Speech Het gesproken woord geldt Vernieuwing van de arbeidsmarkt Samenvatting van de bijdrage van Ton Heerts, voorzitter FNV 10 juni 2014 Universiteit van Tilburg Sociëteit Den Haag Er is sprake van een toenemende tweedeling op de arbeidsmarkt, waarbij er veel slechtbetaalde banen van lage kwaliteit bestaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt en weinig topbanen aan de bovenkant, met een vrijwel ‘leeg middenveld’. Zo’n ontwikkeling vraagt om interventies op het niveau van het arbeidsmarktbeleid zelf en op het niveau van het investeren in mensen. Arbeidsmarktbeleid gaat dus over méér dan het simpelweg aan het werk zetten van mensen: banen moeten ook kwalitatief goed zijn en mensen moeten er een voldoende en rechtvaardig inkomen mee kunnen verdienen. Dit is waar het ook op de regionale arbeidsmarkt uiteindelijk om gaat. Om dit te kunnen realiseren is een goed samenspel noodzakelijk tussen regionale partijen als gemeenten en onderwijsinstellingen met sectorale partijen als werkgevers- en uiteraard werknemersorganisaties. Regionaal arbeidsmarktbeleid kan niet zonder sociale partners De regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, die nu door de decentralisaties een extra impuls krijgt, is eigenlijk al gaande vanaf de invoering van de wet SUWI in 2001. Toen is de denkfout gemaakt dat dit wel zonder sociale partners kon plaatsvinden. Dat heeft een enorme vertraging opgeleverd, die we op dit moment proberen in te halen. De rol van sociale partners bij de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid is zo belangrijk, omdat je met de vormgeving van het arbeidsmarktbeleid dicht op de arbeidsmarkt zelf moet zitten, en die is vooral sectoraal georganiseerd. Uiteindelijk zijn het werkgevers die voor banen zorgen en zijn het werknemersorganisaties die erop toezien dat het aan het werk helpen van mensen op een goede manier gebeurt. De regio’s moeten het dus hebben van de sectoren. Werkgelegenheid voor Wajongers als voorbeeld van samenwerking tussen gemeenten en sectoren Uit de eindevaluatie van het pilotproject, dat gericht was op het vinden van manieren om meer werkplekken bij werkgevers te creëren voor Wajongers,1 blijkt dat cao-afspraken één van best werkende middelen zijn. De afgelopen jaren heeft de FNV dan ook fors ingezet op het maken van deze afspraken. Met resultaat: In 2013 bevatten bijna eenderde van de cao’s afspraken over werkgelegenheid voor Wajongers. In het sociaal akkoord (gesloten op 11 april 2013) is afgesproken dat er tot 2026 125.000 banen komen voor deze doelgroep. Om dit te kunnen realiseren hebben we sector én de regio nodig: heldere instroomafspraken in cao’s, waaraan praktisch invulling wordt gegeven op regionaal niveau met behulp van gemeentelijk instrumentarium, zoals loonkostensubsidies. Daarom is ook afgesproken dat er in elke arbeidsmarktregio een Werkbedrijf wordt ingericht, waarin gemeenten en sociale partners samen praktische afspraken maken over het in de betreffende regio daadwerkelijk aan het werk helpen van Wajongers. Van werk naar werk door samenwerking van gemeenten en sociale partners Het sociaal akkoord gaat ook over de vraag, hoe mensen op een betere manier van werk naar ander werk komen wanneer hun bestaande baan verdwijnt. Sociale partners en andere organisaties zijn daarom in het sociaal akkoord uitgenodigd om samen met sectorplannen te komen, die op basis van een eigen arbeidsmarktanalyse in een gerichte aanpak van werkgelegenheid voorzien. We stoppen er als werkgevers en werknemers (sectoren) 600 miljoen euro in en het kabinet heeft ook 600 miljoen euro beschikbaar gesteld als cofinanciering. In de tot nu toe goedgekeurde plannen worden in totaal 185.000 mensen op een of andere manier geholpen. 1 “ Meer werkplekken bij werkgevers”, onderzoek door Regioplan in opdracht van SZW n.a.v. de pilots Werken naar vermogen, Amsterdam 2013. Deze pilots zijn gestart in 2008 en in 2013 is de rapportage verschenen. Eén van de pilots betrof de Pilot Meer werkplekken bij werkgevers. Pagina('s) 2 van 3 Sectorplannen kunnen op sectoraal of op regionaal niveau worden gemaakt. Een regionale implementatie van landelijke sectorale plannen en een daadwerkelijke uitrol van regionale sectorplannen kan waarde toevoegen aan perspectief op de regionale arbeidsmarkt en aan instroomdoelstellingen binnen een landelijke sector. De lessen die we daarbij tot nu toe in de praktijk tegengekomen zijn, klinken deels als open deuren, maar blijken wel essentieel te zijn voor het groeien van een goede samenwerking tussen sectoren en regio’s. Ik noem er een paar: Laat maximaal ruimte voor eigen regionaal initiatief en betrek alle relevante regionale partijen bij de opstelling van het plan, waaronder het regionale bedrijfsleven (werkgevers en werknemers); werk van onderop; kijk of intersectorale verbindingen mogelijk zijn; Betrek ook alle relevante regionale partijen bij de uitvoering, zorg voor onderling vertrouwen, en regel de uitvoering praktisch ook zó, dat iedereen mee kan doen; Sluit aan op andere initiatieven; Ontwikkel een goed toegeruste en voldoende gemandateerde regionale uitvoeringsstructuur met betrokkenheid van alle relevante partijen. In sectorplannen wordt voortgebouwd op een al bestaande basis om zo ook tot een permanente verbetering te komen van de arbeidsmarktinfrastructuur. Die basis bestaat onder andere uit regionale mobiliteitscentra. Een actueel voorbeeld daarvan is het mobiliteitscentrum Aldel. Ook bestaan er in enkele sectoren meer permanente instituties die mensen kunnen helpen bij van werk naar werk, zoals het Participatiefonds in het primair onderwijs en C3, het centrum voor creatieve carrières in de grafische sector. Dienstverlening door de vakbeweging in regio’s Omgekeerd: regio’s kunnen ook om een andere reden niet zonder de inspanningen van sociale partners. Er is door de overheid zoveel bezuinigd op re-integratiemiddelen en het uitvoeringsbudget van gemeenten en het UWV dat de burger wel meer zelfredzaam moet zijn. Toch zijn er nog steeds veel mensen die bij hun zoektocht naar werk persoonlijke ondersteuning nodig hebben. Daarbij nemen wij ook onze eigen rol serieus. De FNV werkt – aansluitend op de 35 arbeidsmarktregio’s van het UWV en de gemeenten – toe naar 35 vakbondshuizen, van waaruit we onze dienstverlening vorm gaan geven. In deze vakbondshuizen kunnen leden en niet-leden van de bond terecht voor bijvoorbeeld informatie over uitkeringsrechten en voor hulp bij het aanvragen van een uitkering, voor loopbaanadvies, voor tips en verwijzingen naar marktpartijen zoals re-integratiebureaus en scholingsinstellingen en voor hulp bij vinden van een stageplek voor jongeren. Ik heb u een inkijkje gegeven in de regionale arbeidsmarkt van de toekomst. Een arbeidsmarkt, die gevormd wordt door sectorale en regionale partijen sámen, volgens de lijnen zoals we ze afgesproken hebben in het Sociaal Akkoord. Een arbeidsmarkt, waarop mensen snel en soepel van opleiding of uitkering naar werk geholpen worden, waarop voorkomen wordt dat mensen hun baan kwijtraken en waarop zij, mocht dat toch gebeuren, ook snel en soepel van werk naar werk geholpen worden. De gigantische werkloosheid schreeuwt om samenwerking van gemeenten en sectoren De noodzaak tot meer samenwerking is groter dan ooit, want in geen jaren was de werkloosheid zo hoog als op dit moment. Het is dus de hoogste tijd voor een aanpak van de werkloosheid langs drie lijnen: investeren in werkgelegenheid, herverdelen van werk en verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt. Dit hebben we als vakbeweging uitgewerkt in een banenplan. Uitgangspunt van de FNV bij zo’n banenplan is “gewoon goed werk”. Geen betuttelende tegenprestatie, die alleen maar tot verdringing van werkzoekenden leidt, maar volwaardig werk met volgens de cao geldende arbeidsvoorwaarden. Uit onderzoek van de FNV2 blijkt dat dit laatste helaas te weinig voorkomt. 2 Werken in de bijstand, alles behalve goed werk. Ervaringen van bijstandsgerechtigden met de Wet werk en bijstand - rapportage meldpunt FNV", FNV, Amsterdam, december 2012. Daar hoort ook de aanvullende rapportage bij: "Beter zicht op werken in de bijstand - een vervolgonderzoek op het zwartboek 'Werken in de bijstand'", FNV, Amsterdam, augustus 2013. Pagina('s) 3 van 3 Wanneer regionale partijen, zoals gemeenten, beter zouden samenwerken met sectoren, zouden zij ook meer inzicht kunnen verwerven in de vraag wat zinvolle trajecten zijn voor mensen in de bijstand. Ze weten dan immers beter waar de kansen op de regionale arbeidsmarkt te vinden zijn en weten ook beter wat voor vaardigheden van mensen worden gevraagd als zij voor deze kansen in aanmerking zouden willen komen. Volwaardige werkgelegenheid is werk met voldoende koopkracht en in echte banen, ook op regionaal niveau Voor een structurele groei van de werkgelegenheid hebben we ook een structurele groei van de economie nodig. Die kan niet alleen van de export komen, maar ook de binnenlandse vraag zal moeten groeien. Daarvoor is een koopkrachtverbetering nodig. We vragen daarom om een loonstijging van 3% in cao-onderhandelingen. Mensen hebben daar ook recht op, na vaak jarenlang op de nullijn te hebben gestaan. Wij volgen de economische school die meent dat de economische groei in de Eurozone het best aangezwengeld kan worden door in de landen waar dat mogelijk is, en Nederland hoort daar gelukkig bij, een hogere loongroei te laten plaatsvinden. De afgelopen jaren hebben in het teken gestaan van ‘flexicurity’. Als we kijken naar de analyse die we in het sociaal akkoord met elkaar hebben onderschreven, dan blijkt helaas dat de flexibilisering op de Nederlandse arbeidsmarkt is doorgeslagen: het ‘flex’ deel van ‘flexicurity’ is doorgeschoten. Het sociaal akkoord bevat maatregelen om daar wat aan te doen. Om het ontduiken van de fatsoenlijke regels onmogelijk te maken, dient minister Asscher nu de Wet Aanpak Schijnconstructies in. Het ontslagrecht wordt aangepast, zodat ook flexwerkers eindelijk enige vorm van ontslagbescherming gaan krijgen. Er komen, zoals gezegd, 125.000 banen voor arbeidsgehandicapten, zodat ook arbeidsgehandicapten op een normale manier aan de slag kunnen. Want iedereen wil graag participeren, maar dan wel in een fatsoenlijke, echte baan met een normaal inkomen; in een echte baan, waarin voldoende zekerheid voor de betreffende werknemer te vinden is. We moeten de komende jaren werknemers meer zekerheid geven, vanzelfsprekend met behoud van de wèl ook door werknemers gewenste flexibiliteit. Dàt moet de arbeidsmarkt van de toekomst zijn, ook op regionaal niveau.