Borstkliniek UZ Brussel Laarbeeklaan 101 – 1090 Brussel Oncologisch Handboek Richtlijnen Senologie Borst V5.2016 Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Inhoudstafel 1 Inleiding ............................................................................................................ 3 1.1 Samenstelling ontwikkelingsgroep richtlijnen .............................................. 3 2 Multidisciplinaire werking.................................................................................. 4 2.1 Multidisciplinaire patiëntenflow ................................................................... 4 2.2 Opvangprocedures borstkliniek ................................................................... 5 2.3 Fertiliteitscounselling .................................................................................. 6 2.4 Psychologische omkadering ........................................................................ 6 3 Algemeen algoritme .......................................................................................... 7 4 Diagnose ........................................................................................................... 8 4.1 Diagnostisch algoritme ............................................................................... 8 4.2 Histologie ................................................................................................... 9 4.3 Punctietechnieken ....................................................................................... 9 4.4 Clipplaatsing ............................................................................................... 9 5 Staging.............................................................................................................. 9 5.1 Stagingonderzoeken ................................................................................... 9 5.1.1 Alle patiënten met invasief carcinoom ................................................... 9 5.1.2 PET-CT in geval van ............................................................................... 9 5.1.3 MRI indicaties ........................................................................................ 9 5.2 TNM classificatie ....................................................................................... 10 6 Behandeling .................................................................................................... 13 (van toepassing op ductaal en lobulair carcinoma) ................................................. 13 6.1 Strategie bij erfelijke borstkanker .............................................................. 13 6.1.1 Anamnese en consultatie Familiale Kanker .......................................... 13 6.1.2 Organisatie van multidisciplinaire behandeling na familiale screening . 14 6.1.3 Opvolging van vrouwen met een hoog risico ....................................... 14 6.1.4 Profylactische maatregelen bij vrouwen met een hoog risico................ 15 6.2 Neo-adjuvante behandeling ....................................................................... 16 6.3 Chirurgie ................................................................................................... 16 6.3.1 Contra-indicaties primaire heelkunde .................................................. 16 6.3.2 Invasieve tumoren ............................................................................... 16 6.3.3 Borstcarcinoom cT4............................................................................. 20 6.3.4 Borstcarcinoom stadium IV .................................................................. 20 6.3.5 Chirurgische behandeling van een lokaal recidief ................................ 20 6.3.6 Niet-invasieve tumoren ........................................................................ 20 6.4 Reconstructieve plastische heelkunde ....................................................... 22 6.4.1 Onmiddellijke partiële reconstructie .................................................... 22 6.4.2 Onmiddellijke volledige reconstructie .................................................. 22 6.4.3 Laattijdige reconstructie ...................................................................... 23 6.4.4 Aandachtspunten bij reconstructieve heelkunde .................................. 23 6.5 Radiotherapie ............................................................................................ 24 6.5.1 Dosisvoorschrift .................................................................................. 24 6.5.2 Radiotherapie bij carcinoma in situ ...................................................... 24 6.5.3 Radiotherapie bij invasief carcinoma ................................................... 25 6.5.4 Timing van radiotherapie .................................................................... 26 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -1- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek 7 8 UZ Brussel 6.6 Systemische behandeling .......................................................................... 27 6.6.1 Adjuvante behandeling bij locoregionale borstkanker .......................... 28 6.6.2 Neo-adjuvante therapie bij gevorderd gelokaliseerd borstcarcinoom ... 36 6.6.3 Recidiverend of metastatische borstkanker .......................................... 38 6.6.4 Behandeling andere types borsttumoren ............................................. 39 Follow-up ........................................................................................................ 41 7.1 Algemeen overzicht follow up schema's .................................................... 41 7.2 Doorverwijzingsprocedure kiné ................................................................. 53 7.3 Oncologische revalidatie ........................................................................... 53 Kwaliteitsindicatoren borstkliniek .................................................................... 54 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -2- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Borst – ICD-O C50 1 Inleiding Deze richtlijnen werden opgesteld binnen het kader van het oncologisch zorgprogramma senologie. Ze zorgen ervoor dat elke patiënt volgens een multidisciplinair gesystematiseerd programma wordt benaderd, wat bijdraagt tot een correcte diagnostiek, behandeling en paramedische omkadering. Deze richtlijnen zijn enkel van kracht in geval van carcinomen. Alle andere vormen van kwaadaardige tumoren ter hoogte van de borstklier vallen niet onder deze richtlijnen. In de aanpak van borstkanker wordt voortdurend wetenschappelijke vooruitgang gemaakt. Deze richtlijnen zullen dan ook regelmatig geüpdatet worden zodra er belangrijke nieuwe evidentie beschikbaar is. 1.1 Samenstelling ontwikkelingsgroep richtlijnen Coördinator borstkliniek: prof. dr. J. Lamote Oncologische heelkunde: dr. M. Vanhoeij, dr. G. Verfaillie Medische Oncologie: prof. dr. J. De Greve, dr. C. Fontaine, dr. L. Decoster Radiotherapie: prof. dr. M. De Ridder, dr. H. Van Parijs, dr. M. Voordeckers Medische beeldvorming: dr. A. Schiettecatte, dr. J. Jonckheere Anatomopathologie: prof. dr. R. Forsyth, dr. K. De Pierre Nucleaire geneeskunde: prof. dr. M. Keyaerts, prof. dr. T. Lahoutte Plastische heelkunde: prof. dr. M. Hamdi, dr. A. Zeltzer Borstverpleegkundigen: mevr. A. Luppens, dr. V. Jansens, dr. C. Housen Psychologe: mevr. I. Van Mulders Oncologische revalidatie en preventieve lymfeoedeem: prof. dr. N. Adriaenssens Multidisciplinair oncologisch consult en kankerregistratie : mevr. M. Van Roy . Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -3- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 2 Multidisciplinaire werking 2.1 Multidisciplinaire patiëntenflow Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -4- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 2.2 Opvangprocedures borstkliniek Bereikbaarheid van de borstkliniek tijdens de kantooruren: telefonisch; rechtstreeks aan het onthaal van de borstkliniek; via e-mail borstkliniek. Bereikbaarheid van de borstkliniek buiten de kantooruren: via de huisarts en de senofoon; antwoordapparaat met mogelijkheid om een boodschap in te spreken: eerstvolgende werkdag wordt contact opgenomen met de beller; via e-mail borstkliniek. Maximumtermijn tussen de verschillende etappes Telefonisch contact met verontrustend verhaal, maar nog geen diagnose gesteld: consultatie arts binnen de 3 werkdagen; beeldvorming en eventueel bijkomende biopsie > streven binnen de 3 werkdagen; initiatie behandeling binnen de 10 werkdagen. Telefonisch contact, maar wel al diagnose gesteld: consultatie arts binnen de 3 werkdagen; initiatie behandeling binnen de 10 werkdagen. Procedures voor opvang van patiënten met diagnose van borstkanker: opvang na diagnose door borstverpleegkundige; eventueel herhaling en verduidelijking van de uitleg door de arts; toelichting van de te ondernemen stappen (brochure borstkliniek); zo gewenst opvang door de psychologe van de borstkliniek of plannen afspraak; zo van toepassing: informatie over onco-fertiliteit met, indien gewenst, regelen van afspraak met fertiliteit; zo van toepassing; informatie onco-plastische met, indien gewenst, regelen van afspraak plastische heelkunde; informatie familiale kanker met, indien gewenst, regelen van afspraak familiale kanker. Procedures voor opvang van patiënten na de heelkundige behandeling: opvang door de borstverpleegkundige; eventueel herhaling/ verduidelijking van de uitleg door de arts; toelichting van verdere behandelingsstappen en praktische uitleg over eventueel borstprothese, pruik, kinesitherapie, preventie lymfoedeem; toelichten van brochure borstkliniek; zo gewenst opvang door de psychologe of plannen afspraak; afspraken medische oncologie/radiotherapie plannen; opvolging seroom. Procedures voor opvang van patiënten tijdens de follow up: opvolgingsschema volgens type ingreep en nabehandeling; zo gewenst of ifv het type ingreep consultatie 'dikke arm' bij prof. Nele Adriaenssens; zo gewenst opvang door de psychologe of plannen afspraak; zo gewenst: informatie en eventueel afspraak oncorevalidatie preventieve maatregelen; regelmatig lichaamsbeweging; gebalanceerde voeding; rookstop; vermijden overmatig alcoholgebruik. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -5- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 2.3 Fertiliteitscounselling Te voorzien bij premenopauzale patiënten met kinderwens. 2.4 Psychologische omkadering Begeleiding door de klinisch psychologe wordt aangeboden tijdens het hele zorgtraject met inbegrip van de periode na behandeling voor elke patiënt of familielid die zelf een psychologische hulpvraag heeft of bij wie moeilijkheden in de aanpassing aan of verwerking van de gevolgen van de ziekte en behandeling vermoed worden. De psychologische begeleiding richt zich op het bevorderen van een constructieve coping met de gevolgen van ziekte en behandeling, het ondersteunen bij de verwerking en aanpassing aan een nieuwe levenssituatie tijdens en na behandeling, het versterken van de draagkracht en levenskwaliteit, het faciliteren van de communicatie met de omgeving (partner, kinderen, bredere familie en omgeving, zorgverstrekkers), het bevorderen van de therapietrouw (chemo-, hormoontherapie) en het herstelproces. Problemen die in aanmerking komen voor psychologische begeleiding zijn o.a.: ernstige emotionele distress, het gevoel de greep op het leven kwijt te zijn, aanpassings- en verwerkingsproblemen (bijv. veranderd lichaamsbeeld), aanhoudende vermoeidheid en slaapproblemen, relationele en seksuele moeilijkheden, existentiële thema’s, angst voor herval, chronische pijn, problemen bij werkhervatting, beslissingsprocessen bij preventieve heelkundige ingrepen (bijv. in het kader van een erfelijke aanleg voor borstkanker). Factoren die een risico vormen voor psychosociale problemen zijn o.a.: 1) persoonsgebonden: jonge leeftijd, alleenstaand, met jonge kinderen, gebrek aan sociale steun, problemen in de relatie of communicatie met partner of kinderen, cumulatie van stressvolle levensgebeurtenissen en verlieservaringen actueel of in het verleden, voorgeschiedenis van psychiatrische problemen of verslaving, weigeren van therapie, moeilijke communicatie; 2) ziekte- of behandelingsgebonden: mededeling van diagnose, herval of metastasering, ongunstige prognose, sterk mutilerende behandelingen, belastende bijwerkingen, (vermoeden van) erfelijke belasting, chronische pijn of vermoeidheid. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -6- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 3 Algemeen algoritme Klinische presentatie Populatie screening Hoog risico patiënten Opportunistische screening Profylactische behandeling ADH Diagnostische procedure Niet-invasieve borstkanker/APO risk factors Invasief borstcarcinoom DCIS LCIS Paget Staging MOC (optioneel) Patiënt consultatie Hormonale behandeling Niet gemetastaseerde ziekte Gemetastaseerde ziekte F Chemotherapie O Trastuzumab L Neo-adjuvante behandeling L O Chirurgie MOC: Finale staging W Stage IV Chemotherapie Stage III Patiënt consultatie Radiotherapie Stage II Stage I Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Hormonale behandeling U P Trastuzumab -7- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 4 Diagnose 4.1 Diagnostisch algoritme Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -8- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 4.2 Histologie In navolging van de nationale en internationale richtlijnen en de vooropgestelde kwaliteitsindicatoren van de overheid zal er bij alle patiënten preoperatief een histologische diagnose gesteld worden. 4.3 Punctietechnieken Tru-cut: onder echografie of stereotactisch (quasi nooit) Mammotoombiopsie (Mx/MR (ism. andere ziekenhuizen) 4.4 Clipplaatsing Bij letsel < 2 cm: op moment van biopsie Bij letsel > 2 cm eventueel voor of kort na opstarten preoperatieve behandeling 5 Staging 5.1 Stagingonderzoeken 5.1.1 5.1.2 PET-CT in geval van Patiënt <35 jaar Neo-adjuvante chemotherapie en o Triple negatief o Of HER2 geamplificeerd Als afwijking (M1) op ander oppuntstellingsonderzoek Indien PET-CT uitgevoerd wordt: geen echo abdomen, RxTx (tenzij preanesthesie) of botscan meer; wel echo axilla en MR mammo 5.1.3 Alle patiënten met invasief carcinoom Echo axilla Echo abdomen Rx Tx Botscan MR mammo Labo Cons. Anesthesie MRI indicaties Preoperatieve staging (wanneer borstsparende heelkunde wordt voorzien, wordt bij multifocaliteit een histologische bevestiging van ieder letsel nagestreefd) Bij ongekende primaire lokalisatie Bij aanwezigheid van prothesemateriaal Evaluatie neo-adjuvante chemotherapie Genetisch belaste patiënte Evaluatie litteken (partiële mammectomie) met nieuwe zwelling Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst -9- Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 5.2 TNM classificatie Elk borstcarcinoom moet een TNM-classificatie (7de editie vanaf 1/1/2010) krijgen volgens de International Union Against Cancer (IUCC). Deze stadiëring is gebaseerd op klinische (c-categorie) en pathologische (p-categorie) parameters: primaire tumorgrootte (T), regionale lymfeklieren (N) en metastasen (M). De TNM-classificatie is niet geldig voor maligne phyllodes ( epitheliale tumor). Primaire tumor (de cT categorie komt overeen met de pT categorie) Tx T0 Tis Tis (DCIS) Tis (LCIS) Tis (Paget) T1 T1mi T1a T1b T1c Niet te bepalen Geen evidentie van primaire tumor In situ carcinoom Ductaal carcinoma in situ Lobulair carcinoma in situ Paget van de tepel zonder invasieve tumor en/of carcinoma in situ in het onderliggende borstparenchym < 2 cm < 0.1 cm > 0.1 tot en met 0.5 cm > 0.5 tot en met 1 cm > 1 tot 2 cm T2 > 2 tot 5 cm T3 > 5 cm T4 Tumor van elke grootte met directe uitbreiding naar de thoraxwand en/of de huid (ulceratie of huidnodules, inflammatoir) Directe uitbreiding naar de thoraxwand (uitzondering van alleen m. pectoralis invasie) huid ulceratie, ipsilaterala satellietnodules huid, huidoedeem (incl peau d'orange) Zowel 4a als 4b Inflammatoir carcinoma T4a T4b T4c T4d Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 10 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Regionale lymfeklieren(1) opm: intrammaire klieren worden beschouwd als axillaire klieren van niveau I cNx Niet te beoordelen (bijv. na eerdere klierdissectie) cN0 cN1 cN2 Geen regionale kliermetastasen Beweegbare ipsilaterale (niveau I, II) axillaire klieren Metastasen in gefixeerde ipsilaterale (niveau I, II) axillaire klier(en), of klinisch zichtbare(2) ipsilaterale mammaria interna klieren zonder klinisch evidente axillaire kliermetastasen Gefixeerde axillaire klier(en) Klinisch ontdekte(1) ipsilaterale mammaria interna klier(en) zonder klinisch evidente axillaire klieren cN2a cN2b cN3 cN3a cN3b cN3c pNx pN0 pN1 pN1mi pN1a pN1b pN1c pN2 pN2a pN2b pN3 pN3a pN3b pN3c Ipsilaterale subclaviculaire klier(en) (niveau III) met of zonder (niveau I, II) axillaire klieren; of klinisch zichtbare(2) ipsilaterale mammaria interna klier(en) samen met klinisch evidente axillaire klier(en); of metastasen in ipsilaterale supraclaviculaire klier(en) met of zonder axillaire of mammaria interna klieren Infraclaviculaire klieren Mammaria interna en axillaire klieren Supraclaviculaire klier(en) Niet te bepalen Geen regionale kliermetastasen Micrometasasen; of metastasen in 1 t/m 3 ipsilaterale axillaire klieren; en/of mammaria interna klieren met metastasen ontdekt met sentinelklierprocedure maar niet klinisch zichtbaar(2) Micrometastase, >0.2 mm en/of meer dan 200 cellen maar niet groter dan 2 mm 1-3 axillaire klieren waarvan tenminste één >2 mm Mammaria interna klieren met microscopische of macroscopische metastase ontdekt met sentinelklierprocedure maar niet klinisch zichtbaar (2) 1-3 axillaire klieren en mammaria interna klieren met microscopische of macroscopische metastase ontdekt met sentinelklierprocedure maar niet klinisch zichtbaar(2) 4-9 axillaire klieren, of klinisch zichtbare(2) ipsilaterale mammaria interna klier(en) zonder axillaire klieren 4-9 axillaire klieren waarvan tenminste één >2 mm Klinisch zichtbare(2) mammaria interna klier(en), zonder axillaire klieren > 10 axillaire klieren waarvan tenminste één >2mm of infraclaviculaire klier(en) Klinisch zichtbare(2) ipsilaterale mammaria interna klieren, met axillaire klier(en); of >3 axillaire klieren én mammaria interna klieren met microscopische of macroscopische metastase ontdekt met sentinelklierbiopsie maar niet klinisch zichtbaar(2) Ipsilaterale supraclaviculaire klier(en) Metastasen op afstand M0 Geen metastasen op afstand M1 Metastasen op afstand Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 11 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel (1) Definitie regionale klieren: 1. Oksel (ipsilateraal): interpectoraal (Rotter), lymfklieren langs v. axillaris en zijtakken: o a) Niveau I (laag): lateraal van de laterale rand van de m. pectoralis minor o b) Niveau II (centraal): tussen mediale en laterale randen van m. pectoralis minor, en de interpectorale klier(en) o c) Niveua III (apicaal): apicale klieren en mediaal van de mediale rand van de m. pectoralis minor, inclusief de subclaviculaire, infraclaviculaire, of apex klier(en) o NB. Intramammaire klieren worden gecodeerd als okselklieren 2. Infra/subclaviculair 3. Parasternaal: lymfklieren in de ipsilaterale intercostale ruimten 4. Supraclaviculair. (2) Klinisch zichtbaar = door middel van lichamelijk onderzoek of met behulp van beeldvorming (met uitzondering van lymfoscintigrafie) en met de karakteristieken sterk verdacht voor maligniteit of vermoeden van een pathologische macrometastase gebaseerd op een fijne naald aspiratiebiopsie met cytologisch onderzoek. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 12 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6 Behandeling (van toepassing op ductaal en lobulair carcinoma) Elke nieuwe diagnose van borstkanker wordt multidisciplinair besproken op de MOC senologie. Bij het bepalen van de behandeling wordt steeds rekening gehouden met de algemene toestand en de comorbiditeiten van de patiënt. De patiënt wordt steeds ingelicht over de geïndiceerde behandeling/ MOC beslissing. Indien de patiënt van de voorgestelde behandeling wil afwijken zullen de voor-en nadelen hiervan uitvoerig besproken worden met de patiënt. Er wordt steeds rekening gehouden met de uiteindelijke therapiewens van de patiënt. 6.1 Strategie bij erfelijke borstkanker 6.1.1 Anamnese en consultatie Familiale Kanker Een anamnese van het familiaal voorkomen van alle vormen van kanker, inclusief borstkanker, dient bij elke patiënte deel uit te maken van de initiële evaluatie Patiënten met één of meerdere familieleden met kanker of een kleine familie zonder andere kankergevallen of elke patiënt met vragen rond het mogelijk erfelijk karakter van hun kanker, ongeachte de familiale context, kunnen worden doorverwezen naar de raadpleging Familiale Kanker in het oncologisch centrum (via 6040) Komen potentieel in aanmerking voor testing op de aanwezigheid van borstkankergenmutaties: o twee of meer eerste of tweedegraadsverwanten met borstkanker o een enkel geval van bilaterale borstkanker < 50 jaar zonder familiegeschiedenis; o een enkel geval van borstkanker onder de 35 jaar zonder familiegeschiedenis; o een enkel geval van Triple negatieve borstkanker o elke borstkanker in niet-informatieve families waar familiale risico niet kan geschat worden. Niet-informatieve families zijn ofwel klein ofwel is er geen informatie beschikbaar over de familieleden; o een enkel geval van mannelijke borstkanker zonder familiegeschiedenis; o elke ovariumkanker met of zonder familiegeschiedenis; o naast borstkanker ook één van volgende elementen in de familie: sarcoma onder de 45 jaar; glioma of adrenal cortical carcinoma in jeugd; complex patroon van multipele kankers op jonge leeftijd; pancreaskanker in de familie of voorkomen van prostaatkanker op jonge leeftijd etniciteit met verhoogde kans op germline mutaties; elke patiënt die genetische test wenst, ook zonder familiegeschiedenis het multidisciplinair team Familiale Kanker beslist verder over de eventuele genetische testing, begeleidt de verdere counseling en stelt een kankerpreventie plan voor. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 13 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek 6.1.2 Organisatie van familiale screening multidisciplinaire UZ Brussel behandeling na Doelstelling: • bewerkstelligen van een vlotte doorstroom van resultaten en advies van familiale screening naar de behandelende arts • bespreken van het multidisciplinair behandelingsplan op de MOC in aanwezigheid van vertegenwoordigers van medische oncologie, oncologische en plastische heelkunde en gynaecologie • organiseren van een multidisciplinaire consultatie waar een eenduidige communicatie rond het behandelingsplan gevoerd wordt met de patiënt • tijdig plannen van de gezamelijke heelkundige ingreep Flowchart: 6.1.3 Opvolging van vrouwen met een hoog risico Voor vrouwen uit families met BRCA1-, BRCA2- of TP53- mutaties, of met een even hoog risico van borstkanker, moeten individuele screeningstrategieën worden ontwikkeld. Een jaarlijkse MRI is het minimale jaarlijkse screeningsonderzoek bij mutatiedraagsters en dit vanaf de identificatie van dergelijke mutatie Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 14 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6.1.4 Profylactische maatregelen bij vrouwen met een hoog risico 6.1.4.1Profylactische mastectomie Het individuele borstkankerrisico en de mogelijke vermindering ervan door chirurgie moeten worden besproken, rekening houdend met individuele risicofactoren, inclusief de huidige leeftijd van de vrouw (vooral bij leeftijdsuitersten). Bilaterale mastectomie moet als risicoreducerende behandelingsoptie worden besproken met alle vrouwen met een hoog risico. Een beslissing tot bilaterale risicoreducerende mastectomie moet worden voorafgegaan door een raadpleging familiale kanker en bijhorende counseling. Wordt er geen mutatie ontdekt dan moet een profylactische bilaterale mastectomie in principe niet overwogen worden. Bij een zware familiale voorgeschiedenis kan soms van deze regel afgeweken worden. Voor een sporadische borstkanker is een preventieve bilaterale risicoreducerende mastectomie niet aangewezen. Preoperatieve counselling over de psychosociale en seksuele gevolgen van bilaterale risicoreducerende mastectomie moet gebeuren. Een eventueel onverwachte ontdekking van een borstkanker na een risicoreducerende mastectomie moet preoperatief worden besproken. Alle vrouwen die een bilaterale risicoreducerende mastectomie overwegen, moeten hun borstreconstructiemogelijkheden (onmiddellijk en later) kunnen bespreken met een lid van een chirurgisch team gespecialiseerd in borstreconstructie. Vrouwen die een bilaterale risicoreducerende mastectomie overwegen moeten toegang kunnen krijgen tot hulpgroepen en/of vrouwen die de procedure hebben ondergaan. De risicoreducerende mastectomie en/of reconstructie moet worden uitgevoerd door een chirurgisch team gespecialiseerd in reconstructieve heelkunde. De ingreep wordt voorafgegaan door een consultatie in de borstkliniek. Vrouwen die kiezen voor een bilaterale risicoreducerende mastectomie moeten besproken worden op de wekelijkse multidisciplinaire teamvergadering. o De standaard ingreep bestaat uit een totale mastectomie zonder behoud van de tepel en met onmiddellijke reconstructie. Tepelbehoud (nipple sparing mastectomy) moet steeds multidisciplinair besproken worden. o Vrouwen die opteren voor skinsparende en eventueel tepelsparende ingreep moeten geïnformeerd worden over het kleine residuele borstkankerrisico 6.1.4.2Profylactische salpingo-oöforectomie Vrouwen met een hoog risico moeten informatie krijgen over bilaterale salpingooöforectomie als mogelijke risicoreducerende strategie. Risicoreducerende bilaterale salpingo-oöforectomie is slechts aangewezen bij een klein percentage vrouwen uit hoogrisicofamilies en moet worden besproken en uitgevoerd worden door een multidisciplinair team. Een combinatie van risicoreducerende salpingo-oophorectomie en mastectomie kan in één ingreep gebeuren, tenzij tegenaanwijzingen. Hierbij moet rekening gehouden met de gemiddeld latere leeftijd voor oöforectomie. Leeftijdsgebonden risico te evalueren en te bespreken met het familiaal kankerteam. Wordt er geen mutatie ontdekt, moet een bilaterale salpingo-oöforectomie in principe niet overwogen worden. Bij een zware familiale voorgeschiedenis kan van deze regel afgeweken worden. Wanneer controle van de familiale voorgeschiedenis onmogelijk is, moet de bilaterale risicoreducerende profylactische salpingo-oöforectomie niet worden overwogen. De effecten van vroege menopauze moeten worden besproken met alle vrouwen die een risicoreducerende bilaterale salpingo-oöforectomie overwegen. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 15 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Behandelingsopties voor vroege menopauze moeten worden besproken met alle vrouwen die een risicoreducerende bilaterale salpingo-oöforectomie overwegen, inclusief de voordelen, de nadelen en het risico-impact van een hormonale substitutietherapie. Vrouwen die een risicoreducerende bilaterale salpingo-oöforectomie overwegen moeten toegang kunnen krijgen tot hulpgroepen en/of vrouwen die de procedure hebben ondergaan. Vrouwen die een risicoreducerende bilaterale salpingo-oöforectomie overwegen, moeten geïnformeerd worden over de mogelijke psychosociale en seksuele gevolgen van de procedure en de mogelijkheid krijgen dit te bespreken. 6.1.4.3Hormonale preventie met tamoxifen Tamoxifen kan als preventieve hormonotherapie worden overwogen bij vrouwen met een hoog risico van borstkanker door BRCA2-genmutatie. Deze vrouwen moeten ingelicht worden over de beperkte impact van die maatregel op het hoge risico (< 50% reductie) en moeten dus in hetzelfde screeningsprogramma voor hoogrisicopatiënten blijven. 6.2 Neo-adjuvante behandeling Als op basis van de preoperatieve onderzoeken (voornamelijk biopsie van de tumor) reeds de beslissing tot chemotherapie genomen kan worden, moet de patiënte aangemoedigd worden om voor een neo-adjuvante chemotherapie te kiezen. De uiteindelijke beslissing zal genoteerd worden in het MOC verslag. 6.3 Chirurgie 6.3.1 Contra-indicaties primaire heelkunde T4, maar ablatieve heelkunde bij T4 met risico of ulceratie kan aangewezen zijn ('de propreté') Mastitis carcinomatosa Klinische tumor met bewezen metastasen 6.3.2 Invasieve tumoren 6.3.2.1Borstsparende chirurgie Borstsparende chirurgie is geïndiceerd wanneer: de verhouding tumor-borst een esthetisch verantwoord resultaat toelaat; de tumor unicentrisch is; geen uitgebreide DCIS-componente aanwezig is; de snijranden van de tumorectomie vrij zijn; correcte cosmesis mogelijk is; patiënte hiermee akkoord is. Contra-indicatie: Indien postoperatieve radiotherapie niet mogelijk is. Snijranden: er wordt gestreefd naar heelkundig vrije snijranden van 1 cm en pathologisch vrije snijranden van ≥ 1 mm; no ink on tumor wordt beschouwd als een vrije pathologische snijrand; Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 16 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel bij focale aantasting wordt er overgaan tot recoupe en/of radiotherapie. Telkens te bespreken op MOC. Opmerkingen: de tumor wordt peroperatoir steeds georiënteerd; in geselecteerde gevallen kan neo-adjuvante behandeling voorgesteld worden met het oog op borstsparende heelkunde; relatieve contra-indicatie voor borstsparende heelkunde: multifocaliteit; intra-operatieve controle van de snijranden (AP, radiologie); plaatsen van clips aan de randen van tumorectomieholte. 6.3.2.2Borstamputatie Een borstamputatie is geïndiceerd bij: Indien de verhouding tumor-borst geen esthetisch verantwoord resultaat toelaat en neoadjuvante systemische behandeling geen oplossing biedt; multicentriciteit/multifocaliteit(3); inname snijranden en geen recoupe meer mogelijk; uitdrukkelijke wens van de patiënt; een carcinoom bij een man; indien postoperatieve radiotherapie bij borstsparende heelkunde niet mogelijk is omwille van contra- indicaties. (3) Definitie multicentrische en multifocale borsttumoren (NCI dictionary of cancer terms) Multicentrische tumoren worden gedefinieerd als verschillende tumoren die afzonderlijk zijn ontstaan en die in verschillende kwadranten van de borst gelegen zijn. Multifocale tumoren worden gedefinieerd als verschillende tumoren die ontstaan zijn vanuit één primaire tumor en die binnen hetzelfde kwadrant van de borst gelegen zijn. 6.3.2.3Sentinelklierprocedure Indicaties: tumorstadium cT1-T2 (tumor tot 5 cm); klierstatus cN0; (skin sparing) mastectomie voor DCIS; geen metastatische verspreiding (M1). Imprint: imprint op sentinel bij cN0 als er meer dan 2 (sentinel )klieren gepreleveerd worden Opmerkingen: in geval van pre-operatieve chemotherapie moet de sentinelklierprocedure uitgevoerd worden mbv dual agent mapping (patent blue en isotopen). Contra-indicaties: als techniek gehypothekeerd is: o na voorafgaande bestraling van de borst; o na voorafgaande mammaplastie in het SEQ of indien de lymfatische banen verstoord zijn; o na voorafgaande omvangrijke tumorectomie (> 5 cm); o na voorafgaande chirurgie van de thoraxwand of voorafgaandelijke axillaire chirurgie; o na voorafgaande mammectomie; metastatische verspreiding (M1); carcinomateuze mastitis, stadium cT4d. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 17 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6.3.2.4Okselklierdissectie Indicaties: bij een tumor > 5 cm (cT3-4) indien bewezen cN1 bij voorgaande uitgebreide chirurgie van de borst bij ingenomen sentinelklier: zie bijkomende axillaire dissectie wanneer de sentinelklier niet gevonden wordt Exclusiecriteria: gemetastaseerd borstcarcinoom (behalve bij palliatie en indien locoregionale controle nuttig is in het licht van de prognose) micrometastase (pN1mi) bij laag risico (zie 6.3.2.5) en pT1a en pT1b. Te bespreken op het MOC of okselklierdissectie nodig is. Opmerkingen: de nervus thoracicus longus en zo mogelijk de nervus thoracodorsalis moeten intact blijven; een volledige okselklierdissectie bevat level I en II, tenzij macroscopische aantasting in level II peroperatief, dan ook level III; bij het niet terugvinden van de sentinel: uitruiming van niveau 1 en 2. 6.3.2.5Bijkomende axillaire dissectie AD indien imprint positief is in meer dan 2 klieren AD indien per op imprint positief is na neo adjuvante behandeling Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 18 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6.3.2.6Organigram management axilla bij T1-2 early breast cancer zonder neo-adjuvante behandeling. o o o o cN0 patiënten enkel nog een axillaire uitruiming indien er meer dan twee positieve sentinelklieren geïdentificeerd worden; patiënten met 1-2 positieve sentinelklieren zullen enkel RT op de axilla en klierstreken krijgen zonder uitruiming. (cfr. AMAROS trial) In de follow-up wordt er uitdrukkelijke aandacht gegeven aan de axillaire opvolging, zowel bij klinisch onderzoek als echografisch (1x/jaar echo oksel); peroperatief onderzoek van de sentinelklieren indien er meer dan twee gepreleveerd worden of indien het resultaat de adjuvante therapie (chemo) zou beïnvloeden; er wordt preoperatief op de MOC afgesproken of een N1 status bij die patiënt(e) een adjuvante chemotherapie zou vergen. Het peroperatief onderzoek laat dan een onmiddellijke poortcatheter-plaatsing toe. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 19 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek 6.3.3 Borstcarcinoom cT4 Tru-cut biopt voor histologie met bepalen van de receptoren. Primair moet chemotherapie en/of hormonale therapie en/of radiotherapie gegeven worden. Nadien een mastectomie met volledige okselklierdissectie bij een zeer goede klinische respons en afwezigheid van metastasen. 6.3.4 UZ Brussel Borstcarcinoom stadium IV Primaire chirurgisch behandeling individueel te bespreken om MOC, gezien weinig indicatie voor primaire heelkunde. Voornamelijk in geval van oligometastatische ziekte met goede respons ter hoogte van de metastasen onder systemische behandeling 6.3.5 Chirurgische behandeling van een lokaal recidief Doel: lokale heelkunde gevolgd door bestraling teneinde een lokale controle te bekomen. Techniek: lokaal recidief na borstsparende chirurgie: mastectomie; lokaal recidief na mastectomie: uitgebreide resectie + uitwendige bestraling. 6.3.6 Niet-invasieve tumoren 6.3.6.1Ductaal carcinoma in situ (DCIS) Van Nuys Index: =pathologische classificatie score + resectie marge score + afmetingen score + leeftijd score Pathologische classificatie score Score 1: nucleaire graad is niet hooggradig (gr I en II), geen comedonecrose Score 2: nucleaire graad is niet hooggradig (gr I en II), met comedonecrose Score 3: nucleaire graad is hooggradig (gr III), met of zonder comedonecrose Resectie marge score Score 1: tumorvrije marge >= 10 mm Score 2: tumorvrije marge 1 tot 9 mm Score 3: tumorvrije marge < 1 mm Afmetingen score Score 1: diameter tumor < = 15 mm Score 2: diameter tumor 16 tot 40 mm Score 3: diameter tumor >= 41 mm Leeftijd score Score 1: >60 jaar Score 2: 40-60 jaar Score 3: <40 jaar VNPI = 4 tot 6: VNPI = 7 tot 9: VNPI = 10 tot 12: gering risico voor locaal recidief matig risico voor locaal recidief hoog risico voor locaal recidief Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 20 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Behandeling Segmentectomie gevolgd door radiotherapie (50 Gy: 25X2Gy). Mogelijkheid van reconstructie wordt steeds besproken. Mammectomie bij Van Nuys 10 tot 12 of multifocaliteit of ingenomen snijranden, waar geen bijkomende recoupe mogelijk is. Er wordt een mastectomie aangeraden bij DCIS groter dan 5 cm. Mastectomie met of zonder onmiddellijke reconstructie is een optie voor patiënten met DCIS die het risico op herval willen minimaliseren of die een adjuvante radiotherapie willen vermijden. Snijranden Bij een segmentectomie wordt gestreefd naar snijranden van ≥ 2 mm. Snijranden van ≤ 1 mm : te bespreken op MOC. Uitzondering: in geval van toevallige vondst van focale haardjes laaggradige DCIS bij ingreep voor invasief carcinoom kan in geval dat recoupe niet mogelijk is een afwachtende houding worden overwogen. Dit is geen contra-indicatie voor adjuvante radiotherapie. Te bespreken op MOC. Sentinelklierprocedure Geen routinematige sentinelklierprocedure Sentinelklierprocedure is enkel geïndiceerd bij: extensieve (>3cm) weinig gedifferentieerd DCIS of onderliggende massa of densiteit op mammografie of in geval van (skinsparing) mastectomie. Adjuvante radiotherapie: Adjuvante radiotherapie wordt voorzien na borstsparende heelkunde voor DCIS Na multidisciplinaire bespreking kan er beslist worden geen adjuvante radiotherapie toe te dienen na BSH indien er een zeer laag risico bestaat op lokaal recidief.(zie VNP) Hormonale behandeling Adjuvante hormonale behandeling is volgens de nationale richtlijnen aan te bevelen bij ER-positieve DCIS graad 3. De voor- en nadelen van deze behandeling worden besproken worden met de patiënt. Huidige studies ondersteunen de hormonale behandeling gedurende 5 jaar. 6.3.6.2Pleiomorf lobulair carcinoma in situ (LCIS) Behandeling en nabehandeling zoals DCIS. 6.3.6.3Atypische ductale hyperplasie (ADH) en atypische hyperplasie (ALH) en lobulair carcinoma in situ (LCIS) lobulaire Behandeling van vroege precursor letsels van borstkanker wordt bij voorkeur besproken in multidisciplinair verband. Indien atypische lobulaire hyperplasie of atypie van het plaatepitheel voorkomt in de snijrand van resectiestuk, dan is een nieuwe excisie niet nodig. Wanneer lobulair carcinoma in situ of atypische ductale hyperplasie voorkomt in de snijrand, dan wordt een nieuwe excisie niet aangeraden. Wanneer atypische lobulaire hyperplasie / lobulair carcinoma in situ, atypisch plaatepitheel of een atypische intraductale proliferatie die doet denken aan atypische ductale hyperplasie wordt aangetroffen in een dikke naald biopsie is diagnostische excisie aangeraden. Verschil moet gemaakt worden tussen ADH, ALH of LCIS in een core biopsie vs bij uitgebreide mammotoombiopsie. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 21 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Wanneer pleomorf lobulair carcinoma in situ of lobulair carcinoma in situ met comedonecrose wordt aangetroffen in een dikke naald biopsie, wordt volledige excisie met negatieve snijvlakken aanbevolen en zijn anti-hormonale behandeling en/of radiotherapie een optie. Een jaarlijkse follow-up mammografie is geïndiceerd na een diagnose van lobulair carcinoma in situ of atypische ductale hyperplasie. 6.3.6.4Ziekte van Paget Borstsparende chirurgie met verwijdering van tepel en tepelhof gevolgd door radiotherapie moet worden aangeboden als alternatief voor mastectomie aan patiënten met de ziekte van Paget zonder onderliggende invasieve borstkanker. Cosmetische reconstructie moet worden aangeboden aan patiënten met de ziekte van Paget die behandeld werden met borstsparende chirurgie. 6.4 Reconstructieve plastische heelkunde Reconstructieve heelkunde kan worden besproken in functie van de oncologische veiligheid en de wensen van de patiënt. 6.4.1 Onmiddellijke partiële reconstructie Wanneer oncologisch mogelijk kan er in samenspraak met de onco-chirurg bij een partiële borstamputatie onmiddellijk worden gereconstrueerd dmv onco-plastische heelkunde of lokale gesteelde flap In het geval van grote, ptotische borsten worden de technieken van de borstreductie gebruikt om enerzijds de tumor te verwijderen en anderzijds het restende borstweefsel te herschikken en zo een mooie, weliswaar kleinere borst te bekomen. Tijdens dezelfde ingreep wordt de niet aangedane zijde eveneens aangepakt en dezelfde techniek toegepast om een goede symmetrie te bekomen. In het geval van kleine borsten is er onvoldoende borstweefsel na de tumorresectie om een mooi resultaat nog te kunnen garanderen. In deze gevallen wordt er weefsel gebruikt in de onmiddellijke nabijheid van de borst om het weefseldefect gecreëerd bij de tumorectomie te kunnen opvullen: deze weefselverplaatsing noemt men een gesteelde flap (bvb. de TDAP, ICAP, SEAP flappen). 6.4.2 Onmiddellijke volledige reconstructie Bij een volledige borstamputatie kan er eveneens een onmiddellijke reconstructie gebeuren dmv weefselexpander/prothese- of flapreconstructie. Er zijn twee grote groepen reconstructies: de prothesereconstructie en de eigen weefselreconstructie. Bij de prothesereconstructie wordt in samenspraak met de onco-chirurg besloten om een tijdelijke prothese (de weefselexpander) of een definitieve prothese te gebruiken. Indien men kiest voor een weefselexpander wordt deze tijdens dezelfde ingreep van de borstamputatie geplaatst. Na de ingreep wordt deze op de consultatie geleidelijk opgeblazen (geëxpandeerd). In tweede fase wordt er dan overgegaan tot de definitieve reconstructie (prothese of eigen weefsel). Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 22 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel Bij de reconstructie met eigen weefsel wordt de definitieve reconstructie gedaan tijdens dezelfde ingreep als de borstamputatie. Er zijn verschillende mogelijke reconstructies bvb. De DIEP flap, de S-GAP/lumbar flap, de TMG flap ea. Deze zijn de zogenaamde vrije flappen waarbij een weefselstuk microchirurgisch getransplanteerd wordt naar de gewenste zone om zo een nieuwe borst mee ter maken. 6.4.3 Laattijdige reconstructie Indien er in het verleden een amputatie is gebeurd zonder reconstructie (door keuze van de de patiënt of oncoloog/ onco-chirurg) kan er alsnog een reconstructie gebeuren in tweede tijd zowel met eigen weefsel (flapreconstructie)- als met een weefselexpander/prothese. De esthetische resultaten van deze zijn eveneens zeer bevredigend, hoewel iets inferieur aan de primaire reconstructie. De technieken zelf zijn dezelfde als deze besproken bij de onmiddellijke reconstructie. 6.4.4 Aandachtspunten bij reconstructieve heelkunde LMWH indien een reconstructie met eigen weefsel in de toekomst mogelijk is worden de inspuitingen niet meer in de onderbuik toegediend. Tamoxifen - te stoppen 2 weken voor majeure heelkunde. Aspirine en andere bloedverdunners - te stoppen 2 weken voor majeure heelkunde. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 23 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6.5 Radiotherapie 6.5.1 Dosisvoorschrift 6.5.1.1Normofractionatie Thv borst/thoraxwand: 50 Gy (25 x 2 Gy) Thv regionale klierregio's: 50 Gy (25 x 2 Gy) Boost thv operatiegebied: sequentieel: 16 Gy (8 x 2 Gy); totale dosis: 66 Gy simultaan: 10 Gy (25 x 0.4 Gy); totale dosis: 60 Gy In geval van R1-resectie: boost 20 Gy (10 x 2 Gy); 70 Gy In geval van R2-resectie: boost 20 Gy (10 x 2 Gy); totale dosis: 70 Gy 6.5.1.2Hypofractionatie Thv borst/thoraxwand: 40.05 Gy (15 x 2.67 Gy) Thv regionale klierregio's: 40.05 Gy (15 x 2.67 Gy) Boost thv operatiegebied: sequentieel: 10 Gy (4 x 2.5 Gy): totale dosis: 50.05 Gy simultaan: 7.95 Gy (15 x 0.53 Gy): totale dosis: 48 Gy In geval van R1/R2-resectie: geen indicatie voor hypofractionatie 6.5.2 Radiotherapie bij carcinoma in situ 6.5.2.1Ductaal carcinoma in situ Na borstsparende heelkunde: standaard adjuvante radiotherapie thv volledige borst. Opm. Na borstsparende heelkunde bij zeer beperkte DCIS en Van Nuyts index van 4, 5 of 6 kan overwogen worden geen adjuvante radiotherapie toe te dienen na bespreken op MOC en met informed consent van patiënt. Na mastectomie met positieve snijranden Opmerking: Na skin sparing mastectomie (met of zonder reconstructie): geen post-operatieve radiotherapie 6.5.2.2Lobulair carcinoma in situ Geen indicatie voor postoperatieve radiotherapie (behalve bij pleomorf LCIS) 6.5.2.3Ziekte van Paget Na borstsparende heelkunde Na mastectomie met positieve snijranden Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 24 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek 6.5.3 UZ Brussel Radiotherapie bij invasief carcinoma 6.5.3.1Radiotherapie lokaal Na borstsparende heelkunde Na mastectomie: T2 ≥ 4cm pT2 (<4cm) N0 indien minstens 2 van volgende criteria: Multifocale of multicentrische tumor Graad 3 LVI ER/PR negatief Amplificatie van HER2-gen pT3 T4 (cT4 en/of pT4) aangetaste okselklieren positieve sectievlakken 6.5.3.2Radiotherapie regionaal pN0: geen indicatie tot regionale radiotherapie vanaf pN1mi o Bestralen van de claviculaire regio, bestaande uit volgende PROCAB regio's: o Toevoegen van Axilla level 1-2 indien: o Axilla level 3 (=infraclaviculaire regio) Ruimte van Rotter Supraclavicular level >20% axillaire klieren aangetast volgens anatomopathologisch verslag, en/of Kapseldoorbraak in axillaire klier, en/of Kliermetastase >2cm, en/of Enkel sentinelklierprocedure gebeurde Toevoegen mammaria interna Indien klinische presentatie met mammaria interna klieren en/of Indien mediaal gelegen* tumor en N2-3 ziekte Opmerking: Indien indicatie profylactische RT thv mammaria interna keten: Enkel indien hierbij aan de constraints thv het hart kunnen voldaan worden. * Mediaal gelegen = mediaal van sagittale lijn door de tepel Opmerking: Indien neo-adjuvante chemotherapie werd gegeven, zal de indicatie tot postoperatieve radiotherapie mede bepaald worden door het cTNM-stadium van voor de start van enige behandeling. Voor patiënten met primaire reconstructie worden dezelfde richtlijnen gehanteerd 6.5.3.3Specifieke tumoren Phyllodes tumoren zijn geen indicatie voor post-operatieve radiotherapie. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 25 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek Maligne Phyllodes tumoren zijn wel een indicatie voor post-operatieve radiotherapie 6.5.4 UZ Brussel Timing van radiotherapie Bij voorkeur start de radiotherapie binnen de 8 weken, ten laatste 3 maanden na de laatste chirurgische ingreep. Indien chemotherapie voorzien is wordt radiotherapie concomitant gegeven. Uitzonderingen: o chemotherapie in dose dense schema o chemotherapie met taxotere o al bestraling gehad in overlappend gebied o patiënten ouder dan 75 jaar o bilateraal borstcarcinoom In deze gevallen start de radiotherapie bij voorkeur 2 tot 4 weken na het einde van de chemotherapie. Indien een hormonale therapie voorzien is, kan radiotherapie concomitant gegeven. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 26 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek UZ Brussel 6.6 Systemische behandeling De richtlijnen houden rekening met nationale en internationale consensussen en de resultaten van recente studies met betrekking tot hieropvolgende elementen. De richtlijnen houden ook rekening met de beperkingen die opgelegd zijn voor het gebruik van deze geneesmiddelen in het kader van de terugbetaling. Klinische studies: de richtlijnen zijn van toepassing in zover de patiënten niet deelnemen aan klinische studies die de voorkeur verdienen omdat ze een perspectief bieden op verdere verbetering van de behandeling van borstkanker. Familiale Kanker: patiënten die een familiale voorgeschiedenis hebben of elke patiënt, ook zonder familiegeschiedenis, die dit wenst of vragen heeft hierover worden doorverwezen naar de raadpleging familiale kanker. Er is aangetoond dat het psychologisch veilig is om dit al te doen tijdens de initiële behandeling van borstkanker. Klierpositiviteit: definitie: klierpositiviteit is vanaf de aanwezigheid van micrometastasen in 1 lymfeklier (≥0,2 mm). submicrometastase <0.2 mm en losse cellen (ITC= Isolated Tumour Cells) is kliernegatief. Hormoonreceptorpositiviteit: hormoonreceptor (HR) is positief wanneer meer dan 1% van de cellen ER en/of PR positief zijn. opmerking: de 1% norm wordt enkel gebruikt om een hormonale therapie op te starten, niet om af te zien van een behandeling met chemotherapie. Her2/Neu positiviteit 1 Positief testresultaat: HER2/CEP17 > 2,0* of > 6,0 kopijen HER2** Negatief testresultaat: HER2/CEP17 < 2,0 en < 6,0 kopijen HER2 In geval van een intermediair resultaat (aanwezigheid van 4 à 6 kopijen of een ratio tussen 1,8 en 2) moet er een 2de FISH of SISH test uitgevoerd worden, evenals een immunohistochemische kleuring voor HER2, waarvan het resultaat 3+ moet zijn om de overexpressie van het eiwit te bevestigen. Niet informatief testresultaat: indien geen hybridisatie en/of indien te weinig cellen aanwezig voor analyse. Tamoxifen: de combinatie van tamoxifen met onderstaande geneesmiddelen dient vermeden te worden: Seroxat Prozac Tagamet Cordarone Haldol Serlain FISH Interpretatie van het HER2 (Human Epidermal growth factor Receptor-2) signaalpatroon bij (metastase) borstkanker rekening houdend met de criteria waaraan moet worden voldaan voor het voorschrijven van Herceptin bij patiënten met borstkanker en rekening houdend met de ASCO/CAP Guideline 2013. 1 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 27 - Borstkliniek UZ Brussel Oncologisch handboek 6.6.1 UZ Brussel Adjuvante behandeling bij locoregionale borstkanker De richtlijnen worden gepresenteerd aan de hand van algoritmen. Een opdeling werd gemaakt tussen premenopausale patiënten met laag, intermediair of hoog risico op herval en postmenopausale patiënten met laag, intermediair of hoog risico op herval. De betekenis van de verschillende risicoprofielen vindt men eveneens terug in deze algoritmes. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 28 - Oncologisch handboek UZ Brussel 6.6.1.1Pre-menopausaal PRE-MENOPAUSAAL LAAG RISICO T<2cm N0 G1 Her2geen VI en > 35j en en en en Tamoxifen 10 jaar (te bespreken met patiënt ifv individueel rsicoprofiel) Of zoladex indien slechte tolerantie tegenover tamoxifen HR + Follow-up HR - Indien multicentrisch T1 MOC-bespreking Behandeling met Tamoxifen of Zoladex Indien T1N1(tot 2 pos klier)M0 en HR+ en een Ki67 < 14% (Luminal A) Richtlijnen Senologie V4.2014 Borst - 29 - Oncologisch handboek Indien Her2 - PRE-MENOPAUSAAL INTERMEDIAIR RISICO N0 T>2cm G3 G2 met Ki67>15% VI < 35j Her2 amplificatie Ovariële ablatie (LHRH agonist) en/of tamoxifen 10j e 4 cycli CE 12x paclitaxel a tamoxifen 10j e HR + Indien Her2 + en géén T1a/b en of of of of of UZ Brussel 4 cycli CE 12x paclitaxel trastuzumab 1j b tamoxifen 10j a + Indien niet blijvend menopausaal door chemo c e indien T1c tot 3 cm N0: 12*paclitaxel en trastuzumab 1j Ovariële ablatie d HR Indien Her2 + en géén T1a/b a b c d e 80mg/m²/week Start samen met paclitaxel / enkel bij tumoren vanaf T1c monitoring menopauzale status: E2, P, FSH, LH om de 3 maanden LHRH agonist gedurende 3 jaar tamoxifen of AI volgens terugbetalingrichtlijnen van het RIZIV Richtlijnen Senologie V4.2014 4 cycli CE 12x paclitaxel a trastuzumab 1j b indien T1c tot 3 cm N0: 12*paclitaxel en trastuzumab 1j - Bij twijfel over de impact van de systemische behandeling in individuele patiënten of bij vragen naar gedetaillieerde informatie: raadpleeg adjuvantonline.com; www.predict.nhs.uk voor Her2+borsttumor - GLS( global longitudinal strain) meting door middel van echocardiografie met 2D strain baseline en om 2 cycli CE en na beëindigen adjuvant paclitaxel en om de 3 maanden onder adjuvante Herceptin behandeling. - meting van troponine’s voor elke cyclus CE Borst - 30 - Oncologisch handboek UZ Brussel 4 cycli CE 12x paclitaxel a aromatase inhibitor 10jf Her2 Indien niet blijvend menopausaal door chemo c Hormonale behandeling (bij weigering chemotherapie) PRE-MENOPAUSAAL HOOG RISICO HR + N0 + 2 andere factoren: T2, G3, G2 met Ki67>15%, VI, < 35j, Her2-amplificatie 4 cycli CE 12x paclitaxel a + trastuzumab 1j b tamoxifen 10jf Her2 + N+ vanaf micrometastase >0.2 mm Indien triple negatief (ER-, PR-, Her2-) Richtlijnen Senologie V4.2014 80mg/m²/w b c HR - PRE-MENOPAUSAAL a 4 cycli CE 12x paclitaxel a + trastuzumab 1j b Her2 + eg Dose-density schema : epirubicine 90mg/m² cyclofosfamide 600/m² Q2w x 4 gevolgd door paclitaxel 12x 80 mg/m² wekelijks gevolgd door radiotherapie Borst Ovariële ablatie Start samen met paclitaxel Monitoring menopauzale status: E2, P, FSH, LH om de 3 maanden d LHRH agonist gedurende 3 jaar e Met Tarivid (d5-d10) en Neulasta GLS meting door middel van 2 D echocardiografie baseline en om de 2 cycli CE en na beëindigen adjuvant paclitaxel en om de 3 maanden onder adjuvante Herceptin behandeling. - troponine meting voor elke cyclus CE f Aromatase inhibitor 10 jaar: te bespreken met patiënt ( geen terugbetaling na 5 j). Eventueel na 5 jaar switch naar tamoxifen. g Bij premenopauzale patiënten met een triple neg BK en kinderwens hebben: opstarten LH-RH agonist tijdens de adjuvante chemotherapie - 31 - d Oncologisch handboek UZ Brussel 6.6.1.2Post-menopausaal POST-MENOPAUSAAL LAAG RISICO Tamoxifen 10j ifv tolerantie HR + (te bespreken met patiënt ifv individueel rsicoprofiel) T<2cm en N0 en G1 en Her2- en geen VI HR - Follow-up Indien multicentrisch T1 Richtlijnen Senologie V4.2014 MOC-bespreking Borst - 32 - Oncologisch handboek UZ Brussel aromatase inhibitor 10jc + Adjuvant online Indien Her2 - POST-MENOPAUSAAL INTERMEDIAIR RISICO 4 cycli CE 12x paclitaxel a aromatase inhibitor 10jc HR + 4 cycli CE 12x paclitaxel a + trastuzumab 1j b aromatase inhibitor 10jc Indien Her2 + N0 en T>2cm of G3 of G2 met Ki67>15% of VI of Her2 amplificatie Geen T1a/b indien T1c tot 3cm N0: 12*paclitaxel en trastuzumab HR - Indien Her2 + en géén T1a of T1b 4 cycli CE 12x paclitaxel trastuzumab 1j b a + indien T1c tot 3cm N0: 12*paclitaxel en trastuzumab POST-MENOPAUSAAL INTERMEDIAIR RISICO HR + aromatase inhibitor 10jc of 4 cycli CE 12x paclitaxel a aromatase inhibitor 10j HR - 4 cycli CE 12x paclitaxel N+ (1-3 lymfeklieren) en geen andere risicofactoren a a 80mg/m²/w - CE indien LVEF op echo cor > 50% en zonder cardiovasculair risico (ritmestoornissen, cardiale pathologie, diabetes) en <65 jaar. Zo cardiale contra-indicatie dan 4x cyclo en 12*paclitaxel. Controle GLS met 2D echo cor om de 2 cycli, indien reductie >10% dan switch naar CMF- Indien >65j: 4x cyclo en 12*paclitaxel - indien > 75j: 12*paclitaxel b Start samen met paclitaxel / enkel bij tumoren vanaf T1c Richtlijnen Senologie V4.2014 Borst c Aromatase inhibitor 10 jaar: te bespreken met patiënt ( geen terugbetaling na 5 j). Eventueel na 5 jaar switch naar tamoxifen. - 33 - Oncologisch handboek Indien ≤65j: 4 cycli CE 12x paclitaxel a aromatase inhibitor 10jc Indien > 65 j: 4*cyclo+12*paclitaxel of CMF aromatase inhibitor 10jc Her2 - POST-MENOPAUSAAL HOOG RISICO Indien ≥75j:12*paclitaxel aromatase inhibitor 10jc HR + N0 + 2 andere factoren: T2, G3, G2 met Ki67>15%, VI, Her2 amplif. Indien ≤65j: 4 cycli CE 12x paclitaxel a + trastuzumab 1j b aromatase inhibitor 10jc Her2 + Indien > 65 j: 4*cyclo+12*paclitaxel of CMF AI 10j Indien ≥75j:12*paclitaxelAI 10j N+ vanaf micrometastase en 1 of meerdere risicofactoren HR a UZ Brussel Her2 - 80mg/m²/week - CE indien LVEF op echo cor > 50% en zonder cardiovasculair risico (ritmestoornissen, cardiale pathologie, diabetes) en <65 jaar. Zo cardiale contra-indicatie dan 4x cyclo en 12*paclitaxel. Controle GLS met 2D echo cor om de 2 cycli, indien reductie >10% dan switch naar CMF- Indien >65j: 4x cyclo en 12*paclitaxel - indien > 75j: 12*paclitaxel Triple negatief Dose dense schema: Indien ≤65j: epirubicine 75mg/m² cyclofosfamide 600/m²Q2w x 4 gevolgd door paclitaxel 12x 80 mg/m² wekelijks gevolgd door radiotherapie Indien >65j: 4 x cyclo+12*paclitaxel of CMF Indien ≥75j: 12* paclitaxel b Start samen met paclitaxel, enkel vanaf T1c c Aromatase inhibitor 10 jaar: te bespreken met patiënt ( geen terugbetaling na 5 j). Eventueel na 5 jaar switch naar tamoxifen . Her2 + Indien ≤65j: 4 cycli CE 12 x paclitaxel a + trastuzumab 1j b Indien >65j 4*cyclo+12*paclitaxel of CMF Indien ≥75j: 12*paclitaxel Richtlijnen Senologie V4.2014 Borst - 34 - Oncologisch handboek UZ Brussel < 65 j Dose-density schema a: epirubicine 75mg/m² cyclofosfamide 600/m² Q2w x 4 gevolgd door paclitaxel 12x 80 mg/m² wekelijks, gevolgd door radiotherapie ≥ 65 j 4 x cyclo en 12*paclitaxel → radiotherapie ≥75j: 12* paclitaxel 80mg/m²/week iv → radiotherapie POST-MENOPAUSAAL Indien triple negatief (ER-, PR-, Her2-) a met Tarivid en Neulasta Richtlijnen Senologie V4.2014 Borst - 35 - Oncologisch handboek 6.6.2 Neo-adjuvante therapie bij gevorderd gelokaliseerd borstcarcinoom 6.6.2.1Indicaties Ter downstaging om borstsparende heelkunde eventueel mogelijk te maken Bij T3-T4 tumoren om heelkunde eventueel mogelijk te maken. Steeds te overwegen bij patiënten waar pre-operatief reeds een indicatie bestaat tot adjuvante chemotherapie. Steeds te bespreken met de patiënte. 6.6.2.2Her 2 positieve tumoren Patiënt< 65 jaar en EF > 55% : o start Herceptin 600mg SC om de 3 weken, met 12 wekelijks paclitaxel 80mg/m². gevolgd door epirubicine aan 90mg/m² en cyclophosphamide aan 600mg/m² om de 3 weken. Heelkunde na 4 cylci EC en 12* paclitaxel met Herceptin ifv de respons na de pet ct scan. Patiënt ≥ 65 jaar en EF > 55% o start Herceptin met cyclophosphamide aan 600mg/m² om de 3 weken, samen met paclitaxel aan 80mg/m² wekelijks: 4 tot 6 cycli of wekelijks met paclitaxel aan 80mg/m². Patiënt ≥75 o 12*wekelijks paclitaxel en herceptin ged 1 jaar 6.6.2.3Her 2 negatieve tumoren Hormoongevoelige tumoren met lage Ki67 (<15%) Premenopausale patiënten Start Zoladex en Letrozole gedurende minimaal 4 maanden.(cave: geen terugbetaling) Postmenopauzale patiënten Start Letrozole gedurende minimaal 4 maanden: De preoperatieve trials met Aromatase Inhibitoren (AI) (letrozole, Impact, Proact, en exemestane) tonen allemaal het voordeel voor de AI’s voor wat betreft een significante downstaging van de tumor resulterend in borstsparende heelkunde.2 Hormoongevoelige tumoren met een hoge Ki67(≥15%) Pre en postmenopauzale patiënten: 1. Biological and clinical effects of aromatase inhibitors in neoadjuvant therapy. J Steroid BIOCHEM Mol Biol 2001; 79: 103-107. 2. Preoperative treatment of postmenopausal breast cancer patients with letrozole. A randomized double-blind multicenter study. Ann Oncol 2001; 12:1505-1506. 3. Clinical, pathological, proliferative and molecular responses associated with neoadjuvant aromatase inhibitor treatment in breast cancer. J Steroid Biochem Mol Biol 2010; 118(4-): 273-276. 2 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Oncologisch handboek Indien ejectiefractie> 55% en < 65 jaar: 4 cycli CE met epirubicine aan 90mg/m² en cyclophophamide aan 600mg/m² om 3 weken, gevolgd door 12 cycli wekelijks paclitaxel aan 80mg/m² Indien slechte ejectiefractie : o Indien < 65j: CMF aan 600/40/500 mg/m² 4 tot 6 cycli in functie van de respons of 4*cyclophosphamide om de 3 weken en 12*paclitaxel wekelijks. o Indien ≥ 65j: 4x cyclofosfamide om de 3 weken en 12*paclitaxel wekelijks o Indien > of = 75 j: 12*paclitaxel wekelijks Hormoonongevoelige tumoren (triple negatieve) Pre en postmenopauzale patiënten: inclusie in BSMO-2014-01 protocol Indien ejectiefractie> 55% en < 65 jaar: paclitaxel aan 80mg/m² wekelijks(12*) en carboplatinum AUC=2 wekelijks (12* *), gevolgd door CE met epirubicine aan 90 mg/m2 4 cycli om de 2 weken met G-CSF op dag 2 Indien slechte ejectiefractie: o Indien < 65j: CMF aan 600/40/500 mg/m² 4 tot 6 cycli in functie van de respons of 4*cyclophosphamide om de 3 weken en 12*paclitaxel wekelijks. o Indien ≥ 65j: 4x cyclofosfamide om de 3 weken en 12*paclitaxel wekelijks o Indien > of = 75 j: 12*paclitaxel wekelijks 6.6.2.4Inflammatoir borstkanker Indien EF > 55%: o start dose dense endoxan aan 60mg/m² per os , epirubicine aan 35mg/m² iv wekelijks 15*, met Avastin stalen aan 5mg/kg wekelijks 15* en G-CSF ged 3 dagen sc. 3 6.6.2.5Responsmeting Evaluatie met Pet scan4 na 3 cycli. 5 ook bij neo-adjuvante chemotherapie en bij HER 2 geamplificeerde patiënten < 35 jaar. Consultatie senologie met MR vs mammo/echo in functie van preoperatieve imaging 6.6.2.6. Patiënten met een Her2 negatieve tumor met een non-pCR na neoadjuvante chemotherapie die een taxaan en/of een anthracycline bevat: Phase III comparison of standard doxorubicin and cyclophosphamide versus weekly doxorubicin and daily oral cyclophosphamide with G-CSF as neoadjuvant therapy in locally advanced and inflammatory breast cancer. Ellis K et al: J clin oncol 2011; 29: 1014-1021. 4 Pet scan: daling in SUV (= Standardized Uptake Value) na de eerste behandeling met chemotherapie is een vroegtijdige en significante indicator voor pathologische CR. Er is een significante correlatie tussen baseline SUV en een hoge mitotische activiteit, tumorgradatatie, een hoge nucleaire score en een negatieve receptor status. 5 Monitoring of early response to neoadjuvant chemotherapy in stage II and III breast cancer by FDG PET. JCO 2006;24:5366-5372. 3 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Oncologisch handboek Patiënten komen in aanmerking voor 8 cycli capecitabine aan 2.500mg/m²d1-14 om de 3 weken. (Significante toename van de DFS en OS na 5 jaar. (presentatie SABCS 2015, Lee S-J) 6.6.2.6Klinisch verdachte klier Indien klinisch een verdachte klier wordt gezien, dient een histologische diagnose gesteld te worden voor de start van adjuvante chemotherapie. bij cNo dient de sentinelklierprocedure te gebeuren na de neo-adjuvante chemotherapie. 6.6.3 Recidiverend of metastatische borstkanker De voorkeur wordt gegeven aan sequentiële therapie tenzij snel evoluerende ziekte, jonge patiënten, groot ziektevolume dat symptomen veroorzaakt en waarbij men snelle respons wenst te bekomen. 6.6.3.1Hormoongevoelige stadium IV borstkanker Anti-hormonale behandeling heeft de voorkeur ingeval van traag evoluerende ziekte, enkel botmetastasen als enige site en laattijdig herval. Eerstelijn Tweedelijn Derdelijn Vierdelijn Vijfdelijn Zesdelijn tamoxifen Letrozole 2.5mg po per dag(+ ovariële ablatie indien premenopausal) exemestane en everolimus 10mg po per dag faslodex 2*250mg IM per maand megestrolacetaat(+asaflow 80mg po per dag) ethinyl estradiol 6.6.3.2Hormoongevoelige stadium IV borstkanker resistent aan HT of hormoonongevoelige tumor zonder Her2 amplificatie.6 De voorkeur wordt gegeven aan inclusie in een klinische studie. Eerstelijn anthracyclines: indien EF > 55%: FEC met epirubicine aan 90mg/m² om de 3 weken iv. indien contraindicatie: CMF iv Eerstelijn combinatie therapie paclitaxel 80mg/m² + gemcitabine 1000mg/m² 3 op 4 weken iv Eerstelijn indien contraindicatie voor anthracyclines (of combinatietherapie) docetaxel aan 80mg/m² om de 3 weken of paclitaxel 80mg/m²/week 3 op 4 weken iv. Tweedelijn en derdelijn capecitabine 2500mg/m² 2 op 3 weken po of vinorelbine 30mg/m² 3 op 4 weken iv Vierdelijn gemcitabine aan 2g/m² om de 2 weken iv. International guidelines for the management of metastatic breast cancer: combination vs sequential single-agent chemotherapy. J Natl Cancer Inst 2010;101(17):1174-1181. 6 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Oncologisch handboek 6.6.3.3Borstkanker met een HER2-neu gen amplificatie7 Eerstelijn pertuzumab (mn)+ trastuzumab+ docetaxel 80mg/m² om de 3 weken of paclitaxel aan 80mg/m² wekelijks iv Dosis trastuzumab: 600 mg SC om de 3 weken; pertuzumab opladingsdosis aan 840mg, gevolgd door 420mg om de 3 weken iv Tweedelijn T-DM1 of Kadcyla:3.6 mg/kg iv om de 3 weken Derdelijn trastuzumab of lapatinib + capecitabine Dosis trastuzumab(zie hoger) + Xeloda 2500mg/m² 2/3 weken+lapatinib 1000mg po dagelijks. Vierdelijn trastuzumab + gemcitabine of vinorelbine Dosis trastuzumab 6mg/kg/ opladingsdosis(nadien 3mg/kg/2 weken) + gemcitabine 2000mg/m² / 2 weken of vinorelbine 30mg/m² 3 op 4 weken Vijfdelijn trastuzumab +CDDP Dosis trastuzumab (zie hoger)+ CDDP 75mg/m² om de 3 weken of beiden wekelijks. 6.6.3.4Triple negatieve borstkanker Eerstelijn Bevacizumab 10mg/kg en wekelijks paclitaxel aan 80mg/m² ¾ weken iv, met al dan niet carboplatinum wekelijks aan AUC=2. Tweedelijn CDDP aan 75mg/m² om de 3 weken en gemzar 1000mg/m² dag 1 en dag 8 om de 3 weken iv. Derdelijn Navelbine 30mg/m² dag 1, 8, 15 om de 4 weken iv of capecitabine 2500mg/m² dag1-14 om de 3 weken per os. 6.6.3.5Langlopende klinische studies systemische therapie Locally advanced or metastatic. Hormone receptor positive breast cancer. Early breast cancer. o Comparison of IL-6 and other serum inflammatory cytokines in postmenopausal early breast cancer patients treated with an AI and developing an arthalgia syndrome, arthalgia G2 or G3 with patients experiencing no complaints of arthralgia. Metastatic breast cancer. 6.6.4 Behandeling andere types borsttumoren 6.6.4.1Typisch medullaire borstkanker <1-2% van alle BK Use of trastuzumab in Her2 positive metastatic brest cancer beyond disease progression: a systematic review of published studies. Tumori 2010;96(3):385-391. 7 Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Oncologisch handboek Hoge Ki67 Pathologie: dens lymfo-plasmocytair infiltraat en veel mitosen met overwegend syncytiale groei; meestal G3 en triple negatief. Meestal goede prognose. Genetische profiel: overexpressie van immune respons en apoptosis, en celproliferatie in tegenstelling tot de basal cell like carcinoma (meer expressie van gladde spier en cel differentiatie). Systemische therapie zoals triple negatief BK vanaf T2, jonge leeftijd (<en = aan 35j), en N+. 6.6.4.2Atypisch medullaire borstkanker Worden behandeld zoals een triple negatieve borstkanker. 6.6.4.3Invasief micropapillair carcinoma Prognose: agressieve tumoren vaak geassocieerd met LVI. Pathologie: vaak luminal B en Her2 amplificatie. Systemische therapie zoals het klassieke IDC NOS. 6.6.4.4Metaplastisch carcinoma <1% Meestal slechte prognose. Pathologie: triple negatief met mesenchymale component. Systemische chemotherapie zoals triple negatief BK. 6.6.4.5Mucineuze carcinoma Meestal beter prognose, vooral bepaald door LN aantasting. Pathologie: vaak laaggradig en ER+; mucusproductie intra -en extracellulair. De behandeling van deze tumoren moet besproken worden tijdens de multidisciplinaire bespreking. Systemische therapie zoals de klassieke IDC NOS. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst Oncologisch handboek UZ Brussel 7 Follow-up 7.1 Algemeen overzicht schema's A: B: follow pTis waarvoor (SS)M + SN +/- hormonotherapie up F: Behandeling met hormonotherapie: TAM + LHRH agonist of AI + LHRH agonist OF Radiochemotherapie (concomitant) pT1N0 waarvoor (SS)M + SN +/- hormonotherapie +/- hormonotherapie, 4x CE + 12x taxol C: pTis waarvoor BCT +/-SN en radiotherapie D: Invasief carcinoom (pT1-3N0-1) waarvoor M of BCT + SN, radiotherapie +/- hormonotherapie E: Invasief carcinoom (pT1-3N1) waarvoor M of BCT + ALND, radiotherapie +/- hormonotherapie G: Radiochemotherapie (concomitant) +/- hormonotherapie + Herceptine H: Dose-dense RCT (sequentieel) I: T(C)-schema (sequentieel) +/- hormonotherapie J: TC-schema (sequentieel) + Herceptine +/- hormonotherapie Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 41 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema A: pTis waarvoor (SS)M + SN +/- hormonotherapie OK 2 weken CSEN wondcontrole + bespreking resultaten 4 maanden CSEN klinische controle 8 maanden HA/gyn klinische controle 12 maanden CSEN 18 maanden CSEN of HA/gyn 24 maanden CSEN 30 maanden CSEN of HA/gyn 36 maanden CSEN 42 maanden CSEN of HA/gyn 48 maanden CSEN 54 maanden CSEN of HA/gyn 60 maanden CSEN Mammo-/echografie verder 1x/j CSEN of HA/GYN Mammo-/echografie Mammo-/echografie klinische controle klinische controle Mammo-/echografie klinische controle klinische controle Mammo-/echografie klinische controle klinische controle Mammo-/echografie klinische controle klinische controle klinische controle Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte) Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 42 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema B: pT1N0 waarvoor (SS)M + SN +/- hormonotherapie OK 2 weken CSEN wondcontrole + bespreking resultaten 4 maanden CSEN klinische controle 8 maanden HA/gyn klinische controle 12 maanden CSEN 18 maanden CSEN of. HA/gyn 24 maanden CSEN 30 maanden CSEN of HA/gyn 36 maanden CSEN 42 maanden CSEN of HA/gyn 48 maanden CSEN 54 maanden CSEN of HA/gyn 60 maanden CSEN Mx/echo + echo oksel + bloedafname verder 1x/j CSEN of HA/gyn Bloedafname Senologie follow-up Mammo-/echografie glucose, ureum, creatinine, natrium, kalium, fosfatasen, gamma-GT, RBC, WBC, Hb, HAST, ALT, alkalische ct, formule, plaatjes, PT, APTT Mx/echo + echo oksel+ bloedafname klinische controle klinische controle Mx/echo + echo oksel +bloedafname klinische controle klinische controle Mx/echo + echo oksel +bloedafname klinische controle klinische controle Mx/echo + echo oksel + bloedafname klinische controle klinische controle klinische controle Senologie + AI follow-up vit D, calcium, cholesterol (HDL/LDL), triglyceriden, TSH Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 43 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema C OK 2 weken CSEN wondcontrole + bespreking resultaten 4 maanden CONR einde behandeling 5 maanden CSEN klinische controle 8 maanden CONR klinische controle 12 maanden CSEN 16 maanden CSEN vs. HA/gyn klinische controle 20 maanden 24 maanden CONR CSEN klinische controle klinische controle 30 maanden CONR 36 maanden CSEN 42 maanden CONR 48 maanden CSEN 54 maanden CONR 60 maanden CSEN Mammo-/echografie verder 1x/j HA/GYN Mammo-/echografie Mammo-/echografie Mammo-/echografie klinische controle klinische controle Mammo-/echografie klinische controle klinische controle Mammo-/echografie klinische controle klinische controle klinische controle Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 44 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema D1 OK 2 weken 3 maanden 4 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONR CSEN CONR CSEN CSEN vs. HA/gyn CONR CSEN CONR CSEN CONR CSEN CONR CSEN verder 1x/j HA/GYN Follow-up Follow-up Follow-up Follow-up - botscan Follow-up - botscan wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie Echo oksel Echo abdomen RxTx Botscan V4.2015 Borst - 45 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema D2 OK 2 weken 3 maanden 4 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONR CSEN CONR CSEN CSEN vs. HA/gyn CONR CSEN CONR CSEN CONR CSEN CONR CSEN verder 1x/j HA/GYN Follow-up Follow-up Follow-up Follow-up Follow-up wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie Echo abdomen RxTx Botscan V4.2015 Borst - 46 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema E OK 2 weken 3 maanden CSEN CONR 6 maanden 8 maanden CONG CSEN 12 16 20 24 30 36 42 48 54 60 CSEN CONR CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden maanden verder 1x/j wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling radiotherapie echo abdomen, Rx Tx, botscan Follow-up onderzoeken zonder botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken HA/GYN einde behandeling chemotherapie klinische controle klinische klinische klinische klinische klinische klinische klinische klinische klinische klinische controle controle controle controle controle controle controle controle controle controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 47 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema F OK 2 weken 3 maanden 6 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONR CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN verder 1x/j HA/GYN echo abd, Rxtx, botscan Follow-up - botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling radiotherapie klinische controle klinische controle einde behandeling chemo/trastuzumab klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ V4.2015 Borst - 48 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema G OK 2 weken 6 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONG CONR CSEN CONG CONR CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN verder 1x/j HA/GYN echo abd, Rxtx, botscan Follow-up - botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling chemotherapie einde behandeling radiotherapie klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte) Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ V4.2015 Borst - 49 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema H OK 2 weken 6 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONG CONR CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN verder 1x/j HA/GYN echo abd, Rxtx, botscan Follow-up - botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken wondcontrole + bespreking resultaten klinische controle einde behandeling radiotherapie einde behandeling chemo/trastuzumab klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ V4.2015 Borst - 50 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema I OK 2 weken 6 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONG CONR CSEN CONG CONR CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN verder 1x/j HA/GYN echo abd, RxTx, botscan Follow-up - botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken wondcontrole + bespreking resultaten einde behandeling chemotherapie einde behandeling radiotherapie klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ V4.2015 Borst - 51 - Oncologisch handboek UZ Brussel Follow up schema J OK 2 weken 6 maanden 8 maanden 12 maanden 16 maanden 20 maanden 24 maanden 30 maanden 36 maanden 42 maanden 48 maanden 54 maanden 60 maanden CSEN CONG CONR CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN CONG CSEN verder 1x/j HA/GYN echo abd, Rxtx, botscan Follow-up - botscan Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken Follow-up onderzoeken wondcontrole + bespreking resultaten klinische controle einde behandeling radiotherapie einde behandeling chemo/trastuzumab klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle klinische controle Mammo-/echografie Toevoegen MR controle op halfjaarlijks interval tussen de mammografische controles: ifv risicofactoren van de patiënte (belangrijke 1ste lijns familiale antecedenten of genetisch belaste patiënte). Follow-up onderzoeken = Richtlijnen Senologie Mammo/echografie + echo oksel igv N0snEcho abdomen RxTx Botscan CA 15,3 igv N+ V4.2015 Borst - 52 - Oncologisch handboek 7.2 Doorverwijzingsprocedure kiné Bij ontslag worden alle patiënten die een axillaire klieruitruiming ondergaan doorverwezen voor mobilisatie en manuele lymfedrainage naar de kiné. Van zodra de indicatie voor radiotherapie na borstsparende heelkunde wordt gesteld op de consultatie zal de patiënt eveneens doorverwezen worden voor manuele lymfedrainage van de borst ter beperking van fibromen ten gevolge van de radiotherapie. Tijdens de opvolging van alle patiënten wordt bijzondere aandacht geschonken aan de problematiek van borst- en lymfoedeem. Metingen door onze borstkliniek-kinesitherapeute alsook bespreking van de behandelingsmogelijkheden worden aangereden in functie van de klachten en klinische verschijnselen. 7.3 Oncologische revalidatie Op het moment dat kankerpatiënten hun behandeling beëindigd hebben, breekt een nieuwe fase aan in hun leven. Ze hebben uiteraard lang naar dit moment uitgekeken, maar moeten meestal vaststellen dat hun ziekte te ingrijpend geweest is om hun vorige leven onmiddellijk weer op te nemen. De dienst Oncologische Revalidatie wil deze mensen helpen in hun zoektocht naar een nieuw evenwicht. In een aangename sfeer en onder deskundige begeleiding worden verschillende activiteiten aangeboden, zoals fysieke conditietraining, groepsgesprekken, informatiesessies, psychosociale begeleiding (relatie, werkhervatting,…), lotgenotencontact, advies van deskundigen (oncoloog, kinesitherapeut, verpleegkundige, psycholoog, diëtist,…). In functie van de behoeftes en de verwachtingen van de geïnteresseerden kan het programma na een intakegesprek samengesteld worden. Afspraken intake: 02 477 60 40 Dhr. Rik Luyten, hoofdkinesitherapeut van het UZ Brussel, begeleidt de patiënten individueel op de dienst Fysische Geneeskunde in het UZ Brussel. De sessies kunnen doorgaan van maandag tot vrijdag tussen 9u en 17u na afspraak bij het diensthoofd Dr. M. Soens (02/477 60 20). Mevr. Nele Adriaenssens, coördinator van de Oncologische Revalidatie in het UZ Brussel, begeleidt de fysieke trainingssessies in groep in Just Move te Wemmel. (www.justmove.be) Deze sessies gaan door op maandag (10u30-12u), woensdag (10u30-11u30) en vrijdag (10u30-12u) gedurende 12 weken. Binnen het groepsprogramma kunnen er ook psychoeducatieve sessies gevolgd worden rond gezonde voeding, stress management, seksualiteit en intimiteit, en andere relevante onderwerpen. Er zijn ook 4 namiddagen (van dinsdag tot vrijdag) individuele consultaties mogelijk. Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 53 - Oncologisch handboek 8 Kwaliteitsindicatoren borstkliniek 1. Multidisciplinaire bespreking a. DCIS + invasieve borstkanker: termijn tussen incidentiedatum en 1e bespreking op de MOC b. DCIS + invasieve borstkanker: termijn tussen incidentiedatum en datum van het MOC verslag c. Indien heelkunde: termijn tussen heelkunde en datum van MOC verslag d. DCIS + invasieve borstkanker: termijn tussen incidentiedatum en datum van 1e behandeling i. Algemeen ii. In geval van heelkunde: verschil met en zonder reconstructie 2. Hormonale status bepaling a. % invasieve borstkanker waarbij ER, PR en HER2 status werd bepaald 3. Cytologie - Histologie a. % invasieve borstkanker waarbij een cytologische of histologische beoordeling van maligniteit gebeurde voor de 1e chirurgische ingreep b. % DCIS waarbij een cytologische of histologische beoordeling van maligniteit gebeurde voor de 1e chirurgische ingreep 4. Registratie van invasieve borstkanker met onbekend stadium a. % voor cTNM b. % voor pTNM 5. Borstsparende heelkunde bij cStadium I en II a. % borstkanker met cStadium I en II waarbij borstsparende heelkunde werd uitgevoerd 6. Borstsparende heelkunde, gevolgd door radiotherapie a. % DCIS waarbij BSC werd uitgevoerd gevolgd door radiotherapie b. % invasieve tumoren waarbij BSC werd uitgevoerd gevolgd door radiotherapie 7. Hormonale therapie na heelkunde a. % invasieve borstkanker waarbij hormonale therapie werd gegeven na heelkunde 8. Chemotherapie na heelkunde a. % invasieve borstkanker waarbij chemotherapie werd gegeven na heelkunde 9. Systemische behandeling bij gemetastaseerde borstkanker a. % Stadium IV patiënten waarbij systemische behandeling werd gegeven 10. Neoadjuvante systemische therapie a. % invasieve borstkanker waarbij neo-adjuvante systemische therapie werd gegeven Richtlijnen Senologie V4.2015 Borst - 54 -