Vastgoedeconomie Hoofdstuk 7 Geld- en

advertisement
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
Vastgoedeconomie
www.makelaardijcdrom.nl
IPD
HOOFDSTUKKEN: 07
GELD- EN BANKWEZEN
De onderdelen die hieronder worden behandeld, komen overeen met (onderdelen uit) van:
- hoofdstuk 6 lesboek Economie Vastgoed (Buist en Wagemakers)
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Geld:
- algemene benaming voor munt(en), bankbiljet(ten) en andere waardepapier(en)
- kan op verschillende manier(en) worden onderscheiden, waaronder:
1. kan naar de vorm worden onderscheiden in:
1.1. chartaal_geld
1.2. giraal_geld
2. en kan onderscheiden worden / gedefinieerd als:
2.1. universeel, nationaal en / of internationaal algemeen aanvaard ruilmiddel
- dat berust op vertrouwen ( fiduciair_geld )
- kan onderhevig zijn aan inflatie
2.2. een ruilmiddel met een algemene economische beschikkingsmacht over goederen en
dienst(en)
2.3. een rekenmiddel waarmee de waarde van alle goederen en dienst(en) op een bepaald
moment onderling kunnen worden
2.4. vergeleken en in één gemeenschappelijke noemer kunnen worden uitgedrukt
2.5. de drager van koopkracht ( ongedifferentieerde_koopkracht )
2.6. definitie volgens het IMF: zie: IMF
2.7. samenvattend: een algemeen ruilmiddel alsmede een rekeneenheid
- de geldhoeveelheid in de maatschappij kan toenemen, of afnemen middels, respectievelijk,
geldschepping, of geldvernietiging
- met de uitdrukking " geld " wordt dus niet de vorm / aard / wezen van het geld vastgelegd, maar alleen
de functie(s), waaronder:
3. hoofdfunctie(s):
3.1. ruilmiddel ofwel betaalmiddel
- de overdracht van geld tegen goederen, of verleende dienst(en)
- is een voorbeeld van indirecte_ruil
3.2. rekeneenheid ofwel waardemeter
4. afgeleide_functie(s), waaronder:
- oppotmiddel
- geld kan in alle mogelijke richting(en) worden aangewend ( ongedifferentieerde_koopkracht ), in
- tegenstelling tot goederen die alleen kunnen worden geruild met partij(en) welke die goederen net op
dat moment willen hebben
- de geldhoeveelheid kan worden vergroot, of worden verkleind door de geldscheppende_instelling(en)
- Keynes heeft een aantal motieven gegeven om geld als liquiditeit aan te houden, dit
- staat bekend als de liquiditeitsvoorkeurtheorie ofwel liquiditeitsvoorkeur
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Liquiditeitsvoorkeurtheorie van Keynes:
- John Maynard Keynes heeft 4 motieven aangegeven om geld als liquiditeit aan te houden, en die 4
motieven zijn:
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
1
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
1. transactiemotief
- ontvangst(en) en uitgave(n) vallen niet samen in de tijd en daarom wordt geld in kas / tegoed
gehouden
1.1. ontvangst zoals: salaris, opbrengst, etc.
1.2. uitgave(n) voor: voedsel, kleding, huur, verzekeringspremie, etc.
- het daarmee samenhangende geldbedrag bevindt zich in de zogenoemde actieve_kas
2. voorzorgsmotief
- onvoorziene_uitgave(n) waarvoor geld in kas / tegoed wordt gehouden
2.1. reparatie(s) of vervanging(en) van defecte apparatuur, etc.
- het daarmee samenhangende geldbedrag bevindt zich in de zogenoemde inactieve_kas
3. speculatiemotief
- kunnen profiteren van toekomstige voordelen door uit te stellen aanschaffing(en) waarvoor geld in
kas / tegoed wordt gehouden
3.1. prijsdaling(en)
3.2. betere of nieuwere product(en)
- het daarmee samenhangende geldbedrag bevindt zich in de zogenoemde inactieve_kas
4. risicoafkeermotief
- ontlopen / vermijden van eventueel koersverlies op aandelen en obligatie(s), of waardevermindering
van goederen, etc., door die nu te verkopen en in geld om te zetten en later weer te kopen ( tegen
een gunstiger prijs / gunstiger voorwaarde(n) )
- het daarmee samenhangende geldbedrag bevindt zich in de zogenoemde inactieve_kas
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Soorten geld:
- geld kan worden onderscheiden in:
1. chartaal_geld
2. giraal_geld
- zie voor uitleg hieronder
1. Chartaal_geld:
1.1. betreft stoffelijk geld in de vorm van bankbiljet(ten), muntbiljet(ten) en munt(en)
- aan de creatie / schepping van dit soort geld ligt een charta = machtiging van de betreffende
overheid ten grondslag
1.2. chartaal_geld kan via substitutie worden omgezet in giraal_geld
1.3. chartaal_geld omvat naar schatting slechts 15 % van de totale geldhoeveelheid, en
1.4. giraal_geld 85 %
2. Giraal_geld:
2.1. wordt ook wel boekgeld ofwel schrijfgeld genoemd
2.2. een abstracte ( = onstoffelijke ) vorm van geld ( in tegenstelling tot ( stoffelijk ) chartaal_geld )
- in de vorm van een direct_opeisbare_vordering op geldscheppende_instelling(en), en
- waarover per cheque, of door middel van overschrijving, kasopname of pinnen kan worden
beschikt
2.3. geld in de vorm van banktegoed(en)
- bestaat alleen in de vorm van een aantekening, in de boek(en) van de bank als
geldscheppende_instelling, als
- de saldi ( van tegoed(en) van rekening_courant ) bij bank(en) en girodienst(en), en
- is direct_opeisbaar in chartaal_geld
2.4. giraal_geld kan via substitutie worden omgezet in chartaal_geld
2.5. giraal_geld omvat naar schatting 85 % van de totale geldhoeveelheid, en
- chartaal_geld slechts 15 %
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
2
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
3. voor een overzicht / vergelijking van chartaal_geld met giraal_geld, zie hieronder:
-------------------------------Chartaal_geld
-------------------------------Stoffelijk_geld ( = tastbaar )
Wettig_betaalmiddel
Staatsgeld
Vaste coupure(s)
Gesteld aan toonder
--------------------------------
-------------------------------------------------Giraal_geld
-------------------------------------------------Onstoffelijk_geld ( boekgeld ofwel schrijfgeld )
Geen wettig_betaalmiddel
Bankgeld
Geen vaste coupure(s)
Gesteld op naam
--------------------------------------------------
- zie ook:
- chartaal_geld
- giraal_geld
- fiduciair_geld
- staatsgeld
- bankgeld
- onvolwaardige_munt
- volwaardige_munt
- intrinsiek_volwaardige_munt
- bankbiljet
- muntbiljet
- eurobiljet
- euromunt
- banktegoed
- zilverbon
- zilverbons
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Geldschepping en geldvernietiging:
1. Geldschepping
2. Geldvernietiging
-----------------------Geldhoeveelheden ofwel liquiditeiten
a. Primaire_liquiditeiten ofwel de maatschappelijke_geldhoeveelheid ( M1 )
- betreft de direct_opeisbaar_tegoed(en) in handen van het publiek
- is chartaal_geld ( 170 miljard ) + giraal_geld ( 600 miljard )
- wordt ook wel M1 genoemd
b. Secundaire_liquiditeiten
- betreft de binnen 2 jaar opeisbaar_tegoed(en) / deposito(s) = near_money nposito(s) met
een opzegtermijn < 3 maanden
- M1 + Secundaire_liquiditeiten = M2
c. Overige_secundaire_liquiditeiten
- betreft de overige opeisbaar_tegoed(en) / deposito(s) met een looptijd tot 2 jaar
- repo(s), aandelen in geldmarktfonds(en) en kortlopende schuldbewijzen tot 2 jaar
d. Binnenlandse_geldhoeveelheid ( M3 )
- is de som van M2 + overige_secundaire_liquiditeiten
-----------------------1. - Geldschepping:
- elke handeling waardoor de maatschappelijke_geldhoeveelheid ofwel M1 in de maatschappij
toeneemt ( en daarmee tot een vergroting van M2 en van de totale_liquiditeitsmassa M3 )
- leidt tot een toename van de beschikking over koopkracht zonder dat een ander beschikkingsmacht
over koopkracht heeft afgestaan
- als de toename van de geldhoeveelheid alleen betrekking heeft op de toename van het giraal_geld
( = banktegoed(en) = direct_opeisbaar_tegoed(en) bij de geldscheppende_instelling(en) ), dan wordt
dit girale_geldschepping genoemd
- geldschepping kan worden onderscheiden in 4 manier(en):
1. formele_geldschepping
1.1. substitutie
2. materiële_geldschepping
2.1. wederzijdse_schuldaanvaarding
2.2. transformatie, waaronder:
- omzetting van termijndeposito('s)
3. chartale_geldschepping
4. girale_geldschepping
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
3
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
1.1. Formele_geldschepping
1.1.1. betreft substitutie, zijnde
- de omzetting van chartaal_geld in giraal_geld en omgekeerd, of
- het omzetten van munt(en) in bankbiljet(ten) en omgekeerd
- de maatschappelijke_geldhoeveelheid / primaire_geldhoeveelheid M1 wijzigt NIET
- is dus een speciale vorm van " geldschepping "
- M2 en M3 wijzigen dus ook niet
1.2. Materiële_geldschepping:
- kan worden onderscheiden in:
1.2.1. wederzijdse_schuldaanvaarding:
- betreft het verstrekken van krediet(en) door geldscheppende_instelling(en)
aan het publiek ( = consument + ondernemer )
- de maatschappelijke_geldhoeveelheid / primaire_geldhoeveelheid M1 neemt
toe ( en daarmee M2 en M3 )
1.2.2. transformatie
- kan worden onderscheiden in:
1.2.1.1. transformatie_kortlopend:
- betreft transactie(s) op de geldmarkt ( = looptijd < 2 jaar )
a. betreft de omzetting van chartaal_geld of van giraal_geld ( = M1 )
in near_money ( bijv. termijndeposito('s) met looptijd < 2 jaar ),
etc.
a.1. M1 neemt af en de secundaire_liquiditeiten neemt toe en M2
( = M1 + sec. liq. ) blijft gelijk
b. betreft de omzetting van near_money ( bijv. termijndeposito('s) met
looptijd < 2 jaar, etc. ), in chartaal_geld of in giraal_geld
b.1. M1 neemt toe en de secundaire_liquiditeiten neemt af en M2
( = M1 + sec. liq. ) blijft gelijk
1.2.2.2. transformatie_langlopend:
- betreft transactie(s) op de kapitaalmarkt
a. dus M1 omzetten in deposito(s) met looptijd > 2 jaar
a.1. M1 neemt af ( geldvernietiging ), M2 en M3 nemen af
b. het omgekeerde van a: M1 neemt toe ( = geldschepping ); M2 en M3
nemen ook toe
1.3. chartale_geldschepping:
- het vergroten van de geldhoeveelheid ( M1 ) door de geldscheppende_instelling(en) middels
het uitgeven van:
1.3.1. munt(en)
1.3.2. bankbiljet(ten)
1.4. girale_geldschepping
- de toename in de geldhoeveelheid ( M1 ) van giraal_geld bij de
geldscheppende_instelling(en)
- in de vorm van
1.4.1. direct_opeisbaar_tegoed(en) / direct_opeisbare_vordering(en), of
1.4.2. direct_opeisbare_verplichting(en) door, onder meer:
1.4.2.1. openen van nieuwe banktegoed(en), waarbij:
- chartaal_geld wordt omgezet in giraal_geld
ofwel waarbij:
- chartaal_geld wordt vernietigd en giraal_geld wordt geschapen
- en waarbij M1 niet wijzigt
1.4.2.2. verlenen van giraal_krediet(en), waarbij:
- giraal_geld wordt geschapen
- en waarbij M1 toeneemt
-----------------------Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
4
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
2. Geldvernietiging:
- wordt ook wel negatieve_geldschepping genoemd
- elke handeling waardoor de geldhoeveelheid (=de maatschappelijke_geldhoeveelheid M1 en de
totale_geldhoeveelheid M3 ) in de maatschappij afneemt
- leidt tot een afname van de beschikking over koopkracht zonder dat een ander beschikkingsmacht
over koopkracht heeft bij gekregen
- meestal wordt de uitdrukking geldschepping gebruikt voor zowel de toename als de afname van de
geldhoeveelheid
- geldvernietiging wordt dan gezien als een negatieve_geldschepping
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Liquiditeitenmassa / Binnenlandse_liquiditeitenmassa:
1. Binnenlandse_liquiditeitenmassa:
- wordt ook wel M3 ofwel totale_liquiditeitenmassa genoemd
- de som van de nationale_geldhoeveelheid ( M1 ) en de hoeveelheid secundaire_liquiditeiten
- in het internationale_betalingsverkeer zijn liquiditeitenmassa('s) of
internationale_liquiditeit(en) de activa die voor de internationale betaling(en) kunnen dienen
en worden gevormd door monetair_goud, deviezen, en vordering(en) op korte termijn met
een geldkarakter
- waarbij:
- de primaire_liquiditeiten (= M1) omvatten:
- chartaal_geld
- giraal_geld voor zover dit direct_opeisbaar is
- de secundaire_liquiditeiten omvat:
- vordering(en) die niet in bezit van de geldscheppende_instelling(en) zijn en binnen 2 jaar
in geld kunnen worden, zoals:
- termijndeposito('s)
- spaartegoed(en) bij handelsbank(en)
- schatkistpapier
- valutategoed(en) van ingezetene(n)
- kasgeldlening(en)
- kort_krediet(en)
of die:
- a pari in betaling kunnen worden gegeven ter voldoening van lopende
belastingaanslag(en) / belastingschuld(en)
- geld in de kas(sen) van de bank(en) en vordering(en) met een looptijd van langer dan 2 jaar tellen
dus NIET mee voor de bepaling van M1, M2 en M3
- kan worden onderscheiden in:
1.1. maatschappelijke_geldhoeveelheid ( M1 )
- betreft de primaire_liquiditeiten, zijnde
- de direct_opeisbaar chartale_tegoed(en) en girale_tegoed(en)
1.2. secundaire_liquiditeiten
- betreft de binnen 2 jaar opeisbare tegoed(en)
- waarbij de binnenlandse_liquiditeitenmassa ( M3 ):
M3 = maatschappelijke_geldhoeveelheid ( M1 ) + secundaire_liquiditeiten +
overige_ secundaire_liquiditeiten = M2 + overige_ secundaire_liquiditeiten
2. geld in de kas(sen) van de bank(en) behoort NIET tot M1, M2, of M3
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
5
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
- Geldmarkt en kapitaalmarkt:
- kan worden onderscheiden in:
1. geldmarkt
2. kapitaalmarkt
-------------------1. Geldmarkt:
- vormt tezamen met de kapitaalmarkt een onderdeel van de financiële_markt ofwel vermogensmarkt
- abstracte_markt voor financiële_transactie(s) betreffende vermogenstitel(s) met een looptijd korter
dan 2 jaar
- de markt ( in abstracte_zin ) waar kort_krediet(en) worden verstrekt en waar lopende
kort_krediet(en) worden verhandeld
- kan worden onderscheiden in:
1.1. geldmarkt_in_enge_zin:
- kortlopende schuld die een particuliere_bank (lees: primaire_bank en secundaire_bank )
heeft bij DNB
- de rente in deze geldmarkt in enge zin is voor de hele EU gelijk
1.2. geldmarkt_in_ruime_zin:
- geheel van vraag naar en aanbod van kort_krediet
2. Kapitaalmarkt:
- vormt tezamen met de geldmarkt een onderdeel van de financiële_markt ofwel vermogensmarkt
- abstracte_markt voor financiële_transactie(s) betreffende vermogenstitel(s) met een looptijd langer
dan 2 jaar
- de markt ( in abstracte_zin ) waar vermogensoverdracht(en) voor langere termijn plaatsvinden
- de kapitaalmarkt kan als volgt worden onderscheiden:
2.1. handel in nog niet bestaande / nieuwe vermogenstitel(s)
2.1.1. emissiemarkt ofwel openbare_kapitaalmarkt
- beperkt aantal vrager(s) en veel aanbieder(s)
- emissie van obligatie(s) en aandelen
2.1.2. onderhandse_kapitaalmarkt ofwel besloten_kapitaalmarkt
- één vrager en beperkt aantal aanbieder(s)
- vermogensoverdracht(en)
met voor 1 en 2 als vrager(s):
- overheid
- bedrijfsleven
- geldscheppende_instelling(en)
met voor 1 als aanbieder(s)
- particulier(en)
- institutionele_belegger(s)
- geldscheppende_instelling(en)
met voor 2 als aanbieder(s)
- institutionele_belegger(s)
- de laatste decennia is een belangrijke verschuiving opgetreden van de openbare_markt naar de
onderhandse_markt, door de groei van de collectieve_vermogensvorming via
institutionele_belegger(s) en de relatieve teruggang van de particuliere_vermogensvorming
2.2. handel in bestaande vermogenstitel(s)
2.2.1. effectenhandel
2.2.1.1. aandelen
2.2.1.2. obligatie(s)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
6
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
- Verkeersvergelijking_van_Fisher:
- geformuleerd door de Amerikaanse econoom Fisher
- luidt als volgt:
MxV =PxT
waarbij:
M = de maatschappelijke_geldhoeveelheid M1 ofwel de primaire_liquiditeiten M1 ( M = money )
V = omloopsnelheid van het geld ( in economische zin ) ( V = velocitas )
P = gemiddelde_prijspeil van de goederen en dienst(en) in een bepaalde periode ( bijv. een jaar )
( P = price )
T = hoeveelheid goederen en dienst(en) die in de periode wordt verhandeld ( T = trade )
MxV
PxT
wordt de geldzijde ofwel de effectieve_geldhoeveelheid genoemd
1. kan toenemen door:
1.1. een toename van de geldhoeveelheid door geldschepping zoals:
- verstrekken van krediet(en)
1.2. een toename van de omloopsnelheid
- ontpotten van geld
2. kan afnemen door:
2.1. een afname van de geldhoeveelheid door geldvernietiging zoals:
- aflossen van krediet(en)
- tekort op de betalingsbalans
- goud en deviezen worden aan het buitenland betaald, en
- daarmee aan de circulatie onttrokken
2.2. een afname van de omloopsnelheid door:
- oppotten van geld door:
- het aanhouden van grotere kasvoorraden
wordt de goederenzijde ofwel de reële_zijde genoemd
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Economische_en_Monetaire_Unie ( EMU ):
- is op 1 januari 1999 van start gegaan
- wordt sinds de invoering van de chartale Euro op 1 januari 2002 ook wel de Eurozone genoemd
- de girale Euro was al eerder ingevoerd
- bestaat in 2006 uit de volgende 12 lidstaten:
- België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal,
Spanje, Zweden
- Denemarken en het Verenigd_Koninkrijk hebben van hun recht gebruik gemaakt voorlopig buiten de
EMU te blijven
- om deel te nemen aan de Eurozone moeten de lidstaten aan een aantal voorwaarden voldoen ( zoals
neergelegd in het Verdrag_van_Maastricht ), waaronder:
1. inflatie
2. lange_rente
- de lidstaten geven hun eigen rentebeleid grotendeels op ( wordt nu bepaald door de ECB )
3. overheidsfinanciën
- financieringstekort mag niet meer bedragen dan 3 % van het BBP
- staatsschuld mag niet meer bedragen dan 60 % van het BBP
- ondersteuning van het Stabiliteitspact
- streven naar begrotingsevenwicht, of een klein begrotingsoverschot op
middellange_termijn
4. wisselkoers
- de lidstaten geven hun eigen wisselkoersbeleid grotendeels op ( wordt nu bepaald door de ECB )
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
7
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
- betreft regeling(en) aangaande:
5. het financieringstekort
- moet zijn beperkt tot: < 3 % van het BBP
6. staatsschuld:
- moet zjn beperkt tot: < 60 % van BBP
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Europese_Centrale_Bank ( ECB ):
- kan worden onderscheiden in:
1. Europese Stelsel van Centrale Banken ( ESCB ), waarbij
- de ESCB = ECB + centrale_bank(en) van de lidstaten
- de Raad van Bestuur ( RvB) van de ESCB bestaat uit 6 ECB directieleden + de president(en) van de
centrale_bank(en)
- verantwoordelijk voor:
1.1. handhaven van prijsstabiliteit
1.2. koopkracht van de Euro, door
- beteugelen van de inflatie door aanpassen van de rente en daarmee van de
geldhoeveelheid
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Monetaire_beleid:
- wordt mee bedoeld: monetaire_beleid van de ECB / ESCB met betrekking tot de Eurozone
- heeft als primaire doelstelling:
- handhaven van de prijsstabiliteit in de Eurozone, dat wil zeggen:
- handhaven van de koopkracht van de Euro ofwel de interne_waarde van de Euro, en
- houdt zich niet zozeer bezig met de externe_waarde van de Euro ( = wisselkoers )
- dat kan inhouden dat als tot bestrijding van de inflatie een renteverhoging wordt doorgevoerd
- de werkgelegenheid kan dalen, waarbij
- de bestrijding van de inflatie voorrang heeft boven de werkgelegenheid
- om de prijsstabiliteit te handhaven heeft de ECB de volgende instrument(en) van het monetaire_beleid:
- rentestand
- geldhoeveelheid
om zodoende de inflatie te kunnen controleren
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Geldmarktbeleid:
- de algemene_bank(en) hebben rekening(en) bij de betreffende centrale_bank(en), en
- doen betaling(en) aan elkaar via die rekening(en)
- een algemene_bank kan zodoende een tegoed of een tekort bij de betreffende centrale_bank
hebben, waarbij
- het saldo de kaspositie wordt genoemd
- Kaspositie:
- betreft het saldo van het kasgeldtegoed van een algemene_bank bij een centrale_bank ( CB )
- bij overschot geen rentebetaling door CB
- kan verder worden onderscheiden m.b.t.:
1. overschot(ten), waaronder:
1.1. kasoverschot
1.2. geldmarktoverschot
2. tekort(en), waaronder:
2.1. kastekort
2.2. geldmarkttekort
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
8
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
1.1. kasoverschot:
- het positieve saldo m.b.t. het tegoed van een bank bij de centrale_bank
1.2. geldmarktoverschot:
- de som van de kasoverschot(ten) bij de bank(en)
- het gezamenlijke overschot dat de algemene_bank(en) bij een centrale_bank hebben, en
- waarover ze van centrale_bank geen rente krijgen vergoed, en
- waarbij de ECB de algemene_bank(en) kunnen verplichten een gedeelte van het
geldmarktoverschot ( = kasgeld ) bij de centrale_bank vast te zetten, waarbij
- het vast te zetten gedeelte de kasreserve wordt genoemd
- kasreserve m.b.t. bank(en):
- het gedeelte van het geldmarktoverschot ( = kasgeld ) van een algemene_bank, dat wordt
gevormd door:
- de chartaal_geld(en) in kas bij de bank(en), die door:
- substitutie
of
- transformatie
zijn verkregen, en
waarvan de ECB heeft verplicht dat bij de centrale_bank vast te zetten
- deze kasreserve wordt niet tot de geldhoeveelheid ofwel primaire_liquiditeiten gerekend
en
- mag niet tot de dekking worden gerekend
- over deze kasreserve wordt door de centrale_bank wel rente vergoed
2.1. kastekort:
- het negatieve saldo m.b.t. het tegoed / schuld / tekort van een bank bij de centrale_bank
2.2. geldmarkttekort:
- betreft de som van de kastekort(en) bij de bank(en)
- het gezamenlijke tekort dat de algemene_bank(en) bij een centrale_bank hebben, en
- waarvoor ze dan bij de centrale_bank een krediet moeten opnemen en
- waarvoor ze dan een door de ECB vast te stellen rente moeten betalen,en
- waarbij de ECB ook de omvang van de aan de algemene_bank(en) te verstrekken
krediet(en) vaststelt
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Kasreserve:
- betreft het door de ECB verplichte, vastgezette overschot van de algemene_bank(en) bij een
centrale_bank
- mag niet worden meegeteld voor de dekking
- wordt wel rente over betaald door CB
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Wisselkoers en deviezen:
1. Wisselkoers:
- betreft de ruilverhouding tusen de munteenheden van twee land(en), waarbij
- de koers de prijs is van een buitenlandse valuta, uitgedrukt in Euro('s), of uitgedrukt in een
andere nationale geldeenheid
- ruilverhouding ( waarde ) van een munt ten opzichte van buitenlands geld
- de prijs van een eenheid vreemde_valuta uitgedrukt in de nationale_valuta
- de volgende type(n) wisselkoers(en) kunnen worden onderscheiden:
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
9
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
1.1. flexibele_wisselkoers ofwel vrij_zwevende_wisselkoers ofwel clean_floating:
- hierbij komt de wisselkoers tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod
- de monetaire_autoriteit(en) houden zich volledig afzijdig
- er is geen enkele vorm van interventie
1.2. vaste_wisselkoers:
- hierbij wordt de wisselkoers m.b.t. de valuta van een bepaald land op een bepaald
niveau ( = de koers ) vastgesteld en gehandhaafd door de monetaire_autoriteit(en)
van dat land
- de betreffende centrale_bank van dat land is bereid tegen de vastgestelde koers
onbeperkt vreemde_valuta('s) aan te kopen en te verkopen
1.3. stabiele_wisselkoers:
- hierbij mogen de wisselkoers(en) m.b.t. de valuta van een bepaald land binnen een
bepaalde marge ( = bandbreedte begrensd door de interventiepunt(en) ofwel
interventiewaarde(n) ) fluctueren rond een vastgestelde / bepaalde spilkoers
( = pariteit )
- als de interventiepunt(en) worden overschreden is de betreffende centrale_bank
verplicht om in te grijpen middels steunaankopen, of steunverkopen om zodoende de
koers binnen de gestelde bandbreedte te kunnen houden
- als de spilkoers niet meer is te handhaven, kan deze worden verhoogd / revaluatie, of
worden verlaagd / devaluatie
1.4. beheerst_zwevende_wisselkoers:
- als bij 1.3. maar de overheid is NIET verplicht in te grijpen
- de vraag en het aanbod op de internationale valutamarkt(en) bepalen de waarde ( = de prijs )
van de verschillende valuta
- die prijs wordt de wisselkoers genoemd, waarbij
1.5. export leidt tot een omzetting van vreemde_valuta('s) in Euro('s), want
- op de internationale valutamarkt(en) worden vreemde_valuta('s) aangeboden en
Euro('s) gevraagd
1.6. import leidt tot een omzetting van Euro('s) in vreemde_valuta('s), want
- op de internationale valutamarkt(en) worden Euro('s) aangeboden en
vreemde_valuta('s) gevraagd
- bij een bank koopt men vreemde_valuta tegen de hoogste prijs ofwel de zogenoemde laatkoers,
terwijl men bij een bank vreemde_valuta verkoopt tegen de laagste prijs ofwel de zogenoemde
biedkoers
2. Deviezen:
- vreemde_valuta ofwel buitenlandse_valuta
- worden ook wel goede convertibele_valuta genoemd
- alle goed inwisselbare vreemde_valuta, waaronder
2.1. valuta, die onderling goed om te wisselen zijn ( wisselkoers ), en
- dus internationaal gezien goed als betaalmiddel wordt geaccepteerd
2.2. wanneer een valuta zeer goed convertibel is, spreekt men van een internationale
liquiditeit
3. Externe_waarde:
- betreft de wisselkoers van de Euro
4. Interne_waarde:
- betreft de effectieve_koopkracht van de Euro
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ontleend aan de Repertorium CD ROM Makelaardij
www.makelaardijcdrom.nl
10
Download