Pilot(IVLOS)
Download