Thema 2 Voortplanting en ontwikkeling Mensen planten zich voort doordat de kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel. De bevruchte eicel kan dan uitgroeien tot een nieuw individu. In dit thema behandelen we eerst de bouw en de werking van het voortplantingsstelsel van een man en van een vrouw. Daarna komen enkele aspecten van seksualiteit aan bod. Over deze aspecten moet jij je mening geven. Tijdens het leven van een mens vindt vrijwel voortdurend ontwikkeling plaats. We behandelen eerst de ontwikkeling die plaatsvindt tijdens het P. Kunne 2006 ZSC - Terneuzen © embryonale stadium. Daarna komt de verdere ontwikkeling aan bod, vanaf de geboorte tot aan de dood. Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man urineblaas zaadblaasje prostaat urinebuis zwellichaam zaadleider bijbal Het voortplantingsstelsel van een man (schematisch) teelbal eikel voorhuid balzak Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man urineblaas zaadblaasje prostaat zaadleider urineleider zwellichaam bijbal teelbal (testes) eikel balzak (scrotum) Vooraanzicht van het voortplantingsstelsel van een man (schematisch) Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man De teelballen bevatten sterk gekronkelde zaadkanaaltjes. De wandcellen van de zaadkanaaltjes delen zich voortdurend, waardoor zaadcelmoedercellen ontstaan. Na deling van de zaadcelmoedercellen ontstaan cellen die zich tot zaadcellen (spermacellen) ontwikkelen. De vorming van zaadcellen in een teelbal (schematisch) Menselijke zaadcel (SEM) Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man 2n differentiatie en meiose I 2n primaire spermatocyt meiose I compleet n secundaire spermatocyt n meiose II n n n n differentiatie n n n n spermacel Productie van spermacellen in een zaadbuisje (schematisch) Zaadbuisjes met spermacellen (SEM) Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man Spermatogenese (vorming van spermacellen) Binas 86D Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man Zaadbuisje, spermacel Binas 86A Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man De zwellichamen van de penis bevatten veel holten. Als de slagaders zich verwijden, vullen deze holten zich met bloed, waardoor de penis groter en stijf wordt (erectie). Dit gebeurt onder invloed van seksuele prikkels. zwellichamen urinebuis Dwarsdoorsnede van een penis Een penis in erectie Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man samentrekken van de wand van de zaadleider samentrekken van de zaadblaasjes samentrekken van de prostaat samentrekken van de bijbal vrijkomen van sperma (ejaculatie/zaadlozing) samentrekken van de wand van de urineleider samentrekken van spieren aan de basis van de penis De twee stadia van de zaadlozing (schematisch) Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man Sperma bestaat uit: • zaadcellen (spermacellen) uit de teelballen • basisch vocht uit de zaadblaasjes dat de zaadcellen actief maakt. • vocht met voedingsstoffen afkomstig uit de prostaat Tijdens een zaadlozing verlaten 100 tot 400 miljoen zaadcellen het lichaam. mitochondriën kern zweepstaart Een zaadcel (schematisch) Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man 1. Noteer de namen en de functies van de genummerde delen van het voortplantingsstelsel van een man. nummer naam functie van het deel 1 zaadleider vervoert zaadcellen 2 zwellichaa m brengt de penis in erectie 3 penis brengt sperma in een vagina 4 urinebuis vervoert urine en sperma 5 eikel vangt seksuele prikkels op 6 zaadblaasje produceert basisch vocht dat de zaadcellen activeert 7 prostaat produceert vocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen 8 bijbal opslag van zaadcellen 9 teelbal produceert zaadcellen Bs 1 Het voortplantingsstelsel van een man 1. Door welke delen van het voortplantingsstelsel gaan zaadcellen achtereenvolgens, vanaf de plaats van vorming tot buiten het lichaam? De zaadcellen gaan vanaf de teelballen naar de bijballen, waar ze tijdelijk worden opgeslagen. Bij een zaadlozing worden de zaadcellen vanuit de bijballen via de zaadleiders voortgestuwd. De zaadleiders komen uit in de urinebuis, die door de penis loopt. Via de urinebuis verlaten de zaadcellen het lichaam. Teelballen bijballen zaadleider urinebuis het lichaam verlaten 2. Tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaan de teelballen in de buikholte, vlak bij de nieren. Daarna dalen ze af naar de balzak. Dit is bij een volwassen man nog te zien aan de ligging van de zaadleiders. Leg dat uit. De zaadleiders maken een grote boog, langs het schaambeen en de urineblaas. Deze ligging is een gevolg van het feit dat de teelballen tijdens de embryonale ontwikkeling vlak bij de nieren zijn ontstaan. Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw trechter eileider eierstok (ovarium) baarmoeder (uterus) urineblaas urinebuis vagina kleine schaamlip grote schaamlip clitoris (kittelaar) Het voortplantingsstelsel van een vrouw (schematisch) Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw De groei en ontwikkeling van een embryo vindt plaats in de baarmoeder. Deze bestaat uit een dikke gespierde wand, die met slijmvlies is bekleed. De vagina heeft een zeer rekbare wand. Bij geslachtsgemeenschap komt de penis in de vagina. Het kind komt via de vagina ter wereld. eileider trechter eierstok baarmoeder baarmoederwand baarmoedermond vagina Vooraanzicht van het voortplantingsstelsel van een vrouw (schematisch) Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw oögonia diploïde cel (2n) in het embryo 2n differentiatie en meiose I primaire oöcyt 2n aanwezig bij geboorte voltooien meiose I en start meiose II secundaire oöcyt n binnendringen van spermacel zorgt voor voltooien van meiose II n 1e poollichaampje eicel n n 2e poollichaampje Meiose in oögenese (schematisch) Rond de achtste week delen bij een vrouwelijke embryo de kiemcellen in de eierstokken zich mitotisch, hierdoor ontstaan een paar miljoen oögonia. Eén tot twee miljoen beginnen nog voor de geboorte aan de meiose, ze heten dan oöcyten. Tot aan de puberteit blijft de oöcyt in de profase-I. Bij het begin van de puberteit zijn er 400.000 oöcyten over, tijdens iedere menstruatiecyclus nemen 5-12 follikels sterk in volume toe en hervatten de meiose, slechts één follikel zal zich volledig ontwikkelen, de rest sterft af. De meiotische deling verloopt ongelijkmatig, één cel houdt al het grondplasma, de ander vormt het poollichaampje dat afsterft. Meiose II wordt pas helemaal voltooid als er bevruchting plaatsvindt. Gedurende het leven rijpen er slechts 400-500 oöcyten tot eicellen. Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw Oögenese (vorming van eicellen) bij een vrouw Binas 86D Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw degenerend geel lichaam Start: primaire oöcyt in een follikel geel lichaam primaire follikel secundaire follikel secundaire oöcyt ovulatie eierstok De ontwikkeling van een follikel in een eierstok (schematisch) In de eierstokken (ovaria) vindt de ontwikkeling plaats van de eicellen. Bij de geboorte zijn in de eierstokken van een meisje reeds alle cellen aanwezig die zich tot eicel kunnen ontwikkelen. Enkele tienduizenden van deze cellen bevinden zich in een rusttoestand in de ontwikkeling. Elk van deze cellen is omgeven door een laag andere cellen. Samen vormen ze een jonge follikel. Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw De eerste delingen van de zygote en de innesteling van het klompje cellen De ovulatie (SEM) Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw De uitwendige voortplantingsorganen van een vrouw Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw 1. Noteer de namen en de functies van de genummerde delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw. nummer naam functie van het deel 1 eileider vervoert eicellen 2 eierstok produceert eicellen 3 baarmoeder hierin komt sperma terecht, ontwikkeling embryo 4 vagina hierlangs komt kind ter wereld, afvoeren menstruatie 5 clitoris vangt seksuele prikkels op 6 kleine schaamlip bevat klieren die slijm produceren, ingang glad maken Bs 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw 1. Waardoor vindt transport van een eicel in een eileider plaats? Het transport van een eicel in een eileider vindt plaats in een vochtstroom, die ontstaat door spierbewegingen van de eileider en trilhaarbewegingen op de binnenwand van de eileider. 2. In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt de bevruchting van een eicel plaats? De bevruchting van een eicel vindt plaats in een eileider. 3. Wat gebeurt er met een eicel die niet wordt bevrucht? Een eicel die niet wordt bevrucht, wordt afgebroken. De resten worden door cellen van de wand van de eileider geresorbeerd (opgenomen). 4. Tijdens het transport door de eileider wordt het klompje cellen niet groter. Leg uit dat het klompje cellen pas kan groeien nadat het zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies. Het klompje cellen kan alleen groter worden als het van buitenaf voedingsstoffen kan opnemen. Dit is pas mogelijk na innesteling in het baarmoederslijmvlies. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting hypofyse De hypofyse is een hormoonklier en bevindt zich onderaan de hypothalamus, een deel van de hersenen. De hypofyse maakt een groot aantal hormonen, waaronder twee geslachtshormonen, namelijk: - het follikel stimulerend hormoon (FSH); - het luteïniserend hormoon (LH) Onder invloed van deze hormonen wordt de hormoonproductie van andere geslachtshormonen geregeld. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Veranderingen bij de man: Primaire geslachtskenmerken: zijn reeds vanaf de geboorte te zien: - testes - bijbal - penis met zwellichamen - prostaat met zaadblaasjes Hormonale regeling bij een man (schematisch) Secundaire geslachtskenmerken: Ontwikkelen zich gedurende de puberteit onder invloed van hormonen (testosteron): - lichaamsbeharing - zwaardere stem - oksel- en schaamhaar - zaadlozing Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Veranderingen bij de vrouw: Primaire geslachtskenmerken: zijn reeds vanaf de geboorte te zien: - eierstokken - eileiders - baarmoeder - vagina met kleine schaamlippen - clitoris Secundaire geslachtskenmerken: Ontwikkelen zich gedurende de puberteit onder invloed van hormonen (oestrogenen): - ontwikkeling van borsten - toename van vetweefsel (heupen) - oksel- en schaamhaar - menstruatiecyclus Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Het verband tussen processen in een eierstok en de processen in het baarmoederslijmvlies, als er geen bevruchting optreedt (schematisch) Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Menstruatiecyclus ongeveer 28 dagen Voor de ovulatie: Hypofyse produceert vooral FSH stimuleert de eierstok - rijping van een follikel met daarin de eicel - follikelcellen produceren oestradiol groei van baarmoederslijmvlies stimuleren en de LH productie op gang brengen Na de ovulatie: Hypofyse produceert vooral LH stimuleert de ovulatie en vorming van het gele lichaam in de eierstok - ovulatie: eisprong, de eicel komt de 14e dag uit het follikel in de eierstok vrij in de eileider - vorming van het gele lichaam (corpus luteum) uit restanten van de follikel - gele lichaam produceert progesteron stimuleert groei en ontwikkeling baarmoederslijmvlies en remt FSH en LH productie LH productie stopt waardoor het gele lichaam degenereert en geen progestron meer produceert: het baarmoederslijmvlies wordt niet meer gestimuleerd menstruatie: het baarmoederslijmvlies laat los en verlaat via de vagina het lichaam Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Het gele lichaam gaat te gronde door negatieve terugkoppeling van progesteron op LH. LH wordt dan niet meer gevormd. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Het verband tussen de processen in een eierstok en de processen in het baarmoederslijmvlies, als er bevruchting optreedt (schematisch) Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Bij bevruchting blijft het gele lichaam in stand door het hormoon HCG (Humaan ChorionGonatropine). HCG neemt de taak over van LH, dat door terugkoppeling van progesteron niet meer gevormd wordt. Door HCG blijft het gele lichaam progesteron produceren. Het gele lichaam blijft in stand door HCG. HCG neemt de taak over van LH dat door terugkoppeling niet meer gevormd wordt. Door HCG blijft het gele lichaam progesteron produceren. In de eerste weken wordt HCG door het embryo gevormd, in de periode daarna wordt HCG door de placenta gevormd. Na drie maanden vergaat het gele lichaam en neemt de placenta de progesteronproductie over. Progesteron houdt de zwangerschap in stand. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting Hypofyse aangestuurd door de hypothalamus LH FSH FSH LH Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting oestradiol oestradiol progesteron progesteron oestradiol Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting De eerste weken van de zwangerschap Binas 86E Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting 1. De pijlen in onderstaande afbeelding geven een stimulerende of remmende invloed weer. Geef in de cirkels in de pijlen de invloed als volgt weer: + de secretie wordt gestimuleerd de secretie wordt geremd - + + + - - Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting 1. Wanneer vindt waarschijnlijk de eerst volgende ovulatie plaats? Op welke dagen is dan de kans het grootst dat geslachtsgemeenschap leidt tot zwangerschap? De eerst volgende ovulatie vindt waarschijnlijk plaats op 26 januari. Op 23, 24, 25 en 26 januari is de kans het grootst dat geslachtsgemeenschap leidt tot zwangerschap. 2. Stel dat de eicel inderdaad wordt bevrucht. Wanneer vindt dan ongeveer innesteling van het embryo in het baarmoederslijmvlies plaats? Als de eicel wordt bevrucht, vindt innesteling plaats op ongeveer 1 februari. Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting 1. Welk hormoon wordt het mannelijk geslachtshormoon genoemd? Waar in het lichaam vindt secretie (afgifte) van dit hormoon plaats? Testosteron wordt het mannelijk geslachtshormoon genoemd. Secretie van testosteron vindt plaats door hormoonproducerende cellen die tussen de zaadkanaaltjes in de teelballen liggen. 2. Welke hormonen worden de vrouwelijk geslachtshormonen genoemd? Waar in het lichaam vindt secretie van deze hormonen plaats? Oestrogenen worden de vrouwelijke geslachtshormonen genoemd. Secretie van oestrogenen vindt o.a. plaats door cellen in de wand van een rijpende follikel in een eierstok. 3. Waardoor barst bij de ovulatie de rijpe follikel open? Bij ovulatie barst de rijpe follikel open, doordat deze onder invloed van de hoge concentratie LH in het bloed veel vocht heeft opgenomen. 4. Hoe komt het dat er in een menstruatiecyclus van vier weken slechts een korte periode van 3 à 4 dagen is, waarin geslachtsgemeenschap tot bevruchting kan leiden? Een onbevruchte eicel kan na de ovulatie slechts ongeveer 12 uur blijven leven; een zaadcel kan na een zaadlozing in het lichaam van een vrouw ongeveer 3 dagen blijven leven. Daardoor kan slechts in een korte periode geslachtsgemeenschap leiden tot bevruchting. Bs 4 Seksualiteit Seksualiteit kan een rol spelen bij: - voortplanting - lustbeleving - onderhouden van relaties Bs 5 Seksueel overdraagbare aandoeningen Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) of geslachtsziekten: infectieziekten die je alleen kunt krijgen door intiem lichamelijk contact met een besmet persoon. Gonorroe (druiper): er komt slijm of etter uit de penis of vagina. Behandelbaar met penicilline. Syfilis: zweertje rond de geslachtsorganen, mond, tong of anus. Onbehandeld kan de bacterie zich door heel het lichaam verspreiden en kunnen zich jaren later ernstige ziekteverschijnselen zich voordoen, zoals verlamming. Behandelbaar met penicilline. Chlamydia: soms een waterige afscheiding uit de urinebuis of vagina, of bloedverlies uit de vagina. Bij 2/3 van de besmette personen treden geen ziekteverschijnselen op. Behandelbaar met penicilline. In Nederland de meest voorkomende SOA. Bs 5 Seksueel overdraagbare aandoeningen AIDS (Aquired Immuno Deficiency Syndrome): het afweersysteem van de besmette persoon is aangetast. Hierdoor wordt deze persoon vatbaar voor allerlei ziekten, zoals darm- en longontsteking of huidkanker. AIDS wordt veroorzaakt door HIV (Human Immunodeficiency Virus). Iemand die met HIV in aanraking is gekomen gaat antistoffen vormen tegen het virus. Deze antistof is niet in staat het virus te vernietigen. Seropositief: als antistof tegen HIV aangetoond wordt bij een gezond persoon. Bij besmette personen komt het HIV voor in bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht en moedermelk. Bs 5 Seksueel overdraagbare aandoeningen 1. Waarin onderscheiden seksueel overdraagbare aandoeningen zich van andere infectieziekten? Seksueel overdraagbare aandoeningen kun je alleen krijgen via intiem lichamelijk contact met een besmet persoon; andere infectieziekten kun je ook op andere manieren krijgen. 2. Wat zijn de ziekteverschijnselen bij syfilis en bij chlamydia? Bij syfilis: een zweertje aan de geslachtsorganen, mond, tong of anus en in een later stadium verlamming en geestelijke achteruitgang. Bij chlamydia: in sommige gevallen een waterige afscheiding uit de urinebuis of vagina, of bloedverlies uit de vagina. 3. Waardoor heeft aids geen specifieke ziekteverschijnselen? Doordat bij aids het afweersysteem tegen andere ziekten is aangetast. Aids kan leiden tot allerlei ziekten. 4. Wat zijn in Nederland de twee belangrijkste bronnen van besmetting met HIV? Onveilige seks en het gebruik van dezelfde spuiten en naalden door meerdere druggebruikers zijn in Nederland de twee belangrijkste bronnen van besmetting met het aids-virus. Bs 6 Geboorteregeling Geboorteregeling: als een vrouw, meestal samen met een man, bepaalt of zij een kind wil of niet. Anticonceptie: maatregelen nemen die bevruchting tegengaan. Anticonceptiemiddelen: voorbehoedsmiddelen Anticonceptie zonder voorbehoedsmiddelen: - periodieke onthouding - coïtus interruptus (onderbroken geslachtsgemeenschap) Anticonceptie gericht op barrièrewerking: - condoom (mannencondoom of vrouwencondoom) - pessarium of femcap - zaaddodende middelen - spiraaltje of ankertje Anticonceptie gericht op hormoonwerking: - de pil: combinatiepil – driefasenpil – minipil - hormoonspiraaltje - implantaatje - mannenpil Bs 6 Geboorteregeling Sterilisatie: zaadleiders of eileiders worden door middel van een kleine medische ingreep onderbroken of dichtgemaakt. De productie van zaadcellen of eicellen gaat gewoon door, net als alle andere seksuele functies! Bs 6 Geboorteregeling Noodmaatregelen tegen ongewenste zwangerschap: morning-afterpil: een kuur waarbij je een zware combinatiepil krijgt voorgeschreven. Je krijgt een vrij hoge concentratie oestrogenen binnen, waardoor je misselijk kunt woorden. Innemen binnen 24 tot 36 uur na de geslachtsgemeenschap. plaatsen van een spiraaltje: tot vijf dagen na de geslachtsgemeenschap. overtijdbehandeling: tussen de 10e en 16e dag na het uitblijven van de menstruatie. De baarmoeder wordt schoongemaakt en leeggezogen. abortus: onder plaatselijke verdoving wordt met een zuigpompje het baarmoederslijmvlies met het embryo via de baarmoedermond weggezogen. Bs 6 Geboorteregeling 1. Welke twee hormonen bevat de ‘pil’? De pil bevat kunstmatig gesynthetiseerd oestrogeen hormoon en een progestageen hormoon. 2. Welke gunstige bijwerking heeft het gebruik van de pil voor een vrouw? De menstruatie is niet zo hevig als wanneer geen pil wordt gebruikt. 3. Op welke drie manieren voorkomen de hormonen in de pil zwangerschap? De hormonen in de pil voorkomen op de volgende drie manieren zwangerschap: - de natuurlijke cyclus wordt zodanig beïnvloed dat er in het algemeen geen eicel meer kan vrijkomen; - het slijmvlies van de baarmoeder wordt ongeschikt voor de innesteling van een eventueel bevruchte eicel; - in het baarmoederhalskanaal ontstaat een slijmprop die het zaadcellen zeer moeilijk maakt om in de baarmoeder te komen. 4. Waarom mag een pessarium niet meteen na de geslachtsgemeenschap uit de vagina worden weggehaald? Omdat sperma dat zich nog in de vagina bevindt niet mag doordringen in de baarmoeder. Bs 7 Embryonale ontwikkeling spermacel nadert de eicel de spermacel laat enzymen vrij die de membraan van de eicel verteren eiwitten in de kop van de spermacel binden aan de receptoren op de eicelmembraan het plasmamembraan van de spermacel en de eicel smelten samen de kern van de spermacel gaat het cytoplasma binnen er vormt zich een ondoordringbare bevruchtingsmembraan om de eicel kernen versmelten Bevruchting van een eicel door een zaadcel Bs 7 Embryonale ontwikkeling Bs 7 Embryonale ontwikkeling Klievingsdelingen: delingen waarbij geen groei plaatsvindt. zygote 2 cellen 4 cellen 8 cellen doorsnede door een blastula veel cellen blastula (holle bal) Klievingsdelingen Bs 7 Embryonale ontwikkeling eerste klievingsdeling eileider bevruchting ovulatie eierstok blastocyt (ingenesteld) baarmoederslijmvlies baarmoeder Van ovulatie tot innesteling Bs 7 Embryonale ontwikkeling baarmoederslijmvlies baarmoederslijmvlies toekomstige embryo bloedvat embryonaalknop toekomstige dooierzak blastulaholte trofoblast baarmoederholte trofoblast Klompje cellen vlak voor de innesteling Tijdens de innesteling (ongeveer 7 dagen na bevruchting) Bs 7 Embryonale ontwikkeling amnionholte chorion hechtvlokken amnion embryo chorion hechtsteel dooierzak Ontwikkeling van de embryo (9 dagen) dooierzak Ontwikkeling van de embryo en hechtsteel (16 dagen) Bs 7 Embryonale ontwikkeling placenta navelstreng amnion hechtsteel embryo chorion dooierzak hechtvlokken Placenta is gevormd (31 dagen) Bs 7 Embryonale ontwikkeling Bs 7 Embryonale ontwikkeling 1. Op welke manier zorgt het klompje cellen ervoor dat innesteling in het baarmoederslijmvlies plaatsvindt? Van het klompje cellen scheidt de buitenste laag cellen enzymen af, die het baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen. Hierdoor zakt het klompje cellen in het baarmoederslijmvlies. 2. Leg uit dat het klompje cellen dat uit de zygote ontstaat, pas na innesteling kan groeien. Doordat het pas voedingsstoffen kan opnemen na innesteling. 3. Tijdens de innesteling bevat het klompje cellen een holte, gevuld met vocht. Wat gebeurt er met deze holte tijdens de verdere embryonale ontwikkeling? Tijdens de verdere embryonale ontwikkeling komt deze met vocht gevulde holte tussen de twee vruchtvliezen te liggen. Deze holte verdwijnt. 4. Wat is de functie van het vruchtwater? Het vruchtwater beschermt het embryo tegen schokken en tegen uitdroging. Bovendien kan het embryo zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen. Bs 7 Embryonale ontwikkeling Embryo in de baarmoeder (schematisch) Bs 7 Embryonale ontwikkeling Bs 7 Embryonale ontwikkeling Bs 7 Embryonale ontwikkeling Bs 7 Embryonale ontwikkeling Embryo 3 weken: een kloppend hart Embryo 5 weken: vorming handen Bs 7 Embryonale ontwikkeling Embryo 6 weken: hersenactiviteit Embryo 9 weken: helemaal gevormd Bs 7 Embryonale ontwikkeling Foetus 4 maanden: waarnemen moedersstem Foetus 5 maanden: halverwege Bs 7 Embryonale ontwikkeling De laatste maanden: groeien Bs 7 Embryonale ontwikkeling 1. Op welke manier zorgt progesteron ervoor dat de zwangerschap in stand blijft? Progesteron zorgt ervoor dat de zwangerschap in stand blijft, doordat: - het baarmoederslijmvlies dikker wordt en de klieren stoffen gaan afscheiden; - het baarmoederslijmvlies in stand wordt gehouden; - de afgifte van FSH en LH door de hypofyse wordt geremd. 2. Wanneer spreken we van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap? We spreken van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap als het klompje cellen zich buiten de baarmoeder innestelt (meestal in een eileider, soms in de buikholte of in een eierstok). 3. Hoeveel eicellen zijn betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling? En hoeveel zaadcellen? Bij het ontstaan van een eeneiige tweeling zijn één eicel en één zaadcel betrokken. Bs 8 Nieuwe voortplantingstechnieken Verminderde vruchtbaarheid: als men er binnen één jaar niet in slaagt een zwangerschap te realiseren. Oorzaken: Hoeveelheid en de kwaliteit van het sperma is afgenomen misschien door strakke broeken en zittende levenswijze, waardoor temperatuur van balzak te hoog is. Vrouwen willen op steeds oudere leeftijd voor de eerste keer zwanger worden. Stoffen uit het milieu hebben een nadelige invloed op de vruchtbaarheid. Bs 8 Nieuwe voortplantingstechnieken Opheffen van ongewenste kinderloosheid Kunstmatige inseminatie: een arts brengt bij een vrouw sperma (donorsperma) in van een andere (onbekende) man. In-vitrofertilisatie (IVF): een arts haalt vrijgekomen eicellen uit de eileider en in een voedingsmedium vindt bevruchting en ontwikkeling van zygote tot klompje cellen plaats. Bij implantatie wordt het klompje cellen in de baarmoeder ingebracht meestal meerdere klompjes om kans op succes te vergroten meerlingen Het succes van een IVF-behandeling Bs 8 Nieuwe voortplantingstechnieken Preïmplantatietechniek: de gezondheidstoestand van het klompje cellen wordt onderzocht, voordat het wordt geïmplanteerd. Uit het achtcellig stadium wordt één cel weggenomen voor onderzoek. Bs 8 Nieuwe voortplantingstechnieken 1. Noem vijf factoren die bij de vrouw verminderde vruchtbaarheid kunnen veroorzaken. Vijf factoren die verminderde vruchtbaarheid bij de vrouw kunnen veroorzaken zijn: - de stijging van de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen; - bepaalde stoffen in het milieu (bijv. bestrijdingsmiddelen); - bepaalde geneesmiddelen (bijv. DES); - de voeding; - de gezondheidstoestand. 2. Noem drie factoren die de oorzaak kunnen zijn van een te laag aantal zaadcellen in het sperma van de man. Drie factoren die de oorzaak kunnen zijn van een te laag aantal zaadcellen in het sperma van de man zijn: - het dragen van te strakke broeken; - een zittende levenswijze; - de teelballen produceren te weinig of geen gezonde zaadcellen. 3. Leg uit waarom men bij IVF twee klompjes cellen implanteert. Bij IVF implanteert men twee klompjes cellen om de kans op een geslaagde innesteling te vergroten. Bs 9 De geboorte Na ongeveer negen maanden (39 weken) zwangerschap wordt het kind geboren. De ontsluiting Indaling: de eerste weeën vinden om de 15 tot 30 minuten plaats. Hierbij trekt het bovenste deel van de baarmoederwand zich samen. Het onderste deel van de baarmoederwand en de baarmoederhals worden rond het hoofdje van de foetus getrokken. Duurt 4 tot 8 uur. Ontsluiting: de weeën komen om de 3 tot 5 minuten. De slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening in de baarmoederhals wordt groter tot maximaal 10 cm (volledige ontsluiting). De vruchtvliezen breken en het vruchtwater vloeit weg. De indaling en ontsluiting Bs 9 De geboorte De uitdrijving De weeën worden steeds krachtiger en spieren in de buikwand gaan zich samentrekken (persweeën). Kan enkele seconden tot 2 uur duren. De uitdrijving Stuitligging: eerst komt het kontje of voetje naar buiten. Dwarsligging: het kind kan niet via de vagina worden geboren. Door een operatie via de buikwand (keizersnede) komt het kind ter wereld. Bs 9 De geboorte De nageboorte De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door samentrekking van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een kwartier na de baby uitgedreven. De nageboorte Bs 9 De geboorte Oestrogeen Van de eierstokken Oxytocine Van de foetus en hypofyse Positieve feedback Activeert oxytocine receptoren in de baarmoeder Stimuleert de baarmoeder tot samentrekking Stimuleert placenta tot het maken van Prostaglandine Stimuleert krachtiger samentrekking van de baarmoeder Bs 9 De geboorte 1. Welk gevaar bestaat als de moeder gaat ‘persen’ terwijl de ontsluiting nog niet volledig is? Het gevaar bestaat dat de baarmoederhals inscheurt. 2. Waarom wordt het huidsmeer van een pasgeboren baby er niet meteen afgewassen? Het huidsmeer biedt bescherming tegen ziekteverwekkers. 3. Waarom wordt een pasgeboren baby ondersteboven gehouden? Om mogelijk slijm uit de longen te laten lopen. 4. Waardoor komt de ademhaling bij een pasgeboren baby op gang? De ademhaling bij een pasgeboren baby komt op gang onder invloed van een stijging van het koolstofdioxidegehalte van het bloed van de baby (via afklemmen en doorknippen van de navelstreng). Bs 10 De levenscyclus van de mens Levensfasen van de mens Bs 10 De levenscyclus van de mens Grove motorische ontwikkeling: leren bewegen met het hele lichaam Fijne motorische ontwikkeling: leren kleine bewegingen te maken Sociale ontwikkeling: leren contact te maken met andere mensen Bs 10 De levenscyclus van de mens 1. Leg uit dat de soort mens een levenscyclus heeft en elke individuele mens een levensloop. De soort mens heeft een levenscyclus omdat de soort mens blijft voortbestaan, ondank het sterven van individuen. Elke individuele mens heeft een levensloop, omdat het leven van een mens eindigt. 2. Geef twee voorbeelden van grove motorische ontwikkelingen bij een peuter en bij een kleuter. Peuter: traplopen en tegen een bal schoppen Kleuter: leren fietsen en klimmen 3. Geef twee voorbeelden van fijne motorische ontwikkelingen bij een peuter en bij een kleuter. Peuter: leren torentje bouwen en met een lepel eten Kleuter: leren tekenen en veters strikken 4. Noem twee lichamelijke ontwikkelingen die in de puberteit plaatsvinden. De voortplantingsorganen beginnen te functioneren en de secundaire geslachtskenmerken komen tot ontwikkeling.