Powerpoint Voortplanting

advertisement
Thema 2: Voortplanting
Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting
De hypofyse is een hormoonklier en bevindt
zich onderaan de hypothalamus, een deel van
de hersenen. De hypofyse maakt een groot
aantal hormonen, waaronder twee
geslachtshormonen, namelijk:
-
het follikel stimulerend hormoon (FSH);
het luteïniserend hormoon (LH)
Onder invloed van deze hormonen wordt de
hormoonproductie van andere
geslachtshormonen geregeld.
Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting
Veranderingen bij de man:
stimuli uit andere
hersengebieden
hypothalamus
hypofyse
= negatieve
terugkoppeling
FSH
LH
Primaire geslachtskenmerken: zijn
reeds vanaf de geboorte te zien:
testes
bijbal
penis met zwellichamen
prostaat met zaadblaasjes
Secundaire geslachtskenmerken:
Ontwikkelen zich gedurende de
puberteit onder invloed van hormonen
(testosteron):
lichaamsbeharing
zwaardere stem
oksel- en schaamhaar
zaadlozing
testosteron
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
vorming van
zaadcellen
testis
Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting
Hypofyse
LH
FSH
FSH
LH
Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting
oestrogeen
oestrogeen
progesteron
progesteron
oestrogeen
Bs 3 Hormonale regeling van de voortplanting
De pijlen in onderstaande afbeelding geven een stimulerende of remmende
invloed weer. Geef in de cirkels in de pijlen de invloed als volgt weer:
+
de secretie wordt gestimuleerd
de secretie wordt geremd
hypofyse
FSH
-
rijpend
follikel
+ +
LH
gele
lichaam
oestrogeen
+ - -
progesteron
placenta
Bs 6 Geboorteregeling
Geboorteregeling: als een vrouw, meestal samen met een man, bepaalt of zij
een kind wil of niet.
Anticonceptie: maatregelen nemen die bevruchting tegengaan.
Anticonceptiemiddelen: voorbehoedsmiddelen
Anticonceptie zonder voorbehoedsmiddelen:
- periodieke onthouding
- coïtus interruptus (onderbroken geslachtsgemeenschap)
Anticonceptie gericht op barrièrewerking:
- condoom (mannencondoom of vrouwencondoom)
- pessarium of femcap
- zaaddodende middelen
- spiraaltje of ankertje
Anticonceptie gericht op hormoonwerking:
- de pil: combinatiepil – driefasenpil – minipil
- hormoonspiraaltje
- implantaatje
- mannenpil
Bs 6 Geboorteregeling
Bs 6 Geboorteregeling
1. Welke twee hormonen bevat de ‘pil’?
De pil bevat kunstmatig gesynthetiseerd oestrogeen hormoon en een
progestageen hormoon.
2. Welke gunstige bijwerking heeft het gebruik van de pil voor een vrouw?
De menstruatie is niet zo hevig als wanneer geen pil wordt gebruikt.
3. Op welke drie manieren voorkomen de hormonen in de pil zwangerschap?
De hormonen in de pil voorkomen op de volgende drie manieren
zwangerschap:
- de natuurlijke cyclus wordt zodanig beïnvloed dat er in het algemeen
geen eicel meer kan vrijkomen;
- het slijmvlies van de baarmoeder wordt ongeschikt voor de innesteling
van een eventueel bevruchte eicel;
- in het baarmoederhalskanaal ontstaat een slijmprop die het zaadcellen
zeer moeilijk maakt om in de baarmoeder te komen.
Bs 6 Geboorteregeling
Noodmaatregelen tegen ongewenste zwangerschap:
morning-afterpil: een kuur waarbij je een zware combinatiepil krijgt
voorgeschreven. Je krijgt een vrij hoge concentratie oestrogenen binnen,
waardoor je misselijk kunt woorden. Innemen binnen 24 tot 36 uur na de
geslachtsgemeenschap.
plaatsen van een spiraaltje: tot vijf dagen na de geslachtsgemeenschap.
overtijdbehandeling: tussen de 10e en 16e dag na het uitblijven van de
menstruatie. De baarmoeder wordt schoongemaakt en leeggezogen.
abortus: onder plaatselijke verdoving wordt met een zuigpompje het
baarmoederslijmvlies met het embryo via de baarmoedermond
weggezogen.
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
Klievingsdelingen: delingen waarbij
geen groei plaatsvindt.
zygote
2 cellen
4 cellen
8 cellen
doorsnede door
een blastula
veel cellen
blastula
(holle bal)
Klievingsdelingen
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
eerste klievingsdeling
eileider
bevruchting
ovulatie
eierstok
blastocyt
(ingenesteld)
baarmoederslijmvlies
baarmoeder
Van ovulatie tot innesteling
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
baarmoederslijmvlies
baarmoederslijmvlies
toekomstige embryo
bloedvat
embryonaalknop
toekomstige
dooierzak
blastulaholte
trofoblast
baarmoederholte
trofoblast
Tijdens de innesteling (ongeveer 7 dagen na bevruchting)
Klompje cellen vlak voor de
innesteling
•
•
•
•
•
Het pre-embryo is een blaasje geworden (+/- 100 cellen)
Dit blaasje zet zich stevig vast in baarmoederslijmvlies
Vanaf nu spreken we van een embryo en van zwangerschap
Slijmvlies wordt dikker
Slijmprop ontstaat in baarmoedermond
Gevolg delende kiemschijf:
Navelstreng
Chorion
Amnion holte
Amnion
Hechtsteel
Dooierzak
Dooierzak/blaasje  vormt eerste bloedcellen
Ontstaan van holtes met vocht (vruchtwater) en
vruchtvliezen; amnion en chorion
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
Slagader van moeder
Ader van moeder
Placenta
Moederlijk deel
Placenta
Navelstreng
Chorionvlokken
met haarvaten
Foetal deel van
placenta
Bloedruimte
Navelstrengslagader
Baarmoeder
Navelstrengader
Navelstreng
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
Navelstreng:
2 navelstrengslagaders
Van embryo naar placenta
Koolstofdioxide en
afvalstoffen
1 navelstrengader
Van Placenta naar embryo
Zuurstof en voedingsstoffen
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
1. Op welke manier zorgt het klompje cellen ervoor dat innesteling in het
baarmoederslijmvlies plaatsvindt?
Van het klompje cellen scheidt de buitenste laag cellen enzymen af, die het
baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen. Hierdoor zakt het klompje cellen in
het baarmoederslijmvlies.
2. Leg uit dat het klompje cellen dat uit de zygote ontstaat, pas na innesteling
kan groeien.
Doordat het pas voedingsstoffen kan opnemen na innesteling.
3. Tijdens de innesteling bevat het klompje cellen een holte, gevuld met vocht.
Wat gebeurt er met deze holte tijdens de verdere embryonale ontwikkeling?
Tijdens de verdere embryonale ontwikkeling komt deze met vocht gevulde
holte tussen de twee vruchtvliezen te liggen. Deze holte verdwijnt.
4. Wat is de functie van het vruchtwater?
Het vruchtwater beschermt het embryo tegen schokken en tegen uitdroging.
Bovendien kan het embryo zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen.
Bs 7 Embryonale ontwikkeling
1-eiige tweeling
Splitsing tot 7e dag
Dag 8 – 13 splitsing
2-eiige tweeling
Splitsing 13e – 15e dag:
Siamese tweeling
Bs 9 De geboorte
Na ongeveer negen maanden (39 weken) zwangerschap wordt het kind
geboren.
1) De ontsluiting
Indaling: de eerste weeën vinden om de 15 tot 30 minuten plaats. Hierbij
trekt het bovenste deel van de baarmoederwand zich samen. Het onderste
deel van de baarmoederwand en de baarmoederhals worden rond het
hoofdje van de foetus getrokken. Duurt 4 tot 8 uur.
Ontsluiting: de weeën komen om de 3 tot 5 minuten. De slijmprop in de
baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening in de baarmoederhals
wordt groter tot maximaal 10 cm (volledige ontsluiting). De vruchtvliezen
breken en het vruchtwater vloeit weg.
Bs 9 De geboorte
2) De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger en spieren in de buikwand gaan zich
samentrekken (persweeën). Kan enkele seconden tot 2 uur duren.
Stuitligging: eerst komt het kontje of voetje naar buiten.
Dwarsligging: het kind kan niet via de vagina
worden geboren. Door een operatie via de
buikwand (keizersnede) komt het kind ter wereld.
Bs 9 De geboorte
3) De nageboorte
De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door
samentrekking van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een
kwartier na de baby uitgedreven.
Bs 9 De geboorte
1. Welk gevaar bestaat als de moeder gaat ‘persen’ terwijl de ontsluiting nog
niet volledig is?
Het gevaar bestaat dat de baarmoederhals inscheurt.
2. Waarom wordt het huidsmeer van een pasgeboren baby er niet meteen
afgewassen?
Het huidsmeer biedt bescherming tegen ziekteverwekkers.
3. Waarom wordt een pasgeboren baby ondersteboven gehouden?
Om mogelijk slijm uit de longen te laten lopen.
4. Waardoor komt de ademhaling bij een pasgeboren baby op gang?
De ademhaling bij een pasgeboren baby komt op gang onder invloed van
een stijging van het koolstofdioxidegehalte van het bloed van de baby (via
afklemmen en doorknippen van de navelstreng).
Download