VERGEVEN VERANDERT HET VERLEDEN NIET MAAR VERGROOT DE TOEKOMST Confucius Pagina Wie een fout maakt en deze niet herstelt, maakt nog een fout. 1 B. M. VERGEVEN VERANDERT HET VERLEDEN NIET MAAR VERGROOT DE TOEKOMST INHOUDSTAFEL - Vergiffenis is... Vergeving en verzoening liepen als een rode draad door het optreden van Jezus. Vanuit een Christelijk mensbeeld streeft een katholieke school naar... Herstelgericht werken. De bovenmenselijkheid van het vergeven. Wraak of vergelding. Niemand kan ontkennen dat we vandaag de dag leven in een wereld waar geweld, haat, pesterij en andere vormen van agressie almaar brutaler om zich heen grijpen. Er is zeker rechtvaardigheid en vereffening nodig, maar is er niet evenzeer mededogen en vergeving nodig? Iemand vergiffenis schenken betekent... Waarom geeft oorlog energie? Waarom geeft de oorlog de menen zoveel energie en uithoudingsvermogen? Het is belangrijk dat we met kwetsuren leren omgaan. Tegenover het kwaad dat mij werd aangedaan kan ik drie houdingen aannemen... Vergeving van anderen - groeien in barmhartigheid. We mogen niet blijven steken in het ‘voor wat hoort wat’. A B C D E van de geweldloosheid. 'Ontferming' Wie aan oorlog begint, zal ooit over vrede moeten spreken. Als wij niet meer elkaar kunnen vergeven en de kracht van verzoenen laten voelen, wie dan wel? Berouw Boete Biecht Genade Vergeving Verzoening Is er een verschil tussen vergeving en verzoening? 2 1. VERDIEPENDE TEKSTEN ROND VERGEVEN - VERZOENEN Pagina - 2. VERZOENING BIJ CONFLICTEN TUSSEN TWEE MENSEN KAÏN en ABEL 2.1 BIJBEL 2.2 VERWERKINGSVERHALEN 2.3 LIED en FILM 2.4 GEBED 3. VERZOENING BIJ CONFLICTEN IN DE SAMENLEVING AMOS EN JEROBEAM 3.1. BIJBEL 3.2. VERWERKINGSVERHALEN 3.3 LIED en FILM 4. ALS JE MET JEZELF IN DE KNOOP LIGT... JACOB 4.1 BIJBEL 4.2 VERWERKINGSVERHALEN 4.3 LIED en FILM 4.4 GEBED 5. BIJ CONFLICTEN IN DE GROEP JOZEF Pagina 6. SYMBOLISCHE FOTO'S 3 5.1 BIJBEL 5.2 VERWERKINGSTEKSTEN 5.3 LIED en FILM Pagina 4 1. VERDIEPENDE TEKSTEN ROND VERGEVEN - VERZOENEN - ... Vergiffenis is niet alleen een mooi cadeau dat je aan anderen geeft. Het is ook iets wat je jezelf geeft. Verlichting. Zodat je niet met wrok hoeft rond te lopen. Een mens die goed voor zichzelf zorgt is vergevingsgezind. (…) Als je boos blijft op iemand omdat hij je iets heeft misdaan, vergiftig je jezelf met negatieve gedachten. Het is iets wat je jezelf aandoet. Degene die je iets heeft aangedaan blijft nog steeds over je regeren. Vergeven is niet een kwestie van ontkennen, goedpraten of vergeten. Vergeven is niet de pijn die je voelt kleiner maken dan hij is. Vergeven is niet jezelf vernederen. Vergeven is jezelf van die ander loskoppelen. Je niet langer door hem laten bepalen. Vergeven is aanvaarden dat je de klok niet kunt terugdraaien. Vergeven is een voorwaarde om het gebeurde los te laten. Pagina Jezus, het verhaal van de overspelige vrouw is één van je vele verwijzingen naar vergeving. Vergeving en verzoening liepen als een rode draad door je optreden. Je at met tollenaars, liet je door een zondares zalven, dreef duivels uit. Vóór je de lamme liet lopen, gaf je hem psychische veerkracht door zijn zonden te vergeven. Ik ben gekomen voor de verloren schapen en verloren zonen, preekte je. Toen je de leerlingen leerde bidden, ging het zo: ‘Vergeef ons, zoals ook wij vergeven’ en toen Petrus vroeg hoe vaak, antwoordde je ‘Zeven maal zeventig’. Je zond je leerlingen uit met de bevoegdheid om namens God vergiffenis te schenken. Bij het doorgeven van de beker wijn sloot je een nieuw verbond tot vergeving van zonden. En in de minuten vóór je eigen marteldood vroeg je om vergiffenis voor je beulen en schonk je vrijspraak aan de gekruisigde naast jou. 5 Uit de column De zegen van vergeving, van Oscar van den Boogaard, De Standaard 16/3/12. Christelijk mensbeeld "...God spijkert niemand vast op zijn verleden, opent altijd nieuwe toekomst hier en nu, en over de grens van leven en dood... ...Leven is gave en opgave. Als medeschepper, beeld van God, is de mens geroepen om anderen leven te geven, te bevrijden, in woord en daad, om te helpen voltooien wat onaf is, om te vergeven wat fout loopt, om te helen wat gekwetst is..." Vanuit dit christelijke mensbeeld streeft een katholieke school het volgende na: "...Leven en leren zijn gekenmerkt door groei. Ondanks beperkingen en onmacht blijft het perspectief op nieuwe kansen open. Niets of niemand is onverbeterlijk of onveranderlijk. Wat nog niet is, kan worden. De school is voor jongeren en volwassenen een plek om zich te oefenen in het aanvaarden van grenzen, het zien van onverwachte mogelijkheden en het met geduld en mildheid omgaan met onmacht. Niet alles moet getolereerd, maar er hoeft niet te snel en te definitief geoordeeld te worden... uit: visie- en groeimap 'Pastoraal op school: denk &doe in dialoog': visietekst over het christelijk mensbeeld. Pagina ...Jongeren en volwassenen worden uitgedaagd om zich te oefenen in sociale en relationele vaardigheden: zich leren inleven in de ander; conflictsituaties leren oplossen; oefenen in openheid en aanvaarding van de ander; opmerken en aanpakken van isolement en discriminatie..." 6 ...Kwetsbaarheid is geen teken van zwakte, maar een uitnodiging tot heling. Er moet aandacht en zorg zijn voor de kwetsuren van jongeren en volwassenen. De school is niet eenzijdig gefocust op succes, maar biedt ruimte aan de kansen die besloten liggen in elke mislukking... Herstelgericht werken op school vertrekt vanuit de idee dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en willen opnemen, bv. proactief bij de organisatie van lessen en activiteiten, curatief bij conflicten en probleemgedrag. Dit staat haaks op het bestraffend reageren na een incident of regeloverschrijding (leerlingen ondergaan hun straf op een passieve manier). In een herstelgericht klimaat leren leerlingen bij conflicten en grensoverschrijdend gedrag via ‘herstelgesprekken’ en ‘herstelcirkels’ en bij zware incidenten via 'herstelgericht groepsoverleg' nadenken over de nadelige gevolgen van hun gedrag op de relatie tot de anderen. Samen met alle partijen wordt op zoek gegaan naar herstel van de aangebrachte schade en naar een manier om in de toekomst weer samen op weg te gaan. Binnen een dynamische school voegt een herstelgericht beleid een belangrijke waarde toe aan een pedagogisch klimaat waar ieder beter van wordt en waarbij straffen en schorsingen minder nodig zullen zijn. Pagina 7 Werken aan een relatiebeleid eerder dan aan een gedragsbeleid focust zich proactief op verbondenheid, opbouw en versterken van de relaties, noodzakelijk voor een optimaal leerproces. De uitstraling van deze manier van omgaan met overtredingen in de school is groot. De school heeft vooral een middel om leerlingen iets te laten leren voor de rest van hun leven. De bovenmenselijkheid van het vergeven Vergiffenis vragen en vergiffenis geven zijn essentieel. Alleen met verzoening heeft de mensheid toekomst. De dader kan vergeving echter niet opeisen als iets waar hij recht op heeft. Vergiffenis is een geschenk dat het slachtoffer geeft, maar slechts dan als hij daar klaar voor is. Zoals Corrie ten Boom. Tijdens de oorlog had zij joden aan een onderduikadres geholpen. Haar netwerk werd verraden. Corrie was de enige die de kamptijd levend doorkwam. Na de oorlog ging ze vaak spreken, ook in Duitsland, over... vergeving. Ook die keer in München beëindigde ze haar lezing met: 'Zondenvergeving betekent dat de zonden in de zee worden geworpen, daar waar ze het diepst is, en er staat een bordje: -Verboden te vissen-.' Na haar conferentie kwam een man naar haar. Corrie meende hem te herkennen. In plaats van het vilten hoedje veronderstelde ze een kepie. Ravensbrück, de bewaker met de zweep. De man stak de hand uit en zei wie hij was... maar ook dat hij christen was geworden en wist dat God hem had vergeven. 'Maar ik wil het uit uw mond horen', zei hij. 'Kunt u mij vergeven?' Dat kon ze niet. Zij, die zo mooi over vergeving had gesproken, voelde geen erbarmen. Hoe zou ze, hij was de moordenaar van haar familie. Maar was haar voordracht dan niets anders dan mooie frasen? Daarom bad ze inwendig: 'Jezus, ik kan niet vergeven, maar geef mij uw vergeving.' Houterig legde ze haar hand in die van de man. Die handdruk voelde aan als een vredewens. Als vanzelf zei Corrie: 'Ik vergeef u, broeder, van ganser harte.' Vergeven is bovenmenselijk. Corrie ten Boom had God nodig om het te kunnen. Het bovenmenselijke kun je niet van mensen verwachten, wel van God. En daarom kunnen ook wij vergeven. Pagina 8 Mark Van de Voorde Pagina 9 Wraak of vergelding In kranten en op televisie merken we voortdurend dat niet alleen geweld dagelijkse kost is, maar ook de idee van wraak. De media koppelen geweld en agressie voortdurend aan weerwraak en terugbetaling. Is dit wat we verstaan onder 'oog om oog, tand om tand'? Mag je terugslaan als jou kwaad wordt aangedaan en mag jij je agressor evenveel kwaad berokkenen? Is dit de juiste manier om de Bijbelse vergeldingswet te verstaan? Moet om recht te doen aan de ernst van het kwaad een evenredige straf volgen en moet de dader een evenredige vorm van fysiek kwaad ondergaan? Zo niet, wordt dan het rechtvaardigheidsgevoel van het slachtoffer wel erkend? Maar voeg je anderzijds bij een evenredige en billijke rechtzetting door het goede te doen volgens een al te radicale evenredigheid, geen kwaad aan het kwaad toe? En wordt het slachtoffer daar echt mee vooruit geholpen? Kan een straf, hoe evenredig ze ook is, het aangedane kwaad herstellen? Dreigt bij de omzetting van vergelding van fysiek letsel naar geld (vergelding als vergoeding) de dader niet inwendig vrijuit te gaan? Anderzijds, is vergelding geen onontbeerlijke aanzet om in verhouding te treden met het slachtoffer, zodat herstel mogelijk wordt? En wordt vervolgens - zelfs en ook in onze verzakelijkte wereld - de vergeldingswet, al is het in zijn milde vorm van omzetting van vergelding door vergoeding, niet steeds overstegen worden door vergeving? Niemand kan ontkennen dat we vandaag de dag leven in een wereld waar geweld, haat, pesterij en andere vormen van agressie almaar brutaler om zich heen grijpen. Van landen en volkeren die elkaar bedreigen of met elkaar in oorlog zijn, tot criminaliteit in onze samenleving, seksueel misbruik en uitbuiting, geweld en wreedheid in onze gezinnen: niemand is immuun voor de kwetsuren en de angsten die zulke situaties veroorzaken. Er wordt veel over deze vormen van geweld, wreedheid en misdaad geschreven, er worden tv-programma's over gemaakt en er wordt duur onderzoek naar gedaan. Er is echter niet alleen het opzienbarende kwaad dat via sterke woorden omschreven wordt of door middel van treffende beelden getoond wordt. Er is ook het kleine, subtiele kwaad, dat vaak erger is omdat het mensen in hun intimiteit, relaties en levensverwachtingen treft. We kennen allemaal de ruzies of sluimerende vetes in gezinnen en tussen generaties, waardoor men jaren niet tegen elkaar praat, elkaar uit de weg gaat, soms zonder strafbaar kwaad te verrichten of geweld te gebruiken. We zijn al lang niet meer geschokt door de vele kwetsuren die het gevolg zijn van een echtscheiding. Zo frequent en alledaags zijn ze geworden. Maar daarom is er niet minder pijn, bitterheid en wrok tussen partners die uit elkaar gaan, of tussen kinderen en gescheiden ouders, tussen kinderen en grootouders omdat ze door de scheiding van hun zoon of dochter van hun kleinkinderen verwijderd zijn. Om de haverklap verschijnen er rapporten en worden door educatieve instanties acties gelanceerd om pesterijen op school tussen kinderen en jongeren onderling of tussen leerkrachten en leerlingen, opvoeders en de hen toevertrouwde kinderen of jongeren aan te pakken. Vraagt al dit manifeste of vaak weggemoffelde kwaad niet om een harde aanpak en strenge maatregelen, om vergelding en vereffening? Maar wordt ons samenleven daardoor niet harder, ruwer en nog meer onverbiddelijk? Kunnen we het kwaad overleven door ons alleen maar kwaad te maken over het kwaad? Er is zeker rechtvaardigheid en vereffening nodig, maar is er niet evenzeer mededogen en vergeving nodig? Pagina 10 Uit: Woord vooraf. Geen toekomst zonder vergeving, in: R. Burggraeve, J. De Tavernier, D. Pollefeyt (eds.), Zand erover? Vereffenen, vergeven, verzoenen, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 13-22 Pagina 11 Iemand vergiffenis schenken betekent dat je de ander die zijn fout opbiecht, niet pakt op zijn bekentenis. Dat hij niet voor eeuwig en altijd op zijn daad wordt vastgepind. Het is erkennen dat de ander nooit helemaal samenvalt met wat hij gedaan heeft. Het is een onderscheid maken tussen zonde en zondaar. De dader wordt aangesproken op zijn verantwoordelijkheid voor wat hij misdaan heeft, maar dat heeft niet het laatste woord. In dat opzicht is vergeving de paradox van het definitieve en het niet-definitieve. Enerzijds is het berokkende kwaad onomkeerbaar, anderzijds is de dader niet gedoemd voorgoed met zijn misdaad vereenzelvigd te worden. De uitdrukking 'opnieuw beginnen' maakt duidelijk dat je vanuit wat gebeurd is en ondanks het kwaad dat je begaan hebt, toch weer een stap vooruit moet en mág zetten. Vergiffenis schenken betekent dat je als slachtoffer de ander niet definitief wilt vastzetten. Het is hem gunnen een ander mens te worden. Het is een vrij aanbod van het slachtoffer dat juist door de vergeving wordt uitgesproken en dat de dader al dan niet kan aanvaarden. Vergeving komt immers uit het hart van de mens als mogelijkheid, het is geen plicht. Door het kwaad dat je hebt gedaan te kunnen en mogen uitspreken in een sfeer waarin het beluisterd zal worden vanuit een zekere mildheid (barmhartigheid of genade) zonder erdoor verpletterd te raken, ben je juist in staat het op te nemen en het langzaam een nieuwe plaats te geven in je leven. Gedane zaken nemen daarmee geen keer, maar wel de manier waarop je ze interpreteert. Je leert er iets uit en je ontdekt nieuwe groeikansen. Vergeven is herinneren, maar niet op een fixerende obsessieve manier waardoor je de ander vastzet. De scheiding tussen de dader en de daad neemt de paradox niet weg. Want als de dader zich geheel en al losmaakt van het kwaad (door berouw en door boete), mag hij in tegenstelling met zijn daad niet langer veroordeeld worden. Wanneer vergeving niets anders zou zijn dan dit, zou ze niet meer dan slechts correct en niet langer een gratuite gave zijn. Maar wanneer ze wel als gratuite gave bestaat, lijkt ze niet te verantwoorden vanwege de veroordelenswaardigheid van het kwaad. Deze paradox wordt weerspiegeld in moraalpsychologische problemen inzake vergeving: wie vergeeft kan geen voorwaarden stellen, maar veronderstelt (meestal) wel dat de dader berouw heeft. Waarom geeft oorlog energie? In tijden van oorlog kunnen mensen zich alles ontzeggen, zijn mensen tot alle offers bereid, laten mensen zich zwaar belasten. Ze geven hun geld en hun leven. Zij lijden honger en gebrek, met als resultaat dat miljoenen medemensen worden vermoord en duizenden dorpen en steden worden verwoest. Waarom geeft de oorlog de mensen zoveel energie en uithoudingsvermogen en is de 'vrede' niet in staat de mensen te bewegen zich ook maar iets te ontzeggen? De oermens bezat een knots om zijn ruzies op te lossen. De gevolgen van elk conflict bleven beperkt wegens de beperkte mogelijkheden. Nu hebben zijn vuisten de kracht van een kernwapen gekregen en reiken zijn armen tot over de grens van de aarde. Het gevaar zit echter niet in de kernwapens, maar in de mens! Zolang het hart van de mens niet verandert, is elke hoop op ontwapening een illusie! Uit: 'In liefde weer mens worden', P. Bosmans. “Het is belangrijk dat we met kwetsuren leren omgaan. Er zijn mensen die zeggen: zwijg daarover, verdring het maar. Anderen reageren met zoeken naar een schuldige. Het zijn onheilzame wegen. Wie niet eerst zelf in de pijn van eigen kwetsuren heeft gestaan, zal nooit vruchtbaar bij anderen komen. Word als kinderen. Zoek het kind in uzelf. Dat betekent het ongeschokte vertrouwen in de anderen. Durf terug te gaan naar het moment dat het volslagen basisvertrouwen voor het eerst geschokt werd. We mogen in onszelf op zoek gaan naar dat deel wat gekwetst is. En daar mogen we herder worden van onszelf. Eerst dan kan ik pastor zijn voor anderen: in de erkenning dat in elk van ons een koninklijk mens aanwezig is” Pagina Tegenover het kwaad dat mij werd aangedaan kan ik drie houdingen aannemen: 1. Ik kan het vergelden: ‘Oog om oog, tand om tand’. De anderen worden met de vinger gewezen: Hij/Zij! treft alle schuld. En ik…: blijf de gevangene van mijn wrok. 2. Ik kan het vergeten: zand erover, ik sta daarboven. De brand slaat naar binnen. Vroeg of laat laait hij weer op. 3. Ik kan het vergeven: de pijn niet verdoezelen, erkennen dat het fout was en zeggen: toch beginnen we opnieuw en gaan we samen verder. Het is de enige manier die echt goed is. 12 Walter Corneillie vergeving van anderen groeien in barmhartigheid Het volstaat niet dat ik mijn zonde aan God belijd. Ik moet het ook doen aan de mens die ik heb gekrenkt en in de mate van het mogelijke moet ik het gedane kwaad ongedaan maken. Vaak kan alleen de medemens die onder mijn zonde te lijden had, door zijn vergeving de cirkel van het kwaad doorbreken. Doet hij dat niet, dan heeft het kwaad de neiging zich te vermenigvuldigen onder de vorm van: wraakneming, ressentiment, onverschilligheid, marginalisering, negatieve kritiek. Anders gesteld: alleen via de medemens kan ik het kostbare goed herwinnen dat ik door mijn zonde heb miskend namelijk de relatie. Dat geldt ook voor de gemeenschap in haar geheel: alleen de gemeenschap -de vruchtbare schoot van Gods barmhartigheid- kan ons door de vergeving opnieuw opnemen. Zo leef ik afhankelijk van mijn gemeenschap. Een van mijn medebroeders van de abdij van de Catsberg schreef: 'Een van de belangrijkste bezigheden van een monnik is vergeven. Misschien vraag je: hoe kunnen die mannen elkaar nu iets te vergeven hebben? Monniken zijn geen engelen. Karakters botsen en het is onmogelijk zwakheden te vermijden. Ik ben ervan overtuigd dat de vitaliteit van een monnikengemeenschap zich niet laat meten door de kwaliteit van haar liturgie, noch door haar klaarblijkelijke uitstraling, ook niet door het feit dat ze roepingen heeft. Zij laat zich meten aan de kwaliteit van de verzoening en van de relaties tussen de broeders. Wat God in het hart heeft, namelijk barmhartigheid, moet door ons hart passeren.' De monastieke traditie spreekt over rouwmoed, wanneer het gaar over die tweeledige houding van barmhartigheid ontvangen en barmhartigheid doorgeven. De vaders zeggen zelfs dat rouwmoed de plek bij uitstek is waar God zich aan de mens openbaart. Want niemand kan zijn zonde niet echt op zich nemen, als hij niet tegelijk God als God erkent. Rouwmoed is ontmoeting: met God en met elkaar. Uit de wat oudere gebruiken van onze Christelijke traditie blijkt hoe belangrijk die geloofsgroei in barmhartigheid wel was. Denk maar aan de zeven lichamelijke en de zeven geestelijke werken van barmhartigheid. Ik herinner in dit verband ook aan de vraag 'Wat verlang je?', die de oversten vroeger stelden aan iemand die novice wilde worden of die zijn aanvraag deed voor de professie. De kandidaat antwoordde daarop: 'De barmhartigheid van God en van de Orde. Goddelijke en broederlijke barmhartigheid dus. Die dubbele barmhartigheid heeft elk van ons nodig om ons met onszelf te kunnen verzoenen en om, achter het gelaat van de broederlijke barmhartigheid, het gelaat van de ware God te vinden. Pagina 13 Uit: De Sint-Sixtusabdij van Westvleteren, deel 2 'spiritualiteit', p. 67-68. Pagina 14 Die nieuwe stappen naar de ander alleen maar doen als hij ook een stap naar ons zet, gaat in tegen de geest van het evangelie, zoveel is duidelijk. Toch hoor je wel klagen dat wij altijd zelf het initiatief moeten nemen en dat het nu genoeg is: laat de ander maar eens een stap zetten. Zijn we dan vergeten dat wijzelf alles verschuldigd zijn aan Hem die het ongelooflijke initiatief heeft genomen ‘ons lief te hebben tot het uiterste toe’ (zie Joh. 13, 1)? We mogen niet blijven steken in het ‘voor wat hoort wat’ waar wij nog met duizend tentakels aan vastzitten. Naar de ander toe gaan en naar God toe gaan, is één en hetzelfde. En ik kan er niet omheen, daarbij is twee keer dezelfde onbaatzuchtigheid nodig. A B C D E van de geweldloosheid Enkele heel praktische tips voor wie het gesprek wil aangaan dat tot verzoening kan leiden: Met de A van ‘ademen’: diep ademhalen, tot je tot rust bent gekomen. Alleen van daaruit kan je goed in gesprek treden. Met de B van ‘begin bij jezelf’: spreek over jezelf, over je eigen aandeel in het conflict. Als je dat vindt raak je gegarandeerd verder op de weg naar verzoening. Met de C van ‘constructief’: zoek naar oplossingen, naar uitwegen – en niet naar gelijk halen. Met de D van ‘dialoog’: houd geen monoloog, wees nieuwsgierig, en vraag naar wat de ander je wil zeggen. Met de E tenslotte van ‘empathie’: probeer je in te leven in de ander, in zijn denken en voelen. Doet hij dat ook met jou, dan wordt de verzoening helemaal waar. Pagina 15 Jonas Slaats ONTFERMING Ontferming is een diep woord. Het heeft te maken met moederschoot, met baren en leven-geven. Het is hetzelfde woord als ene kindje krijgen, het geschenk dat ons gegeven wordt met pijn. Voor ik lachte, heeft mijn moeder geschreid en toen ik schreide, heeft zij gelachen. Geboren worden is een woordeloos geheim. Alleen liefde toont hier haar diepste ingewanden. Ik ben er dank zij de weeën van een ander. Zo doet God met mensen. al eeuwenlang en telkens opnieuw. Telkens als ons leven dood-loopt, als onze glimlach verstijft en wij ziek worden van binnen. Als wij genadeloos worden, ontmoeten wij genade. Als wij hard worden, ontmoeten wij tederheid. En als wij vertwijfelen en neerliggen in onze onmacht, ontmoeten wij de man die zich neerbuigt en ons opraapt. Dan gelooft hij nog in de kleine goedheid op de bodem van onze ziel, en spreidt hij over ons de weldaad van zijn barmhartigheid en de mantel van zijn ontferming. Uit deze warmte worden wij opnieuw geboren, hermaakt, hesteld. Ons zwart verleden mogen we vergeten want Hij draagt het ver van ons weg. Ons kwaad is maar weggooi-goed in zijn ogen. Pagina 16 En zo staan we weer rechtop: we mogen leven zonder schaamte, zonder schande, zonder schuld. Zo is het kwaad en onze kleinmenselijkheid nooit het laatste, we 'verzanden' er niet in, we kunnen eruit opstaan, en ervan genezen. Aan ons om met het vergeven het ook te leren vergeten. Wie aan oorlog begint zal ooit over vrede moeten spreken Oorlog, klein of groot het begint met een woord dat teveel of te weinig werd gesproken. Het begint met een daad verkeerd bedoelt of verkeerd overgekomen. Woord of daad beiden leiden tot afstand, afkeer en afgunst waarmee men elkaar naar het leven staat. Maar ooit komt de dag of de nacht waar men voelt dat het zo niet blijven kan. Men zoekt een uitweg een woord of een daad waarmee alles tot stilstand komt. Het wordt een woord klein of groot dat vertrouwen schept. Het wordt een daad bedoeld en weloverwogen die samenbrengt. Het wordt een gebeuren moeilijk en geladen waar elkeen van hoopt dat men zich weer aan elkaar in vertrouwen kan geven. Ja, elke oorlog eindigt met spreken over vrede waardoor het leven weer verder kan. Pagina 17 Antoon Vandeputte Bijschrift Muurkranten, Jeugdkrant, oktober-november 2013 Als ik blijf kijken zoals ik altijd heb gekeken, blijf ik denken zoals ik altijd dacht. Als ik blijf denken zoals ik altijd heb gedacht, blijf ik geloven wat ik altijd heb geloofd. Als ik blijf geloven zoals ik altijd heb geloofd, blijf ik doen zoals ik altijd heb gedaan. Als ik blijf doen zoals ik altijd heb gedaan, blijft mij overkomen wat mij altijd overkomt. Maar als ik mijn ogen sluit en goed kijk naar binnen, dan kom ik deze cirkel uit en kan ik steeds opnieuw beginnen. Franciscus van Assisi Pagina Heer, help mij niet zozeer om zelf gelukkig te zijn als anderen gelukkig te maken, niet zozeer om zelf begrepen te worden als anderen te begrijpen, niet zozeer om zelf getroost te worden als anderen te troosten, niet zozeer om bemind te worden als te beminnen; want als ik geef, zal mij gegeven worden, als ik vergeef, zal mij vergeven worden, als ik sterf, zal ik voor eeuwig leven. Amen . 18 Heer, maak mij tot instrument van uw vrede: laat mij liefde brengen waar haat is, eenheid waar mensen verdeeld zijn, vergiffenis aan mensen die zwak zijn, laat mij hoop geven aan wie niet meer hoopt, geloof aan wie twijfelt, laat mij licht brengen waar het duister is en vreugde waar mensen bedroefd zijn. Als wij niet meer vertrouwen in de toekomst en in het onbekende, wie dan wel? Als wij niet meer bereid zijn om radicaal te kiezen voor wat echt waardevol is, wie dan wel? Als wij niet meer het kwetsbare behoeden, wie dan wel? Als wij niet meer elkaar kunnen vergeven en de kracht van verzoenen laten voelen, wie dan wel? Als wij niet - ondanks het kwaad dat in de wereld geschiedt hoopvol blijven, wie dan wel? Als wij niet meer elkaar bemoedigen op de kruispunten van ons leven, wie dan wel? Als wij niet meer vertrouwen in ‘het idealisme’ van de kinderen en jongeren, wie dan wel? Als wij niet meer voorleven en blijven zeggen ‘hoe het kan’ wie dan wel? Als wij er niet in slagen de ideeën aan te dragen ‘met kansen op slagen’, wie dan wel? Als wij er niet voor zorgen dat ‘de toekomst’ is geborgen voor de kinderen en jongeren van morgen wie dan wel? Pagina 19 Als wij niet meer durven geloven dat er Iemand is, hier nabij en hierboven, wie dan wel? Berouw Een (vast) onderdeel van het christelijke geloof waarin God de zonden vergeeft. In de christelijke traditie werd aan het hebben van berouw soms een verdienstelijke waarde toegekend. Ook onderscheidde men wel verschillende graden van berouw, bijvoorbeeld een begin van berouw en een diep berouw. Boete Uiterlijke daad, beantwoordend aan een innerlijke houding van berouw, tot voldoening voor een begane zonde. In oorsprong een tussenmenselijke vorm van conflictregeling die verzoent door wederzijdse erkenning van verantwoordelijkheid in plaats van geweld, en door compensatie in plaats van straf. Zo komt billijke genoegdoening tot stand. De zonde veroorzaakt een relatiebreuk en verantwoordelijkheid van de zondaar, te verstaan als plicht tot herstel. Daarbij is de genoegdoening niet specifiek bijbels, maar de idee van een vervanging van de sanctie door compensatie, die wordt bepaald, gegeven en ontvangen met het oog op een vreedzame en totale verzoening (zie: biecht). Biecht Sacrament van de verzoening met God en met de kerk. Kent vier wezenlijke elementen: belijdenis (belijden van het persoonlijke geloof, maar ook een instemmen met de geloofswaarheden van de kerk), berouw (het betreuren van een eerdere kwalijke daad), absolutie (vrijspraak, kwijtschelding), penitentie (boetedoening in de vorm van gebeden of goede werken). De biecht combineert de functies van verzoening na falen, en geestelijke begeleiding op de weg van de evangelische vervolmaking. Genade In de bijbel omschreven als een van de meest wezenlijke eigenschappen van God. Hij buigt zich naar de geringe, hulpeloze en zondige mens en helpt hem niet alleen in zijn nood, maar is ook bereid 'uit vrije gunst alleen' de zondige mens zijn schuld te vergeven. In zekere zin is ook de schepping een werk van vrije genade, want God was niet gedwongen een werkelijkheid buiten zichzelf te scheppen. In het Eerste Testament is echter het meest centrale gegeven de verkiezing van Israël als het speciale verbondsvolk. De grootste blijk van goddelijke genade is de zending van Jezus Christus, die zijn leven geeft voor de zonde der wereld. Het zenden van zijn zoon is de doorbraak van de goddelijke genade in onze menselijke verlorenheid. Geen wonder dat bijna alle brieven in het Tweede Testament beginnen met de genadegroet: 'Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus' (1 Kor. 1, 3). Bron: George Harinck, Christelijke encyclopedie, Kok, Kampen, 2005 Pagina Verzoening Herstellen van een relatie doordat partijen erkennen dat zij van elkaar zijn vervreemd, door de aangerichte schade ongedaan te maken en door voortaan beter met elkaar om te gaan. Volgens het christelijk geloof leeft ieder mens in relatie tot God en tot zijn medeschepselen. Alleen in goede relaties met God en met zijn medeschepselen kan een mens uiteindelijk gelukkig zijn. De beste relatie tussen personen is liefde. Het blijkt dat mensen God niet liefhebben met heel hun hart en hun naaste niet als zichzelf, omdat zij allereerst zichzelf zoeken. Daardoor keren zij zich af van God, handelen tegen zijn geboden, vervreemden van Hem en verspelen daardoor hun uiteindelijke geluk. In deze situatie is herstel nodig van de relatie tot God. Volgens Paulus, in het Tweede Testament, was de menselijke vervreemding van God zo diep, dat God zelf er voor moest zorgen dat de mensen met Hem werden verzoend. God heeft dit op beslissende wijze gedaan in leven, sterven en opstanding van Jezus Christus. 20 Vergeving Kernwoord in de christelijke traditie, nauw verbonden aan verzoening. Kernbetekenis is dat de schuld niet langer wordt toegerekend, zodat de schuldige bevrijd wordt uit de rol van dader en de tegenpartij uit de rol van slachtoffer. Vanouds is een nauwe band gezien tussen Gods vergeving aan ons en de onderlinge vergeving. Dat laatste is ter discussie komen te staan door toenemende aandacht voor het structurele onrecht. Een algemene oproep om elkaar te vergeven, zoals in de bijbel kan worden gevonden, blijkt in de praktijk voor plegers van onrecht ruimte te bieden en slachtoffers klem te zetten. Daarom kan men stellen dat men alleen bij God vergeving kan vragen als men zich eerst gericht heeft tot de persoon die men heeft beschadigd. Vergeving blijkt heilzaam wanneer het niet is afgedwongen, maar een vrije daad. Bij ernstige trauma's blijft vergeving vaak problematisch. Verzoening en Verzoening Pagina 21 Is er een verschil tussen vergeving en verzoening? Vanuit menselijk oogpunt lijkt verzoening sterker dan vergeving, omdat bovenop de vergeving ook de gebroken band wordt hersteld. Maar is dit altijd en automatisch mogelijk? Moet er geen onderscheid worden gemaakt tussen beide zodat er geen inwendige dwang ontstaat tot verzoening? Voelen mensen zich niet juist vrijer als vergeving niet noodzakelijkerwijs ook betekent dat je je ook met de ander moet verzoenen? En wordt vergeven zo niet juist makkelijker? Niet alle kwetsuren leiden tot onverzoenlijkheid, maar sommige maken nu eenmaal dat je niet meer als dikke vrienden door het leven kan. Kan in dat geval vergeving niet volstaan zodat de ander niet wordt vastgezet in het kwaad dat hij heeft aangericht? Zodat hem geen kwaad en onheil wordt toegewenst? Zodat de wonde waar je een litteken aan overhoudt niet verder ettert en je niet te gronde richt, maar langzaam kan genezen? 2. VERZOENING BIJ CONFLICTEN TUSSEN TWEE MENSEN KAÏN en ABEL Pagina Kaïn en Abel Eva wérd moeder, ‘Zij werd moeder van twee zonen. Eerst werd Kaïn geboren. “Wat een mooi schepsel heb ik van God gekregen,“ zei Eva dankbaar. Daarom noemde ze hem Kaïn: Schepsel. Even later verscheen haar tweede zoon. Kaïn moest een beetje opschuiven in de wieg, zijn broertje moest erbij. Zo te zien was Kaïn daar helemaal niet blij mee, hij begon driftig te trappelen, hij was liever alleen gebleven. Als je een broertje hebt, moet je altijd alles delen, je bent niet meer de baas over je eigen spullen. Nee, Kaïn vond het maar niets, en zo heette dat broertje toevallig ook: Abel. Dat betekent Niets, Lucht. Kaïn wilde nooit met Abel spelen, hij deed net alsof hij niet bestond en toen ze groot waren geworden, gingen ze ieder een andere kant op: Kaïn werd landbouwer, Abel schaapherder. Hoefden ze elkaar niet zo vaak te zien. Maar op een dag zagen ze elkaar weer. Dat kwam zo: Kaïn had bedacht dat hij God wilde bedanken voor de oogst. Er stond prachtig koren op zijn land, de druiventrossen in de wijngaard zaten vol sap en aan de bomen hingen de mooiste vruchten. Kaïn vulde er een mand mee en ging naar een heilige plaats op de heuvel om de Heer te danken voor alle goede gaven die hij hem had gegeven. Net toen hij zijn dankgebed wilde uitspreken, hoorde hij het gemekker van een bokje achter zich. Hij keek om. Waarachtig, daar had je Abel. Dacht hij eindelijk van zijn broer verlost te zijn, duikt hij ineens weer op. Wat moet die hier nu? Abel had hetzelfde bedacht als Kaïn. Er waren lammetjes en bokjes in zijn kudde geboren en ook hij wilde naar de heilige plaats op de heuvel om de Heer te danken voor al zijn goede gaven. God was ook in de buurt. Hij wilde net kijken hoe de jongens het maakten, toen hij hen de heuvel op zag komen. God keek naar Abel en zijn geschenk, naar Kaïn en zijn geschenk keek hij niet, want hij kon natuurlijk niet naar twee kanten tegelijk kijken. En als God moet kiezen welke kant hij opkijkt, kiest hij altijd voor de kleinste, de minste. En had Kaïn nu ook maar naar Abel gekeken, net zo liefdevol als God, dan was er niets gebeurd, dan had hij zijn broer zien staan. Maar dat was nu net de narigheid met Kaïn, hij zag Abel nooit staan, hij dacht alleen maar aan zichzelf. Kaïn keek kwaad naar de grond. „Wat is er met jou aan de hand?“ vroeg God. „Je kijkt mij niet aan, je kijkt je broer niet aan. Waarom ben je zo boos?“ Kaïn zei niets terug. Hij kon God wel vermoorden. En Abel erbij. Hij draaide zich woedend om en liep snel de heuvel af. Hij wilde niets met ze te maken hebben. Niet lang daarna waren de twee broers in het open veld, ver van huis. “Nu moet het gebeuren", zei Kaïn tegen zichzelf, “Nu sla ik hem dood.” De aarde kleurde rood van het bloed. De eerste mens die uit een vrouw werd geboren, was een moordenaar geworden. De eerste dode was een vermoorde. Een vermoorde broeder. “Kaïn, waar is Abel, je broeder?” De stem van God! “Ik weet het niet. Moet ik soms voor hém zorgen? Ben ik de hoeder van mijn broeder?” “Wat je zegt, Kaïn, wat je zegt! Jij bent de hoeder van je broeder. Maar je 22 2.1 BIJBEL Pagina 23 wilde het niet zijn. Jij wilde het rijk alleen hebben. Hoor, Abels bloed roept tot mij vanuit de aarde. Je bracht wel je goede gaven naar de heuvel, maar je broer zag je niet staan. Daarom zeg ik: weg van hier, jij, weg uit dit land! Weg van de grond die nu rood is gekleurd van Abels bloed. Zwalken en zwerven zul je over de aarde, steeds op de vlucht.” Kaïn viel op zijn knieën. “O God“, zei hij, “Mijn schuld is te groot om te dragen. Ik moet uit uw ogen verdwijnen. Als een vluchteling zal ik zwalken en zwerven over de aarde, vogelvrij, en wie mij vindt, zal mij doden.” “Nee, dat zal niet gebeuren,” zei God. “Wie jou wil vermoorden, zal daar een leven lang voor moeten boeten. Ik verlies je niet uit het oog, Kaïn. Ik zal ervoor zorgen dat niemand je doodt.” Omdat God kiest voor de zwakke, het altijd opneemt voor wie in verdrukking zit, ontfermde hij zich eerst over de weerloze Abel en daarna, trouw aan zichzelf, over de ontredderde Kaïn. God laat ook hem niet vallen. God is de eerste die kijkt naar de laatste opdat Kaïn zijn verantwoordelijkheid van eerstgeborene zou opnemen: de hoeder zijn van zijn broeder. God heeft twee verloren zonen: -De Kaïns: die machtigen die verloren gaan aan zichzelf, aan eerzucht en hebzucht, tot in het gewelddadige toe. Kaïns naam heeft te maken met een woord voor ‘scheppen’ of ‘verwerven’. Als eerstgeborene is hij de man die het land bezit, heerst over de aarde. Kaïn is de naam voor een andere manier van leven: vooruitkomen, slagen, grote dingen bereiken… ten koste van anderen. Wanneer heb ik in mijn leven mijn talenten, mijn invloed gebruikt zonder om te zien naar de anderen of om anderen te kraken, te ‘doden’? -De Abels: de kleine mensen die verloren gaan aan de macht van de anderen. Abels naam betekent: lucht, damp, nevel, nietigheid. Hij is de minste van de broeders, een schaduwfiguur. Hij is de weerloze, de ongewapende. Abel is alleen maar ‘de ander’, de medemens die ik altijd in mijn buurt heb, soms als gebruiksvoorwerp, soms als ‘sta-in-de-weg’, soms alleen maar als een schaduw. Hij is niets anders dan de broer, d.i. de mens die ik zomaar voorbij kan gaan. Wie maak ik door mijn houding, uitspraken tot Abel? Wie heb ik ‘gebruikt/misbruikt’. Aan wie ga ik zomaar voorbij? Wie kan ik niet luchten, Wie negeer ik? Wie ervaar ik als een ‘sta-in-de-weg’? Om soms onveklaarbare wijze geniet de ene mens soms meer voorspoed dan de andere. Kunnen we dit verschil aanvaarden… of beschouwen we die ander direct als degene die ons voor de voeten loopt, een concurrent, wiens kritiek we niet kunnen verdragen? In het verhaal kiest God voor de kleine mens: …voor het slachtoffer van Abel; …maar dan ook voor de moordenaar van een Kaïn. God heeft hem een teken als bescherming. Kan ik kiezen voor de mensen die mij pijn hebben gedaan en daardoor de minste zijn geworden? Kan ik kiezen voor degene die mijn ‘moordenaar’ is geweest? Of wacht ik tot zij/hij eerst op hun knieën voor mij vallen? Naar beide verloren zonen gaat Gods hart uit: Pagina -en naar Kaïn: als Hij hem opzoekt en aanspreekt, voor en na zijn misdaad. God laat nooit een mens vallen. Kaïn is getekend door zijn kwaad, maar God tekent hem ook met toe-komst. Immers op zijn beurt was Kaïn een kleine mens geworden. 24 -naar Abel: als Hij tegen alle verwachtingen in allereerst op zijn offer let en zo partij kiest voor hem, voor de kleine mens… 2.2 VERWERKINGSVERHALEN Kijk me aan, Kaïn. Sla je ogen neer. houd je gezicht niet op de grond. Dek je niet in. Sluit je niet op. Luister nu, Kaïn. Doe de haat uit je oren. Houd de woede uit je mond. Stop je koppig zwijgen. Sla niet dicht. Doe dat weg, Kaïn. Zet dat mes uit je hoofd. Houd het zwaard uit je hart. Open je vuisten geef een hand. Doe nu maar, Kaïn. Elke moord is zo begonnen ergens in een doodlopende straat. Het is een aanslag op alle mensen. Dat slaat alles slaat alles dood. De zon en de wind - Naar Aesopus Op een dag zei de wind tegen de zon : ‘Ik ben sterker dan jij.’ En hij blies zichzelf op van trots. “Ik heb geen kracht nodig,” zei de zon. “Vriendelijkheid wint het van sterk-zijn.” “Laten we dat eens uitproberen”, stelde de wind voor. “Kijk! Daar loopt een meisje op de weg. We gaan een wedstrijd doen. Wie haar jas kan uittrekken is de winnaar.” “Goed, begin jij maar,” zei de zon en verdween achter een wolk. De wind blies en blies… Hij probeerde de jas van de rug van het meisje te blazen. Ze begon te huiveren van de koude sterke wind en knoopte haar jas goed dicht. De wind werd boos en blies nog harder. Het meisje werd bang en ze trok haar jas nog steviger om zich heen. De zon kwam achter de wolk vandaan en zag dat het meisje bibberde van de kou. De zon lachte haar vriendelijk toe en gaf haar warmte. Het meisje maakt haar jas weer los. Ze werd zo lekker warm van de zonnestralen dat ze begon te lachen en haar jas uitdeed. Zo won de zon de wedstrijd door vriendelijk te zijn en warmte te geven. Pagina Er waren eens drie broers die samen door de wereld trokken. Zij heetten Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Vrijheid was het rijkst en op een dag merkte Gelijkheid dit op. Hij zei: 'Omdat jij rijk bent, en ik niet, zijn wij niet meer gelijk. 'Vrijheid vond dat Gelijkheid zich maar aan hem moest aanpassen, maar Gelijkheid zei: 'Ik wil niet zijn zoals jij'. De broers kregen grote ruzie en besloten om uit elkaar te gaan. Vrijheid trok naar het westen en werd de wereldmacht. Gelijkheid koos voor het oosten en heeft het ook ver gebracht. Maar wie heeft er nog iets gehoord van Broederschap? 25 Bauke Offringa – De gouden sleutel. Verhalen bij thema’s uit de bijbel, 1991 Een verhaal vertelt over twee vrienden die door de woestijn liepen. Op een moment tijdens de reis kregen ze ruzie en de ene vriend sloeg de ander in het gezicht. Degene die geslagen werd was gekwetst, maar zonder iets te zeggen schreef hij in het zand: 'VANDAAG SLOEG MIJN BESTE VRIEND MIJ IN HET GEZICHT'. Zij liepen verder totdat zij een oase vonden, waar zij besloten een bad te nemen. Degene die was geslagen, raakte vast in de modder en dreigde te verdrinken, maar de vriend redde hem. Nadat hij was bijgekomen, schreef hij op een steen: 'VANDAAG REDDE MIJN BESTE VRIEND MIJN LEVEN'. De vriend die had geslagen en zijn beste vriend had gered vroeg hem: “Nadat ik je had geslagen, schreef je in het zand en nu schrijf je op een steen, waarom?” De andere vriend antwoordde: “Als iemand ons pijn doet moeten we het in het zand opschrijven waar de wind van vergeving het kan uitwissen. Maar als iemand iets goeds doet voor ons, moeten we het in steen graveren, waar geen wind het ooit kan uitwissen.” LEER OM JE PIJN IN HET ZAND TE SCHRIJVEN EN OM JE GOEDE ERVARINGEN IN STEEN TE GRAVEREN. OM MILDE MENSEN TE ZIJN... We hebben elkaar veel meer nodig dan we laten blijken. We hebben elkaar veel meer te bieden dan we gewoonlijk geven. We hebben elkaar veel meer te zeggen dan we uitspreken. We kunnen elkaar veel meer troosten dan we beseffen. We kunnen elkaar veel meer danken dan wij vermoeden. We kunnen elkaar veel meer steunen dan we tot nog toe deden. We zullen elkaar veel meer vergeven indien we onszelf kennen. We zullen elkaar veel beter begrijpen indien we aandachtig zijn. We zullen elkaar veel meer verdragen indien we rustig zijn. We zouden elkaar veel meer moeten bewonderen in het schone. 26 We zouden elkaar veel meer moeten helpen in het moeilijke. Pagina We zouden elkaar veel meer moeten aanmoedigen in het goede. Het kost niet zoveel iemand een glimlach te schenken of je hand op te steken voor een vriendelijke groet. Zoiets kan opeens de zon laten schijnen in het hart van de mens die je zomaar ontmoet. Het kost niet zoveel een hand uit te steken om een ander een beetje behulpzaam te zijn. Een dankbare blik is vaak de beloning al was de moeite voor u maar slechts klein. Het kost niet zoveel om je hart wat te openen voor de mens om je heen in vreugde en verdriet. Wees blij dat je zo wat kan doen voor die ander. Of is die ander je medemens niet? Het kost maar weinig, je arm om een schouder, of alleen maar even een zachte druk van een hand. Het is vaak voor de ander of hij heel even in een klein paradijs belandt. Pagina 27 O, die vriendelijke glimlach, dat eventjes groeten, die arm om een schouder, de hulp die je bood. Het kost allemaal bij elkaar zo weinig, maar in wezen is het zo ontzaglijk groot. Mensen verwonden elkaar door scherpe blikken van jaloersheid. Mensen verwonden elkaar met woorden, gesproken in tijden van ruzie. Mensen verwonden elkaar met handen die slaan, handen die afwijzen, met handen die nemen. Mensen kwetsen elkaar door een onverschillige houding, door elkaar voorbij te zien, door gebrek aan belangstelling. Mensen kwetsen elkaar door spot en onbegrip, door leugen en verdachtmaking. Mensen kwetsen elkaar door de ander niet ernstig te nemen, door te veel te praten of te zwijgen soms. Anthony de Mello sj Pagina “Hoe zal ik de genade ontvangen om nooit mijn naaste te veroordelen?” “Door gebed” “Hoe komt het dan dat ik dat nog niet heb gevonden?” “Dat komt omdat je nog niet op de juiste plaats hebt gebeden.” “Waar is dat dan?” “In het hart van God” “En hoe kom ik daar?” “Begrijp dat iedereen die zondigt niet weet wat hij doet en daarom vergiffenis verdient.” 28 Mensen kwetsen elkaar door gebrek aan vertrouwen, door gebrek aan liefde. 2.3 LIED en FILM De tegenpartij Clouseau Kijk, ze zijn zo anders, anders dan wij: de tegenpartij. Voel de hete adem, die komt heel dichtbij: de tegenpartij. Elke dag brengt confrontatie in elke stad van ieder land. Politiek, werk of relatie: overal woedt wel die brand. We moeten geloven in een betere tijd: open je ogen, zet je woede opzij het kan ook anders: we keren het tij wat als we ze omarmen, de tegenpartij? Kom, reik me je hand nu, want jij bent voor mij een medepartij. Elke dag brengt irritatie en overal woedt wel een brand… We moeten geloven in een betere tijd. Open je ogen, zet je woede opzij. Het kan ook anders: we keren het tij. Kom, we omarmen de tegenpartij! Pagina We moeten geloven in een betere tijd: open je ogen, zet je woede opzij. Dan is schrik voor de anderen voorgoed voorbij: daar komt het einde van de tegenpartij. 29 Stel je voor dat schrik de plaats ruimt voor respect. En dat iedereen, elke man en elke vrouw dan verdraagzaamheid gaandeweg ontdekt. http://www.youtube.com/watch?v=0TTgPH8E3EU Pagina 30 http://www.hallmarkspiritclips.com/films/red http://www.youtube.com/watch?v=QxKgK6AclCQ Pagina 31 'Ge zwiegt' door Wannes Cappelle van Het Zesde Metaal. Als je soms denkt aan de pijn en het leed die jou vrienden jou deden die gisteren nog zegden alles voor je te doen of je denkt aan de woorden van haat die je dient te vergeten dan heb je geen zin, verder te doen En dan krijg je de lust om terug in je schelp te kruipen om alleen te gaan leven en je voeten te vegen aan de rest en dan zweer je voortaan voor niemand je wil nog te buigen je maakt je eigen wereld, je eigen nest Maar denk niet ik ga mijn eigen gang denk niet ik ga het veranderen want alleen ben je te klein en te bang je kunt niet zonder de anderen Maar als je op straat even rondloopt en je kijkt naar al die koude gezichten waarop je ziet wat de ene voor de ander overheeft of je luistert naar de wereld met haar moord en oorlogsberichten dan vraag je je af waarom je nu leeft En dan krijg je de lust om je eigen eiland te kopen weg van de mensen en weg van hun hartloos gedoe om naar eigen maat je eigen pad op te lopen weg van je vrienden, want je bent het moe Maar denk niet ik ga mijn eigen gang denk niet ik ga het veranderen want alleen ben je te klein en te bang je kunt niet zonder de anderen Maar dan zie je misschien toevallig een paar fijne dingen twee mensen die elkaar zomaar een pleziertje doen of twee anderen die gewoon proberen elkaar te beminnen en dan krijg je weer zin, verder te doen En dan krijg je de lust om terug uit je hokje te kruipen omdat je alleen geen haat, maar ook geen vriendschap verkrijgt en dan zweer je voortaan voor iedereen je wil te gaan buigen om de mensen te geven, wat je van hen niet krijgt Maar denk niet ik ga mijn eigen gang denk nooit ik ga het veranderen want alleen ben je te klein en te bang je kunt niet zonder de anderen Pagina 32 Zjef Vanuytsel. 2.4 GEBED God, als ik in onmin leef met anderen, geef mij dan de moed om naar mezelf te kijken, om te ontdekken wat mijn aandeel is in het conflict. Afstand is niet mijn droom, nabijheid is immers mijn diepste verlangen. Help mij mezelf te riskeren, erop te vertrouwen dat de ander mijn fout zal vergeven. Laat ons elkaar beluisteren met het hart om oprecht vergeving te vragen en te schenken. Pagina 33 Maak ons weer heel en laat ons in onze verzoening uw aanwezigheid ervaren. Amen. 3. VERZOENING BIJ CONFLICTEN IN DE SAMENLEVING AMOS EN JEROBEAM 3.1. BIJBEL Er bestaan verschillende typen vredesactivisten. De profeet Amos is een aanklager. Hij houdt donderpreken. Hij is een eenvoudige boer, schapenfokker en vijgenteler, die zijn buik vol heeft van het onrecht in zijn land. Hij komt uit Tekoa en woont in het koninkrijk Juda, maar is vaak in Samaria - destijds de hoofdstad van Israël - te vinden. Israël en Juda zijn op dat moment twee koninkrijken. Jeruzalem is de hoofdstad van Juda en Samaria de hoofdstad van het noordelijke koninkrijk Israël. Dit gesprek speelt zich af ten tijde van koning Jerobeam II van Israël, ongeveer in het jaar 750 voor Christus, maar is ook nu (nog) actueel. J: Geachte Amos. U heeft nogal wat opschudding gewekt in Israël door uw provocerend optreden. A: Provocerend optreden? J: U komt als boer uit Judea naar ons koninkrijk Israël om ons ongenadig op ons donder te geven. U gooit met uw bliksemende woorden naar alle volkeren. Ook Israël en Juda ontziet u niet. A: Dat zijn niet mijn woorden, maar Gods woorden. J: Dat lijkt me een gevaarlijke stelling. U bent God niet. A: Dat zeg ik niet. Ik ben geroepen door God om Israël en Juda Gods oordeel aan te zeggen. J: Waarom? Het gaat toch goed met Israël en Juda. We zijn weer net zo groot en welvarend als ten tijde van koning Salomo. Het gaat heel goed met onze economie. We groeien. A: Alsof het daarom gaat. Weet u, ik kom van het platteland. Ik zie om me heen hoe kleine boeren onteigend worden en aan de grond raken. Ik zie mensen wegzakken in de schuld. Hier in de grote steden, in Samaria en Bethel, maar ook in Jeruzalem, zie ik een bovenlaag ontstaan die zich eindeloos verrijkt. Pagina Waar gaat het dan om? A: 34 J: Ivoren bedden, gouden schalen, terwijl veel van onze landgenoten geen matje hebben om op te slapen en geen bordje om van te eten. J: Is dat niet wat overdreven? A: Overdreven? Ziet u niet hoe hier de armen voor een paar schoenen verkocht worden? Ziet u niet hoe aan de armsten kaf voor koren wordt verkocht? Lijken onze landen nog op wat onze God van ons vraagt: een land waar recht en gerechtigheid heerst? J: Bent u nu niet erg bezig om godsdienst en politiek met elkaar te vermengen? A: Vermengen? De God van Israël en Juda is een God die wil dat er gerechtigheid geschiedt. Een vrede die toelaat dat de verarming radicaal toeneemt, is geen vrede in Gods ogen. Dit land gaat naar de sodemieter, tenzij het zich omkeert. J: Omkeert? A: Ja, een andere weg inslaat. De geboden van onze bevrijdende God serieus neemt. Zo niet dan zullen onze landen niet lang meer bestaan. J: Is dat geen doemdenken? Wat bent u voor een zwartkijker? Waar haalt u het vandaan? A: Dat is geen doemdenken. Onze samenlevingen zullen breken en verbrokkelen als er geen onderlinge solidariteit meer is. Dan vertrekt God uit Israël en Juda. J: Vertrekt? Hoe komt u er bij? Er wordt meer aan God geofferd in de heiligdommen dan ooit tevoren. De religiositeit onder de bevolking is groot. A: Het gaat God niet om offers of religiositeit, maar om een rechtvaardige samenleving. J: Ik vermoed, als ik u zo hoor, dat we nog veel van u zullen horen. A: Niet van mij, maar van God. J: Dit lijkt me hét moment om dit gesprek te beëindigen. Anders vallen we in herhalingen. Pagina 35 Amos 6: 1-10 en Amos 8:4-7, bewerkt door Bral Grandia 3.2. VERWERKINGSVERHALEN Een bekwaam onderzoeker zit in zijn bureau te werken aan een project om de wereld te verbeteren, als plots zijn dochtertje van vijf jaar binnenkomt. “Ik wil spelen”, zegt ze. Maar de man antwoordt dat hij geen tijd heeft en dat ze hem moet laten verder werken. Na wat aandringen geeft het dochtertje toe en verandert van tactiek. “Laat mij dan helpen, zodat je vlugger klaar bent met de wereld te verbeteren,” zegt ze. De man is vertederd en zoekt een oplossing. Hij vindt in een tijdschrift een wereldkaart, scheurt die aan stukken en geeft alles aan zijn dochtertje met de opdracht dat zij de wereld opnieuw ‘in orde moet brengen’. Hij hoopt zo voor de rest van de dag van haar af te zijn, aangezien hij weet dat zijn dochter nog te klein is en het beeld van de wereldkaart niet kent. Maar na een kwartiertje komt ze fier terug met de wereldkaart netjes aaneengeplakt. “Klaar!”; roept ze uit. “Hoe heb je dat gedaan?” ; vraagt de papa verbaasd. “Simpel”, zegt het meisje “toen je het blad uit het tijdschrift scheurde, zag ik dat er op de achterkant een foto van een man stond. Toen ik de wereld niet ineen kon puzzelen, heb ik alle stukken omgedraaid en eerst ‘de mens in orde gebracht’. Toen ik daarna het blad omdraaide, zag ik dat de wereld ook in orde was. Nobelprijswinnaar Esquivel. Verwacht geen vergeving, als je met de kleuren van de wraak verft. Hoop niet op barmhartigheid, als je geen barmhartigheid toont. Droom niet van kwijtschelding, als je haat zaait. Verwacht geen zoetheid, als je bitterheid schenkt. Verwacht geen lof, als je niets van een ander door de vingers ziet. Zoek niet naar het positieve, als je het negatieve plant. Wijsheid 1,1-3 Pagina “Hebt de gerechtigheid lief, gij die het land bestuurt; richt uw gedachten op de Heer in goede gezindheid en zoekt hem in eenvoud van hart, omdat hij zich laat vinden door wie hem niet uitdagen en zich toont aan wie niet weigeren in hem te geloven, want kronkelige redeneringen verwijderen de mensen van God en als zij willen beproeven, hoever zijn macht reikt, worden zij, de dwazen, te schande gemaakt.” 36 Isaac Odyongo Paulo, Soedan; uit: Geef ons heden ons dagelijks brood. U maakte ons met ogen en U gaf ons het licht vergeef ons: onze naaste viel buiten ons gezicht. U maakte ons met oren en U gaf ons het woord vergeef ons: onze naaste werd niet door ons gehoord. U maakte ons met voeten en U gaf ons de kracht vergeef ons: onze naaste heeft tevergeefs gewacht. U maakte ons met handen en U gaf ons het werk vergeef ons: onze naaste heeft niets van ons gemerkt. Pagina 37 Wij vragen U om liefde, want die doet niemand pijn. Heer, geef ons voor de naaste een groet van U te zijn. Amen. 3.3 LIED en FILM Pinguin Op Antarctica Bart Peeters Je kan chatten met een pinguin op Antarctica. Je kan mailen met de maan. Zou er dan binnen de elektronica niets tegen misverstaan bestaan? Waarom kunnen wij... Waarom kunnen wij... Kunnen wij mekaar niet meer verstaan? De wereld is een dorp. Een dorp met kosten aan. Vreemd dat we mekaar niet meer verstaan. Er liggen lijnen met Havanna en Pretoria. Er staan webcams op Venus en op Mars. Maar tegen onbegrip doen de laboratoria voorlopig nog geen snars. Waarom kunnen wij... Waarom kunnen wij... Kunnen wij mekaar niet meer verstaan? De wereld is een dorp. Een dorp met kosten aan. Vreemd dat we mekaar niet meer verstaan. Pagina 38 Drie miljard kanalen & overal TV's. Je kan digitaal vertalen & toch spreekt iedereen Chinees. Wat zou ik doen Maarten Peeters ALS IK MERK DAT MIJN WERELD ZIJN ONSCHULD WEER VERLIEST HET GIF ZICH WEER VERSPREIDT WAT ZOU IK DOEN? HET KWAAD TERGEND LANGZAAM DE MENSEN WEER VERLEIDT EN HET ZWARTE SCHAAP WEER WORDT BENOEMD ALS IK ZIE DAT DE PRIJS DIE DEZE WAANZIN VERLANGT DOOR DIE EENLING WORDT BETAALD ALS IK MERK DAT DE WAARHEID WEER VERDWAALT ZOU IK MIJN OGEN SLUITEN, ZOU IK NET DOEN ALSOF IK HET NIET ZIE EN HOU IK DE WERELD BUITEN, ZOU IK DENKEN “GOD ZIJ DANK, IK BEN HET NIET” OF ZOU IK MIJN ANGST WEGSCHREEUWEN EN PAK IK DIE KLAUW VAST DIE NET DE ONSCHULD SLOEG GEEN LAFAARD OF HELD, MAAR HET ENIGE DAT TELT BEN IK MENS GENOEG ALS IK MERK DAT HEEL STIEKEM EEN DUISTER PLAN ZICH ONTVOUWT MAAR IKZELF BLIJF BUITEN SCHOT WAT ZOU IK DOEN? ALS HET ALLEEN MAAR IS TEGEN DIE EENLING DIE OP STRAAT WORDT NAGEJOUWD EN DE ANGST WEER WINT VAN HET FATSOEN ALS IK HOOR DAT ER IEMAND UIT ZIJN HUIS WORDT GESLEURD OM EEN REDEN DIE NIEMAND SNAPT ALS IK MERK DAT DE ONSCHULD WEER WORDT VERTRAPT ZOU IK MIJN OGEN SLUITEN, ZOU IK WACHTEN TOT DE HEMEL OPENSCHEURT EN HOU IK DE WERELD BUITEN, ZOU IK DENKEN “ZOLANG HET MIJ MAAR NIET GEBEURT” OF ZOU IK DAT BEEST VASTGRIJPEN EN SPRING IK ERTUSSEN VOORDAT HET KWAAD ZICH SAMENVOEGT LOOP IK DOOR, BLIJF IK STAAN, WAAR HET ALTIJD OM ZAL GAAN BEN IK MENS GENOEG http://www.youtube.com/watch?v=iQMvEyjDjtg Pagina 39 WAT ZAL MIJN ANTWOORD ZIJN BEN IK DAAROM MISSCHIEN ZO BANG MAAR DAN INEENS ZIE IK JOU EN DAT GEVOEL VERDWIJNT JOUW KRACHT ZOVEEL STERKER DAN MIJN ANGST KOM HOU MIJN OGEN OPEN EN LAAT ME ZIEN DAT WAT JIJ AL DIE TIJD AL VROEG. ALS DE VRAAG WORDT GESTELD, IS ER MAAR ÉÉN DING DAT TELT "BEN JE MENS GENOEG" Was mij Marco Borsato De persoon in het lied is een kind dat zich in een donkere periode in zijn leven bevindt, het wapen ligt bij hem en er kleeft nog bloed aan zijn hand. Het gaat hier om een kindsoldaat. Het lied vertelt dat het kind vroeger anders was en vergelijkt de situatie met een huis waar het vroeger gezellig was. Het kind schreeuwt om opnieuw gelukkig te kunnen zijn en wil gewassen worden van zijn schuld (bloed zit aan zijn hand). Het kind vraagt: ‘Was mij, omarm mij, ontdooi mij’ en vraagt liefde en bevrijding van schuld. Er is de hoop van het lichtje in het huis dat de hand reikt als iemand er naar kijkt. ‘Genees me en heel me’, wanneer dat gebeurt is er nieuw leven mogelijk. Bron: CD ‘Wit licht’, Marco Borsato. Er is ook een film verschenen Wit licht rond kindsoldaten. Marco Borsato is trouwens ambassadeur van War Child. was mij omarm mij ontdooi mij krab het ijs van m’n ramen laat de wereld weer zien wie ik was mij wie wast niemand weet precies wat er daar binnen is gebeurd de muren zijn te dik en gesloten lijkt de deur toch is een lichtje aangelaten voor wie de moeite neemt en echt naar binnen kijkt lijkt het zachtjes terug te praten en is 't net alsof een hand naar buiten reikt er zit een klein en donker kind met z’n voeten in het zand het vuur ligt aan zijn zij en het bloed zit aan z’n hand genees me en heel me omhels en omarm me ontdoe me verlos me ontdooi en verlang me en was mij begrijp me vergeef me verwoord en beleef me breek af en herbouw me geloof en vertrouw op mij was mij wie wast mij 40 en dat er vroeger lampjes hingen dat het er warm was en gezellig bovendien dat je de kinderen hoorde zingen maar niemand lijkt het nog te weten of te zien Pagina er staat een klein en donker huis aan het einde van de straat niemand loopt er langs maar men weet dat het er staat was mij omarm mij ontdooi mij krab het ijs van m’n ramen laat de wereld weer zien wie ik was mij verlos mij ontdoe mij laat me de stilte weer horen en de liefde weer voelen wie ziet mij wie hoort mij wie wast mij des hommes et des dieux De regering en de islamisten verharden hun houding. Gevolg: nog meer geweld, nog meer ellende. Wat te denken van al wat hier en elders in de wereld gebeurt? God blijft niet doof voor onze gebeden, maar Hij verandert de loop der dingen niet. ‘De dingen zijn wat ze zijn. Hij schenkt ons wel zijn Geest. Die gaat een verbond aan met onze vrijheid en geeft ons de kracht om die dingen te verdragen of ze te veranderen als we daartoe de macht hebben.’ (Dagboek broeder Luc, 4 mei 1993) Kersthymne gezongen door de monniken Notre Dame de Tamié – Savoie France. Deze hymne zingen de monniken van Tibhirine tijdens de kerstnacht nadat ze voor de eerste keer ‘bezoek’ hadden gekregen van de moslimfundamentalisten. Dit is de nacht, de oneindige nacht van het begin en niets bestaat dan alleen de liefde, de liefde die zich aan het vormen is: door zand en water van elkaar te scheiden bereidde God zich een schoot, de aarde waarop hij aan het licht zou komen. Voici la nuit, l ’heureuse nuit de Palestine, et rien n’existe hormis l’Enfant, hormis l’Enfant de vie divine: en prenant chair de notre chair, Dieu transformait tous nos déserts, en terre d’immortels printemps. Dit is de nacht, de gelukkige nacht van Palestina, en niets bestaat dan alleen het kind, het kind van goddelijk leven. Door mens te worden als wij, veranderede God al onze woestijnen in een land van onsterfelijke lente. Voici la nuit, la longue nuit où l’on chemine, Et rien n’existe hormis ce lieu, hormis ce lieu d’espoir en ruine: en s’arrêtant dans nos maisons, Dieu préparait comme un buisson, la terre où tomberait le feu. Dit is de nacht, de lange nacht waar men op weg is. En niets bestaat dan deze plaats, deze plaats van verwoeste hoop: door zich in onze huizen op te houden bereidde God als een struik, deze aarde waarop het vuur zou neerdalen. Pagina 41 Voici la nuit, l ’immense nuit des origines, et rien n’existe hormis l’amour, hormis l’amour qui se dessine: en séparant le sable et l’eau, Dieu préparait comme un berceau, la terre où il viendrait au jour. op-stap naar verzoening 4. ALS JE MET JEZELF IN DE KNOOP LIGT... 4.1 BIJBEL Jakob stond op, in die nacht. Hij nam zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen en trok de voorde van de Jabbok over. Hij nam hen en deed hen de beek over trekken, wat van hem was deed hij over trekken. Zelf bleef hij achter, alleen, Jakob. Een man vocht met hem tot het morgenrood daagde. Toen hij zag dat hij hem niet overwinnen kon, raakte hij hem onder de gordel – zo werd Jakobs heup ontwricht in dat gevecht met hem. Hij sprak: “Laat mij gaan want het morgenrood daagt”. Maar hij sprak: “Ik laat jou niet gaan, tenzij je mij zegent”. Hij sprak tot hem: “Hoe is jouw naam”? Hij sprak: “Jakob”. Hij sprak: “Voortaan zal jouw naam niet meer geroepen worden Jakob, maar IsraëlStrijder met God, want jij hebt gestreden met God en met mensen en je hebt overwonnen”. Jakob vroeg en sprak: “En jij, zeg mij nu jouw naam”? En hij zegende hem, daar. Jakob riep de naam van die plaats: Peniël - Aangezicht tot God, want ik heb God gezien, van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered. De zon ging op over hem toen hij Penuël voorbijtrok, en hij ging mank, door zijn heup. Genesis 32, vers 23-32 op-stap naar verzoening Pagina Wie is deze ‘man’, zoals hij in eerst instantie genoemd wordt, die hem naar de keel grijpt en niet meer loslaat totdat de nacht voorbij is? Is het een mens van vlees en bloed, een ordinaire overvaller? Of is het de kwade geest van Esau of de demon van zijn eigen angst en slecht geweten die hem aanvalt? Of is het een engel van God die rekenschap komt vragen van zijn leven tot nu toe? Of misschien dit alles tegelijk?! 42 In Genesis 32, 22-32 wordt het verhaal verteld van Jakob die terugkeert naar zijn geboorteland. Op de grens bij de rivier de Jabbok komt hem ter ore dat zijn broer Esau, voor wie hij indertijd wegvluchtte na zijn eerstgeboorterecht te hebben ingepikt, hem met een leger van 400 man tegemoet komt. Daarop laat Jakob zijn vrouwen en kinderen en al zijn vee en knechten op een doorwaadbare plaats de Jabbok oversteken en blijft alleen achter. Plotseling wordt hij aangevallen door een mysterieuze figuur die de hele nacht met hem worstelt. De nachtelijke zegen voor Jacob. De bijbel vertelt ons een merkwaardige geschiedenis. Het is het relaas van de nachtelijke zegen, die Jacob ontvangt van nota bene dezelfde man met wie hij de hele nacht gestreden heeft. Als jonge man had Jacob zijn vader Isaak de eerstgeboorte-zegen ontfutseld en daarmee zijn broer tegen zich in het harnas gejaagd. Die zegen lijkt een concreet iets te zijn, iets wat niet een tweede keer kan worden geschonken. Jacob staat ten opzichte van Esau in het voordeel. De eerstgeboorte-zegen houdt onder meer in dat Jacob nu over zijn broers zal heersen. Jacob lijkt alles te gelukken. Hij trekt met zijn omvangrijk bezit, met zijn twee vrouwen en vele kinderen huiswaarts. Maar dan wordt hem bericht dat zijn broer Esau hem tegemoet trekt. Nu grijpt de angst hem bij de keel. Esau staat voor de schaduwzijde van Jacob. Jacob moet de confrontatie met zijn schaduwzijde aangaan, opdat zijn leven werkelijk tot zegen wordt. Dat wordt ons in de bijbel geschilderd in de nachtelijke worsteling van Jacob, in het donker, met een man die een engel van God blijkt te zijn. Ze worstelen met elkaar in die nacht, zonder dat een van hen overwint. Als het morgenlicht aanbreekt, vraagt de engel Jacob om hem te laten gaan. Dan antwoordt Jacob: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent’ (Gen. 32, 27). Jacob worstelt om de zegen. Zo belangrijk is het voor hem om door God gezegend te worden, dat hij ervoor strijdt in een gevecht op leven en dood. God zelf zegent Jacob en geeft hem een nieuwe naam: ‘Voortaan zal je naam niet Jacob (bedrieger) zijn maar Israël (strijder met God)’ (Gen 32, 29). Het is een paradox dat juist datgene wat voor mij gevaar oplevert en mij bestrijdt, mij moet zegenen. God verschijnt Jacob aanvankelijk niet als diegene die zegent maar als degene die twijfels over hem heeft en zich tegenover hem opstelt. Psychologisch gezien is het een schaduw-ontmoeting. Voor Jacob zich met zijn broer Esau kan verzoenen moet hij eerst de schaduwzijde in zichzelf ontmoeten, de bedrieglijke, gemene kant, de leugen van zijn eigen leven. En juist die ontmoeting met zijn eigen schaduw wordt vervolgens voor hem een zegen. Zijn leven krijgt een nieuwe kwaliteit. Nu kan hij zich niet alleen verzoenen met zijn broer, maar ook wordt hij stamvader van Israël. Wij denken vaak dat de zegen ons ten deel valt als we succes hebben, op momenten dat ons alles lukt. De geschiedenis van Jacob laat ons zien dat we de zegen juist daar ervaren, waar we aan het eind zijn, waar we op pijnlijke wijze onszelf tegenkomen, onze eigen onwaarachtigheid, onze negatieve houding tegenover het leven, ons grenzeloos egoïsme. Als we ja zeggen tegen onszelf, zoals we zijn, kan zelfs het zwakke en slechte in ons tot een bron van zegen worden. God zegent niet wat volkomen is maar wat onvolkomen is, niet wat heel compleet is maar het gebrokene. Door de zegen begint de afgebroken twijg weer te bloeien. En de nacht verandert in een heldere dag. God zegent je ook daar waar je je mislukt voelt, daar waar je lijdt aan je zwakheden, daar waar donkerte je omgeeft. Geef niet op als alles zonder uitweg lijkt en je niet meer weet hoe het verder moet, als je moe bent van de strijd en je het liefst zou willen opgeven. Roep dan, als Jacob, koppig in de nacht van duisternis en aanvechting: ‘Ik laat je niet gaan tenzij je me zegent.’ Uit: Jij bent een zegen, Ten Have/Averbode, 2006, pag. 45-48. Pagina 43 De Jabbok is n.l. het riviertje waar Jacob worstelde met God en mensen en zichzelf. Geen gemakkelijk strijd! Jacob hield er een blijvende ‘herinnering’ aan over, maar hij kwam daar als overwinnaar uit de strijd. Een gevecht dat hem een nieuwe naam (identiteit) opleverde. Jacob zelf noemde de plek aan de rivier, ’Peniël’. (De geschiedenis wordt beschreven in Genesis 32.) De zon ging over Jakob op toen hij door Peniël getrokken was, staat er in Genesis 32. Dat is veelzeggend, wanneer je de strijd hebt durven aangaan met jezelf, je problemen, je geloof en je levensvragen. op-stap naar verzoening Pagina 44 Misschien dat niet iedereen het verhaal van het oversteken van de Jabbok kent. Je vindt het in Genesis 32. Jakob is daar op weg naar zijn geboorteland. Ze moeten een rivier oversteken. De rivier de Jabbok. Nadat zijn gezin en al zijn vee overgestoken is, blijft Jakob alleen achter. Hij ziet op tegen de ontmoeting met zijn broer. Zijn broer die hij bedrogen had. Vluchten kan niet meer. Heeft Jakob zich die nacht afgezonderd om ook God te zoeken? Het lijkt er op. Er moet van alles door Jakob zijn heengegaan. Tegen het einde van de nacht besluit Jakob zich bij zijn gezin te voegen. Hij steekt de rivier over. Maar dan komt hij in het donker een onbekende man tegen. Er ontstaat een gevecht. Het lukt de onbekende man niet om te winnen van Jakob. Jakob, die meestal de strijd het liefst ontloopt, weet van geen opgeven. Jakob krijgt namelijk door dat het een bijzondere man is met wie hij vecht. Het is zijn God. ‘De man’ wil weg. Het wordt dag. Maar Jakob laat Hem niet gaan. Nu hij beseft dat hij met God te maken heeft, dat hij met God mág vechten, laat hij zich niet meer door z’n angst leiden, maar gaat hij voor de zegen en de liefde van de Allerhoogste. Al worstelend vraagt Jakob God om Zijn zegen. En God wil die geven. Maar Jakob moet eerst zijn naam noemen. En dat is pijnlijk. ‘Bedrieger’ klinkt niet goed. Maar Jakob heeft niets te verliezen. Hij wil vanaf nu een echt gezegende zijn. Jakob wil God niet laten gaan, tenzij Hij hem zegent. Ineens beseft hij, dat hij in al z’n onvolmaaktheid geaccepteerd wordt door God. Hij noemt zijn naam: ‘Ik ben Jakob.’ En dan ontstaat een wonderlijk moment. Jakob (!) wordt gezegend. Hij krijgt van God een nieuwe naam en een nieuwe identiteit. Hoe vaak zijn wij geneigd te denken dat de zegen van God ons alleen ten deel valt als wij succes hebben, op momenten dat alles lukt, als we veel goede en mooie dingen ontvangen. Bij de Jabbok leren we dat we de zegen (dat God ons ziet, dat we in zijn aanwezigheid ondanks onze zonden er mogen zijn) juist daar mogen ervaren, als wij aan het eind zijn, als we geslagen door het leven onze zwakheid eindelijk durven toegeven, onze verborgen zonden, onze donkere kanten. Jacob ging een nieuwe toekomst tegemoet. Getekend maar gezegend. Als er geconstateerd is dat je kanker hebt, heb je ook het gevoel dat je vertrekt naar een ander land. Je woonde in het land van zekerheid en vanzelfsprekendheid. Net zoals Jakob toen hij woonde in Haran, bij zijn schoonvader Laban. Voortdurend had hij problemen met die man. Laban was jaloers dat God Jakob zo zegende. Hij kreeg een prachtig gezin en zijn veestapel nam als maar toe. Jakob kreeg daar gespikkelde lammeren als hij die nodig had en zwarte als hij met Laban zwarte lammeren als loon had afgesproken. Maar als Jakob de Jabbok oversteekt, komt hij, in een ander ‘land’, een ander leven én... komt hij, zo lijkt het, een geheel andere God tegen, een God die hem tegenhoudt, in gevecht met hem gaat. Zo is het ook als je kanker hebt gekregen. Ook nadat de behandelingen achter de rug zijn, blijft de onzekerheid. Je leven is totaal anders geworden. Ook in het geloof maak je andere tijden mee. Het was eerst allemaal zo vanzelfsprekend. Maar dan is het anders. Dan is er strijd. In de rots van vaste overtuigingen en vertrouwde dogma’s zitten scheuren. Het donker van de nacht bij de Jabbok valt niet mee. En helemaal niet als er die Iemand is, met wie je vecht. Je durft Zijn Naam niet te noemen. Maar diep in je hart weet je: Hij is het. Heel herkenbaar is dat gevecht bij de Jabbok. Máár het is ook heel troostvol. God gaat in gevecht met zijn kind Jakob. Maar laat hem niet verliezen. Integendeel, het lijkt wel of Jakob gaat winnen. Maar het blijkt dat het God helemaal niet gaat om winst of verlies. Het gaat alleen om Jakob. Jakob die deze nacht opnieuw moet leren wie hij van zichzelf is, en dat hij alleen met God die nieuwe, onzekere toekomst tegemoet kan gaan. Juist door gebrokenheid heen komen we in aanraking met Gods onmisbare zegen. Dat is: met zijn genadige nabijheid, met zijn onvoorwaardelijke liefde. Bij de Jabbok. Een plek om nooit te vergeten. op-stap naar verzoening JAKOB Het is een vreemd en intrigerend verhaal, die nachtelijke worsteling van Jakob met ‘een man’, bij de doorwaadbare plaats in de rivier de Jabbok. Om dat verhaal goed te verstaan, moeten we het kaderen in wat voorafgaat en wat volgt. Jakob is met zijn tweelingbroer Ezau in een dodelijk conflict verwikkeld geraakt. Hij heeft zijn broer én zijn vader met valse listen bedrogen. Ezau is woedend geworden op Jakob en heeft gezworen hem te zullen doden. Daarom is Jakob weggevlucht naar een ver land, naar de familie van zijn moeder. Dat is nu twintig jaar geleden. In die twintig jaar heeft Jakob van alles meegemaakt, die ervaringen hebben hem de ogen geopend, hij is veranderd. En hij verlangt naar huis, hij keert terug. Er is echter één grote hinderpaal: Ezau. Terug naar huis gaan betekent Ezau onder ogen komen. Kan dat wel? Hoe zal dat aflopen? Jakob is vreselijk bang. Hij wil de ontmoeting met Ezau zo lang mogelijk uitstellen. Eerst stuurt hij boodschappers om contact te leggen. Die keren terug met het bericht ‘dat Ezau met vierhonderd man onderweg is...' In doodsangst verdeelt Jakob zijn vrouwen, kinderen en knechten in twee groepen: als Ezau met de ene groep slaags geraakt, kan de andere misschien ontkomen... Dan richt hij zich in een smeekgebed tot de God van zijn vaderen: “God, red mij, los het in mijn plaats op...”. Vervolgens stuurt hij kostbare geschenken vooruit om Ezau te vermurwen. Jakob stuurt alles en iedereen voor zich uit, en meent als laatste achter de stoet aan te kunnen komen. De man die al in de moederschoot vocht om de eerste te zijn, die alles heeft gedaan om toch maar het eerstgeboorterecht te veroveren, heeft opeens geen behoefte meer om voorop te gaan... De nacht valt en Jakob blijft alleen achter bij het wad van de Jabbok. Alsof hij beseft dat hij nu alleen zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Iets in hem vraagt dringend om bezinning in eenzaamheid. Die bezinning wordt in beeld gebracht door het nachtelijke gevecht, de worsteling met – ja, met wie? Met ‘een man’, zegt de verteller, en het wordt opzettelijk vaag gehouden, wie die man is. Ook Jakob heeft er het raden naar. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk. En dan zegt Jakob iets heel bijzonders tegen Ezau: “Ik heb jouw gezicht gezien zoals ik het gezicht van God gezien heb, en jij bent mij welgezind”. Na de nachtelijke worsteling bij de Jabbok had Jakob gezegd: “Ik heb Gods gezicht gezien en mijn leven is gered”. En nu zegt hij: “Ik heb jouw gezicht op-stap naar verzoening Pagina En dan volgt de ontmoeting met Ezau. Jakob gaat nu zelf voorop, zonder hulp van wat of wie dan ook. Hij heeft eindelijk begrepen dat het zo en niet anders moet gaan. Dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn schuld op zich moet nemen. Dat hij de verzoening niet listig kan veroveren, maar alleen in genade kan ontvangen. Hij geeft zich over aan Ezau, die hem tegemoet snelt, hem omarmt en kust, en beiden zijn tot tranen toe bewogen. Ezau is vol vreugde om het weerzien van zijn eigen vlees en bloed, zijn tweelingbroer, we zouden bijna zeggen: zijn wederhelft. Blijkbaar is Esau in die twintig jaar ook veranderd. Broederliefde en verbondenheid hebben de overhand gehaald op wrok, verdeeldheid en haat. 45 (1) Het verhaal heeft waarschijnlijk een mythologische oorsprong. De doorwaadbare plaats wordt bewaakt door een demon aan wie men een prijs moet betalen of bij wie men een proef moet doorstaan. (Zoals de veerman Charon bij de Styx-rivier in de Griekse mythologie.) (2) Je kan het verhaal ook interpreteren als een innerlijke tweestrijd van Jakob met zichzelf. (3) Of als een gevecht met Ezau, of met het angstwekkende beeld dat Jakob zich van zijn broer Ezau heeft gevormd. (4) Ten slotte is er de interpretatie die Jakob zelf geeft: “Ik heb God gezien van gezicht tot gezicht”. Het is een gevecht zonder winnaar, of als je wil een gevecht met twee winnaars. De vreemde man ‘wint’ door Jakob een slag onder de gordel te geven. En Jakob ‘wint’ doordat hij gezegend wordt en een nieuwe naam krijgt. Hij hoeft niet langer Jakob, ‘pootjeslichter’ te heten, hij valt niet langer samen met zijn oude ik. Jakob, de streber, de ik-éérst-mens, is letterlijk ‘lamgelegd’ en mag voortaan Israël heten. ‘Je hebt met God en mens gestreden’, zo wordt die nieuwe naam uitgelegd. We mogen verstaan: Jakob heeft zichzelf overwonnen, zijn egoïsme, zijn angst om Ezau te ontmoeten. Hij heeft zijn innerlijke tweestrijd uitgevochten. De zon gaat op, een nieuwe dag breekt aan, een hoopvolle toekomst opent zich. gezien ... en jij bent mij welgezind”. Die twee zinnen belichten elkaar wederzijds. Het ervaren van de verzoeningsgenade is voor Jakob een goddelijke ervaring. In het vergevensgezinde gezicht van Ezau erkent hij het gezicht van de Onzienlijke. Nergens zegt de Bijbel zo duidelijk dat men God ontmoeten zal in de medemens. Pagina 46 Om te eindigen nog een persoonlijke noot. De tekst over de worsteling van Jakob bij de Jabbok hebben Mieke en ik bijna vijfentwintig jaar geleden als lezing gekozen in onze trouwviering. We vonden dat die tekst goed paste bij het bevestigen van een belangrijke levensbeslissing die niet vanzelfsprekend was en waar heel wat innerlijke strijd en onzekerheid aan waren voorafgegaan. Ik denk dat veel mensen die ooit een moeilijke beslissing moeten nemen, zich daarin zullen herkennen. Het oversteken van de grensrivier is een sprekend symbool. Het oude is voorbij, de veilige oever ligt achter je. Het nieuwe neemt een aanvang, de andere oever wenkt aan de overkant. Maar tussenin is er nog onzekerheid en hoopvol afwachten. De doortocht of ‘passage’ is als een paasgebeuren: je moet de nacht door om het nieuwe leven, de nieuwe situatie te kunnen binnengaan. Het is een onvergetelijke ervaring waardoor je ‘getekend’ wordt – zoals Jakob: mank aan zijn heup – maar hopelijk ook ‘gezegend’, met een nieuwe naam. Paul Kevers. op-stap naar verzoening 4.2 VERWERKINGSVERHALEN Op een dag ging de zoon van een rabbijn bidden in een andere synagoge dan die van zijn vader. Toen hij weer thuiskwam, vroeg zijn vader hem: ‘Wel, zoon, heb je iets nieuws geleerd?’ ‘Ja, natuurlijk’, antwoordde de zoon. Lichtjes gekrenkt in zijn rabbijnentrots, vroeg de vader, bitser dan hij zelf wilde: ‘En wat leren ze daar dan wel?’ ‘Heb je vijand lief’, antwoordde de zoon. op-stap naar verzoening Pagina Op een avond vertelt een oude wijze indiaan die naast zijn kleinzoon aan het kampvuur zit over de interne strijd die soms plaatsvindt in mensen. Hij zegt: “We hebben twee wolven in ons die met elkaar strijden. De ene is een zwarte wolf. Deze is boos, is jaloers, hij kwetst, is arrogant, is op zichzelf gericht, hij liegt, is superieur, is autoritair, geeft kritiek op anderen, is hebzuchtig, hij manipuleert, hij misleidt, heeft een groot ego maar is in zijn kern onzeker en angstig. De andere is een witte wolf. Deze is fundamenteel goed, hij bewaakt de vrede, hij geeft om anderen, hij is liefdevol, hij respecteert anderen, hij gunt anderen, hij is vriendelijk en is in zijn kern zelfzeker en vol vertrouwen.” De kleinzoon denkt een minuut na over dat wat zijn wijze grootvader hem net vertelde en vraagt: “Welke wolf wint de strijd?”. De oude indiaan antwoordt: “Diegene die je iedere dag voedt!”. 47 Dat liet de vader niet over zich gaan: ‘Wat is daar zo nieuw aan? Dat verkondig ik toch ook?’ Waarop de zoon, wat ondersteboven, antwoordde: ‘Ze hebben me geleerd de vijand lief te hebben die in mij woont, en daar ben ik altijd zo tegen tekeer gegaan.’ Stappen naar verzoening - Verzoening is een werkwoord. 1. Aanvaard jezelf zoals je bent. 2. Dank voor al wat je al gekregen hebt in je leven. 3. Aanvaard de ander zoals hij is; wees mild voor wie dichtbij je leeft. 4. Spreek goed van de ander. 5. Vergelijk je niet met een ander. 6. Kom op voor de waarheid; noem wat goed is goed en wat kwaad is kwaad. 7. Los conflicten op met de tong en niet met de vuisten; zeg in een open dialoog wat je op het hart ligt. 8. Begin in een gesprek met wat mensen bijeen brengt; pas daarna praat je over wat mensen verdeelt. 9. Zet zelf de eerste stap naar verzoening. 10. Geloof dat 'vergeven' meer is dan 'gelijk hebben'. Kard. G. Danneels L.: Wat leer ik eigenlijk op school? lk heb leren lezen. Eerst het alfabet, dan woorden, zinnen, ten slotte hele boeken uit... Maar vergeef me, Heer, wanneer ik vergeet te lezen in het dagblad van het leven. A.: Heer, vergeef ons onze kortzichtigheid en leesblindheid. Open onze ogen voor wat er leeft in onze school en in onze klas. L.: lk heb geschiedenis geleerd. Dat mensen sinds lang vechten; over de oorlog: oorzaak, aanleiding en verloop... Maar vergeef me, Heer, wanneer ik niets doe om vrede te bewaren. A.: Heer, vergeef ons onze strijdlust, en help ons om ruzie in de klas te vermijden. L.: lk heb aardrijkskunde geleerd. Mijn stad, provincie, Vlaanderen, België, steeds verder en ingewikkelder. Maar vergeef me, Heer, wanneer ik vooral let op de grenzen tussen landen en mensen. A.: Heer, vergeef ons onze begrensdheld, en help ons uit te stijgen boven eigen belang. L.: lk heb leren schrijven. Eerst het abc en dan wat anderen voorschreven, opstellen over de voorbije vakantie en de herfst, kort en lang... Maar vergeef me, Heer, wanneer mijn schrijven verleerd leek toen iemand tevergeefs op een briefje met troost, bemoediging of gewoon maar een pluimpje wachtte. A.: Heer, vergeef ons onze schrijfmoeheid. Breng onze vingers terug in beweging om klasgenoten aan te moedigen, te troosten, te vieren. op-stap naar verzoening Pagina Heer, vergeef ons niet plus minus, maar met heel Uw hart. Help ons samen oplossingen te zoeken als onze klas of klasgenoten in de problemen raken. 48 L.: lk heb leren rekenen. Eén plus één plus twee is vier, en ik heb vraagstukken opgelost bij hopen... Maar vergeef me, Heer, wanneer ik de levensvraagstukken onaangeroerd liet. 4.3 LIED en FILM Better than I U weet de weg I thought I did what's right I thought I had the answers I thought I chose the surest road But that road brought me here Ik deed toch alles goed Ik wist toch alles beter Ik volgde steeds het juiste pad Maar kijk waar ik nu ben So I put up a fight And told you how to help me Now just when I have given up The truth is coming clear En in mijn vermoed Dacht ik beter te weten Maar ik geloof dat ik pas nu De waarheid werkelijk ken You know better than I You know the way I've let go the need to know why For you know better than I U weet de weg die ik ga U kent mijn pijn Ik laat los nu waarom ik besta want U weet de weg die ik ga If this has been a test I cannot see the reason But maybe knowing I don't know Is part of getting through Als dit een test moet zijn Dan ik niet de redden Maar dat ik soms niet alles weet Dat is misschien wel goed I try to do what's best And faith has made it easy To see the best thing I can do Is put my trust in you Het lot kreeg mij niet klein Al heb ik veel geleden Maar nu weet ik dat ik alleen op U vertrouwen moet For You know better than I You know the way I've let go the need to know why For you know better than I Want U weet de weg die ik ga U kent mijn pijn Ik laat los nu waarom ik besta want U weet de weg die ik ga I saw one cloud and thought it was a sky I saw a bird and thought that I could follow But it was you who taught that bird to fly If I let you reach me will you teach me Ik zag een wolk en dacht dat is de lucht Ik zag een vogel dacht dat ik kon vliegen Maar U leidt alles vogels op hun vlucht Wilt U proberen mij te leren Want U kent de weg die ik ga U kent mijn pijn Ik laat los nu waarom ik besta Ik denk dat ik U nu versta Want U weet de weg die ik ga Pagina 49 For You know better than I You know the way I've let go the need to know why I'll take what answers you supply You know better than I op-stap naar verzoening Pagina 50 http://www.youtube.com/watch?v=12RXdyNGVYE http://www.youtube.com/watch?v=8oL6HlzQZLo op-stap naar verzoening 4.4 GEBED Lieve God, ik hoop dat U begrijpt dat het niet altijd even gemakkelijk is om vergeving te schenken en nieuwe kansen aan te reiken. Toch wil ik U vragen dat U mij helpt om het telkens opnieuw te proberen, tot zeventig maal zeven keer als het moet. Laat mij niet wachten tot de andere de eerste stap zet of tot de situatie zo muurvast zit dat er geen uitweg meer is. Maar geef mij de durf zélf het initiatief te nemen en met een warm hart naar medemensen toe te gaan, op dezelfde manier zoals U naar mij toekomt. Pagina 51 Erwin Roosen op-stap naar verzoening 5. BIJ CONFLICTEN IN DE GROEP 5.1 BIJBEL op-stap naar verzoening Pagina Jozef in de put Weet je, eigenlijk was die dag mooi begonnen. De zon scheen en ik had schitterend gedroomd. Ooit zouden mijn broers voor mij buigen. Je had ze moeten zien kijken, wanneer ik het hun vertelde. Maar ik kan mijn dromen toch niet veranderen zeker! Zoals elke morgen vertrokken ze al vroeg met de kudde. Toen ze al een tijd weg waren, vroeg vader me om ze eten te brengen. Ik deed de mooie mantel aan die vader voor mij had laten maken, nog iets waar mijn broers stikjaloers op waren. Eigenlijk had ik het kunnen voelen aankomen. Ik bedoel, ik had kunnen weten dat de broers me niet echt met open armen zouden ontvangen. Maar ik leefde nog in mijn droom. Wie zou mij kwaad willen doen? Misschien had ik nog kunnen begrijpen dat ze me zouden pesten of zelfs slaan, maar dat alles zo uit de hand zou lopen… Reeds van ver zag ik dat ze samen gingen staan. Ze waren blijkbaar in een hevige woordenwisseling. Klaarblijkelijk ging het over mij, want nu en dan keken ze in mijn richting. Toen ik vlakbij was, begonnen ze: “Ha, dromer”, zei Juda, en hij gaf mij een harde stomp. “Wel, wel, met je mooie mantel”, treiterde Levi, en hij stampte zo hard dat ik op de grond viel. Wat er daarna allemaal gebeurde, kan ik niet meer vertellen, het ging ook zo snel. Ik weet alleen dat ik nog wat stompen en slagen kreeg, ik voelde hoe mijn mooie mantel werd afgerukt, … Ten slotte werd ik in een uitgedroogde waterput geworpen. Ik voelde hoe mijn oog dik werd, en ook mijn been deed pijn. Waar was ik nu met al mijn mooie dromen? Waar was nu die God die mij zou laten heersen? Was alles dan maar verbeelding? Een mooie God is het, mij zomaar in de steek laten… De zon scheen onbarmhartig. Ik hoorde mijn broers overleggen; wat konden ze met mij aanvangen? En wat zouden ze aan vader zeggen? Ik ben zijn lievelingszoon, de oudste van zijn lievelingsvrouw. “Weet je wat? 52 DE BIJBELSE DROMER…het verhaal van Jozef. op-stap naar verzoening Pagina Jozef als onderkoning in Egypte Het kan soms raar lopen. Weet je nog hoe ik door Potifar in de kerker was geworpen? Ik was terug naar af, was niemand meer. 53 We dopen zijn kleed in wat bloed van een schaap en zeggen vader dat we het zo gevonden hebben. Hij zal wel denken dat zijn lievelingetje door één of ander wild dier werd verscheurd.” Dat konden ze toch niet doen! Vader zou gek van verdriet worden! Zoiets overleeft hij niet. Intussen dacht ik ook aan mijn lot: ”Wat gaan ze met mij doen? Moet ik hier omkomen in die put? Ze zullen me hier toch niet achterlaten?” De namiddag ging voorbij. Tegen de avond hoorde ik boven mij een vreemde stem met mijn broers onderhandelen. “10 zilverlingen, neen 20, neen 12, neen 15. Ok, we nemen hem voor 15.” Hadden ze het over mij? Zouden ze mij echt verkopen…? Veel tijd had ik niet om erover na te denken. Ik werd al uit de put gehaald en hardhandig vastgenomen en gebonden. Zouden mijn broers me dan echt niet helpen? Nog even zag ik ze in de verte voor ik ruw werd meegenomen… Ik was een slaaf geworden, niemand was ik nog. Ja, die dag ga ik nooit vergeten, die dag die zo mooi begon… Op de slavenmarkt werd ik door velen gecontroleerd. “Een goed gebit, maar nogal mager; zwaar werk zal wel niets voor hem zijn, die kunnen we niet gebruiken…” Hoe later het werd, hoe ruwer mijn ‘eigenaars’ mij behandelden. Bijna werd de markt gesloten en nog was ik niet verkocht. Toen kwam een man aangelopen. Hij zocht dringend een slaaf voor het huishouden. Nu, veel keus had hij niet en dus kocht hij mij maar. Zo werd ik eigendom van Potifar, één van de grote mannen aan het hof van de farao. Hoewel ik zijn slaaf was, heeft hij mij altijd goed behandeld en ik mocht van hem heel veel doen. Ik was bijna als een vrij man, alhoewel. Eens was Potifar voor lange tijd weg. Hij had mij alle belangrijke taken toevertrouwd. Zijn vrouw voelde zich echter na een tijdje eenzaam. Ze wilde dat ik met haar naar bed ging. Maar dat wilde ik niet. Potifar was zo goed voor mij, dat kon ik hem niet aandoen! Ze was zo kwaad dat ze mij bij Potifar ging beschuldigen. Alsof ik haar had lastiggevallen. Potifar was razend toen hij het hoorde. Op staande voet liet hij mij in de kerker werpen. Toen wist ik het helemaal niet meer… Hoe moest het verder met mij? Liet God mij opnieuw in de steek? Waarom liet God dit toe…? op-stap naar verzoening 54 Pagina Ik kon niet anders dan op God kwaad zijn en tegelijkertijd was Hij nog de enige die mij kon helpen. Eens mijn kwaadheid wat geweken was, zag ik de dingen weer helderder. Ik wist dat God mij niet in de steek zou laten. Samen met mij zaten twee anderen in de kerker, de wijnschenker en de meesterbakker van de farao. Ik weet eigenlijk niet goed wat ze mispeuterd hadden, maar ik weet dat ze vreemde dromen hadden. Op een morgen vertelden ze mij hun dromen. De wijnschenker had van rijpe druiventrossen gedroomd. Hij perste ze uit en gaf de beker aan de farao, die ervan dronk. Het was mij al vlug duidelijk dat de man weer zou mogen gaan werken voor de farao. Ook de bakker had gedroomd, niet over rijpe wijntrossen, maar over prachtige broden die hij voor de farao had gebakken. Hij had ze hem echter niet kunnen schenken, want onderweg waren kraaien gekomen en ze pikten in de broden. Het kon niet anders dan dat deze man niet meer opnieuw in de gunst van Farao zou komen, en dat hij zijn misdaad met de dood zou bekopen. En zo gebeurde het ook… De jaren in de cel gingen voorbij… Wat er zich allemaal in de buitenwereld afspeelde, weet ik niet. Maar op een dag zwaaide de kerkerdeur open en werd ik meegenomen. Ik werd gewassen, mooi gekleed… en dan werd ik zelfs voor de farao geleid. Wat gebeurde er? Ik kon er niet wijs uit. Toen zag ik de wijnschenker, hij lachte me bemoedigend toe. Had hij er iets mee te maken? De farao zag er bezorgd uit. Hij werd gekweld door twee dromen en niemand in het rijk kon ze verklaren. De wijnschenker had hem blijkbaar over mij verteld… Ik snapte het. “Laat maar eens horen wat je gedroomd hebt, farao”, dacht ik bij mezelf. Het waren best wel vreemde dromen. Farao had gedroomd dat hij uit de Nijl zeven mooie, vette koeien zag komen. Ze liepen naar de groene oever en begonnen te grazen. Toen kwamen er echter zeven magere, lelijke koeien en deze vraten zomaar de zeven vette op. Zijn tweede droom was zo mogelijk nog vreemder. Uit één korenhalm groeiden zeven mooie, volle aren. Vlak ernaast echter schoten zeven armtierige, spitse aren op, die de mooie onmiddellijk opslokten. Ik weet niet of jullie die dromen begrijpen, voor mij was het in ieder geval glashelder: ”Er zouden zeven jaren met goede oogsten komen, in Egypte zou welvaart en overvloed zijn. Dan echter zouden zeven jaren van hongersnood volgen.” Ik gaf de farao dan ook de raad op-stap naar verzoening Pagina Jozef laat zich kennen En zoals ik het aan farao voorspeld had, gebeurde het. De eerste zeven jaar waren prachtig. Er was van alles meer dan genoeg en mensen begrepen soms niet dat ik steeds een deel van hun oogst opeiste. Maar die zeven magere jaren kwamen er vlugger dan men dacht. Elk jaar was er wel iets; eerst was er droogte, dan weer waterellende of de krekels kwamen de oogsten opvreten…. De mensen klaagden, maar toch ging het in Egypte vrij goed. In de buurlanden lag dat anders: zij hadden geen reserves aangelegd. Onze voorraden trokken hen aan en steeds vaker kwamen er vreemde volkeren die graan wilden kopen. Graag gaf ik wat zij vroegen, ik had immers de macht om ook hen te helpen. Tot op die dag… daar stonden ze plots, ik herkende ze meteen: mijn broers… Ze zagen er niet goed uit. Even wankelde ik, neen, toch niet zij…! Wat moest ik doen? Ik kon ze helpen, maar ik kon ze ook de dood injagen. Was dat niet meer dan rechtvaardig? Hadden zij niet hetzelfde met mij gedaan? Ze bogen diep voor mij. Herkenden ze mij dan niet? Ik besloot het maar eventjes zo te laten. En toch was ik heel nieuwsgierig. Hoe zou het thuis zijn? En met vader? En waar was Benjamin, de jongste? Ik verlangde er zo naar om hem te zien. Hoe zou ik dat voor elkaar krijgen? Misschien zou ik hen kunnen dwingen om hem te halen. 55 om iemand aan te stellen die tijdens de goede jaren, de overschotten aan voedsel zou verzamelen en opslaan. De farao was blijkbaar in zijn schik met wat ik gezegd had en prompt duidde hij mij aan als degene die de voedselvoorraad zou beheren. Meer nog, hij stelde mij aan als onderkoning. Iedereen moest mij gehoorzamen, alleen de farao stond nog boven mij. Net alsof mijn droom in vervulling ging! Ik zou heersen. Ik had echter al vlug door dat de macht en het vertrouwen dat ik van de farao kreeg, diende om het volk te helpen. Ja, het kan soms raar lopen… Maar hoe? Als ik één van hen bij mij hield? Ja, zo doe ik het. Ruben zou ik hier gevangen houden en pas vrij laten wanneer ze met Benjamin terugkeerden. Het moet vader moeite gekost hebben om Benjamin mee te laten komen, maar hij was erbij. Intussen had ik een list verzonnen. Zouden de broers hun jongste broer opnieuw in de steek laten? Wanneer ze vertrokken, liet ik stiekem mijn zilveren beker in de zak graan verstoppen die Benjamin met zich droeg. Nadat ze eenmaal uit het zicht waren, ‘ontdekte’ de opperwachtmeester, op mijn verzoek, bij Benjamin de beker en haalde hen zo terug. Ik deed alsof ik hevig verontwaardigd was. Benjamin moest opgesloten worden. De reactie van mijn broers deed me deugd. Ze lieten Benjamin niet in de steek om hun eigen vel te redden. Neen, ze verdedigden hem en Juda bood zelfs aan om in zijn plaats bij mij te blijven. Ik kon mijn tranen niet langer bedwingen. Mijn broers waren veranderd. ”Ik ben jullie broer”, zei ik. “Ik ben Jozef.” Ze konden het bijna niet geloven. Ik vertelde hen alles wat mij was overkomen sinds de dag dat ze mij hadden verkocht. Het werd een lange avond. Ik nodigde hen uit om in Egypte te komen wonen, samen met vader en heel het volk. Uiteindelijk was mijn droom helemaal waar geworden. God blijft zijn mensen nabij. Pagina 56 omtaling van het Bijbelverhaal door Jan Demuynck op-stap naar verzoening Jozef: de dromer met zijn veelkleurige mantel… ziet, daar komt de dromer over het belang van het visioen en de utopie over motivatie, gedrevenheid en idealen… iemand die van visioenen weet: hij groeit uit van een puberale dromer tot een man met visie natuurlijk ‘weten velen’ het soms, maar niemand durft het te zeggen… in ‘Egypte’: de piramidemaatschappij! zelf (mee)werken aan maatschappijverandering politiek en economisch geïnteresseerd en geëngageerd werken aan rechtvaardigheid-herverdeling-gelijkheid-democratie-inspraak-communicatie Egypte: mummies en sfinxen hij was een ‘rechtvaardige’ de legende van de 36 rechtvaardigen die de wereld dragen (niemand weet wie ze zijn, als je zelf denkt erbij te horen, val je eruit) het kleine goed leren doen, op de eigen vierkante meter Benjamin: moet er worden bijgehaald, anders zijn we niet voltallig omgaan met armoede en uitsluiting (1 op 5 kinderen!) de zwakste, de kleinste staat centraal en wordt altijd met ‘positieve discriminatie’ behandeld verzoening kan alleen wanneer de kleinste, het kleinste tot zijn recht komt de arme groeit omdat hij verantwoordelijkheid krijgt, iets kan doen aan zijn eigen emancipatie en aan de emancipatie van zijn medemens het nieuws afsluiten met…de beurscijfers kan paniek veroorzaken en dromen verstoren… zoeken naar broederschap collegialiteit binnen de eigen werkkring, maar… ook met een wereldwijde kijk (zorgbreed en zorgdiep, breed leren kijken, het verhaal van de wereld binnen brengen, toekomstige wereldburgers opvoeden) zoeken naar eenheid binnen diversiteit ieder mag zichzelf zijn, we (moeten) leren samenwerken verbondenheid is kracht… belang van openheid voor andere religies en culturen (‘alle kleuren van de regenboog') Pagina 57 waar is God in dit verhaal? wie is God? ‘hoe is Uw Naam, waar zijt Gij te vinden…?’ God incognito God van inter-esse (die ergens tussen zit) God als de Stem in het gebeuren… er wordt nauwelijks iets over God gezegd bij Jozef op-stap naar verzoening 5.2 VERWERKINGSTEKSTEN Ik zal niet geloven in het recht van de sterkste, in de taal van het eigenbelang, in de macht der machtigen. Maar ik wil geloven in het recht van de zwakste, in de open hand, in de macht van de overtuiging. Ik zal niet geloven in de scheiding tussen rijk en arm, hoog en laag, in voorrechten, in de gevestigde orde, maar ik wil geloven dat alle mensen mensen zijn, dat de orde van de macht en het onrecht, wanorde is. Ik zal niet geloven in het mechanisme van productie en consumptie, in de mens als kostenfactor, in de mens als wegwerpartikel. Maar ik wil geloven in de arbeid als dienst, in het werken aan de leefbaarheid van deze aarde, in de menselijke solidariteit en verbondenheid. Ik zal niet geloven dat ik de verdrukking elders kan bestrijden als ik het onrecht hier laat bestaan. Maar ik wil geloven dat recht één is, hier en daar, dat ik niet vrij ben zolang nog een mens slaaf is. Ik zal niet geloven dat alle moeite tevergeefs is. Ik zal niet geloven dat de droom van de mensheid een droom zal blijven. Maar ik durf geloven -altijd en ondanks alles in de nieuwe mens, in de andere weg. Ik durf geloven in God's eigen droom: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Pagina 58 Dorothee Sölle (1929 – 2003). op-stap naar verzoening Ik zal niet geloven in ras of rijkdom, in voorrechten, in de gevestigde orde. Maar ik wil geloven dat alle mensen, mensen zijn, dat de orde van het onrecht wanorde is. Ik zal niet geloven dat ik niets te maken heb met wat ver van hier gebeurt. Maar ik wil geloven dat de hele wereld mijn huis is en dat allen oogsten van wat allen gezaaid hebben. Ik zal niet geloven dat ik verdrukking daar kan bestrijden, als ik onrecht hier laat bestaan. Maar ik wil geloven in de kleine daad, in de schijnbaar machteloze liefde, in de vrede op aarde. Ik zal niet geloven dat liefde begoocheling is, vriendschap onbetrouwbaar en alle woorden leugen zijn. Maar ik wil geloven in de liefde die verdraagt, in de weg van mens tot mens, in een woord dat zegt wat het zegt. Ik zal niet geloven dat de droom van de mensheid een droom zal blijven, dat de dood het einde zal zijn. Maar ik durf geloven altijd en ondanks alles in de nieuwe mens. Ik durf geloven in Gods eigen droom: een nieuwe hemel, een nieuwe aarde waar gerechtigheid zal wonen. Maar als je 7 x 8 = 64 schrijft, is dat toch geen zonde? Als je heel goed kunt voetballen en je trapt per ongeluk het raam van de buurman aan diggelen, is dat toch geen zonde? Zonde staat tegenover liefde, zoals donker tegenover licht. Je weet wanneer je liefhebt. Weet je ook wanneer er te weinig liefde is in wat je denkt, zegt, doet of juist niet doet? Je ziet natuurlijk dat er in de wereld heel wat gebeurt dat niet-liefde is.' Iny Driessen op-stap naar verzoening 59 Maar ik wil geloven in het recht van de mens, in de open hand, in de geweldloosheid. Ik zal niet geloven dat oorlog en honger onvermijdelijk zijn en vrede onbereikbaar. Pagina Ik zal niet geloven in het recht van de sterkste, in de taal van de wapens, in de macht der machtigen. Maar ik wil geloven dat recht één is hier en daar, dat ik niet vrij ben zolang één mens slaaf is. MACHTELOOS Op een dag moest er een uiterste belangrijke opdracht vervuld worden. Er werden 3 mensen aangewezen: Iedereen, Niemand en Iemand. Iedereen werd gevraagd de opdracht uit te voeren. Maar Iedereen dacht dat Iemand het wel zou doen, hoewel Iedereen het kon, deed Niemand het. Hierdoor werd Iemand boos omdat het de taak van Iedereen was en Niemand het had gedaan. Iedereen dacht dat Iemand het had kunnen doen, maar Niemand had zich gerealiseerd dat Iedereen het niet wilde doen. Aan het eind beschuldigde Iedereen Iemand omdat Niemand deed wat Iedereen had kunnen doen. Voor elke verdriet dat wij elkaar hebben aangedaan, voor elke vreugde die wij elkaar ontzegd hebben, voor elke blindheid voor het goed in anderen, voor elke ergernis in elkaars gebreken. op-stap naar verzoening Pagina Voor de toegestoken hand die we niet zagen, voor elke keer dat wij elke vorm van bezinning, verdieping en gebed als tijdverlies hebben aangezien, voor elke keer dat wij teveel of louter met onszelf bezig waren, voor ieder mens die vruchteloos wachtte op onze hulp. 60 Voor elke keer dat wij ons geduld verloren, voor ieder stilzwijgen dat wij niet begrepen, voor elk hard woord dat wij elkaar hebben toegesproken, voor elk vriendelijk gebaar dat wij elkaar geweigerd hebben. Zand erover. Dat een misverstand, een vergetelheid niet het laatste woord heeft. Dat een harde uitlating een boze uitval niet het laatste woord heeft. Dat scherpe woorden, een slepend conflict niet het laatste woord hebben. Mogen schuldgevoel en spijt begin zijn van een nieuwe brug. Mogen een sorry en een gebaar van verzoening begin zijn van een nieuwe band. Mag zand over het verleden begin zijn van een nieuwe weg samen. Jean-Paul Vermassen Laat ons vandaag een VERBOND sluiten, ons aan elkaar verbinden, de handen in elkaar slaan voor een nieuwe manier van leven: waar de kleine mens niet meer onzichtbaar wordt gemaakt omdat de beteren genoeg hebben aan zichzelf; waar we gaandeweg elkaar opnieuw ontmoeten, zo verschillend als we zijn; waar de norm van ons samenleven niet bepaald wordt door het halen van het grote nooit genoeg, en waar de kwaliteit van leven niet gemeten wordt met wat mode en reclame voorschrijven. 61 Laat ons een verbond sluiten om samen werk te maken van een nieuwe manier van leven waarvan de rode draad, de kern Gods eigen Naam zal zijn: ‘Ik zal er zijn voor jou’, de leidraad voor onze politiek, voor onze relaties, voor ons omgaan met de dingen. Pagina Dan hoeft niemand meer te zeggen: waar is jouw God? Hij zal te zien zijn in ons. Hij zal gebeuren. op-stap naar verzoening Het kan beginnen... ...waar twee of drie thuis mogen komen bij elkaar zich veilig voelen en geborgen in de ruimte van begrip en verbondenheid. ...waar twee of drie dan samenkomen in dezelfde geest en bij elkaar dezelfde droom gaan wakker houden - ligt de toekomst open. ...waar twee of drie klankbord willen zijn van elkaars onmacht en ontmoediging; waar ze mogen uitspreken wat ze nergens kwijt kunnen. Gedragen wordt men uitgedaagd en bekwaam gemaakt om weer op weg te gaan naar een nieuwe morgen. Waar twee of drie zo samenzijn is het leven niet meer tegen te houden en ben je samen aan het bouwen aan je eigen toekomst! ...waar twee of drie elkaar dragen in het leven, wetend van de broosheid en de gebrokenheid die bij de ene net zo leeft als bij de andere. Pagina 62 Jan Van Opbergen op-stap naar verzoening 5.3 LIED en FILM Maak ik een vuist? Geef ik een hand? Spreek ik het uit? Of wordt het oog om oog tand om tand? Wanneer is de tijd om wat te doen? Wat is wijs? Vergeving of vergelding? Ik voel het vuur dat in mij brandt. Doof ik het met verzoening? Of voed ik het met wraak? En is dan het einde dat alles in vlammen opgaat? Schreeuw ik het uit? Neem ik het woord? Recht ik mijn rucht en prik mijn woede voor dat het ontspoort? Mijn grote angst als ik vergeef vergeet ik dan jou? Vergeving of vergelding? Een vragen cast dat alles verscheurt? Hou ik het gevangen of laat ik het vrij? En is dat dan het einde? Is het dan voorbij? Maak ik een vuist? Geef ik een hand? Liesbeth List zingt het lied ‘Vergeven of vergelding’ uit de cd ‘Wat zou ik doen?’ Ja of nee zeggen, het geldt niet alleen voor tijden van oorlog, onderdrukking of vervolging. Kiezen voor de medemens is van alle tijden. Wat zou ik doen is een educatief project voor pabo-studenten, de verhalenvertellers van de toekomst, bestaande uit een cd, een dvd, workshops en een prijs. Liedjes met betekenis Op de cd ‘Wat zou ik doen?’ worden heden en verleden in elf nieuwe liedjes met elkaar verbonden en wordt de tijdloosheid van keuzes maken muzikaal verwoord. Er worden vragen gesteld en dilemma’s geschetst. De tekstschrijvers en muzikanten laten horen dat onrecht niet verdwijnt door aan de kant te blijven staan en dat ieder mens keuzes kan maken. Met hun bijdragen houden Claudia de Breij, Extince, Margriet Eshuijs, Freek de Jonge, De Kast, Liesbeth List, Moke, Monkland Kinderkoor, Maarten Peters, Maarten van Roozendaal en Frédérique Spigt het gedachtegoed van het verzet in de oorlog actueel en maken ze het toegankelijk voor jongere generaties. Pagina 63 http://www.youtube.com/watch?v=ZA-bxeSUHI0 op-stap naar verzoening http://www.youtube.com/watch?v=vZiEt5RUYSk Balance is een Duitse animatiefilm uit 1989. Hij is geregisseerd door de gebroeders Lauenstein: Christoph en Wolfgang. De film won in 1989 de Academy Award voor Beste Korte Animatiefilm. Pagina 64 Het verhaal van de film gaat over vijf individuen op een platform in de ruimte. Wanneer er één zich verplaatst, moeten de andere vier dat ook doen. De groep werkt samen om de balans te bewaren, totdat een van hen een doos op het platform zet. Aangezien alle individuen van het platform nieuwsgierig zijn wat erin zit, komen ze allemaal bij de doos kijken. Hierdoor wordt de balans verstoord, waardoor vier van de vijf van het platform vallen. De laatst overgeblevene moet met behulp van de doos de balans bewaren, maar de doos staat wel buiten zijn bereik. op-stap naar verzoening Pagina 65 6. SYMBOLISCHE FOTO'S op-stap naar verzoening 66 Pagina op-stap naar verzoening 67 op-stap naar verzoening Pagina Inka Klinckhard 68 Pagina op-stap naar verzoening 69 Pagina op-stap naar verzoening Carmino Bohez – Rik Depré DPB-Brugge domeinbegeleiding pastoraal@school BaO - BuBaO - SO BuSO op-stap naar verzoening Pagina 70 website pastoraal@school: www.kobrugge.be/schoolpastoraal