Bijblijven© Bohn Stafleu van Loghum 200310.1007/BF03059740 Artikelen Bipolaire stoornissen R. W. Kupka1 (1) Samenvatting Bipolaire stemmingsstoornissen worden gekenmerkt door het optreden van manische, hypomanische en depressieve episoden. Ze hebben een sterk recidiverend karakter en een heterogeen beloop. De stoornis wordt vaak laat herkend, zeker als depressies op de voorgrond staan. Voor de behandeling van acute episoden is thans een scala aan medicamenteuze mogelijkheden beschikbaar. Voor de profylactische behandeling zijn er naast de bekende stemmingsstabiliserende middelen (lithium, carbamazepine en valproaat) een aantal veelbelovende ontwikkelingen. Huisartsen kunnen een belangrijke rol spelen bij het motiveren van patiënten voor langdurige behandeling, het detecteren van vroege signalen van decompensatie, en het herkennen van interacties en bijwerkingen van profylactische medicatie. Bij vrouwelijke patiënten is het postpartum een uiterst kwetsbare periode. Inleiding Bipolaire (manisch-depressieve) stoornissen zijn stemmingsstoornissen die bij ongeveer 2% van de bevolking voorkomen123. Deze groep van stoornissen (er wordt wel gesproken van het bipolaire spectrum) wordt gekenmerkt door het afwisselend optreden van manische en depressieve episoden en heeft een sterk recidiverend karakter. In tegenstelling tot de unipolaire depressies, die vaker bij vrouwen voorkomen, komen bipolaire stoornissen even vaak bij vrouwen als bij mannen voor. Het ook in Nederland veel gebruikte Amerikaanse classificatiesysteem Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (dsm-iv)4 maakt onderscheid tussen depressieve stoornissen en bipolaire stoornissen (ziefiguur 1). Figuur 1 Schematische voorstelling van de verschillende bipolaire en unipolaire stemmingsstoornissen volgens dsm-iv. Door het heterogene beloop en de onscherpe afgrenzing met normale stemmingsveranderingen enerzijds en met andere psychiatrische stoornissen (m.n. schizofrenie) en persoonlijkheidsstoornissen (m.n. de borderlinestoornis) anderzijds, wordt de diagnose bipolaire stoornis in de klinische praktijk niet zelden pas jaren na het optreden van de eerste klachten en verschijnselen gesteld.5 Diagnostiek en classificatie Bij de bipolaire stoornissen wisselen symptomatische perioden (stemmingsepisoden) en symptoomvrije intervallen elkaar af (ziefiguur 2). Figuur 2 Retrospectieve life chart van een 41-jarige vrouw, waarin het beloop van de bipolaire stoornis wordt weergegeven vanaf het begin. De zwart ingekleurde episoden verwijzen naar ziekenhuisopnamen, S = suïcidepoging Stemmingsepisoden kunnen manisch, hypomanisch, depressief of gemengd zijn. De ernst van deze episoden kan variëren van licht, waarbij de afgrenzing met normale opgewektheid en somberheid slechts gradueel is, tot zeer ernstig, waarbij er ook psychotische verschijnselen kunnen optreden. De episoden kunnen jaren uiteenliggen of elkaar zodanig snel opvolgen dat er niet of nauwelijks nog sprake is van een tussenliggend herstel. Men spreekt dan van ‘rapid cycling’ (ziefiguur 3). Figuur 3 Prospectieve life chart van een 69-jarige man bij wie de stoornis op 17-jarige leeftijd begonnen was, waarin het beloop van de bipolaire stoornis gedurende de afgelopen drie jaar wordt weergegeven. Patiënten die in de loop van hun leven zowel manische als depressieve episoden doormaken, maar ook de kleine groep patiënten die alleen manische episoden doormaken, worden in de dsm-iv geclassificeerd onder de diagnose bipolaire stoornis. Bij patiënten die aanvankelijk alleen depressies doormaakten en pas later een eerste hypomanie of manie krijgen, moet de diagnose op dat moment veranderd worden van een unipolaire naar een bipolaire stoornis. Dit komt voor bij ongeveer 5-10% van de patiënten die aanvankelijk voor een depressie worden behandeld.1 Manische en hypomane episoden manie Noodzakelijk voor het stellen van de diagnose bipolaire stoornis is dus het ooit doorgemaakt hebben van een of meerdere manische of hypomane episoden. Een manische episode wordt gekenmerkt door een aanhoudend verhoogde (eufore) of prikkelbare (dysfore) stemming. Bijkomende symptomen zijn: een overdreven gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeën, afgenomen behoefte aan slaap, toegenomen spraakzaamheid, gedachtevlucht, verhoogde afleidbaarheid, toegenomen activiteit en/of psychomotorische agitatie, en het zich overgeven aan onbezonnen bezigheden met een grote kans op pijnlijke consequenties. Er treden duidelijke beperkingen op in het sociale, beroepsmatige en relationele functioneren, mede door een verminderd oordeels- en kritiekvermogen. Er kunnen psychotische verschijnselen optreden, die zowel een stemmingscongruent (bijvoorbeeld grootheidswanen) als een stemmingsincongruent (bijvoorbeeld achtervolgingswanen) karakter kunnen hebben; in het laatste geval is het onderscheid met de acute fase van primair psychotische stoornissen, zoals schizofrenie, soms zeer moeilijk te maken. Sommige manische patiënten met psychotische verschijnselen worden dan ook aanvankelijk als schizofreen gediagnosticeerd; pas op grond van het verdere beloop wordt de diagnose bipolaire stoornis duidelijk. (Patiënten die ook op langere termijn kenmerken van beide stoornissen blijven vertonen, krijgen veelal de diagnose schizoaffectieve stoornis.) Veel manische patiënten hebben geen ziektebesef, zij zijn ervan overtuigd dat zij beter dan ooit functioneren en ervaren iedereen die hen op het tegendeel wijst als onbenullig, hinderlijk of zelfs vijandig. Hierdoor kunnen zij in grote moeilijkheden met hun omgeving komen en is de behandeling vaak uiterst moeizaam. Indien de manische symptomen minder hevig zijn maar er wel een duidelijk waarneembaar verschil is met het normale gedrag van de desbetreffende persoon, spreekt men van een hypomane episode. Een hypomanie gaat nooit gepaard met psychotische verschijnselen en leidt per definitie niet tot een belangrijke verstoring van het sociaal functioneren; indien dit wel het geval is, of als de patiënt vanwege de ernst van de symptomen moet worden opgenomen, spreekt men immers van een manie. Overigens worden perioden van hypomanie door de betrokkene vaak positief gewaardeerd en ook door de omgeving niet altijd als afwijkend ervaren, in tegenstelling tot de depressies die bij dezelfde persoon optreden. Een hypomanie kan ook worden aangezien voor een wat uitbundig herstel van een voorafgaande depressieve episode. Het bipolaire karakter van de stemmingsstoornis wordt dan niet herkend. In sommige van deze gevallen wordt een latente bipolaire stoornis pas duidelijk als door behandeling met een antidepressivum deze welkome hypomanie tot een ontwrichtende manie wordt versterkt. De depressieve episode Een depressieve episode bij de bipolaire stoornis verschilt niet van de unipolaire depressie: op de voorgrond staan een aanhoudend depressieve stemming en het verlies van belangstelling. Daarnaast zijn er symptomen als afgenomen of toegenomen eetlust en gewicht, insomnia of hypersomnia, psychomotore remming of agitatie, moeheid en energieloosheid, afgenomen concentratie en besluiteloosheid, gevoelens van waardeloosheid en schuld, preoccupatie met de dood en suïcidegedachten, -plannen of -pogingen. Ook bij een depressie kunnen in ernstige gevallen psychotische verschijnselen optreden. Soms meldt de patiënt tijdens een depressie zeer kortdurende stemmingsomslagen. De gemengde episode Indien manische en depressieve verschijnselen aanhoudend gelijktijdig of in zeer snelle afwisseling optreden spreekt men van een gemengde episode. Een dergelijke dysfore manie (‘ontstemd en ontremd’) is vaak moeilijk te onderscheiden van een geagiteerde depressie (‘rusteloos en lusteloos’). Versnelling en het niet kunnen stoppen van de gedachtegang duiden vaak op een onderliggende manie. Daarnaast bedenke men dat de verhoogde (‘expansieve’) stemming van manische patiënten, ook indien er sprake is van een ‘klassieke’ manische episode, beslist niet altijd eufoor is maar snel kan wisselen tussen euforie en vijandige prikkelbaarheid, terwijl er bovendien niet zelden een depressieve ondertoon in te bespeuren is. Bipolaire stoornis I en II Op basis van aard en ernst van de episoden en het longitudinale beloopspatroon worden verschillende syndromen beschreven (figuur 1). Bij de bipolaire i-stoornis zijn er naast depressieve episoden manische en/of gemengde episoden opgetreden, in willekeurige volgorde. Bij de bipolaire ii-stoornis zijn er naast depressieve episoden slechts hypomane episoden geweest. Stemmingsveranderingen kunnen het directe gevolg zijn van het gebruik van alcohol, drugs of geneesmiddelen, of van een somatische aandoening. Het etiologisch verband wordt meestal gelegd op basis van de tijdsrelatie en de afwezigheid van een stemmingsstoornis los van het middelengebruik of de somatische aandoening. Enigszins controversieel in dit verband zijn de patiënten met een unipolaire depressie bij wie uitsluitend tijdens behandeling met een antidepressivum een manie of hypomanie optreedt: is hier sprake van een stemmingsverandering als bijwerking van het antidepressivum of van het manifest worden van een tot dan toe latent gebleven bipolaire stoornis? Vooralsnog mag de diagnose bipolaire stoornis pas gesteld worden indien er ten minste één spontaan opgetreden (hypo)manie is.4 De diagnostiek is geheel gebaseerd op de klinische symptomatologie en het beloop van de aandoening tot dan toe. Gezien het vaak familiair voorkomen kan daarnaast de familieanamnese verdere aanwijzingen geven. Er bestaan geen aanvullende laboratorium- of hulponderzoeken. Voor het beschrijven van het longitudinale beloop van de stoornis kan men gebruik maken van de life-chartmethode.6 Dit instrument kan zowel retrospectief (figuur 2) als prospectief (figuur 3) gebruikt worden en kan de effectiviteit van een profylactische behandeling zichtbaar maken. Beloop Bipolaire stoornissen hebben een zeer heterogeen beloop. De eerste episode kan depressief, hypomanisch, manisch of gemengd zijn, en kan daarnaast gepaard gaan met uitgesproken psychotische kenmerken waardoor de aandoening aanvankelijk niet als een stemmingsstoornis wordt herkend. Hoewel een eerste episode op elke leeftijd kan optreden, begint de stoornis meestal tussen het 15e en 24e jaar. Dit is voor mannen en vrouwen gelijk.12 Het vóórkomen bij kinderen in de prepuberteit (tot 12 jaar) is waarschijnlijk zeldzaam; de beschrijving van manische episoden op deze leeftijd berust op incidentele casuïstiek en de differentiatie ten opzichte van andere stoornissen (zoals adhd) is moeilijk. Indien een eerste (manische) episode na het 60e levensjaar optreedt moet men bedacht zijn op een organisch-cerebrale oorzaak. Onbehandeld varieert de duur van een stemmingsepisode van enkele dagen tot vele maanden, waarbij manieën over het algemeen korter duren dan depressies. Beloopspatronen zijn voor een bepaalde patiënt vaak karakteristiek. Sommigen vertonen een bifasisch patroon (manie – depressie – symptoomvrij interval, of depressie – manie – symptoomvrij interval), anderen een cyclisch patroon, waarbij depressies en manieën elkaar vrijwel continu afwisselen. De mate van herstel tussen de episoden hangt behalve van restsymptomen ook af van de psychosociale consequenties van de episoden. Deze kunnen in de loop van de stoornis toenemen, hetgeen niet zelden leidt tot bijvoorbeeld blijvende arbeidsongeschiktheid en het verbreken van betekenisvolle relaties. Subsyndromale depressieve verschijnselen komen niet zelden voor, ook bij adequate behandeling. Patiënten met een bipolaire stoornis hebben een twee- tot driemaal hogere mortaliteit dan de algemene populatie, onder andere door een hogere sterfte door cardiovasculaire aandoeningen. Suïcidepercentages worden geschat op 5-10%. Comorbiditeit Veelvoorkomende comorbide psychiatrische aandoeningen bij de bipolaire stoornis zijn angststoornissen (m.n. paniekstoornis en fobieën) en misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of drugs. Alcohol- en drugsmisbruik verslechteren de prognose van de stemmingsstoornis, doordat het de symptomatologie kan verergeren (m.n. hypomanie induceren of onderhouden) en interfereert met de behandeling. Patiënten met comorbide verslavingsproblematiek zijn veelal minder therapietrouw en hebben meer functionele belemmeringen. Ten slotte is er, mede door de verminderde impulscontrole, een toegenomen suïciderisico. Naast de stemmingsstoornis kunnen er persoonlijkheidsproblemen bestaan, of zelfs een uitgesproken persoonlijkheidsstoornis. De differentiële diagnostiek van een ‘rapid cycling’ bipolaire stoornis met de instabiele borderline persoonlijkheidsstoornis kan lastig zijn. Stemmingswisselingen bij borderlinepatiënten zijn vaak kortdurend en reactief. Het al dan niet bestaan van uitgesproken stemmingsepisoden, zoals boven beschreven, zal hier uitsluitsel moeten geven. Volgens sommige onderzoekers valt de borderlinestoornis binnen het bipolaire spectrum, hoewel dit vooralsnog een controversieel standpunt is. Etiologiebipolaire stoornis Over de oorzaken is de kennis vooralsnog beperkt, maar er zijn duidelijke aanwijzingen dat het daarbij gaat om een samenspel van genetische kwetsbaarheid, factoren in de ontwikkeling van het individu, en uitlokkende psychosociale factoren voorafgaand aan een episode.12 Episoden kunnen optreden na een stressvolle gebeurtenis, maar ook zonder duidelijke aanleiding. Veranderingen in het circadiane (24-uurs)ritme, bijvoorbeeld door ploegendiensten, doorwaakte nachten en jetlag, kunnen manische decompensaties in de hand werken. Omgekeerd gaan stemmingsepisoden meestal gepaard met verstoringen van het slaap-waakritme: een verminderde slaapbehoefte bij de (hypo)manie en vaak een toegenomen slaapbehoefte bij de bipolaire depressie. Stemmingsepisoden kunnen ook uitgelokt worden door een lichamelijke ziekte of het gebruik van alcohol, drugs of geneesmiddelen. Familieonderzoek, tweelingstudies en adoptiestudies hebben aangetoond dat genetische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van bipolaire stoornissen.7 De overerving is multigenetisch en complex, en er zijn vooralsnog veel open vragen. Een en ander wil overigens niet zeggen dat alle patiënten een positieve familieanamnese voor stemmingsstoornissen hebben. Patiënten met een kinderwens informeren vaak naar de erfelijkheid van de aandoening. Statistisch gezien is de kans dat een kind later een uni- of bipolaire stemmingsstoornis zal ontwikkelen ongeveer 20%. Indien beide ouders een stemmingsstoornis hebben neemt de kans verder toe. Antenatale diagnostiek bestaat niet, en hoe men adviseert over het al dan niet kinderen krijgen hangt dan ook eerder af van andere factoren, zoals de kans op een recidief en de verwachte ernst daarvan, en de vraag of een zwangerschap en het ouderschap mogelijk een te grote belasting zullen vormen. Daarnaast zijn er specifieke aandachtspunten rondom de medicatie tijdens de zwangerschap en daarna (zie pag. 39). In alle gevallen is een genuanceerd advies op zijn plaats. Behandeling De behandeling van mensen met een eenmaal vastgestelde bipolaire stoornis is altijd langdurig en vaak intensief, en is in de huisartsenpraktijk slechts bij werkelijk stabiele patiënten mogelijk. De behandeling is multimodaal: een combinatie van farmacotherapie, psycho-educatie, ondersteunende begeleiding en eventueel gerichte psychotherapie.89 Voorlichting en begeleiding van eventuele partner of andere naasten is essentieel, mede omdat zij een belangrijke rol kunnen spelen bij de vroege detectie van decompensaties. Hiertoe wordt idealiter een ‘noodplan’ opgesteld waarin vroege signalen van dreigende ontregeling, mogelijkheden tot ingrijpen, noodmedicatie, en contactpersonen staan vermeld. De behandeling kent twee fasen: de acute behandeling van stemmingsepisoden, en de profylactische onderhoudsbehandeling. Acute behandelingdepressie bipolaire stoornis Acute behandeling dient in alle gevallen in de tweede lijn plaats te vinden, bij voorkeur bij een psychiatrische instelling met 24-uursbeschikbaarheid. Manie De meest dramatische situatie treedt op bij de acute ernstige manie, als elke vorm van redelijk contact met de patiënt verloren kan gaan, en deze door zijn niet af te remmen gedrag een spoor van relationele, emotionele en financiële rampen kan achterlaten. Een ernstige manie is een niet te onderschatten ontwrichtende en traumatische gebeurtenis, in eerste instantie voor de directe omgeving, en in tweede instantie voor de patiënt zelf. In dergelijke situaties is spoedig ingrijpen noodzakelijk en zal in de meeste gevallen klinische opname onvermijdelijk zijn, soms zelfs onder dwang van een inbewaringstelling (ibs) of rechterlijke machtiging (rm). Men zal zich daarbij vaak (schijnbaar) tegen de patiënt moeten keren, hetgeen voor alle partijen uiterst pijnlijk kan zijn. De medicamenteuze behandeling van de acute ernstige manie, al dan niet met psychotische verschijnselen, bestaat uit antipsychotica en benzodiazepinen, waaraan in een vroeg stadium een stemmingsstabilisator wordt toegevoegd. Bij de keuze van het antipsychoticum let men op eerdere effectiviteit bij een bepaalde patiënt en op het bijwerkingenprofiel. Met betrekking tot het laatste zullen ‘atypische’ antipsychotica als risperidon, olanzapine en quetiapine vaak de voorkeur hebben boven ‘klassieke’ antipsychotica als haloperidol en zuclopentixol. Het antipsychoticum wordt enige tijd nadat de manie in remissie is langzaam afgebouwd. Bij minder heftige manische toestanden kunnen antipsychotica achterwege blijven en kan het effect van een stemmingsstabilisator, vaak in combinatie met een benzodiazepine, worden afgewacht. Depressie Ook de ernstige bipolaire depressie maakt snel ingrijpen noodzakelijk. In sommige gevallen is klinische opname geïndiceerd, vooral als er sprake is van psychotische verschijnselen of suïcidaliteit. Indien de patiënt nog geen stemmingsstabilisator gebruikt wordt deze ingesteld en wordt gelijktijdig begonnen met een antidepressivum. In minder ernstige gevallen is opname niet noodzakelijk en kan men eventueel gedurende enkele weken het effect van de stemmingsstabilisator afwachten. Afgezien van het gelijktijdig geven van een stemmingsstabilisator en een antidepressivum verschilt de behandeling van een bipolaire depressie in eerste instantie niet van die bij een unipolaire depressie. Dit geldt zowel voor de keuze van het antidepressivum als de dosering ervan. Over de termijn waarop een antidepressivum na remissie moet worden voortgezet is vooralsnog minder duidelijkheid dan bij de unipolaire depressie. In de Nederlandse richtlijn wordt aanbevolen het antidepressivum na enkele maanden af te bouwen en door te gaan met de stemmingsstabilisator. Het plotseling stoppen van antidepressiva kan enigszins paradoxaal ook leiden tot manische ontregeling. Onderhoudsbehandeling Als een stemmingsepisode in remissie is volgt eerst een voortgezette behandeling van enkele maanden om terugval te voorkomen. Daarna zal er vaak een indicatie zijn voor profylactische medicatie, zeker als er reeds meerdere (ernstige) episoden zijn opgetreden en/of er een familiaire belasting voor bipolaire stoornissen bestaat.9 Profylaxe met een stemmingsstabilisator wordt in principe op onbepaalde termijn voortgezet, aangezien de aandoening niet geneest maar de uitingen ervan slechts onder controle worden gehouden. Lithium is daarbij nog steeds het middel van eerste keuze, hoewel het zeker niet bij alle patiënten effectief is. Ook carbamazepine en valproïnezuur kunnen worden gebruikt als profylacticum (zietabel 1). Tabel 1 Overzicht van de meest gebruikte stemmingsstabilisatoren Bloedspiegel Bloedspiegel Stemmingsstabilisator Dagdosis Opmerkingen acute fase profylaxe Stemmingsstabilisator Dagdosis Lithium (Camcolit, Priadel, Litarex) Carbamazepine (Tegretol) Bloedspiegel Bloedspiegel acute fase profylaxe 600-1600 0,8-1,2 (1,5) mg mmol/l 400-1600 8-12 mg/l mg Opmerkingen 0,6-0,8 mmol/l Toxisch bij overdosering; bloedspiegel stijgt door o.a. antiflogistica en diuretica 6-8 mg/l Versnelt afbraak van vele farmaca, waardoor o.a. verminderde werking van orale anticonceptie Valproïnezuur 900-2500 Vertraagt afbraak van 80-120 mg/l 60-80 mg/l (Depakine Chrono) mg vele farmaca Er zijn inmiddels aanwijzingen dat atypische antipsychotica zoals olanzapine en risperidon naast antimanische ook op de middellange termijn stemmingsstabiliserende eigenschappen hebben. Het anticonvulsivum lamotrigine heeft naast een antidepressief effect mogelijk ook een profylactische werking. Langerdurend vervolgonderzoek zal over de profylactische effecten van deze nieuwere middelen uitsluitsel moeten geven. Indien één middel onvoldoende effectief blijkt te zijn om nieuwe episoden te voorkomen, kan een combinatie van twee of zelfs drie stemmingsstabilisatoren gegeven worden. Een profylactische behandeling vergt een goede motivatie van zowel de patiënt als de behandelend arts, zeker als er sprake is van neveneffecten als gewichtstoename, tremoren, dorst of polyurie. Psycho-educatie over de sterk recidiverende aard van de aandoening, het herkennen van vroege signalen, en het doel en de werkwijze van de behandeling zijn daarvoor onontbeerlijk. Hypothyreoïdie door lithiumgebruik komt meer bij vrouwen voor en is goed te behandelen met thyroxinesuppletie. Als er desondanks goede redenen zijn om de profylactische behandeling te stoppen of te onderbreken, dient dit altijd in overleg en indien mogelijk geleidelijk over een periode van weken of maanden te gebeuren. Plotseling stoppen vergroot de kans op recidief. Zwangerschap en postpartum Bij een zwangerschapswens kan de ernst van de stemmingsstoornis voortzetting van de profylaxe wenselijk maken. Er is dan een voorkeur voor lithium (m.n. lithiumcitraat, een preparaat met gereguleerde afgifte) boven carbamazepine en valproïnezuur, gezien de teratogene risico's van deze anti-epileptica. Het doseringsschema moet worden aangepast om piekspiegels te voorkomen en de lithiumspiegel en de schildklierfunctie moeten vaker dan gebruikelijk gemeten worden. Er is een indicatie voor een klinische bevalling. Het beleid rondom de zwangerschap is elders uitgebreid beschreven.10 In het postpartum is de kans op een recifief sterk toegenomen. Indien de profylaxe gestopt was, dient deze dan ook meteen na de bevalling hervat te worden. Met lithium kan geen borstvoeding gegeven worden, met carbamazepine en valproïnezuur wel. Rol van de huisarts Ondanks de prevalentie van ten minste 2% worden patiënten met een bipolaire stoornis zelden gezien in de huisartsenpraktijk5 en zal de diagnose mede gezien de boven geschetste complexiteit behalve in heel typische gevallen niet vaak door de huisarts gesteld worden. Patiënten met sterk wisselende stemmingen, of zij die een ongebruikelijke reactie op antidepressieve behandeling hebben (non-respons, toegenomen agitatie en instabiliteit, hypomane reactie), kunnen het beste voor verdere diagnostiek naar een psychiater worden verwezen. Alleen patiënten met een over langere tijd gestabiliseerde bipolaire stoornis kunnen in de huisartsenpraktijk profylactisch behandeld worden, waarbij men toch altijd alert blijft op tekenen van recidief, zeker als er zich stressvolle omstandigheden voordoen. Lithium Gebruik van lithium vereist minimaal halfjaarlijks bloedonderzoek (twaalfuurslithiumspiegel, tsh, creatinine). Gezien de smalle therapeutische breedte van lithium moet men ook vertrouwd zijn met de tekenen van een lithiumintoxicatie: misselijkheid, braken, diarree, tremoren, spierzwakte, ataxie, dysartrie, verwardheid, sufheid, spiertrekkingen en insulten. Intoxicaties treden vooral op bij verschuivingen in de water- en zoutbalans (transpireren bij grote warmte, braken, diarree, diuretica, zoutarm dieet) en kunnen ernstig verlopen en blijvende gevolgen achterlaten. Bij twijfel over het bestaan van een intoxicatie moet het lithium dan ook altijd tijdelijk gestopt worden totdat er nadere diagnostiek mogelijk is. Ruime inname van water en zout bevordert de uitscheiding van lithium. Bij oudere patiënten kunnen intoxicatieverschijnselen al bij een relatief lage bloedspiegel optreden. Conclusie Samenvattend kan de huisarts vooral in de volgende gevallen acuut geconfronteerd worden met de bipolaire stoornis: 1.een onverwachte (hypo)manische reactie na behandeling van een depressie met een antidepressivum; 2.de acuut manische patient; 3.problemen rondom de profylactische medicatie, met name interacties en lithium-intoxicatie, maar ook twijfels van de zijde van de patiënt over het nut van langdurige inname; 4.begeleiding van de zwangere vrouw met een bipolaire stoornis, al dan niet met medicatie, inclusief tijdens de kwetsbare postpartumperiode. Patiëntenvereniging In Nederland is er een zeer actieve en goed georganiseerde patiëntenvereniging, de Vereniging voor Manisch Depressieven en Betrokkenen (VMDB), postbus 24076, 3502 MB Utrecht. Website: www.vmdb.nl. Op het internet is veel informatie beschikbaar over de bipolaire stoornis. Er zijn bovendien vele boeken voor geïnteresseerden geschreven, waaronder enkele indrukwekkende autobiografische beschrijvingen.11 Dr. R.W. Kupka, psychiater, projectleider Bipolair Netwerk, AltrechtGGZStad Utrecht. Literatuur Literatuur 1. Goodwin FK, Jamison KR. Manic-depressive illness. New York: Oxford University Press, 1990. 2. Kupka RW, Nolen WA. Bipolaire stoornissen. In: Jong A de, Ormel J, Brink W van den, Wiersma D (red.) Leerboek psychiatrische epidemiologie. Utrecht: De Tijdstroom, 1999. 3. Bijl RV, Zessen G van, Ravelli A. Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen in Nederland: het nemesis-onderzoek. ii. Prevalentie van psychiatrische stoornissen. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:2453-60.PubMed 4. American Psychiatric Association, Diagnostic and statistical manual of mental disorders, 4th edition (dsm-iv). American Psychiatric Press, Washington 1994. Nederlandse vertaling: Koster van Groos GAS. Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de dsm-iv. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1995. 5. Polikar L, Vollebergh W (red.). De bipolaire stoornis. Een slecht herkend probleem. Utrecht: Trimbos Instituut, 2000. 6. Kupka RW, Akkerhuis GW, Nolen WA, Honig A. De life-chartmethode voor de manisch-depressieve stoornis. Tijdschr Psychiat 1997;39:232-9. 7. Vonk R, van de Wetering BMJ, Niermeijer MF. De erfelijkheid van psychiatrische aandoeningen. Recente ontwikkelingen deel II: bevindingen bij schizofrenie, stemmingsstoornissen en de ziekte van Altzheimer. Tijdschr Psychiat 1998;40:82-94. 8. Nolen WA, Hartong ETM, Knoppert-van der Klein EAM (red.). Behandelingsstrategieën bij de manisch depressieve stoornis. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996. 9. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Richtlijn bipolaire stoornissen. Amsterdam: Boom, 2001. 10. Knoppert-van der Klein EAM, Kölling P, van Gent EM, van Kamp IL. Consequenties van een bipolaire stoornis en gebruik van stemmingsstabilisatoren voor het beleid rond zwangerschap. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;41:1960-5. 11. Jamison KR. An unquiet mind. Alfred Knopf, New York 1995. In het Nederlands vertaald als: De onrustige geest. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 1996. Essentiële begrippen, definities en moeilijke woorden Specialisten Testen