Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Uitgevoerd door: Bastiaan Zoeteman Zsuzsanna Tomor Ruben Smeets Joost Slabbekoorn en John Dagevos Telos, Tilburg Sustainability Centre, Tilburg School of Economics and Management, Tilburg University Begeleidingscommissie: Alma Schaafstal Vice-voorzitter Rekenkamercommissie Zeist Brenda Bouwhuis-Willems Secretaris Rekenkamercommissie Zeist Tilburg, januari 2014 Documentnummer: 13.079 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg T 013 - 466 87 12 F 013 - 466 34 99 [email protected] www.telos.nl Inhoudsopgave Samenvatting 5 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Inleiding Motivering onderzoek Rekenkamercommissie Beleidsmatige achtergrond: Coalitieakkoord en Programma Zeist Duurzaam Onderzoeksopdracht Leeswijzer 9 9 10 11 12 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Onderzoeksaanpak Stappenplan Rol begeleidingscommissie Onderzoeksaanpak Onderzoeksmethoden Factsheets 15 15 15 16 17 18 3 3.1 3.2 Selectie en kenmerken van te onderzoeken initiatieven in Zeist Selectie van te onderzoeken initiatieven Globale kenmerken van de initiatieven op basis van publieke gegevens en stukken in het gemeentearchief 19 19 4 4.1 4.2 4.3 Uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers over slaag- en faalfactoren Positieve observaties Negatieve observaties Verbetersuggesties 23 24 25 25 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 Reactie van ambtenaren op de uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers Interne processen verbeteren Financiën meer aan duurzaamheid koppelen ‘Power to convene’ inzetten Als inspiratiebron optreden Lerend vermogen verbeteren Communicatie verbeteren Uitvoeringsgericht beleid aanscherpen 27 27 29 30 30 31 32 32 6 Bijdrage van de initiatieven volgens de PPP-scanmethode aan duurzaamheid 35 7 Algemene bevindingen over het tot stand komen en succesvol maken van duurzaamheidsinitiatieven Sluiten de geselecteerde duurzaamheidsinitiatieven aan bij beleid en doelen? 39 39 7.1 20 7.2 7.3 7.4 Hoe wordt bepaald wat potentieel succesvolle duurzaamheidsinitiatieven zijn? Welke initiatieven zijn geslaagd? Welke factoren werkten belemmerend en stimulerend voor het ervaren succes van het initiatief? Hoe kunnen duurzaamheidsinitiatieven worden opgeschaald naar andere wijken en buurten in de gemeente Zeist? Hoe is te meten of de gemeente haar doelen bereikt door de geselecteerde initiatieven? 39 39 Bevindingen over de rol van de gemeente bij duurzaamheidsinitiatieven Zijn initiatieven afhankelijk van de rol van de gemeente? Hoe tevreden zijn de initiatiefnemers over de rol van de gemeente? In hoeverre worden duurzaamheidsinitiatieven vanuit de samenleving gefaciliteerd door het beleid van de gemeente? Wat kan geleerd worden uit de geselecteerde initiatieven? Welke aanbevelingen voor verbetering kunnen worden gedaan? Heeft de gemeente (beleids)maatregelen genomen om factoren die belemmerend werkten bij de uitvoering van duurzaamheidsinitiatieven weg te nemen? Zijn bij de geselecteerde initiatieven hulp- en/of ondersteuningsvragen bij de gemeente neergelegd? Welke ervaringen hadden burgers/organisaties (dan wel ambtelijke medewerkers) als zij hulp/ondersteuning vroegen (boden) bij de uitvoering van het initiatief? Hoe kan de gemeente omgaan met haar verschillende rollen? Hoe kan de gemeente inspelen op verschillende houdingen (incl. desinteresse) bij betrokken burgers en bedrijven? 45 45 45 9 9.1 9.2 9.3 Conclusies De vier belangrijkste onderzoeksvragen Algemene bevindingen Overige kwesties 51 51 54 55 10 Referenties 57 7.5 7.6 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9 Bijlage 1: Vragenlijst slaag- en faalfactoren interviews Gemeente Zeist Bijlage 2: Vragenlijst bijdrage aan duurzaamheid Zeist Bijlage 3: Factsheets karakteristieken onderzochte duurzaamheidsinitiatieven Zeist 21-5-2013 Bijlage 4: Samenvatting oordeel geïnterviewden over slagen en falen van initiatieven in Zeist en 68 verbetersuggesties mei-2013 Bijlage 5: Uitkomsten PPP-scans Bijlage 6: Scores van succes- en faalfactoren van de initiatieven en statistische berekeningen Bijlage 7: Geïnterviewde personen 4 40 42 44 46 47 47 47 48 49 49 59 63 67 88 97 105 108 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Samenvatting Op verzoek van de Rekenkamercommissie van Zeist heeft Telos, TSC, onderdeel van de Tilburg School of Economics and Management, Tilburg University, in de periode najaar 2012 tot zomer 2013 een ex-ante onderzoek uitgevoerd naar slaag- en faalfactoren bij duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist. Het onderzoek is niet bedoeld om het recent in gang gezette programma Zeist Duurzaam te evalueren maar om suggesties te vergaren om duurzaamheidsinitiatieven op te schalen en te verbreden en om de kansen op succes te vergroten. Voor het onderzoek zijn 15 duurzaamheidsinitiatieven geselecteerd die de afgelopen jaren hebben gespeeld of nog spelen. Zij vertegenwoordigen de drie pijlers van duurzaamheid (economisch, ecologisch en sociaal), zijn zo evenwichtig mogelijk verdeeld over burger- en bedrijfsinitiatieven en over groot- of kleinschalige initiatieven. Als eerste is feitenonderzoek gedaan op basis van openbare bronnen en dossiers in het gemeentearchief en vervolgens zijn 18 bij de initiatieven betrokken personen geïnterviewd over hun ervaringen en indrukken. De voorlopige bevindingen zijn ter verificatie in een bijeenkomst en door middel van enkele afzonderlijke interviews met in totaal 11 ambtenaren besproken. Hierbij is de feitelijke juistheid van opmerkingen en kritiekpunten en de realiseerbaarheid van de door de geïnterviewden voorgestelde in totaal 68 verbeteringen nagegaan. Het onderzoek laat zien dat duurzaamheid als thema leeft in Zeist. Initiatiefnemers hebben doorgaans hoge verwachtingen van de gemeente op dit vlak. Op één uitzondering na hebben alle benaderde initiatiefnemers openhartig meegewerkt aan de interviews. De suggesties van geïnterviewden betreffen interne processen, versterken van financiële prikkels, het inzetten van de ‘power to convene’ van de gemeente door partijen bijeen te brengen en zo oplossingen mogelijk te maken, het optreden als inspiratiebron, het verbeteren van het lerend vermogen en de communicatie, en het aanscherpen van het uitvoeringsgerichte beleid. Uit de verificatiegesprekken met ambtenaren kwam naar voren dat onder de punten van kritiek op de rol van de gemeente nog ‘schaduwen uit het verleden’ meespelen waaraan inmiddels hard is gewerkt. Voorbeelden zijn verkorting van de afhandeling van vergunningaanvragen, instelling van het ondernemersplein en het implementeren van de toekomstvisie voor de gemeentelijke organisatie van Zeist. De onderzoekers hebben de 15 onderzochte initiatieven ook semi-kwantitatief beoordeeld met behulp van de door Telos ontwikkelde PeopleProfitPlanet-scan. Hierbij worden de thema’s die met elk van de drie duurzaamheidspijlers zijn verbonden gewaardeerd op relatieve verbetering of verslechtering door het initiatief. De initiatieven laten forse verschillen in hun scores zien. De waarde van het instrument van de PPP-scan is onder meer dat bij nieuwe projecten alternatieve ontwerpen kunnen worden ontwikkeld die een zo hoog mogelijke totaal bijdrage aan duurzaamheid opleveren. 5 Kernconclusies van het onderzoek: 1 1. Succes: Duurzaamheid leeft sterk bij burgers en bedrijven in Zeist. Initiatieven zijn in hun beleving en volgens de Telos PPP-scan succesvoller naarmate de groep van initiatiefnemers meer sociale cohesie kent, een hoger ambitieniveau heeft en het probleem dat wordt aangepakt urgenter wordt gevonden. Door afhankelijkheid van externe middelen lijkt succes moeilijker bereikbaar. 2. Rol gemeente: Voor de rol van de gemeente bestaat in het merendeel van de gevallen waardering. De toekenning van geld is niet van invloed op de waardering. Initiatiefnemers verwachten dat interne processen gericht op duurzaamheid verder verbeterd worden. 3. Kleinschalige initiatieven (private en buurt/wijk initiatieven) vragen van de gemeente doorgaans meer faciliterende en inspirerende bijdragen dan budget. Vertaling van successen naar andere wijken vraagt maatwerk en bevordering van een gunstig ‘klimaat’. 4. Grootschalige initiatieven vragen extra inzet van de gemeente voor succes. Deze inzet betreft volgens de geïnterviewden o.a. het vaker zelf nemen van initiatief om zaken vlot te trekken, het demonstreren van eind(resultaat)verantwoordelijkheid door de ambtelijke organisatie en het duidelijk en tijdig communiceren wat er van de gemeente in haar verschillende rollen mag worden verwacht. 5. Leren en meedenken: Bij nieuwbouw- en verbouwinitiatieven en bij grootschalige herstructureringsinitiatieven van gebieden kan de gemeente volgens initiatiefnemers duurzaamheid verder bevorderen. Zo kan de gemeente haar leervermogen op basis van gerealiseerde (bouw)projecten vergroten. Ook kan potentiële vergunning aanvragers vooraf advies en inhoudelijke meedenkkracht worden geboden bij het duurzamer maken van hun initiatief, bijvoorbeeld met behulp van een op te zetten ‘duurzaamheidswerkplaats/helpdesk’. 6. Duurzaam Zeist promotie: Zeist beschikt over een aantal duurzaamheidsparels en kan deze in haar communicatie beter benutten. Gesuggereerd is om een ‘duurzaamheidslabel’ aan deze initiatieven te verstrekken, een brochure met uitleg over deze locaties uit te geven en in de bewegwijzering bezoekers te leiden naar deze bijzondere plekken in de stad. 7. Concrete doelen: Initiatiefnemers verwachten van de gemeente dat de ambities in een meer concrete duurzaamheidsvisie worden vastgelegd en dat deze ambities programmatisch worden vertaald in concrete en samenhangende doelen voor de verschillende deelterreinen voor de komende vijf jaar. _______________________________________________________________________________________________ 1 In dit onderzoek wordt met de term initiatief een duurzaamheidsinitiatief bedoeld. De termen worden door elkaar gebruikt. 6 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Met behulp van een correlatieonderzoek is nagegaan welke factoren van belang zijn om initiatieven te laten slagen. Er blijkt een behoorlijk grote correlatie tussen het oordeel van de ondervraagden of hun initiatief succesvol is en de uitkomst van de PPP-score. Positief met succes gecorreleerde factoren zijn: initiatiefnemers die onderling een hoge sociale cohesie hebben en/of die zich goed kunnen organiseren, initiatieven die de initiatiefnemers zelf als urgent ervaren, en initiatiefnemers met een hoge duurzaamheidsambitie en -attitude. Daarentegen zijn factoren die negatief zijn gecorreleerd met succes: complexiteit van de organisatie (groot aantal betrokken partijen), groot aantal rollen waarin de gemeente bij het initiatief is betrokken. Het merendeel van de initiatiefnemers is positief of neutraal over de rol van de gemeente en ongeveer 30% negatief. Positieve oordelen over de rol van de gemeente zijn gecorreleerd met: het succesvol zijn van het initiatief. Negatieve oordelen over de rol van de gemeente zijn gecorreleerd met: complexiteit van het initiatief, aantal rollen van gemeente bij initiatief, afhankelijkheid van gemeente voor succes. Verder viel op dat de afhankelijkheid van geld noch positief noch negatief correleerde met het oordeel over de rol van de gemeente. Omdat deze uitkomsten zijn gebaseerd op de analyse van 15 initiatieven moet er rekening mee worden gehouden dat hier sprake is van een beperkte steekproef. Anderzijds is het vinden van hoge correlaties bij zo’n relatief kleine steekproef een teken dat er voor bovenstaande verbanden sterke aanwijzingen zijn. De keuze in het Coalitieakkoord 2010-2014 om de interactiviteit van de gemeente met de samenleving te vergroten heeft in de ogen van de geïnterviewde initiatiefnemers een gewaardeerde positieve uitwerking op de meeste typen initiatieven gehad. Voor de omvangrijkere initiatieven is volgens hen deze procesaanpak echter niet voldoende om duurzaamheid maximaal tot realisatie te brengen. Daarvoor is het wenselijk dat de gemeente de eigen visie op duurzaamheid concreter maakt. Ook verwachten de initiatiefnemers dat de gemeente komt tot het mee scheppen van duurzame oplossingen. Daarnaast pleiten de initiatiefnemers ervoor het leervermogen van de gemeente te vergroten door projecten na hun realisatie te evalueren en de hieruit verkregen kennis toe te passen bij nieuwe initiatieven. 7 Ook wordt verwacht dat de gemeente gebruik maakt van haar ‘power to convene’2 om lastige problemen, ook wanneer er weinig financiële middelen te vergeven zijn, tot een oplossing te brengen. Voor de kleinere initiatieven bleek dat structurele fysieke en sociale verschillen tussen wijken dermate groot zijn dat successen in de ene wijk niet eenvoudig naar andere wijken zijn te vertalen, ook wanneer initiatiefnemers met elkaar in contact worden gebracht. Maatwerk is nodig voor specifieke wijken. _______________________________________________________________________________________________ 2 Dit betreft het vermogen van de gemeente om proactief potentieel geïnteresseerde partijen om de tafel te vragen om mee te denken en helpen bij het vinden van aanpakken voor duurzaamheidsuitdagingen die de initiatiefnemers en de gemeente niet zelf kunnen oplossen. 8 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 1 Inleiding 1.1 Motivering onderzoek Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie voert doorgaans twee onderzoeken per jaar uit. Het tweede in 2012 in uitvoering genomen onderzoek betreft een ex-ante onderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist. De Rekenkamercommissie (in het vervolg RKC) constateert in haar motivering voor het onderzoeksvoorstel dat de organisatie van duurzaamheid als aangegeven in het Programma Zeist Duurzaam tegen meerdere problemen aan loopt: Enerzijds is er een budgettair probleem. Duurzaamheid is een breed thema en niet alles kan met de huidige financiële middelen uitgewerkt worden. Er moeten dus keuzes gemaakt worden en er moet een prioritering komen. Anderzijds moet duurzaamheid als element van het werken en doen van de interne organisatie en in de samenleving verder uitgewerkt worden. Kansen moeten worden benut, maar ook is het van belang om successen die op onderdelen worden geboekt verder uit te rollen en op te schalen. Tot slot is essentieel dat de gemeente ook afhankelijk is van anderen. Zij kan duurzaamheid in de interne organisatie direct beïnvloeden (met inachtneming van financiële en andere beperkingen), maar is voor de realisatie van een duurzame gemeente (het grondgebied) afhankelijk van anderen. Voorts constateert de RKC dat ‘de gemeente hoge ambities heeft, maar die alleen in samenwerking met anderen kan realiseren. De gemeente kan voor wat betreft duurzaamheid faciliteren, stimuleren en aanjagen en kan daarnaast een platform bieden. Het succes is voor een groot deel afhankelijk van de samenleving.’ Daartoe heeft een ambtelijke Projectgroep duurzaamheid aanbevolen dat een vertaling plaatsvindt van ‘duurzaamheid op papier’ naar ‘duurzaamheid in de hoofden van mensen’. In zijn motivering voor het onderzoek naar duurzaamheidsinitiatieven noemt de RKC tevens de volgende argumenten: 1. Raadsfracties hebben aangegeven duurzaamheid een interessant onderwerp te vinden voor de RKC. Vooral de onduidelijkheid in de prestaties/effecten van alle maatregelen (in relatie tot de kosten) wordt als knelpunt ervaren. 2. Het onderwerp is aangedragen door leden van het burgerpanel. Door leden van het burgerpanel wordt aangegeven dat de gemeente soms kansen laat liggen (Kringloopwinkel & CO2 uitstoot). 3. Tot slot maakte een inwoner van de gemeente de RKC attent op het programma Zeist Duurzaam. De inwoner voorzag soortgelijke resultaten bij een achteraf onderzoek naar het programma Zeist Duurzaam, als bij het rekenkameronderzoek naar het wijkgericht werken. De RKC concludeerde dat het wijkgericht werken door de gemeente vooral als wijze van werken benaderd wordt en dat de vraag wat hiermee bereikt moet worden onderbelicht blijft. Hierdoor bleek het meten van de doeltreffendheid ook moeilijk. 9 1.2 Beleidsmatige achtergrond: Coalitieakkoord en Programma Zeist Duurzaam In 2010 is in het coalitieakkoord ‘Dichterbij, Groen, Liberaal en Sociaal’ van het College van B&W van Zeist het belang van het thema duurzaamheid vastgelegd. Duurzaamheid vormt één van de twee zogenaamde diagonalen die in alle activiteiten doorwerking moeten krijgen. Visie Gemeente Zeist op duurzaamheid/duurzame ontwikkeling De gemeente Zeist streeft duurzame ontwikkeling na, in de volle breedte (alle drie de P’s in onderlinge samenhang). Zeist levert hieraan haar bijdrage. Ontwikkeling in Zeist gaat niet ten koste van de rest van de wereld. De gemeente Zeist is zich bewust van haar rol en pakt haar verantwoordelijkheid. Dat kan ze niet alleen. Ze richt zich daarom ook op de energie/initiatieven en ideeën die daarvoor in de samenleving al zijn en bijdragen aan een duurzame samenleving. De gemeente helpt duurzame initiatieven in de Zeister samenleving te realiseren. Als organisatie geven we zelf het goede voorbeeld en ondernemen we duurzaam en verantwoord. Zeist is een plaats waar iedereen kansen krijgt om mee te doen en ieders talenten worden benut. Zeist is op termijn (2050) een klimaat neutrale gemeente. Zeist is een logische vestigingsplaats voor duurzame bedrijven en instellingen. Zeist kiest voor kwaliteit (van leefomgeving, van samenleven, relatie met groen, historie, openbare ruimte, bebouwing én duurzaamheid). Na een aanloopperiode, waarbij onder meer eind 2010 de conferentie ‘Duurzaam Dichterbij’ werd gehouden, heeft dit voornemen geleid tot het Programma Zeist Duurzaam dat in 2011 door de Raad werd vastgesteld en dat loopt van 2012-2016 met een in 2014 op te maken tussenbalans. De focus van het programma ‘Zeist duurzaam’ is tweeledig. Allereerst neemt gemeente Zeist met dit programma haar verantwoordelijkheid en mobiliseert zij daarvoor energie binnen de eigen organisatie. Daarnaast, en zeker zo belangrijk, richt dit programma zich op energie en ideeën in de samenleving. Om te kijken waar Zeist staat is hier gekozen om de Zeister score op de Lokale Duurzaamheidsmeter (LDM) te bepalen. Deze duurzaamheidsmeter is ontwikkeld door COS Nederland. Door de 3P’s nog meer in onderlinge samenhang te bekijken, is de verwachting dat zowel binnen de eigen organisatie als met initiatieven in de samenleving nog veel winst te behalen zal zijn. Duurzaamheidsthema’s die in Zeist prominent naar voren komen zijn behoud van het groene karakter, participatie en burgerinitiatief, duurzame bedrijven, duurzame mobiliteit en klimaat/energie/ duurzaam bouwen. Hoofdkeuze in het programma ‘Zeist Duurzaam’ is in te zetten op twee sporen: 1. Borgen wat we nu al doen en daar structureel financiën en capaciteit voor organiseren, 2. Aantal iconen van Zeist benoemen, uitwerken en structureel op de kaart zetten. Voor het uitvoeren van de iconen heeft de gemeente trekkers aangewezen die functioneren in een team onder leiding van een vrijgestelde duurzaamheidsregisseur. Het programma kent een totale 10 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving extra personeelsinzet gedurende de periode 2012-2016 van ca. 1.3 fte per jaar en een begroting van ruim €100.000 per jaar. In Zeist zijn er meerdere initiatieven die door burgers en bedrijven op het gebied van duurzaamheid worden ondernomen. Deze wenden zich ook tot de gemeente om ondersteuning. In het kader van het icoonprogramma ‘Duurzame buurten’ gaat het onder meer om Dichterswijk Duurzaam (2010), Wilhelminaparkbuurt (2011) en kleinere initiatieven rond bijvoorbeeld de Kringloopwinkel en de Week van de duurzame smaak. Duurzaamheid slaat in de ene wijk van Zeist beter aan dan in de andere, waarbij het actief zijn van buurt- en wijkverenigingen een rol lijkt te spelen. De gemeente probeert hierin stimulerend op te treden bijvoorbeeld door het organiseren van een prijsvraag (Energiek idee, 2010). Echter, de RKC constateert dat de rol van de gemeente tot op heden ‘vrij bescheiden is geweest’. Zeist heeft al lang veel bedrijven binnen haar grenzen die duurzaamheid centraal stellen. Het Wereld Natuur Fonds en Triodos Bank zijn de meest bekende, maar ook Reinaerde, Vogelbescherming, Bartimeus, Abrona, Warande en vele andere grotere en kleine bedrijven kiezen voor duurzaamheid. Hierover constateert de RKC dat ‘de gemeente Zeist deze kwaliteit tot nu toe niet actief heeft benut’, al is het voornemen hiertoe o.a. in de Structuurvisie Zeist 2020 en het Programma Zeist Duurzaam uitgesproken. Met het icoonprogramma ‘Zeist voor en door duurzame bedrijven’ wil de gemeente helpen en stimuleren om duurzaam/duurzamer te ondernemen en klimaatneutraal te worden op termijn. De RKC constateert vervolgens dat de bestaande duurzaamheidsinitiatieven ‘zijn te karakteriseren als vele kleine mooie bloemen waarvoor individuele personen of bedrijven zich sterk maken, maar die geen of onvoldoende opschaling kennen en weinig verbreding (naar bijvoorbeeld andere wijken of gebieden) krijgen.’ 1.3 Onderzoeksopdracht Met het onderzoek beoogt de RKC vooral belemmerende en stimulerende factoren bij het tot stand komen en realiseren van initiatieven vanuit de samenleving op het gebied van duurzaamheid zichtbaar te maken en daaruit te leren. Omdat duurzaamheid een ruim begrip is, heeft de RKC besloten tot een afbakening van het onderzoeksonderwerp. De RKC wil zich in haar onderzoek richten op initiatieven die vanuit de samenleving komen en initiatieven waarbij de inzet van actoren in de samenleving essentieel is. Het moet bij voorkeur gaan om initiatieven op het gebied van duurzaamheid die niet initieel door de gemeente zijn gestart, maar uit de samenleving komen. Dit kunnen dus zowel initiatieven van burgers (of collectieven van burgers) zijn, maar ook van bedrijven of instellingen. Daarbij spelen de volgende vragen: 1. Wat zijn succesvolle initiatieven (wat zijn hierbij slaag- en faalfactoren). 2. Worden duurzaamheidsinitiatieven vanuit de samenleving door het (bestaande) beleid van de gemeente (adequaat) gefaciliteerd. 3. Kunnen succesvolle duurzaamheidsinitiatieven worden opgeschaald naar andere wijken of buurten (en heeft de gemeente hierbij een rol). 11 4. Dragen deze duurzaamheidsinitiatieven van burgers en bedrijven bij aan het realiseren van het duurzamer maken van Zeist? Op basis hiervan zijn de volgende deelvragen onderscheiden: 1. Hoe zijn de geselecteerde initiatieven te karakteriseren (aandachtsgebied people, profit of planet, omvang, betrokkenen, wijk of buurt, belang, risico’s, organisatie, motivatie etc.)? 2. Welke factoren werkten belemmerend bij de uitvoering van het geselecteerde duurzaamheidsinitiatief? 3. Welke factoren werkten stimulerend bij de uitvoering van het geselecteerde duurzaamheidsinitiatief? 4. Heeft de gemeente (beleids)maatregelen genomen om factoren die belemmerend werkten bij de uitvoering van het duurzaamheidsinitiatief weg te nemen? Waarom wel of waarom niet? 5. Zijn bij de geselecteerde initiatieven hulp- en/of ondersteuningsvragen bij de gemeente neergelegd? Waarom wel of waarom niet? 6. Welke ervaringen hadden burgers/organisaties als zij hulp/ondersteuning vroegen bij de uitvoering van het initiatief? 7. Welke ervaringen hadden ambtelijk medewerkers als zij hulp/ondersteuning boden bij de uitvoering van het initiatief? 8. Hoe wordt (kan worden) vanuit de gemeente Zeist bepaald wat potentieel succesvolle duurzaamheidsinitiatieven zijn? 9. Hoe worden (kunnen) kleinschalige (succesvolle) initiatieven op het gebied van duurzaamheid opgeschaald naar andere wijken en buurten in de gemeente Zeist (en wellicht daarbuiten)? 10. Sluiten de geselecteerde duurzaamheidsinitiatieven aan bij het beleid en doelen van de gemeente Zeist? Waarom wel of waarom niet? 11. Hoe is gemeten (is te meten) of de gemeente haar doelen bereikt door de geselecteerde initiatieven? 12. In hoeverre worden duurzaamheidsinitiatieven vanuit de samenleving gefaciliteerd door het beleid van de gemeente? 13. Wat kan geleerd worden uit de geselecteerde initiatieven? Welke aanbevelingen voor verbetering kunnen worden gedaan? In de slothoofdstukken 7 tot en met 9 zal op de beantwoording van deze vragen worden ingegaan. 1.4 Leeswijzer Dit rapport bespreekt in hoofdstuk 2 de werkwijze en aanpak van het onderzoek. In hoofdstuk 3 komen de selectie en kenmerken van de onderzochte initiatieven aan de orde. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers over slaag- en faalfactoren bij het realiseren van hun duurzaamheidsinitiatief. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 de verificatie van de bevindingen weer in de vorm van de reactie van de ambtenaren op de opmerkingen en ervaringen van de initiatiefnemers. Naast de persoonlijke indrukken van initiatiefnemers over het succesvol zijn van hun initiatief en de rol daarbij van de gemeente zijn ook meer objectieve analyses gemaakt van de bijdrage van elk initiatief aan duurzaamheid. Daartoe is een PPP-scan uitgevoerd op elk initiatief door de onderzoekers. De resultaten daarvan zijn beschreven in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 beschrijft de algemene bevindingen over het tot stand komen en succesvol maken van duurzaamheidsinitiatieven in Zeist, 12 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving terwijl in hoofdstuk 8 de bevindingen over de rol die de gemeente hierbij speelt is beschreven. Tenslotte worden op basis hiervan in hoofdstuk 9 conclusies getrokken. 13 14 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 2 Onderzoeksaanpak 2.1 Stappenplan 3 Het onderzoeksproject werd conform de door Telos opgestelde offerte in de volgende fases verdeeld: 1. Inventarisatiefase: Verzamelen relevante documentatie, groslijst van bij het onderzoek te betrekken duurzaamheidsinitiatieven en inschatting van de beschikbaarheid van te interviewen participanten in het initiatief. 2. Selectiefase: Keuze in overleg met de opdrachtgever van de te onderzoeken initiatieven en het opstellen van een vragenlijst. 3. Informatiefase: het verzamelen van de kerngegevens van de geselecteerde initiatieven en het voorbereiden van interviews met participanten in de initiatieven. 4. Interviewfase: Het houden van één interview per initiatief met één of meerdere participanten aan de hand van de vragenlijst en eventueel nog openstaande vragen over de kerngegevens van het initiatief. 5. PPP-scan fase: Het invullen van de PPP-scan per initiatief. 6. Factsheetfase: Het invullen van de factsheets op basis van de verzamelde gegevens m.b.v de vragenlijsten en de PPP-scan uitkomsten. 7. Ambtelijke toetsingsfase: De verkregen resultaten worden in één of enkele sessies afgestemd met de bij de initiatieven en daaruit voortkomenden verbetersuggesties betrokken ambtenaren. 8. Rapportagefase: Op basis van de verkregen informatie wordt een concept rapport door Telos opgesteld bestaande uit tenminste de volgende onderdelen: samenvatting, inleiding, onderzoeksaanpak, weergave van de bevindingen, uiteindelijke conclusies en aanbevelingen. 9. Afrondingsfase: Verwerking commentaar van de RKC en vervolgens verwerking commentaar over de feiten van de gemeentesecretaris. Toezending definitieve rapport in digitale versie. In de praktijk kon redelijk goed vastgehouden worden aan dit stappenplan al was de doorlooptijd per fase in de praktijk soms sterk afwijkend van die welke was voorzien. 2.2 Rol begeleidingscommissie Uit de RKC werden de vicevoorzitter Alma Schaafstal en de secretaris Brenda Bouwhuis-Willems als begeleidingscommissie voor het onderzoek aangewezen. Operationele kwesties werden in overleg met deze commissie of de primaire contactpersoon Brenda Bouwhuis-Willems afgedaan. Een voorbeeld hiervan is het regelen van een uitgebreid onderzoek in het gemeentearchief naar documentatie over de initiatieven. Meer principiële kwesties werden door de begeleidingscommissie afgestemd met de RKC zelf. Voorbeelden hiervan waren het komen tot een keuze van de te onderzoeken initiatieven en de wijze van afronding van het rapport. _______________________________________________________________________________________________ 3 Telos, 2012 15 2.3 Onderzoeksaanpak Bij de aanpak van het onderzoek stond behalve de vraagstelling van de RKC voorop dat de uitkomsten konden worden getoetst aan definities en theoretische beginselen van duurzaamheid. Ook stond de onderzoekers een aantal onderzoeksmethoden om gegevens te verzamelen ter beschikking. Deze bouwstenen voor het onderzoek worden hier kort opgesomd. 2.3.1 Duurzaamheidstheorieën Het begrip duurzaamheid is gelanceerd door de VN Brundtland commissie in 1987 met haar rapport Our Common Future. In dit rapport staan meerdere omschrijvingen van het begrip duurzame ontwikkeling. Eén hiervan heeft vooral furore gemaakt: een ontwikkeling waarbij het voorzien in de noden van de huidige generatie niet ten koste gaat van de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun noden te voorzien. In de jaren die volgden op het verschijnen van dit rapport zijn vele uitwerkingen aan het begrip duurzame ontwikkeling gegeven, waarbij de Triple P approach van John Elkington in het bedrijfsleven opgeld heeft gedaan. Uitgangspunt is dat elk van de P’s (de drie pijlers van duurzaamheid, zijnde de P van Planet, de P van People en de P van Profit) een gelijkwaardige benadering vereist. 2.3.2 Duurzaamheidsbalans Telos heeft sinds 2000 een uitwerking, primair gericht op provincies en gemeenten, ontwikkeld in de vorm van de instrumenten ‘duurzaamheidsbalans’ en ‘PPP-scan’. Hierbij worden de drie P’s elk ontleed in daarmee samenhangende thema’s of ‘voorraden’. Zo vallen onder de pijler Profit bijvoorbeeld de thema’s Vestigingsklimaat en Mobiliteit en infrastructuur. En onder de pijler Planet de thema’s Bodem, Lucht en Biodiversiteit. Per thema worden indicatoren benoemd en voor elke indicator wordt in samenspraak met de opdrachtgever het door de gemeente na te streven duurzaamheidsdoel geformuleerd. Vergelijking van deze doelen met de feitelijke waarden voor deze indicatoren geeft een foto van de duurzaamheid in de gemeente en een gemeenschappelijk kader voor het beoordelen van de voortgang van de beleidsonderdelen voor duurzaamheid in de gemeente. De indicatoren en thema’s die het slechtst scoren op duurzaamheid kunnen vervolgens door College en Raad worden gebruikt om beleidsprioriteiten te kiezen die de basis vormen voor een duurzaamheidsprogramma. Deze aanpak is wanneer deze voor het eerst wordt uitgevoerd enigszins arbeidsintensief, en leende zich daarom niet voor dit onderzoek van de RKC. 2.3.3 PPP-scan Afgeleid van de methode van de duurzaamheidsbalans heeft Telos de PPP-scan ontwikkeld waarbij dit balansproces op een vereenvoudigde en semi-kwantitatieve manier wordt doorlopen. Dit betekent dat per initiatief kwalitatief wordt nagegaan hoe goed of slecht het scoort in het bijdragen aan in totaal ca. 15 thema’s, die bepalen hoe het initiatief op de drie P’s scoort. Door het gemiddelde van de scores op de drie P’s te berekenen kan de score op duurzaamheid als geheel worden verkregen. Deze PPP-scanmethode is achteraf op de onderzochte initiatieven in Zeist door de onderzoekers toegepast op basis van de verzamelde kenmerken van de initiatieven. De uitkomst geeft ook een beeld van de balans of onevenwichtigheid tussen de bijdragen van een initiatief aan de drie P’s. 2.3.4 Analysekader van de evaluatie van Brabantse proeftuinen Telos heeft voor de provincie Noord-Brabant in 2011 een analyse uitgevoerd van een vijftal in NoordBrabant gestarte proeftuinen om duurzame en innovatieve initiatieven te realiseren. Daarbij is een aantal succes – en faalfactoren geïnventariseerd, zoals projectmatige complexiteit, gedeelde visie, 16 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving maatschappelijke urgentie, beschikbare middelen en aanwezigheid van een natuurlijke trekker, die mogelijk ook van belang zijn bij de realisatie van de duurzaamheidsinitiatieven in Zeist. Waar 4 relevant is van de resultaten van deze evaluatiestudie gebruik gemaakt. 2.3.5 Duurzaamheidshouding De kracht van een initiatief is mede afhankelijk van het ambitieniveau en de houding van de initiatiefnemers. Om deze houdingen te beoordelen heeft Telos een kwantitatieve meetmethode ontwikkeld 5 en getest. . Daarbij zijn in beginsel vijf houdingniveaus onderscheiden: 1. Eigen belang is doorslaggevend. 2. Eigen belang domineert tenzij regels dat verhinderen. 3. Door onderhandelen een voor beide partijen acceptabel compromis bereiken. 4. Op voorhand rekening houden met belangen van anderen. 5. Samen met anderen open staan voor de best mogelijke oplossing voor het geheel. Deze benadering wordt in combinatie met het hierboven genoemd analysekader meegenomen bij het opsporen van de slaag- en faalfactoren van initiatieven. 2.4 Onderzoeksmethoden 2.4.1 Data verzameling uit openbare bronnen In de beginfase van het onderzoek is met behulp van internet een eerste reeks kenmerken en bij de initiatieven betrokken personen geïnventariseerd. Beginpunt vormde de op de gemeentelijke website gepresenteerde kaart met duurzaamheidsinitiatieven. Voor elk initiatief kon een voorlopig oordeel worden verkregen wat betreft de aard van de duurzaamheidsinspanningen en de betrokkenheid van burgers en bedrijven. Deze aanpak maakte het mogelijk om, na nog enkele aanvullende bronnen te hebben geïnventariseerd, tot selectie van te onderzoeken initiatieven te komen. 2.4.2 Onderzoek gemeentearchief Nadat de onderzoeksinitiatieven waren geselecteerd werd een verdieping van het inzicht in hun kenmerken en geschiedenis verkregen door een onderzoek naar de inhoud van beschikbare dossiers in het gemeentearchief. Daarbij heeft de heer K. Heerdink alle gevraagde medewerking verleend. Bij dit onderzoek kon informatie worden aangetroffen over subsidie- en vergunningverleningskwesties, inspraakrondes, rechtszaken, e.d. 2.4.3 Interviews met initiatiefnemers Daarnaast zijn voor elk initiatief een of twee contactpersonen geselecteerd die als (mede-)trekker van het initiatief konden worden aangemerkt, waarmee door de onderzoekers een interview van ca. anderhalf uur is gehouden. Deze gesprekken verliepen volgens een structuur die van te voren was vastgelegd in een vragenlijst (bijlage 1). De door de onderzoekers aan de hand van het gesprek ingevulde vragenlijst werd ter verificatie aan de geïnterviewde voorgelegd waarna deze, al dan niet met een enkele aanvulling, kon worden vastgesteld. Op een enkel geval na, waarbij geen respons werd verkregen, hebben alle geïnterviewden het verslag expliciet geaccordeerd. De beoogde interviews zijn gerealiseerd in de maand april 2013 met uitzondering van het interview met een leidinggevende van de firma Broekhuis, gevestigd op de autoboulevard, omdat men aangaf hiervoor geen tijd _______________________________________________________________________________________________ 4 5 H. Mommaas, Z. Tomor, (2011). K. Zoeteman, 2012, hoofdstuk 4 en 5. 17 te willen/kunnen vrijmaken. Desalniettemin is dit initiatief toch in het onderzoek meegenomen omdat hierover een uitgebreide documentatie in het gemeentearchief voorhanden was. 2.4.4 Verificatie gesprekken met ambtenaren Teneinde het beeld dat uit de interviews naar voren kwam te verifiëren, is een gezamenlijke bijeenkomst op 11 juni 2013 met betrokken ambtenaren georganiseerd. De bedoeling was niet alleen de mogelijkheid van weerwoord op kritiekpunten te bieden, maar ook om na te gaan of gesuggereerde verbeterpunten in de praktijk te realiseren zijn. Een viertal voor het onderzoek belangrijke ambtenaren was bij deze bijeenkomst verhinderd. Met hen is een apart verificatiegesprek gehouden. 2.4.5 PPP-scan Op basis van de verzamelde gegevens werd door de onderzoekers na afronding van de gesprekken voor alle initiatieven een score formulier voor de PPP-scan ingevuld. Het score formulier is weergegeven in bijlage 2. 2.4.6 Analyse duurzaamheidshoudingen tijdens proces De houdingen van verschillende partijen die bij een initiatief zijn betrokken kunnen doorgaans worden afgeleid uit uitspraken die tijdens de gesprekken zijn gedaan, en waarvan de geïnterviewden hebben aangegeven dat deze uitspraken zo nodig, al dan niet anoniem, geciteerd mogen worden. 2.5 Factsheets Telos heeft de te onderzoeken duurzaamheidsinitiatieven kort gekarakteriseerd als basis voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. In deze factsheets wordt een korte beschrijving van het doel en de aard van het initiatief opgenomen, en wat de duurzaamheidskenmerken zijn (zie bijlage 3). De scores op slaag- en faalfactoren van de initiatieven worden verderop in dit rapport in een aparte overzichtstabel gepresenteerd. 18 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 3 Selectie en kenmerken van te onderzoeken initiatieven in Zeist 3.1 Selectie van te onderzoeken initiatieven Telos is, zoals gezegd, begonnen met een inventarisatie van mogelijk te onderzoeken initiatieven op basis van de kaart van duurzaamheidsinitiatieven op de gemeentelijke website. De hier opgesomde initiatieven omvatten een breed scala aan burger- en bedrijfsinitiatieven, variërend van tuinen tot zonnepanelen en nieuwbouwprojecten, evenals initiatieven van de gemeente zelf. In diverse overleggen met ambtenaren en leden van de RKC is deze lijst uitgebreid tot ca. 40 initiatieven die vervolgens eerst zijn beoordeeld op onderzoekbaarheid als duurzaamheidsinitiatief en op hun looptijd. Initiatieven die al lange tijd liepen en niet direct gekoppeld waren aan specifiek gemeentelijk beleid, zoals bijvoorbeeld de Kringloopwinkel, zijn in het onderzoek niet meegenomen. Evenmin zijn initiatieven geselecteerd, die louter vanuit de gemeente zijn gestart en gerealiseerd, zoals zwembad Dijnselburg, conform de in de opdracht voor het onderzoek verwoorde eisen. Vervolgens is er naar gestreefd initiatieven te selecteren verspreid over alle drie de pijlers van duurzaamheid: ecologische, sociale en economische initiatieven en combinaties daarvan. Ook is gezocht naar een spreiding over grotere en kleinere initiatieven en over initiatieven van burgers, bedrijven of combinaties hiervan, soms in samenwerking met de gemeente. Als resultaat van dit proces zijn met de op dat moment (11 februari 2013) voorhanden gegevens op voorstel van de onderzoekers door de RKC de volgende initiatieven geselecteerd. Vanuit de burger: 1. Buurtvereniging Hoge Dennen 2. Dieptetuin 3. Amandelhof/Repair Café/Transition Towns 4. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 5. Energieke Buurt (Wilhelminaparkbuurt) 6. Hoge Dennen Duurzaam 7. Zonnepanelen in de Pedagogenbuurt Vanuit bedrijven: 1. Kantoorgebouw WNF, 2. Kantoorgebouw Triodos International 3. Kantoorgebouw PGGM 4. Werkartaal 5. Woudschoten Conferentiecentrum en MVO Overig (voornamelijk vanuit de overheid en in samenhang met bedrijven): 1. Autoboulevard (Broekhuis) 19 2. Autoboulevard (Toyota/ATS) 3. Fornhese bedrijventerrein Onderstaand is het profiel van deze initiatieven op basis van de op dat moment voorhanden inzichten gekarakteriseerd. Type Ecologisch Vanuit burger A1 Buurtvereniging de Hoge Dennen Ecologisch en Sociaal Economisch Integraal A2 Buurtschap Reinaerde A3 A4 Energieke buurt (Wilhelmina park) Sociaal Zon in Pedagogenbuurt Dieptetuin Amandelhof; Repair café, transition towns Vanuit bedrijf B1 Diverse kantoorgebouwen (Triodos, PGGM, WNF) B2 Werkartaal B3 B4 Conferentie centrum Woudschoten en MVO Overig (met C1 C2 C3 Autoboulevard (Broekhuis en Toyota/ATS) C4 overheid) 3.2 Bedrijven terrein Fornhese Globale kenmerken van de initiatieven op basis van publieke gegevens en stukken in het gemeentearchief In bijlage 3 is een opsomming van factsheets opgenomen waarin de kenmerken van de initiatieven zijn beschreven, evenals de focus vanuit duurzaamheid. Vaak kan bij alle initiatieven wel enige relevantie voor alle drie de P’s van duurzaamheid worden aangetroffen. Er is in deze fase echter vooral op de zwaartepunten in de intenties van de initiatieven gelet. Onderstaande Tabel 1 geeft een samenvatting van deze kenmerken. 20 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Tabel 1 Onderzochte duurzaamheidsinitiatieven in Zeist en hun duurzaamheidskenmerken Initiatief 1. Amandelhof moestuin 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes (Volvo/Ford) 4. Dieptetuin 5. Fornhese revitalisering 6. Hoge Dennen duurzaam 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje 8. PGGM nieuwbouw 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 10. Repair Café 11. Triodos International Nieuwbouw 12. Werkartaal herfinanciering 13. Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt 14. WNF nieuwbouw 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum Focus van Duurzaamheidsaspecten Milieu Sociaal X X X X X Economisch X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Zoals Tabel 1 laat zien is er in het onderzoek een goede verdeling over de drie pijlers van duurzaamheid aanwezig, al is de economische pijler wat minder intensief vertegenwoordigd dan beide andere. 21 22 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 4 Uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers over slaag- en faalfactoren In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers gepresenteerd. De beleving van de geïnterviewden staat hierbij centraal. Daarbij wordt geen oordeel geveld of de indrukken van de geïnterviewden juist of onjuist zijn. In hoofdstuk 5 komt de reactie van gemeenteambtenaren ter verificatie van naar voren gebrachte zaken aan de orde, waarna de onderzoekers hun analyse van de uitkomsten in de hoofdstukken 7 tot en met 9 presenteren. Telos interviewde in totaal 18 personen die de initiatieven vertegenwoordigen aan de hand van een vragenlijst (bijlage 1). Een lijst met respondenten is opgenomen in bijlage 7. De vragenlijst is systematisch langs gelopen om een beeld te verkrijgen van de beleving en mening van de respondenten. Op basis van de interviews is per initiatief een overzicht (bijlage 4) gemaakt van positieve en negatieve punten en adviezen voor de gemeente om zaken te verbeteren. In totaal zijn 68 adviezen tot verbetering gedaan. Tabel 2 Uitkomsten interviews met initiatiefnemers6 Initiatief 1. Amandelhof moestuin 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes (Volvo/Ford) 4. Dieptetuin 5. Fornhese revitalisering 6. Hoge Dennen duurzaam 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje 8. PGGM nieuwbouw 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 10. Repair Café 11. Triodos International nieuwbouw 12. Werkartaal herfinanciering 13. Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt 14. WNF nieuwbouw 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum Succes van initiatief 5 3 [3] 4 4 5 4 5 3 4 4 3 4 5 5 Oordeel rol gemeente 4 3,3 [2,5]7 2,5 4 4,5 4 3,7 2 N.V.T. 2,8 2 3 3 4,5 _______________________________________________________________________________________________ 6 Oordeel in Tabel is weergegeven op een schaal van 1-5, met 1 als laagste en 5 als hoogste waarde. 7 De als [..] weergegeven scores zijn door de onderzoekers ingeschat op basis van het andere garagebedrijf en archiefgegevens omdat het geplande interview niet kon plaatsvinden. 23 Tabel 2 geeft een samenvatting van enkele kwantificeerbare aspecten vanuit het perspectief van de initiatiefnemers. Het succes van het initiatief kon gescoord worden op een schaal van 1-5, met 1 voor zeer laag en 5 voor zeer hoog. Ook voor de waardering van de rol van de gemeente kon op een dergelijke schaal van 1-5 gescoord worden. Per initiatief zijn de opmerkingen sterk verschillend. De onderzoekers hebben in eerste instantie de leiders van de voor de initiatieven verantwoordelijke organisaties voor een interview uitgenodigd. Het resultaat was dat vaak met een voorzitter of directeur of initiatiefnemer is gesproken. Bij grotere organisaties werd soms voorgesteld het interview te houden met de voor de uitvoering verantwoordelijke coördinator. Voor een volledig beeld zou het wenselijk zijn geweest met meerdere mensen die bij een initiatief zijn of waren betrokken te spreken, maar daarvoor bood de opzet van het onderzoek niet de ruimte. Er is, met een enkele uitzondering, steeds één interview per initiatief uitgevoerd. Het gevolg is geweest dat de aard van de opmerkingen per interview is gekleurd door de positie die de geïnterviewde bekleedt. Een directeur zal meer algemene observaties over de rol van de gemeente hebben dan een uitvoerend projectcoördinator die over operationele zaken met de gemeente contact heeft gehad. Door een architect, die bij twee initiatieven betrokken was, te interviewen konden ook meer uitvoerende aspecten in beeld worden gebracht. Per saldo zijn over het geheel van de interviews opmerkingen over zowel strategische als operationele aspecten naar voren gekomen, maar dit geldt niet voor elk individueel interview. Daar moet bij de interpretatie van de hierna volgende resultaten rekening mee gehouden worden door minder waarde te hechten aan de uitkomsten per individueel initiatief en meer aan de algemene trends die zichtbaar worden. Geïnterviewden benoemden als meest succesvolle initiatieven, dat wil zeggen de mate waarin volgens de geïnterviewde het vooropgestelde doel werd bereikt, de Amandelhof-moestuin, de nieuwbouw van PGGM en WNF en de transformatie van Woudschoten Hotel- & Conferentiecentrum. De minder succesvolle initiatieven zijn Autoboulevard ATS en Broekhuis/Renes (de verplaatsing is wel gerealiseerd maar de duurzaamheidsplannen zijn beperkt doorgegaan), Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein (het is na tien jaar nog steeds onzeker of het project doorgaat) en Werkartaal herfinanciering (gemeente heeft structurele subsidie afgewezen). Verder blijkt dat het oordeel over de rol van de gemeente het meest positief is voor Woudschoten, Pedagogenbuurt-zon, Fornhese en de Amandelhof-moestuin. De laagste scores kwamen voor bij Werkartaal herfinanciering, Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein, Dieptetuin (vooral aanloopfase) en Autoboulevard Broekhuis/Renes. Onderstaand worden de uitkomsten kort getypeerd. Een nadere interpretatie volgt verderop in het rapport. Per initiatief loopt de aard van de observaties sterk uiteen. 4.1 Positieve observaties Veel waardering bestaat er voor de gemeente als deze initiatief neemt (Week voor de duurzaamheid) en leiding geeft (rapport en site-visit Fornhese) en vervolgens ook de daad bij het woord voegt door te doen wat zij toezegt. Ook waarderen geïnterviewden het als de gemeente openstaat voor praktische problemen en deze helpt oplossen (Woudschoten). De rol van kennismakelaar en contactenlegger is ook een potentiële bron van positieve waardering (Amandelhof). 24 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 4.2 Negatieve observaties Zoals bij elk onderzoek gaat de aandacht van deelnemers meer uit naar negatieve observaties dan naar positieve observaties. Dat wil niet zeggen dat de balans naar de negatieve kant uitslaat, maar dat wat goed gaat, vaak ten onrechte, als vanzelfsprekend wordt gezien. Veel negatieve observaties worden veroorzaakt door het niet voldoen aan de aspecten die hierboven als gronden voor een positief oordeel zijn genoemd. Vooral wanneer met het College of de ambtelijke top afspraken zijn gemaakt, die vervolgens verzanden in de stroperige werkelijkheid, geeft dit reden tot irritatie. Geïnterviewden zouden graag zien dat de gemeente als goed en rechtvaardig huisvader over hen waakt. Kortom, een gemeente die hen net dat zetje in de rug geeft dat ze zelf niet kunnen realiseren. Bij de gemeente wil men ‘in een warm bad terecht komen’ of ‘een buitenboordmotor’ ervaring hebben. Als de ambtenaren of de Raad dan in de beleving van de geïnterviewden niet voldoende op genoemde wijze reageren, volgt bij hen teleurstelling. Maar los van, wellicht te hoge, verwachtingen, noemen de geïnterviewden de volgende aandachtspunten: dat zij de gemeentelijke organisatie als gefragmenteerd ervaren; dat er geen grote samenbindende visie is; laat staan dat deze wordt geïmplementeerd met concrete uitvoeringsdoelen en plannen; dat te weinig proactief wordt opgetreden; dat er geen oog is voor tijdslimieten waaraan initiatiefnemers zijn gebonden; dat er geen leervermogen is na afronding van projecten. 4.3 Verbetersuggesties In totaal zijn 68 suggesties tot verbetering geformuleerd. Deze zijn deels overlappend. Sommigen zijn erg algemeen van aard maar anderen ook heel concreet. Zij zijn in een zevental groepen onderstaand samengevat. De adviezen betreffen voor het ene deel voorstellen voor organisatieverbetering. Dat werd bij het verlenen van de onderzoeksopdracht ook als een deel van het te onderzoeken terrein voorzien (zie paragrafen 1.1 en 1.3). Juist bij duurzame ontwikkeling moet de organisatie optimaal inspirerend en faciliterend functioneren om het opwekken van alle deelnemers tot een hogere duurzaamheidshouding mogelijk te maken. Hierna zijn de thema’s, waaronder de adviezen zijn te scharen, kort getypeerd: 1. Interne processen verbeteren, bijvoorbeeld: Ambtenaren tot een meer open houding brengen waarbij zij de burger meer als een gelijkwaardige gesprekspartner zien (‘ niet de overheid willen uithangen’, ‘op ooghoogte met de initiatiefnemers praten’); ambtenaren met een netwerk langer in hun functie houden. Aanspreekpunt dat uitleg geeft en faciliteert t.a.v. Ruimtelijke Ordeningszaken. Digitaal systeem opzetten dat transparant voor de initiatiefnemer maakt waar vergunningaanvragen e.d. liggen en in welk stadium de afhandeling verkeert. 25 2. Financiën aan duurzaamheid koppelen, bijvoorbeeld: 8 Revolving fund voor voorschot aan burgers die investeren in zonenergie. Een groenbudget financieren uit de hogere WOZ-waarde en daarmee extra inkomsten die met groen samenhangen. Hoogte toeristenbelasting koppelen aan de duurzaamheid van het initiatief. 3. Power to convene inzetten, bijvoorbeeld: Partijen bij elkaar brengen die samen uitdagingen kunnen aanpakken eventueel met kleine drempelverlagende bijdrage van gemeente (katalysatorrol). Initiatiefnemers en potentiële financiers bij elkaar brengen. Kennisoverdracht van ene initiatief naar andere via fora, seminars etc. helpen opzetten en continueren. 4. Als inspiratiebron optreden, bijvoorbeeld: Een handboek realisatie duurzaamheidsinitiatieven maken. Als buitenboordmotor tijdelijk fungeren door mensen op nieuw spoor te zetten en op weg te helpen. Grotere initiatieven komen niet vanzelf van ondernemers maar vragen ook ondernemende rol van gemeente. 5. Lerend vermogen verbeteren, bijvoorbeeld: Bouwprojecten na half jaar evalueren en hiervan leren voor volgende nieuwbouwprojecten (bv experimentele concepten faciliteren met aangepaste bouwvergunningprocedure). Leverancier- en materialen kennis helpen breder beschikbaar te maken. Trainingen beschikbaar stellen hoe een duurzaamheidsinitiatief succesvol op te zetten. 6. Communicatie verbeteren, bijvoorbeeld: Met bewegwijzering de duurzaamheidsinitiatieven in de gemeente meer zichtbaar maken en deze initiatieven zo ook belonen door ze makkelijker vindbaar te maken. Duidelijker maken hoe bepaalde doelen bereikt kunnen worden. Bij uitvoering van werk in de openbare ruimte de betreffende burgers en bedrijven vooraf tijdig informeren. 7. Uitvoeringsgericht beleid aanscherpen, bijvoorbeeld: Ambitieuzere lange termijn doelen formuleren en die vertalen naar concrete korte termijn doelen, zoals: alle openbare verlichting is binnen 5 jaar LED verlichting; op alle scholen staan binnen 5 jaar zonnepanelen; bij alle sportlocaties zijn er binnen 5 jaar zonneboilers/ warmwatervoorzieningen. Sociale duurzaamheid meer bevorderen bijvoorbeeld door inzet van werkzoekenden actief voor te schrijven bij bouwprojecten. Continuïteit aanbrengen in vernieuwende prikkels bijvoorbeeld door progressief aanscherpende duurzaamheidseisen te stellen aan nieuwbouw. Op een aantal van deze verbeteropties wordt later teruggekomen, onder meer bij de verificatie daarvan met ambtenaren. _______________________________________________________________________________________________ 8 Dit is een fonds dat zich steeds weer vult doordat degenen die er een voorschot uit hebben ontvangen dit na verloop van tijd uit de gerealiseerde besparingen in energiegebruik weer terug storten. 26 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 5 Reactie van ambtenaren op de uitkomsten van de interviews met initiatiefnemers Om na te gaan of de in voorgaand hoofdstuk 4 beschreven observaties van de geïnterviewde initiatiefnemers ook konden worden herkend door betrokken ambtenaren, en om de realiseerbaarheid van door de initiatiefnemers aanbevolen verbeteringen te toetsen, is een verificatiebijeenkomst op 11 juni 2013 onder leiding van een lid van de RKC op het gemeentehuis georganiseerd. Ook zijn door de onderzoekers een aantal afzonderlijke gesprekken gevoerd met enkele op de bijeenkomst van 11 juni verhinderde ambtenaren, waarvan verslagen zijn gemaakt die door de ambtenaren zijn geaccordeerd. In totaal is met 11 ambtenaren gesproken. Een overzicht van de betrokken ambtenaren is gegeven in bijlage 7. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de met de ambtenaren gevoerde verificatiegesprekken. In de hoofdstukken 7 t/m 9 worden de resultaten, die in de hoofdstukken 5 en 6 zijn beschreven bevindingen, vervolgens door de onderzoekers uitgewerkt en van conclusies voorzien. Een aantal van de gemaakte suggesties zijn volgens de betrokken ambtenaren wel realiseerbaar. Er werden ook kanttekeningen gemaakt. Deze worden hieronder samengevat: Opgemerkt werd dat opgepast moet worden om observaties aan één casus niet direct te veralge- meniseren tot heel Zeist. De (duurzaamheids)initiatieven zijn niet altijd onderling vergelijkbaar. Er werd opgemerkt dat een aantal aanbevelingen niet zozeer op het omgaan met duurzaamheids- initiatieven betrekking had, maar meer sloeg op het algemene functioneren van de gemeente (communicatie, dwarsverbanden aanbrengen, e.d.). Er werd op gewezen dat sommige projecten een lange voorgeschiedenis hebben die in één gesprek niet allemaal aan bod kunnen komen. Hierdoor kan er mogelijk een te eenzijdig beeld van de rol van de gemeente ontstaan. Voor een aantal initiatieven werd naar aanleiding hiervan aanvullende achtergrondinformatie verstrekt. Er was ook de indruk dat er in een aantal gevallen sprake is van ‘schaduwen uit het verleden’, omdat een aantal problemen met het klantgericht en interactief opereren met burgers en bedrijven de laatste jaren actief is opgepakt. Er is echt iets veranderd in bijvoorbeeld de doorlooptijden van vergunningaanvragen en door de instelling van het ondernemersplein, aldus de ambtenaren. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen van de initiatiefnemers aan de hand van de 7 clusters uit paragraaf 4.3 samengevat. Elke paragraaf begint met de suggesties van de betrokken initiatiefnemers waarna het commentaar van de betrokken ambtenaren is vermeld. 5.1 Interne processen verbeteren In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven, dat interne processen binnen de gemeente zouden kunnen worden verbeterd. Deze verbeteringen zijn onder te verdelen in: cultuur- 27 verandering, verwachtingenmanagement, (eind)verantwoordelijkheid, duurzaamheid als kernwaarde, duurzaamheidsdesk, naar een adviserende en oplossende rol, en buiten de kaders durven/kunnen treden. In de paragrafen 5.1.1 tot en met 5.1.7 worden deze aspecten op basis van de verificatiegesprekken met de ambtelijke organisatie toegelicht. 5.1.1 Cultuurverandering Op de behoefte van initiatiefnemers aan een verdere cultuurverandering geven ambtenaren het volgende commentaar. Sommige medewerkers zitten al lang in hun functie en/of hebben weinig affiniteit met duurzaamheid. Dat kan weerstand in de hand werken als er initiatieven komen uit de samenleving. Het thema van de ‘proactieve gemeente’ zou in het licht van het ontwikkelen van een gedeelde, op duurzaamheid gerichte, cultuur in het gemeente apparaat moeten worden geplaatst. De gemeente stapt nu alleen in een aanjaagfunctie als de ontwikkelaar het initiatief later overneemt. Op dit punt kan nog één en ander worden verbeterd. ‘We stralen niet genoeg uit dat we de bewoners en bedrijven actief meehelpen,’ aldus een ambtenaar. Anderzijds wordt momenteel gewerkt aan een cultuurverandering op basis van de toekomstvisie van de gemeentelijke organisatie ‘Op weg naar verder’. Dit is een ontwikkeltraject ondertekend door burgemeester en gemeentesecretaris, waarin de sleutelwoorden Vertrouwen, Nabijheid, Kracht als het wenkende perspectief voor het samenwerken in de gemeentelijke organisatie worden uitgedragen. Daarmee zal al een heel stuk aan de gemaakte opmerkingen tegemoet worden gekomen. 5.1.2 Verwachtingenmanagement Aan het begin van het proces is een goed verwachtingenmanagement door de gemeente belangrijk. Ambtelijk wordt dit beaamd, maar tegelijk wordt erop gewezen dat initiatiefnemers soms erg gemakkelijk naar de gemeente wijzen als schuldige bij vertragingen. Soms worden vertragingen bijvoorbeeld ook veroorzaakt omdat initiatiefnemers niet de juiste informatie in hun aanvraag hebben verschaft. 5.1.3 Van deelverantwoordelijkheid naar eindverantwoordelijkheid De kwestie van concretisering van doelstellingen, die initiatiefnemers hebben bepleit, en het aansturen op het bereiken daarvan wordt ook door de betreffende ambtenaren belangrijk gevonden. Zij beamen dat medewerkers doorgaans een deelverantwoordelijkheid hebben voor bepaalde fasen van een project/proces maar er is dan te weinig sprake van (een gevoel) van eindverantwoordelijkheid. Tussen deze aspecten wordt door geïnterviewde ambtenaren een spanning ervaren. Om een groter gevoel van eindverantwoordelijkheid te krijgen zou naar hun mening aan de volgende elementen aandacht kunnen worden besteed: persoonlijke boodschap door de leiding die het belang hiervan onderstreept; aandacht voor duurzaamheidskwaliteiten bij werving van nieuwe medewerkers; dit aspect meenemen bij ontwikkelgesprekken; iedereen op het bijdragen aan duurzaamheid beoordelen bij de evaluatie van het functioneren; dit ook uitstralen in de normen en waarden van de organisatie; een met de samenleving gedeelde taal en begrippenkader ontwikkelen. 5.1.4 Duurzaamheid als verantwoordelijkheid van alle medewerkers In het verlengde van voorgaande is er ook meer klantgericht denken volgens sommige ambtenaren. Medewerkers moeten meegenomen worden in het proces om zich een transparante en meedenkende werkwijze eigen te maken in het verlengde van de huidige werkwijze en gericht op duurzaamheid. 28 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving ‘Duurzaamheid moet de verantwoordelijkheid worden van alle medewerkers,’ aldus een geïnterviewde ambtenaar. Nieuwe medewerkers moeten wel bij deze cultuur passen. Ook moet het ambtelijk management bij het ontstaan van barrières snel ingrijpen. 5.1.5 Duurzaamheidsdesk Aan de behoefte van initiatiefnemers aan een inspiratiebron en aan versterking van het lerend vermogen rond duurzaamheid is niet eenvoudig te voldoen omdat volgens enkele ambtenaren inhoudelijke professionele kennis van duurzaamheid niet is verankerd in de organisatie. De nieuw gecreëerde functies rond duurzaamheid hebben meer een management karakter. Maar er is ook behoefte aan een loket of desk waar inhoudelijke duurzaamheiddeskundigheid voor handen is en waar bijvoorbeeld de projectleiders van het Project Management Bureau (PMB) te rade kunnen gaan. Dat geldt ook voor de afdeling Vergunningen en elke willekeurige initiatiefnemer in de gemeente. Een voorbeeld waar dit op een deelonderwerp wel is gerealiseerd is de werkwijze bij de Omgevingsdienst. Nu kan bijvoorbeeld de afdeling Vergunningen naar niemand doorverwijzen om een initiatief duurzamer te maken en hier wordt dit onderwerp dan ook niet ter sprake gebracht. 5.1.6 Van toetsen naar adviseren en oplossen Ambtenaren moeten om ‘op ooghoogte met de initiatiefnemers te communiceren’, zoals initiatiefnemers wensen, meer gaan adviseren in plaats van alleen te toetsen, aldus enkele geïnterviewde ambtenaren. Maar er is de laatste jaren al veel geïnvesteerd in deze omslag door voorzieningen aan te brengen die een goed eindresultaat voor burgers en bedrijven opleveren, zoals de wijkmanagers en het ondernemersplein. Ook is er gewerkt aan een andere houding van de medewerkers gericht op ‘Vertrouwen, Nabijheid en Kracht’, de kernwaarden van de toekomstvisie voor de gemeentelijke organisatie. Anderzijds is deze door College en ambtelijke organisatie ingezette lijn nog voor verdieping vatbaar, aldus enkele ambtenaren. Een hulpfunctie voor ruimtelijke ordening, zoals door enkele initiatiefnemers is bepleit, zal de gemeente maar in beperkte mate kunnen realiseren. Over algemene aspecten wordt uitleg gegeven bij vergunningaanvragen, maar aanvragers zullen voor detailzaken een beroep op adviesbureaus moeten blijven doen omdat daar ambtelijk de tijd voor ontbreekt, blijkt uit de reactie. 5.1.7 Buiten de kaders mogen/kunnen opereren De behoefte van initiatiefnemers aan leidende ambtenaren die buiten kaders kunnen opereren speelt bijvoorbeeld bij de grote bouwprojecten, die niet door het Project Management Bureau worden getrokken. Bij dit Bureau is al een voorziening getroffen om zaken, zo nodig, buiten de lijn op te lossen. Door een interne projectleider/accountmanager aan te wijzen, die vrijheid heeft om buiten de kaders van de organisatie te gaan, zouden problemen kunnen worden voorkomen. Het profiel voor zulke projectleiders is: zelf verantwoordelijkheid nemen; vertrouwen van de politiek krijgen; krachtig kunnen optreden als leidinggevende. 5.2 Financiën meer aan duurzaamheid koppelen In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven, dat de financiën meer aan duurzaamheid gekoppeld zouden kunnen worden. Vanuit de gemeentelijke organisatie is op dit voorstel 29 gereageerd. Hieruit blijkt dat succes veelal niet van geld afhangt, maar van een open cultuur. In paragraaf 5.2.1 wordt dit nader toegelicht. 5.2.1 Succes hangt veelal niet af van geld maar van een open cultuur Over de behoefte aan het functioneren van de gemeente als financiële ’buitenboordmotor’ bij vastlopende initiatieven, wordt volgens de ambtenaren door de betrokken initiatiefnemers de gemeente te gemakkelijk in zijn ‘vaderrol’ aangesproken. Daarbij wordt van de gemeente verwacht dat deze als hogere instantie onder alle omstandigheden problemen voor haar burgers en bedrijven moet helpen oplossen. Betrokken ambtelijke medewerkers achten het wel mogelijk dat verbeteringen bereikt kunnen worden zonder veel extra financiële middelen door partijen bij elkaar te brengen. Ook kunnen het versoepelen van procedures en het aanpassen van bijvoorbeeld het (subsidie)beleid opties zijn. 5.3 ‘Power to convene’ inzetten In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven dat de gemeente haar vermogen om partijen bijeen te brengen rond het oplossen van een thema (haar power to convene) meer zou kunnen inzetten. De gemeentelijke organisatie heeft hierop gereageerd, zoals in paragraaf 5.3.1 is weergegeven. 5.3.1 Overlegtafels Groepen actief bijeenroepen heeft de gemeente al met succes gedaan in 2009 in de vorm van ‘Overleg Tafels’. Daarbij werden door de gemeente belanghebbenden uit Zeist uitgenodigd met de vraag hoe de economie een zetje kon worden gegeven. De opzet was om zo tot een economische agenda met doelen te komen, waarbij elementen als duurzaamheid, winkels, zorg in de toekomst etc. aan de orde kwamen in de vorm van intervisie, en ervaringen uitwisselen, aldus een destijds hierbij betrokken ambtenaar. De projecten Amandelhof en Dieptetuin zijn goede voorbeelden van initiatieven die zonder een al te grote input van de gemeente tot een succes zijn gebracht. 5.4 Als inspiratiebron optreden In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven dat de gemeente meer als inspiratiebron zou kunnen optreden. In paragraaf 5.4.1 is weergegeven hoe de gemeentelijke organisatie hierop heeft gereageerd. 5.4.1 Naast vraaggericht reageren ook zelf inspireren De gemeentelijke visie is op sommige punten nog te vaag of ontbreekt nog volgens initiatiefnemers. Het energiebeleid is bijvoorbeeld vooral gekoppeld aan buurtinitiatieven maar niet ingekaderd in een brede, overkoepelende maar toch geconcretiseerde visie. De opmerkingen van initiatiefnemers zoals ‘wij worden nooit door de gemeente gebeld’ worden onderkend met de constatering ‘wij zijn vraaggericht, de gemeente reageert op initiatieven van buiten’. Al is het antwoord op sommige verzoeken aan de gemeente ‘nee’, ook dan kan de gemeente proactief optreden door samen te kijken wat er wel gedaan kan worden om een probleem aan te pakken, aldus een betrokken ambtenaar. Bovendien kan een goede motivatie voor het ‘nee’ ook helpen om begrip bij de aanvrager te krijgen, aldus een ambtelijke reactie. 30 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Of de gemeente meer, vanuit visie en beleid, het voortouw moet nemen bij grote duurzaamheidsprojecten, wordt door een ambtelijke vertegenwoordiger als een principiële kwestie benoemd. (zie ook 5.1.1). De reden hiervoor is de keus van het College om meer van buiten naar binnen te gaan werken. Zelf het voortouw nemen, zoals vroeger meer gebruikelijk was, past daar niet bij. Bovendien is enkele jaren geleden een dergelijk idee voorgelegd aan bedrijven en die hebben daar toen niet op gereageerd, aldus deze ambtenaar. 5.5 Lerend vermogen verbeteren In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven dat de gemeente het lerend vermogen zou moeten verbeteren. Uit de ambtelijke reacties blijkt dat dit is onder te verdelen in vier aspecten: monitoren en evalueren, kennis externaliseren, over de eigen rol beter communiceren, en rekening houden met weerstanden en vrijheidsbeperkingen. In paragrafen 5.5.1 tot en met 5.5.4 is dit verder uitgewerkt. 5.5.1 Monitoren en evalueren Door bouwprojecten en ontwikkelprojecten te evalueren zou het leervermogen vergroot kunnen worden. Wat bepaalt de houding van initiatiefnemers en betrokkenen? Wanneer kunnen zij open praten? Het leervermogen versterken heeft ook met focus te maken. Deze gemeenteraad heeft in het Coalitieakkoord twee pijlers benoemd: Interactiviteit en Duurzaamheid. Na de startfase heeft het accent vooral op de interactiviteit gelegen. Een belangrijk punt is geweest dat ideeën eerst moeten worden afgestemd met de betrokkenen in de samenleving. Vroeger was het handelen vooral gericht van binnen naar buiten, door dit College is dat omgekeerd en nu wordt door de gemeente veel meer gewerkt van buiten naar binnen. De omslag om duurzaamheid ook handen en voeten te geven begint nu pas te komen en vergt een extra impuls, aldus een ambtenaar. 5.5.2 Kennis externaliseren Op het gebied van het onderhoud van vastgoed wordt door de gemeente gezocht naar samenwerking met omliggende gemeenten om zo het lerende vermogen te verbeteren. De kennis en het beschikken over een groot netwerk (voor informatie, kennis, ervaringen enz.) is volgens de betreffende ambtenaar bij de gemeente aanwezig, maar blijft nu nog teveel alleen intern zichtbaar. Het wordt nog te weinig via externe kanalen verspreid en beschikbaar gesteld. Het uitdragen van het standpunt ‘de gemeente is geen reclameplatform voor bedrijven’, of ‘wij geven geen podium aan commercie’ had wellicht anders gekund. Er is bijvoorbeeld een MVO-platform9 in werking om ervaringen te delen en daar kunnen bedrijven zich zelf aanmelden. Ook is er een door de gemeente gefaciliteerd LinkedIn duurzaamheidsplatform. Dit functioneert als een kennispunt waarop mensen hun kennis/ervaringen kunnen delen over bijvoorbeeld zonnepanelen, leveranciers enz. Een vaak gesignaleerd probleem hierbij is dat mensen geen tijd/zin maken om de site te actualiseren en dat ten onrechte van de gemeente verwachten. 5.5.3 Over eigen rol beter communiceren Het belang dat de gemeente de veranderende aard van projecten of de veranderende rol van bijvoorbeeld buurtbewoners die switchen naar de rol van ondernemers, snel overziet wordt herkend door de ambtenaren. Als dit tijdig wordt geregistreerd kan de gemeente haar eigen veranderende opstelling ook tijdig communiceren. _______________________________________________________________________________________________ 9 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Platform 31 5.6 Communicatie verbeteren In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven dat de gemeente de communicatie zou moeten verbeteren. De reactie hierop van de ambtelijke organisatie is onder te verdelen in twee aspecten: transparanter worden en het duurzaamheidsimago sterker profileren. In de paragrafen 4.6.1 en 4.6.2 is dit verder uitgewerkt. 5.6.1 Transparanter worden Het aangaan van gesprekken met de samenleving is belangrijk en dit roept om een gerichte en positieve communicatie. Ook als iets niet kan. De suggestie van, een via de website te raadplegen digitaal systeem, dat aangeeft waar een vergunningaanvraag in de procedure zit, is al in ontwikkeling. Daarvoor is, sinds de invoering van de Omgevingswet (Wabo) in 2011, een nationale oplossing verwezenlijkt in de vorm van website www.omgevingsloket.nl. Hier kan de aanvrager, weliswaar summier, de voortgang van de eigen vergunningaanvraag volgen als deze digitaal is ingediend. De gemeente heeft afgezien van een eigen loketfunctie om doublures te vermijden en om privacy redenen. De noodzaak om als gemeente externen als klanten te behandelen, is soms lastig te realiseren. Het is afhankelijk van de relaties tussen gemeente en burgers/bedrijven. Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen de gemeente in de rol van subsidieverlener of in de rol van het leggen van verbindingen. Dit moet tijdig gecommuniceerd worden. De gemeente kan meer aan verwachtingenmanagement doen. Vooral de neiging om de gemeente als ‘huisvader’ te zien vraagt om een correctie. Het zou betekenen dat de burger of het bedrijf zich als een kind zou willen opstellen, terwijl het zelf verantwoordelijkheid nemen voorop moet staan (zie ook 5.5.3). 5.6.2 Duurzaamheidsimago sterker profileren De wens van initiatiefnemers om het duurzaamheidsimago van Zeist meer over het voetlicht te brengen wordt ambtelijk herkend. Het imago ‘Zeist & Duurzaam’ kan krachtiger uitgevent worden door bijvoorbeeld meer in te zetten op de internationale ondernemingen (WNF, Triodos Bank). Een toekenning van een duurzaamheidslabel en een ’tentoonstelling’ van deze spelers kan een sterker duurzaamheidsimago voor Zeist opleveren en daarmee aantrekkingskracht genereren richting andere duurzaam opererende bedrijven en organisaties. Er zijn weliswaar vele zaken gaande in Zeist, maar ze kunnen meer zichtbaar gemaakt worden voor het grotere publiek. 5.7 Uitvoeringsgericht beleid aanscherpen In paragraaf 4.3 is door betrokken initiatiefnemers aangegeven dat de gemeente het uitvoeringsgerichte beleid kan aanscherpen. De ambtelijke reactie is onder te verdelen in twee aspecten: de verkokering doorbreken en vergroting van de doorzettingskracht, en de concretisering van ambities. Deze aspecten zijn uitgewerkt in paragrafen 5.7.1 en 5.7.2. . 5.7.1 Verkokering doorbreken en doorzettingskracht vergroten Deels is deze suggestie van de initiatiefnemers al besproken bij 5.1 dat handelt over het verbeteren van de interne processen. Dit onderdeel voegt daaraan toe hoe tot versterkte doelgerichtheid kan worden gekomen. De verschillende processen en uiteenlopende activiteiten rond een (relatief groot) initiatief kunnen bijvoorbeeld door één persoon verbonden worden, die het overzicht heeft in wat er rond dit initiatief speelt en die oplossingen kan helpen vinden. Dit werkt alleen, volgens de ambtena- 32 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving ren, als die aangewezen persoon ook een duidelijk mandaat krijgt. In dat verband zou de benoemde icoonmanagers meer doorzettingsmacht gegeven kunnen worden. Ook hier speelt het belang om te komen van deelverantwoordelijkheid tot eindverantwoordelijkheid. 5.7.2 Ambities concretiseren De roep om concretisering van ambities bij sommige initiatiefnemers bergt volgens de betreffende ambtenaren het gevaar in zich dat hoge duurzaamheidsambities niet op tijd worden gehaald. Desalniettemin maakt een ambitieus doel wel dat daardoor zaken in beweging komen. Zo wordt bij het merendeel van de nieuwe gebouwen in Zeist nog traditioneel gebouwd en blijkt het volgens de Omgevingsdienst nog steeds moeilijk ze te laten voldoen aan de minder ambitieuze bestaande duurzaamheidseisen. 33 34 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 6 Bijdrage van de initiatieven volgens de PPPscanmethode aan duurzaamheid Naast de interviews met de betrokken initiatiefnemers en de verificatiegesprekken met de betrokken ambtenaren is een PeopleProfitPlanet(PPP)-scan uitgevoerd (zie ook www.telos.nl). Met de PPPscan, zoals kort beschreven in paragraaf 2.3.3, is op semi-kwantitatieve wijze inzicht gegeven in de mate waarin de geselecteerde initiatieven bijdragen aan meer duurzaamheid in Zeist. Dit is uitgevoerd door voor elk initiatief de in bijlage 2 verwoorde vragenlijst in te vullen waarbij de duurzaamheidsaspecten op een vijfpuntschaal worden gescoord en tevens wordt aangegeven of dat aspect speelt op het niveau van buurt, gemeente of daarboven. Het voordeel van de PPP-scan is dat snel en tegen lage kosten inzicht in het geheel aan duurzaamheidskenmerken van een initiatief kan worden verkregen. Het nadeel is dat de beoordeling door een klein aantal zo goed mogelijk geïnformeerde personen (in dit geval twee onderzoekers) wordt uitgevoerd, waarbij persoonlijke inschattingen kunnen afwijken van een uitkomst die op basis van feitelijke meetwaarden en normen wordt verkregen. In bijlage 5 zijn o.a. in taartdiagrammen de uitkomsten van de PPP-scans van de initiatieven weergegeven. Een voorbeeld hiervan is voor het Woudschoten initiatief hieronder gepresenteerd in Figuur 1. In de driehoek is te zien dat het initiatief de grootste positieve bijdrage heeft voor Profit, een wat kleinere voor People en een zeer geringe voor Planet. De gestippelde driehoek in de figuur geeft de positie weer als op al de drie P’s nul zou worden gescoord. Bij negatieve waarden wijkt de driehoek verder naar achter, bij een positieve bijdrage aan duurzaamheid van het initiatief komt de driehoek meer naar voren. Onder de driehoek zijn voor elke P een taart met taartpunten weergegeven. Bij People is de taart opgebouwd uit zeven punten die staan voor Sociale participatie, Gezondheid, Kunst en cultuur, Woonomgeving, Veiligheid, Onderwijs, Economische en Politieke Participatie. Bij de andere twee P’s is ook een dergelijke reeks taartpunten benoemd. Sommige taartpunten zijn leeg gebleven omdat deze thema’s bij het initiatief niet aan de orde zijn. Zij krijgen een score 0. Als de komst van het initiatief de situatie positief beïnvloedt dan kleurt de taartpunt groen, is de invloed negatief dan kleurt de nu kleinere taartpunt rood. Door de taartpunten op te tellen wordt de totale score van de hele taart (uitgedrukt in een waarde die kan variëren tussen -100% tot 100%) bepaald. Het voordeel van de presentatie van taartpunten is dat met één oogopslag een indruk wordt gekregen waardoor het initiatief de duurzaamheid beïnvloedt, en welke P’s het meest in het geding zijn. Bij Woudschoten is Profit het belangrijkste, gevolgd door People. Planet scoort nauwelijks positief, omdat tegenover de positieve scores op Natuur en Landschap een negatieve score voor Luchtvervuiling staat terwijl drie andere aspecten niet relevant zijn. 35 Een samenvatting van de uitkomsten wat betreft de overall PPP-scores geeft Tabel 3. Het hoogst scoort hierbij de WNF nieuwbouw (39%) en het laagst Reinarde Buurtschap Sanatoriumterrein (8%). Figuur 1 Driehoek en taartpunten presentatie voor het initiatief Woudschoten Conferentiecentrum, op basis van scores die zijn weergegeven in bijlage 5. Wanneer voor het totaal aan initiatieven gekeken wordt naar de scores op de drie P’s afzonderlijk komt het volgende beeld naar voren. Ten aanzien van de People kant, het sociale aspect, scoren Dieptetuin, Amandelhof en Werkartaal het hoogst. Op milieugebied, de Planet kant, scoren als hoogste WNF nieuwbouw, Hoge Dennen duurzaam en Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje. Op economisch gebied, de Profit kant, scoren als hoogste Fornhese bedrijventerrein, Triodos International nieuwbouw en Woudschoten conferentiecentrum. Deze PPP-scores zeggen nog niet of dit initiatief veel impact heeft op de duurzaamheid in Zeist. De onderzoekers hebben ervan afgezien hierover uitgebreide beschouwingen op te stellen, omdat dit voor de kern van het onderzoek, -wat kan de gemeente richting duurzaamheidsinitiatieven in de samenleving in haar werkwijze verbeteren-, ook niet van belang is. Elke benadering waarbij de impact van het initiatief in beeld wordt gebracht moet zich baseren op schattingen van de betekenis van heel verschillende aspecten, zoals de fysieke omvang van het initiatief naar grond oppervlak, milieudruk, economische en sociale betekenis en daarnaast de uitstraling via bijvoorbeeld het aantal 36 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving werknemers, bezoekers en aandacht van de media. Daarom zal het schatten van de impact van het initiatief op de duurzaamheid van de gemeente altijd een arbitrair karakter hebben en al gauw tot discussie leiden. Een vingeroefening is opgenomen in bijlage 6a, maar wordt om genoemde redenen hier verder niet besproken. Tabel 3 Uitkomsten PPP-scan voor duurzaamheidsinitiatieven in Zeist (schatting uitgevoerd door de onderzoekers op basis van de vragen in bijlage 2; score kan variëren van -100 tot + 100%) Initiatief 1. Amandelhof moestuin 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes (Volvo/Ford) 4. Dieptetuin 5. Fornhese revitalisering 6. Hoge Dennen duurzaam 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje 8. PGGM nieuwbouw 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 10. Repair Café 11. Triodos International nieuwbouw 12. Werkartaal herfinanciering 13. Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt 14. WNF nieuwbouw 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum People Planet Profit PPPscore % % % score % 46 6 6 51 20 26 26 9 17 26 3 43 23 14 23 20 -3 -3 30 17 33 33 10 -10 0 17 -13 10 57 7 17 30 30 17 63 17 17 33 17 17 63 30 37 47 47 27 11 11 33 33 25 25 17 8 14 28 20 23 39 26 37 38 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 7 Algemene bevindingen over het tot stand komen en succesvol maken van duurzaamheidsinitiatieven In dit hoofdstuk zullen de bevindingen van het onderzoek worden gebruikt om een aantal deelvragen van de RKC over het succesvol maken van duurzaamheidsinitiatieven te bespreken. In hoofdstuk 8 zal in het bijzonder bij de rol van de gemeente worden stil gestaan alvorens in het slothoofdstuk de belangrijkste conclusies van het onderzoek als geheel naar voren te brengen. 7.1 Sluiten de geselecteerde duurzaamheidsinitiatieven aan bij beleid en doelen? De geselecteerde 15 initiatieven vormen een zo goed mogelijke vertegenwoordiging van initiatieven van burgers en bedrijven en van initiatieven waarvoor de participatie van burgers en bedrijven essentieel is. Bovendien is er een goede spreiding over klein- en grootschalige initiatieven en over de hele breedte van de drie P’s van duurzaamheid. Dit betekent dat verwacht mag worden dat in Zeist de meest relevante faal- en succesfactoren aan de hand van de 15 onderzochte initiatieven in beeld worden gebracht. 7.2 Hoe wordt bepaald wat potentieel succesvolle duurzaamheidsinitiatieven zijn? In eerste instantie is het oordeel over het succesvol zijn van de initiatieven overgelaten aan de geïnterviewde initiatiefnemers. Daarbij hebben zij het resultaat vergeleken met de doelen die hen bij de start van het initiatief voor ogen stonden. In een initiatief voor bijvoorbeeld de nieuwbouw voor de huisvesting van een organisatie is dit concreet. Bij het plaatsen van zonnepanelen op woningen is het aan het begin niet duidelijk hoeveel woningen hierbij betrokken zouden moeten zijn. Vanuit het gezichtspunt van de gemeente is een initiatief succesvol wanneer de duurzaamheid van een situatie is verhoogd, liefst met zo min mogelijk bemoeienis vanuit de gemeente. De gemeente is echter niet gevraagd de initiatieven op hun succes te beoordelen, daar dit buiten het onderzoek viel. Daarvoor in de plaats hebben de onderzoekers de eerder beschreven PPP-scan uitgevoerd, die laat zien hoe breed het duurzaamheidsinitiatief is en welke mate van verbetering ermee ter plekke wordt bereikt. Deze uitkomsten bieden later ook de mogelijkheid te onderzoeken welke factoren het meest lijken bij te dragen aan het slagen dan wel falen van initiatieven. 7.3 Welke initiatieven zijn geslaagd? Het antwoord op deze vraag is te vinden in tabellen 2 en 3. Op basis hiervan is in figuur 2 zowel de score van de initiatiefnemers als de uitkomst van de PPP-scan afgebeeld. 39 Figuur 2 PPP-score en mate van succes volgens geïnterviewde initiatiefnemer (Het oordeel over het succes van het initiatief is weergegeven op de verticale as en berekend door de score N (variërend van15) te verminderen met 2 en de uitkomst te vermenigvuldigen met een factor 10. Daarmee kon de schaalverdeling voor beide maatstaven worden gebruikt.) Uit deze figuur blijkt dat de bij de PPP-scan relatief hoog scorende initiatieven niet altijd als de meest succesvolle worden gezien door de betrokkenen. Daarbij moet niet vergeten worden dat dit steeds om het oordeel van één persoon gaat die zich heel kritisch kan opstellen of relatief snel tevreden is. Al met al is het niet eenvoudig om objectief aan te wijzen welke initiatieven wel of niet succesvol zijn. Desalniettemin blijkt uit een correlatie toets dat het oordeel van de initiatiefnemer en de PPP-score redelijk met elkaar correleren (r=0.63). Wanneer twee variabelen volledig correleren is de coëfficiënt 1 en wanneer er geen enkele correlatie is bedraagt deze 0. Bij een waarde van 0.5 of hoger is er een flinke correlatie en wordt een causaal verband aannemelijk (maar is daarmee niet bewezen). De PPP-score lijkt een consistenter houvast te bieden over het succes van een initiatief uit duurzaamheidsoogpunt, dan het oordeel van de initiatiefnemer omdat het op meerdere aspecten is gebaseerd en steeds op dezelfde wijze is beoordeeld door de onderzoekers. 7.4 Welke factoren werkten belemmerend en stimulerend voor het ervaren succes van het initiatief? Op grond van de interviews met de initiatiefnemers en op basis van in hoofdstuk 2 genoemde duurzaamheidstheorieën is een aantal factoren onderkend die mogelijk het succes of falen van initiatieven beïnvloeden. 40 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Al deze potentiële succes- en faalfactoren zijn door de onderzoekers op een vijfpuntschaal gewaardeerd en vervolgens is een correlatie berekend tussen de score op de succes-/faalfactor en de score op het succes van het initiatief volgens de indruk van de initiatiefnemer en volgens de PPP-scanmethode. Deze correlaties zijn in bijlage 6 gepresenteerd. Elk van de succes- en faalfactoren die een relatief hoge correlatie met het ervaren succes vertoonde is onderstaand vermeld, met tussen haakjes daarachter de hoogte van de correlatie. 10 Aan de uitkomsten mag geen bewijskracht worden toegekend, maar deze helpen wel om richtingen voor verbanden op te sporen. De succes- en faalfactoren zijn onder te verdelen in drie categorieën: 1. Kenmerken van initiatiefnemers(s) 2. Kenmerken van het initiatief, en 3. Kenmerken van de betrokkenheid van de gemeente. Kenmerken van de initiatiefnemer(s), die sterk tot zwak correleren met het door de initiatiefnemer ervaren succes, zijn: Sociale cohesie tussen de initiatiefnemers (r= 0.64) Duurzaamheidsambitie van de initiatiefnemer(s) (r= 0.31) Potentie om tussen betrokken partijen tot synergie te komen (r= 0.26) Duurzaamheidsattitude van de initiatiefnemer(s) (r= 0.22) Zoals opgemerkt is de waarschijnlijkheid van een causaal verband groter naarmate de tussen haakjes vermelde r- waarde in absolute zin groter is. Kenmerken van het initiatief (project) die zwak tot sterk correleren met het door de initiatiefnemer(s) ervaren succes: Complexiteit organisatie c.q. aantal betrokken partijen (r= -0.89) Maatschappelijke urgentie van aspecten van duurzaamheid, die het initiatief adresseert (r=-0.60) Urgentie van initiatief gezien vanuit eigen belang initiatiefnemer(s) (r= 0.45) Afhankelijkheid van (extern) geld (r= -0.42) Organisatievermogen (wie stuurt aan, hoe zijn rollen verdeeld, hoeveel vrijheidsgraden heeft betrokkene, etc.) binnen het initiatief (r= 0.30) Geografische omvang (r= 0.19) Duur sinds start van het project (r= -0.17) Breedte van gerealiseerde duurzaamheidsaspecten van initiatief (r= 0.13) Kenmerk van de gemeente, dat correleert met het door de initiatiefnemer(s) ervaren succes van het initiatief: Aantal rollen van de gemeente (r= -0.74) Bij de factoren die onder de kenmerken van de initiatiefnemers vallen, springt de ‘sociale cohesie tussen de initiatiefnemers’ eruit als zo’n mogelijk verklarende factor voor succes. _______________________________________________________________________________________________ 10 De hoogte van de correlatie kan, zoals eerder werd vermeld, variëren van -1 tot +1. Bij -1 is er een tegengestelde correlatie. Dan is het succes groter naarmate de succes-/faalfactor kleiner is. Bij 0 is er geen correlatie. Bij +1 is er een perfecte positieve correlatie 41 Bij de kenmerken van het initiatief zelf komen als belangrijke slaagfactoren naar voren: de ‘complexiteit van de organisatie van het initiatief (aantal betrokken partijen)’ en de ‘maatschappelijke urgentie van het geadresseerde duurzaamheidsaspect’. Beide correleren negatief. Dat complexere initiatieven minder makkelijk tot een succes worden is te verwachten. Maar het is merkwaardig dat de geadresseerde maatschappelijke urgentie negatief correleert met het ervaren succes, terwijl men juist het omgekeerde zou verwachten. Bij maatschappelijk urgente vraagstukken zijn vermoedelijk complexe processen in het geding om ze op te lossen, zoals het eerst formuleren van rijksbeleid dat wordt gevolgd, door afbouw van deze aanvankelijke overheidsbemoeienis bijvoorbeeld door de economische crisis. Dat was het geval rond de doelstellingen van het initiatief Reinaerde Sanatoriumterrein, waardoor dergelijke initiatieven als minder succesvol worden ervaren. Tenslotte blijkt dat naarmate de gemeente vanuit ‘meer rollen’ betrokken is bij de initiatieven, bijvoorbeeld omdat ze meer complex zijn, deze tot de minder succesvolle behoren. Verder zijn er aanwijzingen dat initiatieven als succesvoller worden ervaren naarmate ze minder ‘afhankelijk van extern geld’ zijn, naarmate ze ‘vanuit het eigen belang van de initiatiefnemer als meer urgent’ worden ervaren en naarmate het ‘eigen organisatievermogen’ van de initiatiefnemers groter is. Het aantal onderzochte initiatieven was echter te gering om hierover ferme uitspraken te kunnen doen. Als controle op het bovengeschetste beeld is ook gekeken naar de correlatie tussen deze slaag- en faalfactoren met de hoogte van de PPP-score. Dit is een andere maat voor wat als succes mag worden gezien. Deze analyse bevestigt de hierboven geschetste uitkomst. De PPP-score is hoger naarmate de ‘sociale cohesie tussen initiatiefnemers’ groter is (r=0.53), de ‘complexiteit’ van het initiatief’ geringer is (r=-0.57) en ‘het als urgent ervaren eigen belang’ van de initiatiefnemers groter is (r=0.59). Andere verklarende factoren, die het functioneren van de gemeente betreffen, komen in het volgende hoofdstuk aan de orde. 7.5 Hoe kunnen duurzaamheidsinitiatieven worden opgeschaald naar andere wijken en buurten in de gemeente Zeist? Een antwoord op deze vraag is moeilijk in algemene zin te geven omdat dit sterk afhangt van de aard van de initiatieven. Onder opschaling wordt verstaan: het uitbreiden van het initiatief door dit op andere locaties te herhalen in een zelfde, verbeterde of omvangrijkere vorm. Opschaling van Repair Café vergt een andere aanpak dan voortborduren op innovatieve bouwconcepten. In dit verband worden vijf categorieën van duurzaamheidsinitiatieven onderscheiden: 1. Kleinschalige voornamelijk private initiatieven 2. Buurt/wijk initiatieven 3. Nieuwbouw en verbouw initiatieven 4. Grootschalige herstructureringsinitiatieven van gebieden 5. Bovengemeentelijke weinig-grondgebonden initiatieven. 7.5.1 Kleinschalige voornamelijk private initiatieven Hieronder vallen initiatieven zoals Amandelhof en Repair Café. Het kenmerk van dit type initiatieven is dat zij grotendeels zonder sterke bemoeienis van de (gemeentelijke) overheid tot een succes kunnen worden gebracht. De rol van de gemeente kan op de achtergrond blijven en zich beperken tot 42 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving incidentele ondersteuning en het wegnemen van belemmeringen als daarom wordt gevraagd. Het opschalen en overplanten naar andere wijken kan de gemeente bevorderen door het actief communiceren van de geboekte successen of het uitnodigen van potentiële geïnteresseerden in andere wijken om van de resultaten kennis te nemen. Ook kan dit door bijvoorbeeld een jaarlijkse ‘duurzaamheidsbeurs’ te organiseren of te faciliteren. Hier kunnen bestaande en potentiële nieuwe kleinschalige initiatiefnemers elkaar ontmoeten en ervaringen uitwisselen. Het actief agenderen van het thema en het inspireren tot nieuwe stappen en samenwerkingsverbanden kan de gemeente voor deze doelgroep tot haar taak rekenen. Een dergelijke duurzaamheidsbeurs zou bijvoorbeeld ook samen met andere gemeenten in de omgeving kunnen worden opgezet. 7.5.2 Buurt/wijk initiatieven Het kenmerk van dit soort initiatieven is dat zij de buurt of wijk als uitgangspunt hebben en één of meerdere duurzaamheidsaspecten als actiethema kennen. Initiatieven zoals Dieptetuin, Hoge Dennen duurzaam, Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje en Wilhelminaparkbuurt/Energieke Buurt vallen hieronder. De initiatiefnemers zijn meestal onderdeel van een buurt- of wijkvereniging. Ook deze initiatieven staan in belangrijke mate op eigen benen, al zijn zij voor de uitvoering van hun plannen vaak wel afhankelijk van de door de gemeente geschapen context (atmosfeer). Aandacht van de gemeente voor duurzaamheid en concrete uitvoeringsprogramma’s om duurzame energie te bevorderen en om water- en afval hergebruik te verbeteren etc., geven buurtinitiatieven een belangrijke steun in de rug. Subsidies voor eenmalige investeringen of in de vorm van revolving funds of op basis van bestemmingsheffingen, zijn te overwegen ondersteunende instrumenten. Om wijken te stimuleren tot het overnemen van succesvolle initiatieven uit andere wijken kan veelal niet worden volstaan met het in contact brengen van initiatiefnemers van buurten en wijken met elkaar. Wijken blijken namelijk voor de uitvoering van duurzaamheidsinitiatieven voor sterk verschillende uitdagingen te staan. Er zijn grote verschillen in sociale samenstelling, het aan- of afwezig zijn van een wijkidentiteit en een daaraan gerelateerde organisatievorm, de aard van de woningen en hun constructiekenmerken, de aanwezigheid van hoge bomen en groen etc. De gemeente zal in haar faciliterende rol dan ook verder moeten gaan dan alleen de contactmogelijkheid te verzorgen. Na een analyse van de verschillen (bijvoorbeeld zichtbaar te maken in een kansenkaart) zal ook een helpende hand gereikt kunnen worden om wijk specifieke uitdagingen te benoemen en te helpen overwinnen. 7.5.3 Nieuwbouw- en verbouw initiatieven Elk nieuw gebouw biedt in beginsel de kans om innovatieve bouwkundige oplossingen te realiseren die een beter duurzaamheidsprofiel vorm geven. Vaak kan tegelijkertijd ook een impuls aan verbeterde inrichting en beheer van de omliggende natuur worden gerealiseerd. In dit onderzoek behoren tot deze categorie: de nieuwbouw van de kantoren van PGGM, Triodos International, het Wereld Natuur Fonds (WNF) en de verbouw van hotel- en conferentiecentrum Woudschoten. Kenmerken van deze initiatieven zijn dat zij zelf voor hun financiering zorgen, vergunningen nodig hebben voor hun invloed op natuur, milieu, ruimtelijke ordening en voor het bouwen op zich. Doorgaans zijn er ook parkeer- en verkeersmaatregelen van belang. Het opschalen van de ervaring en kennis bij dit soort initiatieven heeft meestal betrekking op het systematiseren van de leerervaringen en het vertalen hiervan in de eisen voor nieuwe bouwvergunningen, het faciliteren van de initiatiefnemers in innovatieve oplossingen en ruimtelijke ordening kwesties, overleg met burgers en eventuele andere bedrijven in de gemeente e.d. De gemeente zou voor dit soort doelen kunnen aansluiten bij al recent 43 in het leven geroepen initiatieven, zoals bijvoorbeeld het ondernemersplein en het initiatief ‘Samen voor Zeist’. 7.5.4 Grootschalige herstructureringsinitiatieven van gebieden Onder deze categorie vallen in dit onderzoek initiatieven zoals Autoboulevard, Bedrijventerrein Fornhese en Reinaerde. Ook de herstructurering van station Driebergen/Zeist en bijvoorbeeld het mogelijk inrichten van een duurzaamheidsboulevard langs de Utrechtseweg zouden in deze categorie vallen. Het gaat om vrij grote meerjarige projecten waarbij activiteiten worden verplaatst of heringericht en waarbij de gemeente zelf tot de initiatiefnemers behoort. Dit laatste plaatst de gemeente in een situatie waarbij zij meerdere rollen moet vervullen, die niet automatisch in elkaars verlengde liggen. Het aansturen voor zulke grote projecten wordt doorgaans bij het Project Management Bureau gelegd. Van belang is dat zulke projecten ook als duurzaamheidsinitiatieven worden herkend en dat de projectmanagers van de kennis van inhoudelijke duurzaamheid professionals gebruik kunnen maken om maximaal op duurzaamheid te scoren. Het is verder van belang, evenals bij de vorige categorie, om het leervermogen uit eerdere vergelijkbare situaties maximaal te ontwikkelen en te betrekken bij de inrichting van nieuwe initiatieven. 7.5.5 Bovengemeentelijke weinig grondgebonden initiatieven Binnen het onderzoek hoort alleen Werkartaal tot deze categorie waarin doorgaans bovengemeentelijke initiatieven, zoals bijvoorbeeld aangestuurd door de Regionale Sociale Dienst, passen om belangrijke maatschappelijke problemen zoals criminaliteit, werkloosheid, gezondheidszorg, milieuvervuiling, e.d. op te lossen. Voor het initiatief zelf speelt grondgebonden infrastructuur meestal geen dominante rol, al is er wel een gebouw nodig waarin de kernactiviteit voor de betrokken gemeenten plaatsvindt. Bij deze activiteiten is er veelal een bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente zonder dat de gemeente alle kosten hoeft te dragen. Het helpen organiseren van arrangementen waardoor de continuïteit wordt gewaarborgd, is vooral een taak die bij de gemeente in samenwerking met andere partijen zal rusten. Hier is onder meer haar ‘power to convene’ een instrument dat de gemeente in allerlei vormen bij bestaande en nieuwe initiatieven van deze soort kan inzetten om te helpen bij het realiseren van deze initiatieven. 7.6 Hoe is te meten of de gemeente haar doelen bereikt door de geselecteerde initiatieven? Deze vraag is moeilijk exact te beantwoorden. In beginsel dragen alle initiatieven bij aan de duurzaamheid van Zeist. Een kwantitatieve relatie tussen het initiatief en het verbeteren van duurzaamheidsaspecten in de gemeente als geheel is dermate complex dat het de mogelijkheden en middelen van deze studie om dat te meten te boven gaat. Bovendien zijn behalve meetbare grootheden ook immateriële zaken van belang zoals het inspireren van burgers en bedrijven, wat niet eenvoudig in een getal is uit te drukken. Zelfs een klein initiatief, zoals Repair Café, kan in die zin een grote impact hebben. Bovendien zijn de initiatieven niet gekozen met het oog op het maken van een representatieve schatting van de bijdragen van alle initiatieven aan de duurzaamheid van Zeist. Er is om deze reden van afgezien deze vraag concreet te beantwoorden. Een indruk van de bijdrage van een initiatief aan de duurzaamheid van de gemeente kan, indien gewenst, worden verkregen door de uitkomst van de PPP-scan te beschouwen en deze bijvoorbeeld te vermenigvuldigen met een impact factor. Een mogelijke benadering voor zo’n altijd arbitrair zijnde impactfactor is beschreven in bijlage 6a. 44 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 8 Bevindingen over de rol van de gemeente bij duurzaamheidsinitiatieven In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de rol van de gemeentelijke organisatie bij het bevorderen en tot stand komen van duurzaamheidsinitiatieven. Ook hier zullen een aantal deelvragen van de RKC als leidraad dienen en beantwoord worden aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek. 8.1 Zijn initiatieven afhankelijk van de rol van de gemeente? Uit de opsomming in het vorige hoofdstuk van vijf categorieën van duurzaamheidsinitiatieven is al gebleken dat de initiatieven afhankelijker worden van de gemeente naarmate zij grootschaliger zijn. Mede omdat bij wat grotere initiatieven de gemeente één of meerdere vergunningen moet verlenen en omdat bij grote initiatieven de gemeente doorgaans zelf tot de initiatiefnemers behoort. De keus van het huidige College, om wat de duurzaamheidsinitiatieven betreft een afwachtende houding aan te nemen en te faciliteren wanneer hierom wordt gevraagd, lijkt een aanpak die niet het meeste effect sorteert over het hele scala van kleine tot grote initiatieven. Juist bij de wat grotere initiatieven is een proactieve rol van belang, echter uiteraard zodanig ingevuld dat de andere maatschappelijke actoren maximaal aangesproken blijven worden. Een nuancering van dit onderdeel van het staande beleid, gericht op een maatwerkbenadering, lijkt kansen te bieden tot een verdere vergroting van duurzaamheid in Zeist. 8.2 Hoe tevreden zijn de initiatiefnemers over de rol van de gemeente? De tevredenheid onder de initiatiefnemers over de rol van de gemeente is al gepresenteerd in tabel 2 (zie hoofdstuk 4). Er was één initiatief dat geen oordeel had omdat er geen afhankelijkheid van de gemeente was. Verder oordeelden 9 van de 15 initiatieven van neutraal tot positief over de rol van de gemeente en waren er 5 die een negatief oordeel hadden. Om na te gaan welke factoren te maken hebben met het positieve of negatieve oordeel is net als bij de succesfactoren een correlatie analyse uitgevoerd. Er is een sterke correlatie tussen het oordeel over de rol van de gemeente en het oordeel over het succes van het initiatief (r=0,71). Hieruit is niet rechtstreeks af te leiden of het succes mede is veroorzaakt door toedoen van de gemeente, maar hier spreekt wel uit dat de succesvolle initiatiefnemers zich kennelijk gesteund voelen door het optreden van de gemeentelijke diensten. Een andere, nu negatieve, correlatie treedt op met de complexiteit (aantal betrokken partijen) bij het initiatief (r=-0,60). In complexe initiatieven met veel spelers is de rol van de gemeente vermoedelijk minder helder voor de initiatiefnemers of er treden verschuivingen op in de rollen van de gemeente in de tijd waardoor het negatieve oordeel ontstaat. (zie figuur 3) 45 Figuur 3 Oordeel rol gemeente door initiatiefnemer en complexiteit initiatief Andere factoren die minder sterk correleren, maar mogelijk wel relevant blijken als het onderzoek grootschaliger zou worden opgezet, zijn de volgende. Het lijkt erop dat naarmate het aantal rollen van de gemeente bij het initiatief toeneemt, en naarmate men meer afhankelijk is van het optreden van de gemeente voor het succes, men minder tevreden is over de gemeente (r=-0.45 resp. r=-0.37). Opviel verder dat de rol van geld niets te maken lijkt te hebben met het oordeel over de gemeente (r=-0.09). Bij het oordeel over de rol van de gemeente spelen er nog schaduwen uit het verleden een rol, waardoor de recente forse inspanningen van de gemeente op dit gebied door meerdere initiatiefnemers wel opgemerkt worden, maar nog met enige argwaan worden gadegeslagen. Het hier weergegeven oordeel van de initiatiefnemers is te zien als de optelsom van ervaringen in het verleden en ervaringen op dit moment. 8.3 In hoeverre worden duurzaamheidsinitiatieven vanuit de samenleving gefaciliteerd door het beleid van de gemeente? Uit de interviews zijn verschillende beleidsvormen in relatie tot de faciliterende rol van de gemeente naar voren kwam. Algemene events kunnen potentiële initiatiefnemers over de drempel helpen om tot handelen over te gaan. De gemeente helpt om een algemeen klimaat te genereren, bijvoorbeeld bij duurzame energie, waardoor initiatieven gemakkelijker ontstaan en gedijen. Het recente gemeentelijke beleid heeft wijk- en buurtinitiatieven op weg geholpen en gefaciliteerd, zodat zij zich effectief konden organiseren in de aanloopfase. De gemeente helpt recent meer dan in het verleden initiatiefnemers op weg bij ruimtelijke ordeningskwesties, of bij het verkrijgen van toestemming van hogere toezichtsorganen op provinciaal of rijksniveau, bijvoorbeeld bij bestemmingplanwijzigingen voor bouw- en inrichtingsplannen. Het ondernemersplein is ook een recente innovatie. Daarover is echter bij de onderzochte bedrijfsinitiatieven nog weinig opgemerkt. Initiatiefnemers die actief lobbyen bij de gemeente weten de volle aandacht te krijgen voor hun doelstellingen en vertonen een (kritisch) positief oordeel over de gemeente. 46 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 8.4 Wat kan geleerd worden uit de geselecteerde initiatieven? Welke aanbevelingen voor verbetering kunnen worden gedaan? In de voorgaande hoofdstukken en in het bovenstaande deel van dit hoofdstuk is hierover aan de hand van de zeven clusters van suggesties en de vijf categorieën van initiatieven al het een en ander opgemerkt. Een van de kernbevindingen is dat duurzame ontwikkeling niet alleen als project met doelen in de organisatie kan worden uitgezet, of bij een stafdienst kan worden geparkeerd. Het is een onderwerp dat het hele doen en laten van de organisatie betreft en alle medewerkers aangaat. Er zijn door het huidige College meerdere acties in deze geest uitgezet en ook is hier aandacht voor in het Gemeentelijk Management Team (GMT). Het veranderingsproces vindt momenteel plaats maar vergt, ook gegeven de reacties van initiatiefnemers, nog vervolgimpulsen. Een van de kernbevindingen daarbij is dat er in de gemeentelijke organisatie niet een kenniscentrum of helpdesk met inhoudelijke duurzaamheidskennis is waarop het Project Management Bureau, het team Vergunningen en initiatiefnemers uit de gemeente voor ondersteuning kunnen terugvallen. Hierop zal worden teruggekomen in het slothoofdstuk. 8.5 Heeft de gemeente (beleids)maatregelen genomen om factoren die belemmerend werkten bij de uitvoering van duurzaamheidsinitiatieven weg te nemen? De maatregelen die de gemeente heeft genomen zijn doorgaans niet specifiek te relateren aan de hier onderzochte initiatieven, maar zijn een uitvloeisel van de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid uit het Coalitieakkoord. Er is geen specifiek inhoudelijk duurzaamheidsbeleid geformuleerd, maar er is vooral aandacht besteed aan meer afstemming op de behoeften van burgers en bedrijven. Bij een aantal duurzaamheidsinitiatieven heeft dit goed uitgewerkt, zoals bij wijkgerichte initiatieven en bij de versnelling van de vergunning afhandeling. Ook kan geconstateerd worden dat de gemeente snel leert van ongelukkige effecten als die gesignaleerd worden, zoals bij de Dieptetuin. Ongenuanceerde bezuinigingen leidden tot woedende reacties van de omwonenden waarop, nadat dit protest zich had georganiseerd, snel optimalere oplossingen werden gevonden. Het totaal aan maatregelen op duurzaamheidsgebied heeft de afgelopen jaren echter meer een proces- en uitvoeringskarakter dan een inhoudelijk beleidsmatig karakter gehad. 8.6 Zijn bij de geselecteerde initiatieven hulp- en/of ondersteuningsvragen bij de gemeente neergelegd? Vanuit de initiatieven zijn in de loop van de tijd verschillende soorten hulp- of ondersteuningsvragen gesteld aan de gemeente. Bij de kleinschalige initiatieven betreft het meer een bevestiging door de gemeente dat men op de goede weg is. Of men heeft de wethouder uitgenodigd bij de opening om te horen hoe het eigen initiatief past in het grotere streven van de gemeente. Verder vraagt men de gemeente soms om suggesties bij het in contact komen met mogelijke andere samenwerkingspartners. Bij de huidige initiatieven in deze categorie heeft de gemeente daar adequaat op gereageerd. Men vraagt bij dergelijke initiatieven de gemeente meestal niet om financiële steun omdat er weinig financiële middelen nodig zijn en omdat men wat er nodig is vaak in natura door schenkingen weet te verkrijgen. 47 Bij buurt- en wijkinitiatieven betreft het vragen om bijvoorbeeld bijeenkomsten mogelijk te maken. Of het gaat erom een bepaalde vorm van onderhoud te continueren en om bepaalde subsidies voor herstel of investeringen te verkrijgen. In de aanloopfase van nieuwe initiatieven heeft de gemeente ruim gefaciliteerd. Wanneer de tijd vordert ontstaan er echter gemakkelijk spanningen omdat de initiatiefnemers nu zelf aan zet zijn, terwijl zij nog steeds van de gemeente initiatief en ondersteuning verwachten. Verwachtingsmanagement lijkt daarbij van belang. Soms proberen initiatiefnemers door druk, lobbywerk en eigen inzet om de gemeente te bewegen tot eenmalige subsidies. Bij duurzame energie initiatieven zijn er te weinig mogelijkheden voor subsidie in de ogen van sommige initiatiefnemers. De ervaringen bij nieuwbouw en verbouwinitiatieven en grotere initiatieven zullen bij de volgende vragen aan de orde komen. 8.7 Welke ervaringen hadden burgers/organisaties (dan wel ambtelijke medewerkers) als zij hulp/ondersteuning vroegen (boden) bij de uitvoering van het initiatief? Op grond van de interviews met de initiatiefnemers is een scala aan positieve en negatieve ervaringen naar voren gekomen, zoals in hoofdstuk 4 is beschreven. In algemene zin valt op dat er in de samenleving nog karikaturale beelden over de rol van de gemeente leven. Variërend van idealistische verwachtingen van een goed huisvader en -moeder voor ‘de hulpbehoeftige burgers en bedrijven’, tot jarenlange boosheid over vroeger opgelopen teleurstellingen waarvoor nu de grond ontbreekt. Verder valt op dat de trekkers van de recente initiatieven doorgaans meer tevreden zijn over het optreden van de gemeente dan die van de oudere initiatieven. Maar nog steeds zijn bij nieuwbouw en verbouw initiatieven, bij grootschalige herinrichting initiatieven en bij bovengemeentelijke initiatieven kritische geluiden te horen dat de gemeente vertegenwoordiger bij bijvoorbeeld hoorzittingen niet goed is voorbereid. Men verwacht dat de gemeente ‘professionaliteit levert voor de kosten die zij de vergunningaanvrager in rekening brengt’. Ook is er nog de houding dat vooral de initiatiefnemer probleemeigenaar is en dat deze, bijvoorbeeld bij ontbrekende middelen, hiervoor zelf een oplossing moet vinden. Een proactieve aanpak om bestaande en potentiële partijen in dergelijke situaties bijeen te roepen voor een oplossing, wordt nog niet zo vaak aangetroffen. Dit ligt voor ambtenaren ook moeilijk omdat zij erop aangesproken worden niet zelf het initiatief te nemen, maar te luisteren. In de ambtelijke organisatie worden de meeste kritiekpunten herkend als schaduwen uit het verleden, waaraan recent hard is gewerkt. Bij de leiding van de gemeente leeft dan ook de verwachting dat deze problemen langzamerhand sterk zullen verminderen. Binnen de organisatie kan echter nog gehoord worden dat een aantal ambtenaren meer gericht zijn op hun deelverantwoordelijkheid dan op de gezamenlijke eindverantwoordelijkheid voor het slagen van een inititatief. Bij initiatiefnemers komt dat dan over als gefragmenteerd opereren. 48 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 8.8 Hoe kan de gemeente omgaan met haar verschillende rollen? Er is eerder op gewezen dat de gemeente bij complexere projecten vaak meerdere rollen tegelijk vervult, wat naar buiten verwarrend kan werken en soms ook de eigen betrouwbaarheid in de ogen van de actoren in de samenleving enigszins geweld kan aandoen. Vooral als de gemeente gaandeweg het traject van plan naar realisatie in andere rollen optreedt, is het van belang dat zij ook hier met een goed verwachtingenmanagement en preventieve communicatie tijdig duidelijkheid schept. Deze stapeling van rollen begint bij het optreden van vergunningverlening en subsidieverlening en wordt groter wanneer naast deze rollen de gemeente ook initiatiefnemer is en belangen krijgt. Nog lastiger wordt het wanneer de gemeente vanuit haar belangen rechtszaken aanspant. Geloofwaardig blijven voor burgers en bedrijven, luistert dan nauw. Opties om deze problematiek te beheersen zijn het aantal rollen beperken, potentieel strijdige rollen duidelijk scheiden en daarover tijdig communiceren. 8.9 Hoe kan de gemeente inspelen op verschillende houdingen (incl. desinteresse) bij betrokken burgers en bedrijven? Al eerder kwam ter sprake dat duurzaamheid vormgeven iets is dat alle betrokkenen raakt. Het kan niet van buitenaf opgelegd worden, maar moet van binnenuit komen. Bij de top van de gemeente is hier oog voor, getuige de al geciteerde toekomstvisie op de gemeentelijke organisatie ‘Op weg naar verder’. In de interviews met initiatiefnemers zijn ook treffende typeringen te vinden van ervaren houdingen bij ambtenaren. In hoofdstuk 3 zijn vijf duurzaamheidshoudingen onderscheiden. Het ‘afvinken van lijstjes’ en bij het ontbreken van een aspect de aanvraag terug sturen, is zo’n handelwijze die hoort bij een duurzaamheidshouding niveau 2: de ambtenaar gaat alleen van zijn eigen formele deelverantwoordelijkheid uit zonder oog te hebben voor het grotere belang. Deze houding kan ook getypeerd worde als: het ‘de initiatiefnemer de wet voorschrijven’. Het beleid van dit College, om eerst goed te luisteren en daarna te handelen, is erop gericht iedereen te brengen tot een hogere houding, duurzaamheidshouding niveau 3. Deze houdt in het bereiken van een voor beide partijen acceptabele oplossing, gebaseerd op transparantie en wederzijds vertrouwen en het daarover ‘op ooghoogte met elkaar praten’. Voor het praktische duurzaamheidsstreven is een nog verdergaand houdingniveau 4 aan de orde: de andere deelbelangen zelf al verinnerlijken bij je besluiten en acties. Deze stap wordt nog niet vanzelfsprekend door alle ambtenaren en actoren in de samenleving gemaakt. Vooroplopende initiatiefnemers verwachten hier van de gemeente het goede voorbeeld. Overigens handelen initiatiefnemers lang niet altijd vanuit het 3e en 4e houdingniveau. Het 2e niveau is in de samenleving veel gebruikelijker. Op elke van de houdingen is een passende ambtelijke respons van belang. In het onderzoek naar slaag- en faalfactoren is ook naar deze houdingen gekeken. Het houdingniveau bij de initiatiefnemers, ingeschat door de onderzoekers op basis van hun uitspraken in de geaccordeerde verslagen, blijkt zeer sterk te correleren met hun duurzaamheidsambitie (r=0.94) en met de breedte van de duurzaamheidsaspecten die zij met hun initiatief nastreven (r=0.75) en juist omgekeerd evenredig samen te hangen met het afhankelijk zijn van de gemeente (r=-0.51). Kortom de initiatiefnemers met de hoogste duurzaamheidsambitie en -houding proberen het meest om integrale duurzaamheidsprojecten vorm te geven en zijn het minst afhankelijk van de gemeente. Juist daarom zijn ze interessant voor de gemeente om mee samen te werken. 49 Wanneer de gemeente zelf initiatieven neemt, zal zij rekening moeten houden met het houdingniveau waarmee andere partijen aan tafel zitten. Bij veel van de nu onderzochte initiatieven zijn dat niet altijd participanten met een relatief hoge duurzaamheidshouding. De gemeente heeft daarbij de uitdaging hen in dit denken mee te nemen. De houding van deze partijen wordt mede bepaald door de vrijheid van handelen die zij hebben. Een sprekend voorbeeld doet zich voor bij vergelijking van de Autoboulevard en het bedrijventerrein Fornhese. In het eerst geval hebben de participerende bedrijven minder handelingsvrijheid dan in het tweede geval, en daarom lijken er bij Fornhese meer kansen te liggen om tot gezamenlijke vormen van duurzaamheid te komen. 50 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 9 Conclusies In dit slothoofdstuk zullen enkele van de meest in het oog springende bevindingen op basis van de 15 onderzochte duurzaamheidsinitiatieven worden samengevat en worden voorzien van conclusies. Deze zijn ontleend aan gesprekken met achttien bij de initiatieven betrokken personen, waarvan de ervaringen en meningen zijn geverifieerd bij in totaal elf ambtenaren. De suggesties van geïnterviewden betreffen interne processen, versterken van financiële prikkels, het inzetten van de ‘power to convene’ van de gemeente door partijen bijeen te brengen en zo oplossingen mogelijk te maken, het optreden als inspiratiebron, het verbeteren van het lerend vermogen en de communicatie, en het aanscherpen van het uitvoeringsgerichte beleid. In dit hoofdstuk zal worden stilgestaan bij de vier hoofdvragen waarmee het onderzoek is aangevangen, en bij een aantal algemene observaties, om vervolgens enkele belangrijke overige kwesties kort langs te lopen. Voor meer gedetailleerde bevindingen wordt verwezen naar de hoofdstukken 7 en 8. 9.1 De vier belangrijkste onderzoeksvragen De met het onderzoek verkregen antwoorden op de vier belangrijkste onderzoeksvragen worden onderstaand samengevat en waar relevant van conclusies voorzien. Wat zijn succesvolle initiatieven (wat zijn hierbij slaag- en faalfactoren)? Vanuit twee benaderingswijzen is de vraag beantwoord. Enerzijds is het oordeel van de geïnterviewde initiatiefnemer gevolgd en daarnaast is de uitkomst van de PPP-scan als maat voor succes in beeld gebracht. Beide benaderingen blijken redelijk met elkaar te correleren (zie Figuur 2 in paragraaf 7.3). Als eerste blijkt dat bij kleinschalige initiatieven de rol van de gemeente meestal vooral faciliterend is. Bij buurt- en wijkinitiatieven blijkt dat de gemeente kan bijdragen door een algemeen klimaat te creëren waardoor men zich bewust is van de duurzaamheidsuitdaging, zodat burgers en bedrijven zich gemakkelijker bij een initiatief laten betrekken. Vooral die initiatieven zijn succesvol waarbij de initiatiefnemers onderling een grote sociale cohesie hebben, het initiatief niet al te complex van aard is en de initiatiefnemers een hoge duurzaamheidshouding en -ambitie vertonen. Het lijkt te helpen als het initiatief vanuit het eigenbelang van de initiatiefnemer urgent is, weinig externe financiering is vereist en de initiatiefnemer een groot organisatievermogen aan de dag weet te leggen. Uit deze bevindingen komen twee conclusies voort. 51 Conclusie 1: Kleinere initiatieven en wijk gerelateerde initiatieven zijn te helpen door periodiek bijeenkomsten (discussieavond, beurs, markt, voorlichting, prijsvraag, etc.) te organiseren, die (potentiële) initiatiefnemers inspireren tot nieuwe en verder reikende activiteiten. De gemeente kan hierin een waardevolle rol spelen door het initiatief daartoe te nemen of bestaande initiatieven te blijven steunen en helpen vernieuwen. De gemeente kan er niet van uit gaan dat burgers en bedrijven het nu wel weten, en dat nieuwe initiatieven vanzelf tot stand komen. Het is belangrijk dat er steeds nieuwe inspiratiemomenten worden gecreëerd. Naast de kleinere initiatieven is er de categorie van grotere projecten zoals bouw- en verbouwinitiatieven en herinrichting van gebieden. Omdat herinrichtingsprojecten ook participatie van de gemeente vragen, ligt hier een kans om als gemeente zelf duurzame oplossingen aan te reiken of voor te schrijven. De categorie van de bouw- en verbouw projecten is er een waar vaak veel duurzaamheidswinst is te boeken. Het onderzoek geeft een vertekend beeld van de aanwezigheid van duurzame bouwprojecten in Zeist, omdat de sterkste voorlopers in het onderzoek zijn betrokken. Bij de meeste bouwprojecten is duurzaamheid nog minder in beeld zodat hier vooral winst is te behalen. Conclusie 2: Voor de categorie van grootschalige publiek-private projecten en vooral voor de private bouw- en verbouw projecten is meer duidelijkheid wenselijk wat de gemeente vanuit duurzaamheid van de initiatiefnemer verwacht. Voor het ondersteunen van initiatiefnemers bij het formuleren van innovatieve inhoudelijke duurzaamheidsoplossingen kan een op te richten duurzaamheidswerkplaats of -helpdesk een nuttige aanvullende rol vervullen. Juist bij de complexere initiatieven heeft een deel van de participanten minder hoge duurzaamheid ambities. Daardoor heeft de gemeente een extra uitdaging om deze participanten toch mee te nemen in het voor Zeist geformuleerde ambitieniveau. Worden duurzaamheidsinitiatieven vanuit de samenleving door het (bestaande) beleid van de gemeente (adequaat) gefaciliteerd? Voor een deel is op deze vraag hiervoor al ingegaan. Waar het om de kleinere initiatieven gaat is het antwoord bevestigend. Het onderzoek heeft ook aandacht aan grotere initiatieven besteed, waar naar het oordeel van de onderzoekers nog de meeste winst te behalen is. Eerdere conclusies gaan hierop in. Een veel gehoorde klacht uit het verleden is verder dat bedrijven bij bouwactiviteiten niet konden beschikken over een coördinerend ambtenaar die ook gemandateerd was om knopen door te hakken, of om dit binnen een bepaalde termijn tot een oplossing te brengen. Deze projecten vallen namelijk niet onder het Project Management Bureau (PMB) en halen het ook niet om besproken te worden in het Gemeentelijk Management Team (GMT). De persoon, bij wie dergelijke contacten nu vooral terecht komen, is de accountmanager ondernemersplein. 52 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Conclusie 3: De gemeente heeft recent nieuwe voorzieningen (ondernemersplein, icoonmanager bedrijven) aangebracht om snel tot oplossingen te komen bij vergunningaanvragen en knelpunten tijdens de bouw. Voor grotere private bouw- en verbouwprojecten met een hoog duurzaamheidsprofiel is er behoefte duurzaamheidsvoorlopers te belonen bijvoorbeeld doordat gemandateerde accountmanagers de projecten effectief door het administratieve en bestuurlijke proces helpen leiden. Kunnen succesvolle initiatieven worden opgeschaald naar andere wijken of buurten (en heeft de gemeente hierbij een rol)? Deze vraag richt zijn primair op wijkinitiatieven. In het onderzoek zijn ook bedrijfsinitiatieven meegenomen. Voor wijkinitiatieven is gebleken dat rekening moet worden gehouden met structurele verschillen tussen wijken waardoor bevindingen in de ene wijk niet zonder meer overdraagbaar zijn naar een andere wijk. Zelfs in die gevallen waar initiatiefnemers met elkaar in contact zijn gebracht, heeft dat weinig vervolg opgeleverd. Hier kan de gemeente met maatwerk komen dat rekening houdt met fysieke en sociale kenmerken van de wijken waar geen spontane burgerinitiatieven ontstaan om hen alsnog bij duurzaamheidsactiviteiten te betrekken. Conclusie 4: Wijken zijn moeilijk met elkaar te vergelijken omdat bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling en het type woningen sterk van elkaar verschillen. Om een voor elke wijk passende benadering te ontwikkelen, is het van belang rekening te houden met verschillen en overeenkomsten (bijvoorbeeld door het maken van een kansenkaart per wijk) en op basis hiervan de rol van de gemeente in het bevorderen en begeleiden van duurzaamheidsinitiatieven te definiëren. Bij bedrijfsinitiatieven, zoals bouwactiviteiten, en bij grootschalige herinrichtingprojecten kan een belangrijke stap vooruit gemaakt worden door het leervermogen van de gemeente te versterken en op basis van de opgedane ervaring steeds geactualiseerde eisen aan nieuwe initiatieven te stellen. Conclusie 5: Gereed gekomen private en publiek-private projecten kunnen een half jaar na hun oplevering worden gemonitord en geëvalueerd op hun prestaties ten opzichte van de oorspronkelijk afgesproken doelen. Ook monitoring op de realiseerbaarheid van experimentele nieuwe technieken hoort hierbij. Hiermee versterkt de gemeente haar lerende vermogen op duurzaamheidsgebied. De uitkomsten hiervan kunnen bijvoorbeeld bij een faciliteit zoals de eerder genoemde duurzaamheidswerkplaats worden beheerd en toepasbaar gemaakt. Dragen deze duurzaamheidsinitiatieven van burgers en bedrijven bij aan het realiseren van het duurzamer maken van Zeist? Een simpel antwoord op deze vraag is bevestigend. Zodra wordt gevraagd een inschatting te maken van de mate waarin initiatieven aan de duurzaamheid van Zeist bijdragen, ontstaan er echter problemen. Moet alleen de grootte van het initiatief in rekening worden gebracht, of ook het aantal mensen dat er mee in contact komt, of de uitstraling binnen en buiten de gemeente? Duidelijk is wel dat grote gebouwen met een iconisch karakter op het gebied van duurzaamheid, waar veel mensen werken en op bezoek komen, een belangrijke bijdrage leveren en speciale aandacht van de gemeente verdienen, ook als dragers van het door Zeist voorgestane duurzaamheidsimago. 53 Conclusie 6: Zeist beschikt over een aantal duurzaamheidsparels en kan deze in haar communicatie over duurzaamheid naar de eigen samenleving en daarbuiten beter benutten. Daarbij is bijvoorbeeld gesuggereerd om een ‘duurzaamheidslabel’ aan deze initiatieven te verstrekken, een brochure met uitleg over deze locaties uit te geven en in de bewegwijzering bezoekers te leiden naar deze bijzondere plekken in de stad. 9.2 Algemene bevindingen Duurzaamheid leeft bij burgers en bedrijven in Zeist. ‘Er zijn twee steden in Nederland waar duurzaamheid in de lucht hangt’, aldus Thomas Rau, ‘dat zijn Zeist en Zutphen’. Er komen hier initiatieven op, ook al doet de gemeente niets. In het Programma Zeist Duurzaam is vastgelegd hoe de gemeente haar eigen rol ziet in relatie tot duurzaamheidsinitiatieven: ’…het initiatief ligt en blijft bij bewoners,’ (p. 24) en ‘Zo kan de gemeente partijen met elkaar in contact brengen / ontmoeting mogelijk maken. Daarnaast kan ze faciliteren en adviseren.’ (p. 25) Uit het onderzoek is gebleken dat een luisterende faciliterende houding door veel initiatiefnemers wordt gewaardeerd, maar tegelijk als onvoldoende wordt gezien om de potentie die duurzaamheid in Zeist heeft en de ook geuite ambities van het College (om Zeist tot een van de duurzaamste steden van Nederland te maken) tot realisatie te brengen. ‘De gemeente moet niet denken dat ze de doelstellingen voor klimaat gaat halen door buurtinitiatieven te faciliteren’, merkte een groep initiatiefnemers op. Zij vragen om een verdergaande omschrijving van de ambities en doelen. Conclusie 7: Initiatiefnemers verwachten van de gemeente dat de lange termijn ambities in een duurzaamheidsvisie worden vastgelegd en dat deze programmatisch worden vertaald in concrete en samenhangende doelen voor de verschillende deelterreinen voor de komende vijf jaar. Bij onze analyse is naar voren gekomen dat duurzaamheidsbeleid niet alleen burgerinitiatieven in wijken betreft, maar ook bedrijfsinitiatieven en initiatieven waarbij de medewerking van burgers en bedrijven essentieel is voor het slagen. Conclusie 8: Duurzaamheidsbeleid en de uitvoering daarvan in Zeist kan aan kracht en effectiviteit winnen door als gemeente maatwerk te ontwikkelen in de manier van omgaan met de vijf naar schaalomvang onderscheiden typen initiatieven. Naarmate initiatieven grootschaliger zijn, is een meer uitgesproken en pro-actieve rol voor de gemeente van belang. De gemeente heeft bij haar interne werkprocessen de laatste jaren veel verbeteringen aangebracht, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de servicegerichtheid van de medewerkers om te luisteren naar verlangens van burgers en bedrijven en vergunningaanvragen snel af te handelen. 54 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Toch is het van belang dit op interactiviteit gerichte veranderingsproces explicieter te koppelen aan de andere prioriteit: duurzaamheid. ‘Was vroeger het handelen gericht van binnen naar buiten door dit College is dat omgekeerd en werken we van buiten naar binnen. De omslag om duurzaamheid ook handen en voeten te geven begint nu pas te komen’, aldus een ambtenaar. Conclusie 9: Naast het verbeteren van de interactiviteit van ambtenaren is het zaak ook de inhoudelijke kennis van duurzaamheid en van de daarbij passende houdingen van alle ambtenaren te vergroten, bijvoorbeeld door trainingen. ‘Duurzaamheid is in de gemeente iets van de laatste jaren. Het is ook hier nieuw. Het is niet zomaar een voorschrift toepassen. Duurzaamheid moet in je gaan zitten’, aldus een ambtenaar. Nu is op de cruciale momenten, bij het voorbereiden van initiatieven en projecten, die juiste kennis en instelling nog niet altijd voorhanden. 9.3 Overige kwesties Er zijn onder de veelheid aan naar voren gebrachte suggesties door initiatiefnemers nog twee belangrijke onderwerpen onbesproken gebleven. Een deel van de kritiek op het functioneren van de gemeente is ontstaan door slechte ervaringen uit het verleden, of door te hoog gespannen verwachtingen. Bij de vergunningverlening is er aandacht in de contacten met de vergunning aanvragers voor verwachtingenmanagement. Van te voren wordt aangegeven hoeveel tijd stappen nemen en welke informatie beschikbaar moet zijn om vertragingen tijdens het proces te voorkomen. Er zijn echter nog meer situaties waarbij een goed verwachtingenmanagement speelt. Als de rol van de gemeente tijdens het proces wijzigt, als men voorlichting over leveranciers van apparatuur verwacht, als de gemeente ergens ‘nee’ op moet antwoorden, als men de gemeente alleen ziet als huisvader die al hun problemen moet oplossen, etc., is het zaak aan verwachtingenmanagement via communicatie te doen. Een tweede kwestie is de inzet van de mogelijkheid van de gemeente om problemen die een initiatiefnemer niet of zeer moeilijk zelf kan oplossen te helpen vlot trekken. In het verleden werd als oplossing nogal eens gefocust op het beschikbaar stellen van financiële middelen. Nu dat nog maar spaarzaam kan, zijn de mogelijkheden van de gemeente om duurzaamheidsinitiatieven te bevorderen echter niet uitgeput. De gemeente heeft altijd nog ‘the power to convene’, het vermogen om mensen rond de tafel te krijgen die kunnen bijdragen aan het oplossen van problemen en daarmee een gemeenschappelijk commitment te wekken onder deelnemers, die anders buiten beeld zouden blijven. Iets dergelijks heeft de gemeente bijvoorbeeld met succes gedaan in 2009 in de vorm van ‘Overleg Tafels’. Daarbij werden door de gemeente belanghebbenden uit Zeist uitgenodigd rond de vraag hoe de economie een zetje gegeven kan worden. Voor het oplossen van duurzaamheidsknelpunten kan de gemeente deze werkwijze vaker inzetten. Sommige bedrijven zijn daarop ook aanspreekbaar. ‘Ik ben nog niet door de gemeente benaderd of ik wilde helpen om iets op te lossen’, aldus een directeur. Conclusie 10: De gemeente kan zonder met (veel) geld over de brug te hoeven komen knelpunten bij het realiseren van de meer complexe duurzaamheidsinitiatieven helpen oplossen door vaker haar ‘power to convene’ in te zetten. 55 56 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 10 Referenties Gemeente Zeist, 2002, Beleidskader 2002-2006. Gemeente Zeist, 2006, Samen leven, werken en wonen, Coalitieakkoord 2006-2010. Gemeente Zeist, 2006, Collegeprogramma 2006-2010. Gemeente Zeist, 2010, Dichterbij, Groen, Liberaal en Sociaal, Coalitieakkoord 2010-2014. Gemeente Zeist, 2010, College Programma 2010-2014. Gemeente Zeist, 2011, Programma Zeist Duurzaam. Gemeente Zeist, 2011, Structuurvisie Zeist 2020. Gemeente Zeist, 2011, Besluitenlijst gemeenteraad gehouden 8 november 2011. Gemeente Zeist, 2011, Duurzaam Zeist, Burgerjaarverslag 2010. Gemeente Zeist, 2011, Aanpak Social Return in gemeente Zeist. Gemeente Zeist, 2012, Jaarrekening 2011. Jansen, K., I. Lissenberg-van Dam, (2012), Toekomstvisie van de gemeentelijke organisatie van Zeist, Op weg naar verder. Mommaas, H., Z. Tomor, (2011), Verslag van het Evaluatie-onderzoek van de Brabantse Proeftuinen, Telos document nr. 11.054, 10 maar 2011. Telos, (2012), Offerte nr. Telos/12.083 van 5 oktober 2012 Zoeteman, K. (2012), Sustainable Development Drivers, Cheltenham: Edward Elgar Publishers, hoofdstukken 2-6. 57 58 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bijlage 1: Vragenlijst slaag- en faalfactoren interviews Gemeente Zeist Naam initiatief: Naam geïnterviewde: Positie geïnterviewde: Contactgegevens: Datum: Projectkenmerken: 1. Wat is in het kort het doel van het initiatief? 2. Wat was de aanleiding om het project op te starten? 3. Wanneer is het project opgestart? 3.1 In welke fase zit momenteel het project? 3.2 Is er een einddatum afgebakend en zo ja voor wanneer? 4. Waar ligt de focus van het project? Vooral op het gebied van: 0 milieu 0 milieu-sociaal 0 sociaal 0 sociaal-economisch 0 economisch 0 milieu-economisch 0 gelijkwaardige combi van alle drie …………………………………………… 5. Waar zitten wat u betreft de duurzaamheidsaspecten van het initiatief? 6. Kent u nog andere soortgelijke initiatieven in uw omgeving? Zo ja welke? Deelnemers en samenwerking: 7. Wie zijn de belangrijkste initiatiefnemers? 0 burgers 0 bedrijf(ven) 0 overheid (0 gemeente; 0: anders ) 0 overig Namen initiatiefnemers c.q. initiatiefnemende organisaties: ……………………………………………. 8. Welke organisatie(s) is (zijn) trekker van het project? 9. Welke organisaties werken samen voor het realiseren van de doelen van initiatief? 10. Wat is de rol van de diverse deelnemende organisaties in het realiseren van de doelen van het project? 11. Wat zijn de doelen/motieven van de verschillende partners? 59 12. Op welke wijze is de samenwerking georganiseerd? (informeel vs. geformaliseerd; gestructureerd vs. ad hoc enz.) 13. Op welke wijze nemen de diverse organisaties deel aan het project? (permanent, structureel, sporadisch, zijdeling enz.) 14. Zijn er in de loop van de tijd organisaties afgevallen vanuit het project en zo ja om welke redeneren? 15. Wat is de inbreng van de verschillende deelnemende organisaties in het initiatief? Organisatie 1: 0 Geld (toelichten…..) 0 Kennis (toelichten…..) 0 Vergunningen (toelichten…..) 0 Organisatievermogen (toelichten…..) 0 Arbeidskracht (toelichten…..) 0 Logistiek (toelichten………) 0 ……………….. Organisatie 2: 0 Geld (toelichten…..) 0 Kennis (toelichten…..) 0 Vergunningen (toelichten…..) 0 Organisatievermogen (toelichten…..) 0 Arbeidskracht (toelichten…..) 0 Logistiek (toelichten………) 0 ……………….. Organisatie 3: 0 Geld (toelichten…..) 0 Kennis (toelichten…..) 0 Vergunningen (toelichten…..) 0 Organisatievermogen (toelichten…..) 0 Arbeidskracht (toelichten…..) 0 Logistiek (toelichten………) 0 ……………….. 16. Zijn er zaken die gemist worden bij het vormgeven/realiseren van het project? Zo ja, welke? 17. Op welke wijze proberen de deelnemende organisaties een oplossing te vinden voor de genoemde ontbrekende zaken? 18. Werd de problematiek van ontbrekende middelen voorgelegd aan de gemeente? ……….en zo ja hoe en wat was de reactie hierop van de gemeente? 19. Werd de problematiek van ontbrekende middelen voorgelegd aan andere partijen? (welke?) …..…. en zo ja hoe en wat was de reactie hierop van de overige partijen? 60 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving (Voorlopige) uitkomsten: 20. Hoe schat u zelf de impact van het initiatief op de duurzame ontwikkeling van Zeist? 0 zeer groot 0 groot 0 matig 0 klein 0 zeer klein Kunt u dit beargumenteren? 21. Op welke ruimtelijke schaal heeft het initiatief impact? (argumenten) 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 22. In welke mate vindt u dit initiatief geslaagd? 0 zeer succesvol 0 succesvol 0 enigszins succesvol 0 zeer onsuccesvol Kunt u uw beoordeling beargumenteren? 0 onsuccesvol 23. Kan dit project ook ergens anders herhaald worden? Waarom wel of niet? …….…en zo ja, waar? ……… en wat is hiervoor nodig? 24. Lopen er al initiatieven of zijn er plannen om dit project ook ergens anders te ontwikkelen? (toelichten) Gemeentelijk beleid: 25. Bent u bekend met het feit dat de gemeente een beleid voert op het gebied van duurzaamheid? Zo ja hoe? 26. Organiseert de gemeente weleens activiteiten in het kader van duurzaamheid die u aanspreken? Zo ja welke? 27. Zo nee, aan welke soort activiteiten zou u behoefte hebben? 28. Kent u iemand bij de gemeente die zich bezig houdt met duurzaamheid? Zo ja wie? Overige succes- en faalfactoren: 29. Welke factoren werken/werkten stimulerend bij de totstandkoming en/of uitvoering van het initiatief? 30. Welke factoren werken/werkten belemmerend bij de totstandkoming en/of uitvoering van het initiatief? Rol van de gemeente: 31. Heeft u contact gehad met de gemeente Zeist voor de totstandkoming van het project? 31.1 Zo ja: Waarom? 31.2 En hoe? (Bijvoorbeeld website, twitter, wijkgericht werken, telefonisch, schriftelijk) 31.3 Op welke momenten? 61 31.4 Wat was de invloed van de gemeente op de totstandkoming en op het verloop van het project? 31.5 Met wie heeft u contact gehad bij de gemeente? 32. Heeft de gemeente actie genomen om belemmeringen bij de uitvoering van het initiatief weg te nemen? Zo ja: welke waren dit? 33. Waarom kwamen gemeentelijke acties, maatregelen enz. wel of niet tot stand? 34. Hoe is uw oordeel over de rol/ ondersteuning door de gemeente van het initiatief bij de startfase? 0 zeer positief 0 positief 0 neutraal 0 negatief 0 zeer negatief Toelichting:…………………….. ……en bij de realisatiefase? 0 zeer positief 0 positief 0 neutraal 0 negatief 0 zeer negatief Toelichting:……………………. ……en indien van toepassing na afloop van het initiatief? (0 n.v.t.) 0 zeer positief 0 positief 0 neutraal 0 negatief 0 zeer negatief Toelichting:……………………. 35. Wat zou de gemeente kunnen verbeteren? Overige vragen: 36. Is er nog iets wat u aan ons wilt meegeven dat niet aan de orde is gekomen in dit interview? 37. Is er nog een andere persoon die voor een juist beeld ook geïnterviewd zou moeten worden? 38. Mag uw naam worden gebruikt in de rapportage of wenst u anoniem te blijven? 39. Zou u het leuk vinden om deel te nemen aan een thema bijeenkomst over duurzaamheid als de resultaten van het onderzoek bekend zijn? 0 Ja 0 Nee 62 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bijlage 2: Vragenlijst bijdrage aan duurzaamheid Zeist Betreft initiatief: (PM niet elk aspect is van belang voor ieder duurzaamheidsinitiatief; als het aspect niet relevant is kunt u de vraag overslaan) Welk effect denkt u dat uw initiatief zal hebben op: ECOLOGISCH KAPITAAL 1.a. 1.b. 2.a. 2.b. 3.a. 3.b. 4.a. 4.b. 5.a. 5.b. 6.a. 6.b. 7.a. 7.b. De oppervlakte van (aaneengesloten) natuurgebied? (behoud of uitbreiding) 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk De biodiversiteit (soortenrijkdom vogels, planten, vlinders, etc.)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk De bodemkwaliteit (schadelijke stoffen)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk De luchtkwaliteit en het klimaat (fijn stof, CO2)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt /wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 0 zeer negatief De kwaliteit en de hoeveelheid van het oppervlaktewater? (vijvers, sloten etc.) 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt /wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk De kwaliteit en de hoeveelheid van het grondwater? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk De kwaliteit van het landschap? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 0 zeer negatief 63 Welk effect denkt u dat uw initiatief zal hebben op: SOCIAAL-CULTUREEL KAPITAAL 8.a. 8.b. 9.a. 9.b. De sociale participatie van burgers? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk Armoede of sociale uitsluiting (discriminatie)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 10.a. De betrokkenheid van burgers bij de politiek? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 10.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 0 zeer negatief 0 zeer negatief 11.a. De lichamelijke en geestelijke gezondheid van de bevolking van Zeist? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 11.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 12.a. De kwaliteit van de gezondheidszorg? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 12.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 13.a. De mate waarin het onderwijs aansluit op maatschappelijke behoeften? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 13.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 14.a. De kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 14.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 15.a. De tevredenheid van mensen met hun woonomgeving? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 15.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 0 zeer negatief 16.a. Het hebben van toegang tot een betaalbare woning van goede kwaliteit? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 16.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 64 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 17.a. Het gevoel van veiligheid in de gemeente? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 17.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 18.a. De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 18.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 19.a. De omvang en diversiteit van het culturele aanbod en culturele erfgoed? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 19.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk Welk effect denkt u dat uw initiatief zal hebben op: ECONOMISCH KAPITAAL 20.a. Het evenwicht op de arbeidsmarkt (voldoende werk, geen werkloosheid)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 20.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 21.a. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 21.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 22.a. De winst en investeringen van bedrijven? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 22.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 0 zeer negatief 0 zeer negatief 23.a. Het innoverende vermogen van bedrijven, organisaties en mensen? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 23.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 24.a. De actieve ondersteunende rol van kennisinstellingen (kennisoverdracht, meedenken)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 24.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 25.a. De bereikbaarheid van bedrijven, voorzieningen en economische centra? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 25.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 65 26.a. De beschikbaarheid van nieuwe vormen van mobiliteit (elektrische auto's, bussen op aardgas, etc.)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 26.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 27.a. De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid en het zuinig omgaan daarmee? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 27.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 28.a. De vernieuwing van de economische structuur (op elkaar aansluitende producten van ondernemingen) door de komst van starters? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 28.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 29.a. Het stimuleren van energiebesparing of duurzame energieproductie door burgers en bedrijven (zonnepanelen)? 0 zeer positief 0 positief 0 geen effect 0 negatief 0 zeer negatief 29.b. Waar verwacht u dat dit effect optreedt? 0 buurt/wijk 0 gemeente 0 bovengemeentelijk 66 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bijlage 3: Factsheets karakteristieken onderzochte duurzaamheidsinitiatieven Zeist 21-5-2013 Samenvattende tabel Initiatief 1. Amandelhof moestuin 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes (Volvo/Ford) 4. Dieptetuin 5. Fornhese revitalisering 6. Hoge Dennen duurzaam 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje 8. PGGM nieuwbouw 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 10. Repair Café 11. Triodos International Nieuwbouw 12. Werkartaal herfinanciering 13. Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt 14. WNF nieuwbouw 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum Focus van Duurzaamheidsaspecten Milieu Sociaal X X X X X X X X X X X X X X Economisch X X X X X X X X X X X X X X X X Onderstaand is een korte beschrijving opgenomen van de 15 onderzochte initiatieven en hun duurzaamheidskenmerken. 1. Amandelhof moestuin Situatie Op het terrein van de Amandelhof is door de zorginstelling Charim (coördinator Lia Koole) een stuk grond eind 2012 vrijgegeven om hierop door vrijwilligers van Transition Towns, onder leiding van Nicole Recourt, een biologische moestuin en kruidentuin te realiseren. De Amandelhof ligt in mooie bosrijke omgeving en heeft een ruime tuin. In een deel van deze tuin is afgelopen winter begonnen met de aanleg van een moestuin, die met een voor rolstoelen toegankelijk te maken pad door de bewoners van de Amandelhof kan worden bezocht. Dit voorjaar heeft het plan al behoorlijk vorm aangenomen en loopt de nieuwe aanplant uit. Doel Het doel van het initiatief is, vanuit de Zorggroep Charim geredeneerd, het naar binnen halen van de samenleving [in de vorm van het inrichten en bewerken van een moestuin en het gebruik maken van de opbrengst daarvan] voor die bewoners die niet meer zo makkelijk naar buiten kunnen. Tegelijk biedt het project voor het Transition Towns initiatief een mooie gelegenheid om de idealen (o.a. Permacultuur concept voor land- en tuinbouw) te verwezenlijken. 67 Historie Het oorspronkelijke Hervormde Bejaardencentrum Zeist is in de Amandelhof gelegen en kan max. 185 personen huisvesten. Op 23 juli 2001 heeft Hervormd Bejaarden Centrum Zeist een gebruiksvergunning verkregen. Daarna is het overgenomen door Zorggroep Charim. Zorggroep Charim biedt een breed pakket aan zorg. Dat doen zij in de regio’s Veenendaal (waar het hoofdkantoor is gevestigd) en Zeist. Vanuit hun protestants-christelijke visie verlenen zij zorg op maat. De vestiging Amandelhof biedt verzorgingshuiszorg, verpleeghuiszorg en kortdurende opname. Ook is het mogelijk om zelfstandig te wonen met zorg en diensten dichtbij. Men huurt dan een appartement en neemt naar behoefte zorg en diensten bij Charim af. Het nieuwe gastvrijheidsconcept is nog volop in ontwikkeling. ‘De Amandelhof maakt een omslag van traditioneel naar klantgericht, belevingsgericht en vraag gestuurd.’ In 2010 zijn er bij een controle brandveiligheidsproblemen geconstateerd. Deze werden niet direct verholpen waardoor de gemeente ging dreigen met dwangmaatregelen. Najaar 2011 waren de bouwkundige voorzieningen getroffen maar bleven er gebreken bestaan bij het ontruimen tijdens een oefening. Duurzaamheid focus 2. Milieu Sociaal X X Economisch Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) Situatie De gemeente heeft een project in ontwikkeling genomen om autobedrijven uit de binnenstad te verplaatsen naar een nieuw in te richten autoboulevard op de locatie Oud Zandbergen langs de A28. (zie ook de situatie schets en historie bij het initiatief Autoboulevard Broekhuis/Renes). ATS (Toyota/Kia) is een van de bedrijven die hierbij zijn betrokken. ATS huurt in de oude situatie de bedrijfsruimte in de wijk Kerckebosch van een ander garagebedrijf Nefkens (Peugeot). De bedoeling was dat Nefkens en ATS beide naar de autoboulevard gaan. Later verandert Nefkens van plannen en verhuist naar het achterblijvend pand van een ander verplaatst autobedrijf (BMW). Doel Verplaatsen uit binnenstad van overlast gevende garagebedrijven naar een meer geschikte locatie die wordt ingericht vanuit duurzaamheidsdoelstellingen als een autoboulevard op de locatie Oud Zandbergen. Ook biedt deze locatie groei mogelijkheden voor ATS(Toyota/Kia) al wordt wel een efficiënt ruimte gebruik op het bedrijfsterrein bewust nagestreefd door geen grote reserve ruimtes op te nemen. Beoogd wordt synergie tussen de verplaatste autobedrijven te faciliteren zoals een gezamenlijke wasstraat, tankstation en duurzame energievoorziening. Historie Het eerste overleg vindt plaats over een koopovereenkomst van de nieuwe grond aan de autoboulevard in augustus 2005 waarbij voor het bedrijf de heer G. Kooijman is betrokken en namens de gemeente de heer van de Ham en de projectleider Oud Zandbergen Carien van der Wee. ATS is van plan ca 5000 m2 grond te kopen. 68 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving In juli 2008 is er nog steeds geen duidelijkheid over de snelheid van de procedures omdat de gemeente 4 woningen op de ‘rand van de kuil’ wil verplaatsen en het oude bestemmingsplan Oud Zandbergen gewijzigd moet worden. Er wordt door omwonenden bezwaar ingediend tegen de gevraagde ontheffing van de Flora en Fauna wet waarover in 2006 een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Het ministerie van LNV moet hierover beslissen maar is niet aan termijnen gebonden. Augustus 2006 wordt de koopovereenkomst tussen ATS(Toyota/Kia) en de gemeente getekend. December 2007 vraagt de gemeente om de datum waarop de overeenkomst komt te vervallen op te schuiven naar 1-1-2009 i.v.m. de procedurele vertraging door de beroepszaken. De heer Kooijman van ATS verklaart zich daarmee akkoord. Op 26-9-2009 verzoekt de gemeente het bedrijf om nu de definitieve bouwvergunning aan te vragen. Het bedrijf geeft hieraan gevolg. Op 30-3-2011 vindt de notariële overdracht van de grond plaats en kan de bouw in april 2011 aanvangen. Op 3-5-2011 wordt de grond geleverd. Rond de jaarwisseling 2011-2012 wordt het pand opgeleverd en vindt de verhuizing plaats. Duurzaamheid focus Milieu X 3. Sociaal Economisch X Autoboulevard Broekhuis/Renes Situatie Al in het begin van de jaren ‘90 spelen B&W van Zeist met de gedachte om het autobedrijf Renes (gelegen in het centrum van Zeist, pal naast het gemeentehuis) naar een locatie buiten het centrumgebied te verplaatsen. Daarbij zouden dan nog enkele andere autobedrijven uit het centrum kunnen worden mee verplaatst. Zo zou het centrum kunnen worden ontlast van enkele bedrijven die daar overlast (lawaai, stank, verkeersaantrekkende werking) veroorzaken. Combinatie van meerdere autobedrijven op een locatie leidt tot een ‘Autoboulevard’. Bijkomend effect is dat bij verplaatsing van Renes en andere garagebedrijven er ook ruimte ontstaat voor eventuele uitbreiding van het gemeentehuis en herinrichting van delen van wijken. Voor de nieuw te vestigen autoboulevard, in combinatie met een landmark kantoorcomplex, wil de gemeente een strook grond langs de snelweg A28 kopen dat behoort tot het landgoed Oud Zandbergen. De gemeente Zeist tekent in 2005 hiertoe een intentie overeenkomst en heeft in 2006 de koopovereenkomst getekend met het Kerkgenootschap der Zevendedags Adventisten over de aankoop van het zuidelijke deel van landgoed Oud Zandbergen. Ook is een inrichting- en beheerplan voor het landgoed Oud Zandbergen ondertekend. De overeenkomst is gesloten onder voorbehoud van een aantal ontbindende voorwaarden zoals het onherroepelijk in werking treden van het nieuwe bestemmingsplan Oud Zandbergen en omgeving. De gemeente laat een onderzoek doen naar mogelijkheden om de autoboulevard een toonbeeld van duurzaamheid te maken. Het bestemmingsplan is in 2006 tijdelijk geschorst. Op 26 juni 2007 heeft er een hoorzitting bij de Raad van State over het bestemmingsplan plaats. De Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide vraagt de Raad van State in april 2008 om in te grijpen met een voorlopige voorziening, om te 69 voorkomen dat een stuk natuur wordt opgeofferd en luchtvervuiling resulteert. De Raad van State heeft juni 2008 het bestemmingsplan Oud-Zandbergen op een aantal onderdelen vernietigd en aan een enkel deel goedkeuring onthouden. Zij heeft dat vooral gedaan omdat door de provincie de boscompensatie die noodzakelijk is om bepaalde ontwikkelingen op de buitenplaats (zoals o.a. de autoboulevard) mogelijk te maken onvoldoende is gemotiveerd. Daarnaast is onvoldoende aangetoond dat het beoogde landmarkkantoor langs de A28 geen negatief effect op de beeldkwaliteit van de buitenplaats zal hebben. Verder is aangegeven dat in de bestemmingsplan voorschriften onvoldoende waarborgen zijn gegeven dat de beoogde bouw van een scoutinggebouw op de plaats van de voormalige moestuin geen negatief effect op het landgoed zal hebben. Het gevolg van de uitspraak is dat de provincie en de gemeente het een en ander beter moeten onderbouwen en het plan op onderdelen moeten bijstellen. Anderzijds kan het bestemmingsplan vanaf juni 2008 wel gelden als basis voor het concretiseren van de afspraken van de gemeente met de autobedrijven. Al met al ontstaat een jarenlange vertraging in het realiseren van de plannen. De Raad van State heeft na door de gemeente aangebrachte aanpassingen het beroep tegen de plannen van de gemeente Zeist in Oud-Zandbergen tenslotte verworpen en daarmee is de weg definitief vrij voor de realisatie van de plannen. De plannen ondervinden echter tegelijk tegenwind omdat de te verplaatsen autobedrijven wegens de economisch onzekere tijden geen haast hebben om hun bedrijven te verplaatsen. Het uitstel van de plannen door de procedure bij de Raad van State lijkt de bedrijven daarom wel goed uit te komen. Daarbij heeft de eigenaar van Renes (Ford) zijn bedrijf inmiddels overgedaan aan Broekhuis, eigenaar van het garagebedrijf dat Volvo vertegenwoordigt. Tenslotte trekt de gemeente, vertegenwoordigd door projectleider Oud Zandbergen Carien van der Wee, aan de teugels om de lang slepende zaak toch door te zetten. Doel Het verplaatsen van garagebedrijven naar een op duurzaamheidsuitgangspunten gebaseerde autoboulevard en het vrijmaken van grond in het centrum van de stad voor uitbreiding van het gemeentehuis. Historie Op 15 september 2003 besluit de Raad van de gemeente Zeist, mede uit duurzaamheidsoverwegingen, om het garage bedrijf Renes te gaan verplaatsen en daartoe het perceel van het oude bedrijf op te kopen en zij reserveert hiervoor een bedrag in de begroting. Op 22 juni 2005 tekenen Renes Beheer en de gemeente overeenkomsten om het bedrijf naar de beoogde autoboulevard te verplaatsen en het pand van het oude bedrijf aan de gemeente te verkopen; ook wordt een overeenkomst van de gemeente met Broekhuis (die het bedrijf van Renes overneemt) over de aankoop van een perceel grond op de beoogde auto boulevard (ca 11.000 m2) getekend voor de vestiging van het gecombineerde nieuwe bedrijf. Belangrijk punt hierbij is dat de gemeente verwacht dat Broekhuis voor eind 2005 een bouwvergunning aanvraagt zodat de procedure kan starten. December 2005 vraagt Broekhuis uitstel voor het indienen van de aanvraag voor een bouwvergunning. De gemeente meldt dat zij door uitstel ‘renteschade’ zal lijden omdat de schadeloosstelling hoger is dan de koopsom. Verder speelt een indexeringskwestie tussen Renes en de gemeente nu de transactie wordt uitgesteld. 70 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving In de periode 2006-2009 worden op verzoek van de gemeente de overeengekomen termijnen o.a. voor het indienen van een bouwvergunning aanvraag diverse malen met een jaar opgeschoven vanwege de vertragingen in de bestemmingsplanprocedure die bij de Raad van State loopt. Juni 2008 biedt het deels goedgekeurde bestemmingsplan voldoende basis voor de voortgang van de plannen met de autoboulevard. De aanvraag voor de bouwvergunning van Broekhuis wordt nu eind 2008 verwacht. 18 juni 2009 neemt gemeente contact op met een advocatenkantoor om actie vanuit Broekhuis/ Renes af te dwingen. 25 juni 2009 sommeert de gemeente Broekhuis om nu er geen belemmeringen meer zijn de bouwvergunning aan te vragen. 19 augustus 2009 is er overleg waarin Broekhuis aangeeft niet vanuit een bouwput te willen bouwen maar op maaiveld niveau. De gemeente wil dat de extra kosten van grondverzet door Broekhuis worden gedragen omdat dit niet was voorzien t.a.v. het bouwrijp maken van het perceel bij de koopovereenkomst. 5 oktober 2009 vindt er een bespreking plaats tussen de gemeente en Broekhuis waarbij wordt afgesproken dat uiterlijk 1 januari 2010 de bouwvergunningaanvraag wordt ingediend, de start van de bouw plaatsvindt 12-18 april 2010 en het pand Renes uiterlijk 15 april 2011 zal worden opgeleverd aan de gemeente en dat het nieuwe garagebedrijf zal worden gerealiseerd op maaiveldniveau. Op 15 februari 2010 dient Broekhuis de aanvraag voor de bouwvergunning in. De gemeente acht Broekhuis aansprakelijk voor de kosten als gevolg van de vertraging met 6 weken. De gemeente verleent de bouwvergunning. Op 7 juni 2010 bericht Broekhuis, die inmiddels evenals de gemeente een advocaat heeft ingeschakeld, dat hij in de koopovereenkomst geen basis ziet voor het moeten betalen van de meerkosten voor het bouwrijp maken op maaiveld niveau. De gemeente bereidt zich voor op de vraag wat te doen als Broekhuis niet op 15 april 2011 het pand van Renes, dat voor de nieuwbouw van het gemeentehuis nodig is, oplevert. Zomer 2010 is er overleg tussen Renes en gemeente over de indexering. Renes doet 19 augustus een gemotiveerd compromisvoorstel waarmee op 14 september de gemeente niet akkoord gaat. Op 17 september 2010 stuurt de gemeente aan Renes over de indexeringskwestie een concept akte. Renes stelt dat daarin fouten staan. De zaak blijft slepen. Op 11 april 2011 is de toegangsweg naar de autoboulevard nog niet klaar en Broekhuis loopt tegen problemen aan met Vitens over de levering van water en riolering. Zonder water geen brandweer vergunning om te openen. Broekhuis voelt zich in de knel en klaagt over de gemeente bij de gemeenteraad. Hij wil om deze redenen dat bedrijf Renes een maand langer open kan blijven zonder boetes. Op 11 juni 2011 wordt binnen de gemeente geconstateerd dat de oplevering van pand Renes toch niet op 15 april is gehaald en met twee weken is vertraagd, waardoor de boeteregeling in werking treedt. Ook de grondkwestie bij de nieuwbouw is nog niet afgerond. Men werkt ernaar toe om voor de zomer met Broekhuis tot een einddeal te komen. Op 1 augustus 2011 opent Broekhuis als eerste het nieuwe bedrijf aan de autoboulevard. 21 maart 2013 plant wethouder Jacqueline Verbeek-Nijhof bomen langs de nieuwe autoboulevard waaraan dan Ekris (BMW/MINI), ATS (Toyota/Kia) en Broekhuis (Ford/Volvo) zijn gevestigd, terwijl garagebedrijf Auto Muntstad/ Sanato in juni 2013 als laatste haar deuren opent. 71 Duurzaamheid focus Milieu X 4. Sociaal Economisch X Dieptetuin Situatie Het initiatief bestaat uit een muurtuin met monumentaal karakter die in 1909 door de familie van Tets is aangelegd in de zogenaamde formele Engelse stijl. De 0,45 hectare grote Dieptetuin in de Zeister wijk Valckenbosch is eigendom van de gemeente en een uniek voorbeeld van een verzonken tuin en een rijksmonument. In het kader van bezuinigingen worden tuinen en parken in Zeist, die niet op zichtlocaties liggen, vanaf eind 2011 niet meer onderhouden. Dit wekt grote boosheid bij de omwoners van de Dieptetuin die zich gaan organiseren. Deze richten dan de Stichting Vrienden van de Dieptetuin op en nemen contact op met de verantwoordelijke bestuurders van de gemeente waarna een betere situatie ontstaat. De Stichting werpt zich op om met zijn vrijwilligers een belangrijk deel van de onderhoudswerkzaamheden op zich te nemen en de functies van de Dieptetuin in het sociale verkeer uit te bouwen. Doel Doelen zijn: het behoud van de tuin als botanisch element, het bevorderen van de sociale functie van ontmoetingsplaats, (selectieve) evenementen trekpleister, aanzuigpunt voor creatieve en opbouwende bijdragen aan kwaliteitsverbetering en het voorkomen van vandalisme, overlast en criminaliteit ter plekke. Historie Er zijn in de loop van de jaren steeds onderhoudskwesties en organisatorische veranderingen en kleine veranderingen in de sociale functie van de tuin. Tot 1998 was de laatste renovatie gedateerd 1956. Dan maakt de Stichting ’t Gilde Zeist een plan voor het opknappen van de tuin en legt dit aan de gemeente voor. Een particulier bedrijf Europatuin is bereid gratis planten te leveren, mits er in het onderhoud daarna wordt voorzien. Op 11-1-2000 gaat de gemeente akkoord met het voor haar rekening nemen van het technische onderhoud door wekelijks een manuur ter beschikking te stellen. 20-3-2001 draagt wethouder Swart de Dieptetuin over aan de vrijwilligers. Het grove onderhoud wordt voortaan verzorgd door de gemeente, het kleine onderhoud door vrijwilligers die wekelijks werk verrichten onder begeleiding van een gemeentelijke deskundige. Op 25-3-2004 stelt de gemeente middelen ter beschikking om de grond te verbeteren en tuinaarde te laten aanbrengen (€ 3200). In 2005 bekostigt gemeente het aanbrengen van een hekwerk (€ 1600) ter voorkoming van insluipen via de achterzijde van Huize Valckenbosch en hangjongeren. In 2007 is er een aanvraag monumentenvergunning voor het aanbrengen van een publiek hekwerk van antroposofisch verpleegtehuis Huize Valckenbosch aan wijkteam Centrum Op 1-6-2007 meldt de Monumenten commissie geen bezwaar te hebben. Op 26-2-2009 wordt de aanvraag monumenten vergunning ingetrokken. 72 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bewoners voeren overleg met de gemeente. In deze periode is er in toenemende mate overlast van jongeren voor de bewoners die om de Dieptetuin wonen. De huidige voorzitter van de Stichting Vrienden van de Dieptetuin is sinds 2008 een van deze omwoners. ‘s Nachts wordt er met motoren door de openbaar toegankelijke tuin gereden, er vinden criminele activiteiten plaats. De gemeente gaat niet alert met de klachten van de omwonende om, naar hun gevoel. Tenslotte wordt door de gemeente besloten om de tuin doordeweeks alleen open te stellen van 8.00 -16.30 uur. Het openen en sluiten van het hek wordt door iemand van de Plantsoenendienst uitgevoerd. Dat de tuin tijdens de weekenden dicht is vinden de omwonenden niet ideaal. Eind 2011/begin 2012 besluit de gemeente zonder enig overleg met betrokkenen in het kader van bezuinigingen om tuinen en parken in Zeist die niet op zicht locaties liggen niet meer te onderhouden. Ook zal de keet met tuingereedschap van de Plantsoenendienst die in de Dieptetuin is ondergebracht verdwijnen en daarmee de bijdrage van het gemeentelijke personeel. Dit wekt grote boosheid bij de omwoners van de Dieptetuin die zich gaan organiseren. Deze richten de Stichting Vrienden van de Dieptetuin op en nemen contact op met de verantwoordelijke bestuurders van de gemeente (wethouder Jacqueline Verbeek en de gemeentesecretaris). Dat leidt tot een kering in de gang van zaken. De gemeente betaalt de notariskosten voor de oprichtingsakte van de Stichting. In het bestuur van de Stichting zit ook een lid van de Stichting Groen Valckenbosch die het groen van de hele wijk Valckenbosch beoogt te bevorderen. Er komen particuliere donateurs. Er zijn ca. 50 vrijwilligers. Voor geïnteresseerden worden er periodiek rondleidingen en lezingen verzorgd en in toenemende mate vinden events plaats zoals een levende kerststal die kerst 2012 ca. 600 bezoekers trekt. Omwonenden houden de omgeving van de tuin in de gaten ter voorkoming van o.a. vandalisme en door de Vrienden wordt toegang geregeld via openingstijden. Vervolgens wordt er een bedrag van € 100.000 in de voorjaarsnota van de gemeente opgenomen om de in verval verkerende muur te herstellen. De renovatie van de tuinmuur vindt in de winter 2012/2013 plaats. Renovatie van de vijver staat nu op de actielijst en herstel van de enigszins beschadigde borders. Er is het plan om een samen met de gemeente overeen te komen toekomstvisie en een daarop gericht beheerplan op te stellen. Er zijn nu wekelijks verzoeken voor rondleidingen, huwelijken, toneelstukopvoeringen etc. Duurzaamheid focus 5. Milieu Sociaal X X Economisch Fornhese revitalisering Situatie Het gemeentelijke bedrijfsterrein is vooral bedoeld voor het verplaatsen van Zeister milieu- en ruimtehinderlijke bedrijven uit het centrum en de woonwijken. De gemeente kan hiertoe gronduitgiften doen of in speciale voorzieningen investeren. Op 19 maart 2009 wordt een tijdelijke wet van kracht die de gemeente de mogelijkheid geeft voor ‘experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende activiteiten van samenwerkende ondernemers mede in het publiek belang (Experimentenwet BI-zones)’. Het gaat om een (door de meerderheid van de aanwezige bedrijven te accorderen) heffing op bedrijfs- 73 gebouwen, de BIZ-bijdrage genaamd, waaruit kosten kunnen worden betaald die verbonden zijn aan activiteiten voor het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. (De wet vervalt weer op 1 juli 2015). De bedrijven op Fornhese hebben in eerste instantie niet meegedaan aan deze wettelijke mogelijkheid. Het bedrijfsterrein is echter door de jaren heen vervallen geraakt en juist deze tijdelijke BIZ regeling zou een goede gelegenheid zijn om hier verandering in te brengen. Daartoe heeft de gemeente het voortouw genomen om te proberen tot nieuwe impulsen te komen en ook meer sociale samenhang tussen de aanwezige ondernemers op het bedrijfsterrein te laten ontstaan. In 2010 wordt tevens de komst van bedrijven uit het uit de jaren tachtig stammende woonwagengebied Beukbergen in Huis ter Heide voorzien om daar plaats te maken voor de bouw van een 50-tal woonplekken. De gemeente ontwikkelt een initiatief om het bedrijventerrein Fornhese op te knappen en geeft daartoe een studieopdracht aan adviesbureau Buck Consultants International. Doel Revitalisatie van bedrijventerrein Fornhese door versterken van de sociale samenhang tussen de ondernemers, het maken van een verbeterplan en het uitvoeren daarvan met financiële steun van de gemeente en de ondernemers. Historie Oorspronkelijk is een deel van dit gebied gebruikt als gemeentelijke vuilstort. Het terrein heeft inmiddels een geschiedenis van 40 jaar. Er is per 2009 11.400 m2 grond nog uit te geven. Er zijn dan 23 bedrijven gevestigd waaronder aannemers, autoslopers, houtbewerking, transport en bedrijven met een kantoorfunctie (vastgoed, beleggingen, etc.). In 2010 is de oppervlakte uitgeefbare grond verminderd door instelling van de ecologische zone in het kader van Hart van de Heuvelrug. Op 10 maart 2011 organiseert de gemeente samen met adviesbureau Buck Consultants International en een aantal op Fornhese gevestigde ondernemers een rondleiding over het bedrijfsterrein. Tijdens deze site-visit kunnen ondernemers in aanvulling op suggesties uit het rapport van Buck verbeterpunten aandragen. Niet alle ondernemers zijn enthousiast omdat ze in het verleden minder positieve ervaringen met de gemeente hebben opgedaan. Bij de nieuwkomers is er meer interesse. De actie van de gemeente maakt het mogelijk dat Fornhese alsnog een kans krijgt mee te doen met de mogelijkheden die de wet BIZ biedt. Op 27 april 2011 nodigt de gemeente de bedrijven uit om de verbeterpunten te prioriteren en om na te gaan hoe ze kunnen worden opgepakt. Een vervolgbijeenkomst wordt najaar 2011 gehouden. De gemeente geeft aan dat ze de verbeterpunten actief zal oppakken mits de bedrijven ertoe over gaan een bedrijvenvereniging in het leven te roepen die voortaan als aanspreekpunt voor de gemeente kan optreden. Eind 2011 wordt de notariële acte van de vereniging gepasseerd en wordt de nieuwkomer op Fornhese, Jeroen Pluigers, voorzitter. Het College neemt op 8 mei 2012 een positief besluit over een pilot voor het duurzamer maken van bedrijfsterrein Fornhese. Wethouder Jacqueline Verbeek-Nijhof: “De wensen van de ondernemers en de gemeente zijn bij elkaar gekomen in een maatregelenpakket, waarmee we Fornhese een duidelijke kwaliteitsimpuls kunnen geven. Ik ben trots op het resultaat dat we in een goede samenwerking hebben bereikt.” Zowel gemeente als ondernemers zijn van mening dat integrale uitvoering van het 74 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving pakket leidt tot verduurzaming en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van Fornhese. De pilot ‘Fornhese’ bestaat uit een breed maatregelenpakket. De ondernemersvereniging realiseert zelf een nieuwe bewegwijzering naar de bedrijven, en kijkt hoe de entree van het terrein geoptimaliseerd kan worden. Daarnaast buigt de ondernemersvereniging zich over de parkeerproblematiek op het bedrijventerrein. In 2013 is er nog maar ca 5.000 m2 grond vrij beschikbaar en zijn er ruim veertig grotere en startende bedrijven gevestigd. Het college neemt op 22 januari 2013 een besluit over de reconstructie van de Fornheselaan. De rijbaan wordt verbreed met een halve meter, zodat vrachtwagens elkaar beter kunnen passeren. Langs de bedrijvenzijde komt een apart voetpad en de fietsdoorsteken tussen rijbaan en fiets- of voetpad (parallel aan het spoor) worden verbreed. Voor het laden en lossen wordt de oplossing gevonden in het aanbrengen van laad- en losstroken langs de boszijde. Vanuit het oogpunt van groot onderhoud wordt het asfalt op de Fornheselaan vervangen. Aan de boszijde wordt een bermbescherming aangebracht van 1 meter breed. Door de verbreding aan beide zijden van de weg wordt voorkomen dat de randen van het asfalt en de bermen kapot worden gereden. Voor de straatverlichting komen er nieuwe armaturen van LED, duurzaam in energieverbruik. Op de Fornheselaan geldt nu een snelheidslimiet van 80 kilometer per uur. Aangezien dit de verkeersveiligheid niet ten goede komt en het geen doorgaande weg is, heeft de gemeente in overleg met de ondernemers besloten de limiet bij te stellen naar 60 kilometer per uur. Dit geldt ook voor de Hindelaan. Om automobilisten te attenderen op zijstraten, komen er op de kruisingen plateau markeringen. De reconstructie is voorjaar 2013 ter hand genomen. Duurzaamheid focus Milieu Sociaal Economisch X 6. Hoge Dennen duurzaam Situatie De buurt Hoge Dennen is onderdeel van de wijk Kerckebosch waar de gemeente Zeist onder meer een groot herinrichting plan Kerckebosch heeft lopen met een woningbouwproject van 500 woningen waarvoor duizenden bomen zouden moeten worden gekapt. De gemeenteraad heeft voorjaar 2013 besloten na heftige protesten van de bevolking het plan niet volgens het eerdere voornemen ineens, maar gefaseerd, uit te voeren. Dit is een grote kwestie die andere zaken heeft overschaduwd. De ‘werkgroep Hoge Dennen duurzaam’ is in 2011 opgericht door Marius Keij als onderdeel van de wijkvereniging Hoge Dennen – Kerckebosch. Inmiddels heeft de werkgroep 15 leden en opereert tamelijk autonoom binnen de wijkvereniging. De werkgroep richt zich op meerdere duurzaamheidsthema’s die achtereenvolgens worden opgepakt. Doel Samen de wijk duurzamer maken. Proces is belangrijker dan het concreet realiseren van projecten. Leuze is: meer doen met minder; groen behouden. 75 Historie Na aandacht in 2011 voor zonnepanelen, die overigens in deze wijk moeilijker te plaatsen zijn dan in andere wijken zoals Wilhelminapark- of Pedagogenbuurt waar meer platte daken zijn en minder oude hoge bomen staan die zonlicht wegvangen, zijn er andere thema’s aan de orde. Sinds 2012 gaat men de noodzaak van warmte isolatie na, waartoe een warmte camera is aangeschaft en waarmee bij elkaar (inmiddels bij 36 woningen) metingen worden uitgevoerd waarna men bespreekt waar de verschillen aan te wijten zijn. Een recente avond hierover trok naast de organisatoren zo’n 16 belangstellenden. Ook besteedt men veel aandacht aan de infiltratie van regenwater in de droge zandbodem. Zo heeft men geconstateerd dat het Waterschap wel subsidie verleent om het regenwater van het dak niet op het riool te lozen en in de tuin te infiltreren, maar dat wordt vergeten naar een minstens zo belangrijk verschijnsel te kijken: de toenemende verharding van de tuingrond waardoor het regenwater alsnog afstroomt naar het riool in plaats van naar de ondergrond. Verder wil men aandacht gaan vragen voor het zwerfvuil en met acties van vrijwilligers dit gaan opruimen. Ook wil men aandacht vragen voor natuur in de omgeving door fietstochten te organiseren. Het is de bedoeling meer een beweging in gang te zetten dan een project uit te voeren. Door deze beweging kan ook de sociale cohesie in de wijk toenemen en wordt gewerkt aan community building. Daarom staat hoog in het vaandel ‘het leren van elkaar’ in plaats van het alleen maar shoppen bij leveranciers. De werkgroep onderhoudt incidenteel contacten met vergelijkbare wijken zoals de voorlopers in de Wilhelminapark buurt, maar volgt zoals aangegeven een eigen meer op het proces dan op het project gerichte aanpak. Duurzaamheid focus 7. Milieu Sociaal X X Economisch Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje Situatie Twee initiatiefnemers, Thijs Kurstjens en Maarten van Deursen, hebben hun plannen om duurzame energie op de eigen woning toe te passen gedeeld met andere bewoners van de Pedagogenbuurt met het aanvankelijke idee dat het collectief aanschaffen van zonnecellen (financiële) voordelen kan opleveren en dat wat in andere wijken, met name de Dichterswijk en de Wilhelminaparkbuurt lukte, ook in hun wijk mogelijk moest zijn Doel Hun doelen waren het plaatsen van zonnepanelen op de daken van de huizen in de Pedagogenbuurt op een collectieve manier, daarbij zo veel mogelijke buurtbewoners betrekkend. Er zijn veel gelijksoortige typen huizen met platte daken in deze buurt die heel goed geschikt zijn voor zonnepanelen. Naast het bereiken van CO2-reductie wilde men ook inzichten delen, iets doen voor de wijk en andere bewoners beter leren kennen. 76 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Historie Het idee bestond al een tijd in de hoofden van de initiatiefnemers en eind 2011 begonnen de gesprekken hierover concreter te worden bij de vergadering van de bewonersvereniging. Na een ruime oriëntatie wordt besloten zonnepanelen aan te schaffen bij installatiebedrijf Van den Pol. In maart 2013 zijn bij 20 huizen zonnepanelen geplaatst. Het specifieke project (het traject van het idee tot het collectief aanschaffen van zonnepanelen) is nu aan het einde gekomen maar er is geen einddatum afgebakend. Er kunnen nog nieuwe deelnemers aansluiten, waarvoor ook interesse lijkt te bestaan. Duurzaamheid focus 8. Milieu Sociaal Economisch X X X PGGM nieuwbouw Situatie PGGM wilde in 2001 haar kantoor te Zeist aan de zuidzijde uitbreiden en zo haar over vijf locaties gespreide medewerkers concentreren op één locatie. Een belangrijk punt daarbij is hoe de extra verkeersdrukte op duurzame wijze (overleg, inspraak, veiligheid, overlast, aanpassing plannen, etc.) wordt opgevangen. Er is in de beginfase nog overwogen op een andere locatie te gaan bouwen maar al snel is gekozen voor Zeist omdat een groot deel van het personeel hier ook in de buurt woonde en het een mooie omgeving is waar een historisch verleden van de organisatie ligt. PGGM bezat tevens de benodigde grond al. Deze beslissing is later nog wel eens ter discussie gesteld omdat het beslist geen AAA locatie is en slecht is ontsloten. Bovendien was te verwachten dat omwonenden bezwaren zouden hebben tegen een dergelijk groot beeldbepalend gebouw in hun achtertuin. (PGGM beheert €135 miljard en in het kantoor werken 1200 mensen). Wegens deze verwachtingen heeft men van begin af aan veel aandacht aan inspraak en voorlichting besteed. Doel Er zijn twee motieven om tot nieuwbouw te besluiten: a. het samenvoegen van 5 locaties die gingen leiden tot ongewenste subculturen; en b. voorbereid zijn op de verwachte groei in personeelsbestand met het oog op de vergrijzing en de grotere arbeidsintensiviteit die de nieuwe vormen van pensioenvoorziening zouden gaan vragen. Historie In 2001 maakt PGGM bekend plannen te hebben tot uitbreiding van het kantoor aan de KroostwegNoord. Op 18 december 2001 maakt de gemeente bekend in principe mee te willen denken over uitbreiding van het kantoor van PGGM aan de Kroostweg-Noord. Op 18 juni 2002 organiseert de gemeente een informatie avond voor bewoners over de plannen. Er worden in 2002 drie studies in opdracht gegeven voor: een stedenbouwkundig advies van Royal Haskoning een verkeerskundig advies van Goudappel Coffeng 77 een advies over de landschapsarchitectuur van Tlu. Op 21 januari 2003 is er een ‘Gebiedsvisie Kroostweg’ door PGGM en de gemeente ontwikkeld waarin een voorkeursvariant is uitgewerkt. Het bestaande gebouw zal uitgebreid worden aan de zuidzijde, waar het bestaande parkeerterrein zich bevindt. PGGM heeft in twee ronden de omwonenden hierbij betrokken. Deze consultaties hebben tot enkele aanpassingen geleid, waaronder de eis dat de nieuwbouw niet hoger zal worden dan de bestaande bouw. Een ander punt is hoe de extra verkeersdrukte wordt opgevangen. PGGM dient 25 maart 2003 een Bouwplan in. Overleg met procesmanager H.A. van Leeuwen laat zien dat de uitbreiding alleen tot merkbare effecten zal leiden in de directe omgeving van het gebouw dat bereikbaar zal zijn voor het inkomend verkeer via de Noordweg-Noord (in plaats van ontsluiting van het Sportlaantje, beide gelegen in gemeente De Bilt) en voor het uitgaande verkeer via Kroostweg-Noord. Er wordt een toename van het verkeer op de Kroostweg-Noord tijdens de avondspits verwacht. Op 24 april 2003 vraagt de Landelijke vereniging hobby tuinders (AVVN) die een tuinpark exploiteren langs de Noordweg-Noord in De Bilt aan gemeente De Bilt om nader informatie maar ontvangt hierop geen reactie. Op 12 mei 2003 bespreekt de commissie Ruimte van de Gemeenteraad van Zeist de uitbreidingsplannen van het PGGM-kantoor aan de Kroostweg-Noord. Op 4 juni 2003 wordt door de gemeente een samenspraak bijeenkomst met de omwonenden georganiseerd op basis van het Visie document en het concept Bouwplan en wordt bekeken wat hun wensen en behoeften zijn, mede in verband met de wijzigingen in de verkeersinfrastructuur. (Zeist: Nieuwsblad 20 mei 2003) Op 6 oktober 2003 komt een risico analyse planschade beschikbaar. Op 2 december 2003 organiseert de gemeente Zeist een ‘petit comité’ gesprek met de bewoners van Kroostweg-Noord. Op 17 april 2004 besluit de gemeente tot verbreding van de Kroostweg Noord waartoe van een aantal bewoners een strook van 1 meter van de voortuin moet worden gekocht. 10 juni 2004 stellen de bewoners voor de hele weg wat op te schuiven zodat er minder grond hoeft te worden gekocht. Na enig onderzoek stemt de gemeente hiermee in. De gemeente sluit 13 september 2004 een convenant met de huizenbezitters waarin de gemeente toezegt de grond te kopen, dat er een 30 km snelheidszone wordt ingesteld en er een flitspaal komt. Op 17 december 2004 ontvangt de gemeente het taxatie rapport van de waarde van de grond. In 2005 wordt definitief besloten tot de bouw. Daarna wordt de grond overgedragen en de bouwvergunning verleend. November 2007 start de bouw. Bewoner Erik de Vries klaagt 23 september 2009 dat men niet tijdig wordt gewaarschuwd wanneer buiten de afgesproken tijdens de bouw toch herrie wordt gemaakt vroeg in de ochtend of laat in de avond. De gemeente geeft bij navraag geen reactie wegens ‘ziekte’ medewerker. (De Nieuwsbode van Zeist 23-9-2009). Op 14 april 2011 wordt de nieuwbouw door CEO Martin van Rijn van PGGM en de burgemeester geopend. 78 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Duurzaamheid focus Milieu Sociaal Economisch X 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein - stand medio 2012 Situatie Aan de noordkant van Zeist in de Dichterswijk ligt een bosgebied van ongeveer 22 hectare. Op 3,2 hectare van dit instellingsterrein, het Sanatoriumbos, ontwikkelen Stichting Reinaerde en Stichting De Seyster Veste een buurtschap met 124 woningen. Behalve 107 woningen voor de reguliere woningmarkt, komen er ook 17 zogenaamde zorgwoningen. Deze zorgwoningen bieden onderdak aan ongeveer 100 bewoners die nu nog op de zorglocatie Dennendal bij Den Dolder wonen. Het Buurtschap is een mengvorm van wonen in de wijk en op het instellingsterrein. De Stichting De Seyster Veste ontwikkelt het Buurtschap. Daartoe heeft het een gebiedsvisie opgesteld en een stedenbouwkundig plan en er is een verzoek ingediend voor vrijstelling van het bestemmingsplan. De gemeente hoopt dat de bewoners van de zorgwoningen via het Buurtschap integreren in de Zeister samenleving. Tegelijk zal Reinaerde haar bestaande oude gebouwen in Dennendal slopen en het terrein terug geven aan de natuur. Doel Mensen met een beperking (het betreft 17 woningen waarin 102 mensen zijn ondergebracht) laten wonen in een woonwijk (Buurtschap Sanatorium terrein) en een andere locatie (Dennendal) teruggeven aan de natuur omdat deze locatie onderdeel is van de Ecologische Hoofd Structuur. Historie Rond 1995 was het doel van het ministerie van VWS om mensen met een beperking te laten wonen in de wijk en weg te halen uit geïsoleerd gelegen instellingen. Over een en ander is in 2003 een Convenant Hart van de Heuvelrug gesloten tussen betrokken partijen. Hierbij stond voor ogen gebruik te maken van een kavel grond op het Sanatorium terrein dat nog bos was maar dat in het Provinciale streekplan in een rode contour lag. Bovendien is Reinaerde al eigenaar van deze grond. Om moeilijkheden met omwonenden te voorkomen werden vele inspraak avonden georganiseerd. De bewoners waren onderdeel van drie verenigingen die elk een andere visie op de ontwikkelingen ten toon spreidden. Dit leidde ertoe dat bij elk hogere verwachtingen ontstonden dan konden worden gerealiseerd. Bovendien hielden de bewoners er geen rekening mee dat de rode contour als beleidsuitgangspunt al was vastgesteld, uitspraken van de Raad van State had gepasseerd, en niet meer ter discussie stond. Dit deed echter de onvrede van bewoners niet minder worden. Zij waren gehecht aan deze locatie waar zij kunnen wandelen en er was onbegrip voor het feit dat een groot aantal bomen zou worden gekapt. De volgende stappen zijn inmiddels doorlopen: De gebiedsvisie voor het hele Sanatoriumterrein, waar de Buurtschap deel van uitmaakt, is ontwikkeld door West8 Urban Design & Landscape Architecture BV te Rotterdam. In 2005 zijn de plannen op verschillende momenten met de omwonenden besproken, waarbij zij hun opmerkingen bij de plannen konden plaatsen. Dit heeft tot verschillende aanpassingen geleid. 79 In 2006 wordt een inspraakronde gehouden over het concept-Stedenbouwkundige plan Buurtschap Sanatoriumterrein. De plannen roepen een fors burger protest op. Organisaties die hierbij actief zijn betreffen Stichting Behoud Sanatoriumbos en de Stichting Milieuzorg Zeist. Het in deze belangrijke ‘Het Utrechts Landschap’ neemt over de gehele transactie een neutraal standpunt in. Na de inspraak worden de plannen door de gemeente stapsgewijs doorgezet. Op 4 april 2008 verzoeken de wooncorporatie Stichting De Seyster Veste en de zorginstelling Stichting Reinaerde medewerking aan de gemeente voor het verkrijgen van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 van de WRO. Immers het huidige bestemmingsplan laat de woningbouw niet toe en ook enkele andere zaken moeten via een zgn. coördinatieregeling worden geregeld: een monumenten vergunning, een onttrekking openbaar gebied (hoek Thorbecke laan/Schemerslaan) en een ontheffing van de Flora- en Faunawet. Op 7 mei 2009 treedt het bestemmingsplan Zeist-Noord in werking waarbinnen het Sanatoriumterrein valt, dat als voorlopige bestemming nog ‘bos’ kent (maar ter plekke van het deel waar de woningbouw is voorzien een rode contour kent, volgens mededeling Tjitske Tabak van Reinaerde). Op 20 oktober 2009 nodigt de gemeente belanghebbenden uit om zienswijzen t.a.v. het ontwerpbestemmingsplan Buurtschap Sanatoriumterrein in te dienen. Er volgt een lawine van 190 schriftelijke protesten van burgers en o.a. de Stichting Beter Zeist, waarin verschillen bewonersverenigingen en milieu- en natuurorganisaties zich hebben verenigd. Belangrijke tegenargumenten betreffen het verlies van bosgebied, de verkeersafhandeling, en onbegrip bij de gehandicapte bewoners en hun familie omdat deze niet verplaatst zouden willen worden. Op 18 februari 2010 stelt de gemeenteraad van Zeist de nota van zienswijzen en het bestemmingsplan Buurtschap vast. Nu kan de ontwikkeling van het Buurtschap Sanatoriumterrein worden voortgezet en komt de realisatie een stap dichterbij. Zodra het bestemmingsplan onherroepelijk is, kunnen bouwvergunningen worden aangevraagd en verleend. Ten tijde van dit onderzoek in april 2013 is de woningbouw nog niet gestart. Reinaerde moet nog definitief besluiten of het project wordt doorgezet. Duurzaamheid focus 10. Milieu Sociaal X X Economisch Repair Café Situatie Repair Cafés zijn gratis toegankelijke bijeenkomsten die draaien om het samen repareren van niet meer functionerende goederen. Op de locatie waar het Repair Café wordt gehouden, is gereedschap en materiaal aanwezig om alle mogelijke reparaties uit te voeren op kleding, meubels, elektrische apparaten, fietsen, speelgoed etc. Ook reparatiedeskundigen zijn aanwezig, zoals elektriciens, naaisters, timmerlieden en fietsenmakers. Bezoekers nemen van thuis kapotte spullen mee. In het Repair Café gaan ze samen met de deskundigen aan de slag. Stichting MeanderOmnium (een welzijnorganisatie in Zeist en omgeving) kwam met het idee voor een Zeister Repair Café in het kader van hun project ‘Zorgeloos wonen’. Het betreft vooral de wijk Kerckebosch. Repair Café Zeist is geïnspireerd vanuit Transition Towns maar maakt hier geen deel 80 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving van uit. Stichting MeanderOmnium heeft Peter Spoelstra, als sociaal actieve burger en raadslid, benaderd om dit initiatief te willen oppakken. Er is vervolgens een geschikte locatie gevonden in het werklokaal van het Christelijk Lyceum gebouw. De groep die de bijeenkomsten organiseert bestaat uit ca. 6 personen en per bijeenkomst komen er 50- 60 deelnemers langs. Doel Het initiatief kent meerdere doelen waaronder het hergebruik van voorwerpen die langer mee kunnen gaan als ze gerepareerd worden, mensen bewust maken dat ze geen nieuwe dingen hoeven te kopen als kapotte spullen nog gerepareerd kunnen worden, educatie hoe men kleine reparaties zelf kan uitvoeren en zingeving omdat vrijwilligers er plezier in hebben om te klussen en om op deze manier anderen te helpen, waarna ‘betaling met een glimlach’ voldoende is. Het heeft ook een kostenbesparing voor de deelnemers tot gevolg omdat ze geen nieuwe apparatuur hoeven aan te schaffen. Aan de andere kant worden minder nieuwe spullen gekocht wat een omzet daling bij handelaars/ondernemingen tot gevolg kan hebben. Historie Het project is in november 2012 begonnen en al in januari 2013 werd de eerste Repair Café Zeist bijeenkomst gehouden. Het is de bedoeling elke twee maanden een bijeenkomst te organiseren. De derde Repair Café Zeist bijeenkomst is in mei voorzien. Volgend jaar kan de frequentie mogelijk verhoogd worden. Duurzaamheid focus 11. Milieu Sociaal X X Economisch Triodos International Nieuwbouw Situatie In 2002 betrekt Triodos Bank na lange voorbereiding haar nieuwe huisvesting aan de Utrechtse weg. Al snel blijkt dat uitbreiding opnieuw noodzakelijk is. Deze wordt gevonden door aan de Nieuweroordweg 1, gelegen in het verlengde van het bestaande pand, een uitbreiding te realiseren. Deze ligt op een bijzondere kavel waarvan een gedeelte dienst deed sinds 1855 als katholieke begraafplaats. In 1988 werd deze begraafplaats uitgeroepen tot gemeentelijk monument. De groei blijft overigens doorgaan waardoor in 2010 een tijdelijk pand aan de Utrechtseweg 44 wordt betrokken door Triodos Bank Nederland. Het is momenteel de bedoeling om dit bedrijfsonderdeel samen met Investment Management in 2016 te verplaatsen naar een nieuw gebouw op het landgoed De Reehorst te Driebergen. Het Triodos Bank Hoofdkantoor blijft in deze plannen in Zeist op de huidige locatie. De Triodosgebouwen huisvesten naast de bijna 270 medewerkers tientallen slimme concepten op het gebied van energiebesparing en duurzaamheid. Het nieuwe gebouw van Triodos International bevat vernuftige klimaatschermen, de kasteelbouwstijl, lemen muren als vochtregulatoren, waterbewuste toiletten, hergebruikte bakstenen, cradle to cradle vloerbedekking, slimme parkeersystemen, zuinige liften, duurzame materialen, etc. 81 Doel Het maken van voldoende grote huisvesting voor het sinds 2000 snel groeiende personeelsbestand op een manier die de identiteit van de bank uitdrukt. Omdat Triodos Bank geen loketfunctie heeft, is het gebouw een van de weinige verschijningsvormen waarmee de bank zijn identiteit fysiek kan uitdrukken. Het nieuwe Triodos International gebouw moet nog weer (50%) energie efficiënter zijn dan het al in 2002 gerealiseerde gebouw. Historie Bij de aanvraag voor de bouwvergunning en de uitvoering van de bouw deden zich af en toe strubbelingen voor tussen het zeer innovatieve architectenbureau van Thomas Rau en de ambtelijke dienst, die bijvoorbeeld vast hield aan EPC eisen die de architect als achterhaald beschouwde en veel minder ver (40% minder ver) gingen dan de opdrachtgever wilde. Onderdelen die daarbij verder spelen zijn duurzaamheid gerelateerde thema’s zoals de fietsenstalling (de gemeente Zeist wilde een veel kleinere plaats hiervoor dan de architect), het concept van de ‘sociale parkeerplaats’ waarbij drie rijen dik wordt geparkeerd maar wat door de gemeente niet werd toegestaan, evenmin als het ondergronds hebben van een grote footprint van het gebouw dan de gebouwcontour. Het nieuwe gebouw wordt toch snel gerealiseerd en is in 2006 in gebruik genomen. Duurzaamheid focus 12. Milieu Sociaal X X Economisch Werkartaal herfinanciering Situatie Werkartaal is een ruim 24 jaar bestaand, in Zeist gevestigd, gecertificeerd leerbedrijf in de regio voor leerlingen die vroegtijdig hun school zonder stage of diploma (dreigen te) verlaten en voor werkloze werkzoekenden (zij-instromers). Middels een technische vakopleiding en het bijbrengen van sociale vaardigheden krijgen deze ‘drop-outs’, die via het UWV, gemeenten, het Jongerenloket, rechtstreeks vanuit scholen, de hulpvereniging etc. worden ingebracht, een tweede kans en worden zij binnen een periode van een jaar met een slagingskans van ca. 70% opnieuw ‘bemiddelbaar’ gemaakt voor een reguliere baan. Het is een initiatief van de huidige directeur Gert Ruiter, die met kunst- en vliegwerk dit vangnet (Reboundvoorziening) al ruim twee decennia met veel succes heeft weten te realiseren. De staf bestaat uit ca. 10 personeelsleden. De opgeleiden vervullen bij werkgevers vacatures, leerwerkplekken, stageplaatsen en Social Return vacatures. Jaarlijks worden gemiddeld 75 deelnemers opgeleid. Sinds de oprichting in 1989 zijn ruim 1100 deelnemers ingeschreven. Werkartaal is een Regionale bedrijfsschool en een erkend leerbedrijf, waar de deelnemers praktijkgerichte scholing krijgen in bijv. hout-, metaal-, elektro-, installatie-, fietstechniek en keukenmontage. Leerkrachten van het MBO Amersfoort (voorheen ROC ASA) verzorgen de theoretische lessen. Men kan ook een lasdiploma en een MBO-1 diploma behalen. De meeste deelnemers komen uit Zeist, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Hilversum en Soest. 82 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Werkartaal onderhoudt een ruim netwerk met samenwerkende instellingen. Naast, op basis van wettelijke regelingen, uitgekeerde subsidies zijn donaties van particuliere instellingen van belang. Overheidssubsidie is vaak een voorwaarde om ook private steun te kunnen werven en ontvangen. Gemeenten hebben hun taken ondergebracht bij de Regionale Sociale Dienst (RSD) die in het verleden projecten bij Werkartaal inkocht. De RSD koopt nu bij gedaalde middelen zo goedkoop mogelijke werkvormen in. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat wie geen uitkering heeft bij plaatsing bij Werkartaal geen uitkeringsbesparing oplevert voor de RSD en dus ook niet aan Werkartaal wordt aangeboden. Zo wordt de werkelijke toestroom in ernstige mate teruggebracht, terwijl de potentiële toestroom juist stijgt. Doel Stichting Werkartaal biedt de mogelijkheid tot positieverbetering en arbeidstoeleiding voor (dreigende) schooluitvallers en werkloos werkzoekenden in Zeist en omgeving. Er zijn in Nederland ca. 35.000 voortijdige schoolverlaters per jaar. Door sterke budgetdalingen bij overheden dreigt de continuïteit van Werkartaal in gevaar te komen juist nu de noodzaak van het vangnet (Reboundvoorziening) extra groot is. Doel is om nieuwe wegen te vinden om de continuïteit te verzekeren. Historie Al bestaat het initiatief al sinds 1989, de aanleiding tot extra aandacht zijn nu de budgettaire beperkingen door de stopzetting van het budget voor scholing en bemiddeling bij het UWV (IRO voor wwers) en de forse gemeentelijke bezuinigingen op budgetten voor scholing en bemiddeling en de stopzetting van het programma ‘Focus op Jongeren’ van de provincie Utrecht. Ook hebben (dreigende) schooluitvallers steeds minder een ‘financieel rugzakje’, waardoor zij niet eens aangeboden worden aan Werkartaal. In 2012 is overleg met de gemeente Zeist gevoerd mede in verband met de vier operaties rond de Wet werken naar vermogen, die tot decentralisaties en bezuinigen leiden om tot een oplossing voor het structurele begrotingstekort te komen. Werkartaal heeft zich in de nota ‘Werkartaal als beleidsinstrument’ richting de gemeente gepositioneerd als een gemeentelijk uitvoeringsinstrument om kwetsbare inwoners, die gemakkelijk kunnen ontsporen en dan anderszins tot probleemgevallen en kostenposten voor de gemeenschap kunnen worden, te ondersteunen in hun ontwikkeling en te helpen re-integreren. Werkartaal heeft in veel opzichten niet alleen een curatieve maar ook een preventieve sociale functie. Werkartaal heeft in genoemde nota een reeks voorstellen gedaan om haar basis en positionering te versterken bijvoorbeeld door samenwerkingen uit te breiden, zich als uitvoeringspartner een plaats te verwerven bij andere gemeentelijke beleidsterreinen als Onderwijs en Jeugdzorg, evenals in het regionale scholingsveld en op de regionale arbeidsmarkt, en als reintegratiebedrijf. Werkartaal heeft haar begroting voorgelegd en laten zien dat haar jaarlijkse netto kosten na aftrek van verkoopbare producten ca. € 800.000 bedragen. In 2012 werd hiervan 40% uit publieke middelen en 60% uit private middelen gedekt. De publieke middelen zijn echter maatgevend voor het te behalen financiële resultaat, omdat dit de omvang van de instroom van leerlingen bepaalt die vervolgens bij het bedrijfsleven weer inkomsten genereren. Werkartaal heeft daarom in 2012 aan de gemeente een structurele instandhoudings-subsidie van € 200.000 gevraagd, waarvoor aan 20 tot 30 deelnemers jaarlijks een plek kan worden geboden. Na de planontwikkeling is stagnatie opgetreden omdat de gemeente, na te hebben geconstateerd te hechten aan de rol die Werkartaal speelt en toe te zeggen dat zij die rol zal aanmoedigen en bij anderen bepleiten, heeft besloten bij brief van 25 juni 2012 niet vanuit de algemene middelen een structurele ondersteuning aan Werkartaal bij te zullen dragen. 83 Duurzaamheid focus Milieu 13. Sociaal Economisch X X Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt Situatie In de golf van enthousiasme die het Wilhelminaparkbuurt initiatief heeft gegenereerd hebben Peter Dieleman en Jitske Tiemersma een onderneming opgezet: Energieke Buurt. Geprobeerd is in eerste instantie als ondernemers in Zeist verdere initiatieven op te zetten vanuit de in Wilhelminaparkbuurt opgedane ervaringen. Al zijn er inmiddels verschillende projecten uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld Zon op Het Spoor, in het algemeen is men in deze fase tegen nogal wat weerstanden en drempels opgelopen. Doel Stimuleren duurzame leefwijze in eigen lokale omgeving. Historie De activiteit is begonnen in 2010 als onderdeel van een initiatief van de Wilhelminaparkbuurt vereniging. In kader van Duurzaam Zeist was door de gemeente een prijsvraag uitgeschreven in 2010 welke wijk met het beste duurzaamheidsplan kwam. Dat heeft in deze wijk een flinke impuls opgeleverd en mensen bij elkaar gebracht. Het plan heeft geresulteerd in maatregelen bij 30 huishoudens op het gebied van isolatie, zonnepanelen en autogebruik. Momenteel staan de activiteiten in de wijk op een wat lager pitje. De gemeente heeft bij de start van Energieke Buurt een introductie avond georganiseerd in het bijzijn van de wethouder over de voordelen en mogelijkheden van zonnepanelen. Na de start van de Energieke Buurt bleek het gemeentelijke stimuleringsbeleid niet toegesneden op het steunen van dergelijke start ups, vooral omdat men niet een bepaalde onderneming wil bevoordelen. Men zegt te snel: nu kunnen jullie het zelf wel. Verder was de ervaring dat de gemeente weliswaar drie ambtenaren heeft vrijgesteld om initiatieven te begeleiden, maar dat er te weinig middelen zijn vrijgemaakt. Daardoor kunnen weinig subsidies of bonussen en dergelijke ter beschikking worden gesteld om initiatieven over een drempel te helpen of bepaalde energiebesparingsdoelen te halen. Een royale funding zou overtuigender zijn geweest. Vanuit Energieke Buurt is er een keer contact geweest met de initiatiefnemers van Pedagogenbuurt. Zij besloten echter hun eigen weg te gaan. Duurzaamheid focus Milieu X 84 Sociaal Economisch X Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 14. WNF nieuwbouw Situatie Aanleiding vormde het te klein worden van het kantoor van WNF door de groei van het ledental en het aantal personeelsleden van 50 naar 100. Bovendien zorgde de oude locatie voor overlast voor de omgeving vanwege de parkeerproblematiek. Omdat het een woonbuurt was, kon er geen uitbreiding van de activiteiten op deze vestiging plaatsvinden. Het WNF wilde in Zeist blijven vanwege marketingoverwegingen. ‘WNF Zeist’ had een vertrouwde klank en goede faam. Van belang was ook dat het merendeel van de medewerkers in of nabij Zeist woonden. Na enige oriëntatie is voor renovatie van een oud gebouw van het IVO gelegen in het landgoed Schoonoord gekozen. Aanleiding voor een duurzaam ontwerp en duurzame inrichting was één van de voorwaarden die minister Pronk van VROM stelde om in het natuurgebied te bouwen: ’het gebouw en terrein worden door het WNF duurzaam en met energiebesparende maatregelen ingericht’. De uitgeschreven ontwerpprijsvraag onder zeven architectenbureaus duwde de activiteiten tevens richting een duurzame benadering omdat het winnende architectenbureau van Thomas Rau een zeer innovatieve benadering vanuit duurzaamheid had gekozen. Doel Het ontwikkelen van een ruimere huisvesting voor het gegroeide WNF. Tijdens het proces ontwikkelde zich de visie dat het nieuwe kantoor en de natuurlijke omgeving ervan moeten symboliseren waar het WNF voor staat: in samenwerking bouwen aan een toekomst waarin de mens in harmonie met de natuur leeft. Het gebouw moet zo worden ontworpen dat mensen elkaar gemakkelijk ontmoeten; niet alleen de mensen die er werken, maar ook de mensen die het bezoeken. Bovendien moet het in ere herstelde landgoed Schoonoord weer aantrekkelijk voor het publiek worden. Nevendoel werd om te laten zien dat duurzaam bouwen niet duurder hoeft te zijn. Historie De locatie met een oud uit 1954 daterend laboratorium van het IVO werd door WNF in 2003 gekocht om het – deels door slopen deels door herstel – snel en tegen lage kosten te transformeren tot haar nieuwe kantoor. Op 22 augustus 2003 had de toenmalige directeur WNF, Niek van Heijst, een gesprek met de gemeentesecretaris waarin van de kant van de gemeente een service instelling werd toegezegd. De projectleider kreeg echter niet het gevoel dat de gemeente zich als een partner opstelde in het neerzetten van een experimenteel duurzaam gebouw en voelde zich de jaren daarna niet gefaciliteerd. Bij aanvang van het bouwproject lag het park (landgoed Schoonoord is een natuurmonument) overhoop en had het, tot groot ongenoegen van de lokale milieu organisaties, deels een nieuwe padenstructuur gekregen. Door de aanpak kon synergie van belangen van verschillende partijen gerealiseerd worden. De verschillende belanghebbenden kwamen overeen hoe het herstelplan van het landgoed er uit moest gaan zien, waaraan de milieuorganisaties meewerkten. Zo is het park waar mogelijk in zijn originele staat terug gebracht. Duurzaamheid is verder gericht op milieueffecten. Materialen moeten zijn hergebruikt en van eerlijke origine zijn. Er is geen gebruik van fossiele brandstoffen doordat driedubbel glas is gebruikt en 85 zonnepanelen op het dak zijn geplaatst voor elektriciteit en warm water. Er is warmte- en koudeopslag in de bodem. Verder worden fietsgebruik en OV bevorderd door een maximum aantal van slechts 30 parkeerplaatsen te bieden. Als renovatieproject werd dit het eerste CO2-neutrale gebouw in Europa. Het gebouw is volledig opgenomen in het landschap, waar er ín de natuur vóór de natuur gewerkt wordt. Het gebouw biedt ook ruimte aan allerlei dieren. Zo is wat begon als verhuisproject geworden tot veranderproject en MVO project met een internationale uitstraling. Dit is ontstaan door een goede samenwerking in een team bestaande uit Jan van den Bremer als projectleider, mensen van architectenbureau Thomas Rau, de landschapsarchitect Willem Overmans (sprak met alle partijen en in de werkgroep Schoonoord) en bouwbedrijven die met milieu aan de slag wilden. Het gebouw is juli 2006 opgeleverd. Duurzaamheid focus 15. Milieu Sociaal X X Economisch Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum Situatie Stichting Woudschoten is eigenaar van het landgoed van 45 ha en opvolger van de oorspronkelijke christelijke stichting voor het bouwen/inrichten van de accommodatie op de locatie Woudschoten. De Stichting beoogt de instandhouding van het landgoed terwijl een in 1994 opgerichte commerciële BV de exploitatie van het Hotel- en Conferentiecentrum Woudschoten uitvoert. Met het oog op een betere exploitatie wordt in 2002 door de BV een uitbreiding van de accommodatie voorbereid door aanbouw van een nieuwe vleugel. De nieuwbouw moet de herpositionering en het opstarten van een nieuwe levenscyclus van het bedrijf inluiden. Eerst moeten echter een aantal hobbels rond de uitbreiding en de lokalisering van de parkeergelegenheid bij het hoofdgebouw (de villa is tevens gemeentelijk monument) worden opgelost. Daarbij is mede een gegeven dat de EHS tussen het aangrenzende KNVB terrein en Woudschoten een verbindingszone heeft. Al is de Stichting eigenaar van het grondgebied, de BV neemt het professionele beheer voor zijn rekening. Het ‘product’ van de BV wordt ge-upgrade om het beter in de markt te zetten. Het profiel van de Stichting Woudschoten en de exploitatie BV worden sinds 2008 steeds sterker gericht op MVO en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen omdat de markt dit vraagt. Het onderzochte initiatief omvat de herpositionering die vanaf 2008 tot 2012 heeft plaatsgevonden. Doel Er is sprake van meerdere doelen. Naast omzet verhoging op basis van een gekozen gastvrijheidprofiel door verhoging van het aantal overnachtingen, congressen en conferenties, wordt ook het steeds beter invullen van duurzaamheidskenmerken als onderscheidend criterium nagestreefd. Door dit duurzaamheidsdoel groeit de BV toe naar de waarden die gehanteerd worden door de Stichting. Het zichtbaar maken van duurzaamheidsinitiatieven voor de gasten van Woudschoten wordt vorm gegeven door gasten dichter bij de natuur en een duurzame levensbenadering te brengen. Men wil een Maatschappelijk Betrokken Onderneming zijn. In dit aspect wil Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum zich binnen de branche onderscheiden. 86 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Historie De start lag eigenlijk in 2002 maar in 2008 is er een versnelling opgetreden. In het kader van de renovatie van het hoofdgebouw was uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen een uitdaging omdat de vergunningverlener hier strikte eisen aan stelde. Op 25 juni 2004 vraagt Woudschoten een aanlegvergunning voor extra parkeergelegenheid bij de gemeente aan, wat nodig is op basis van het bestemmingsplan. De gemeente vraagt 16 maart 2006 een verklaring van geen bezwaar aan bij GS van Utrecht. Op 25 augustus 2006 verklaart GS deze verklaring van geen bezwaar niet te geven. Vervolgens dient Woudschoten een nieuw voorstel in om het parkeerterrein bij het hoofdgebouw te vergroten en tegelijk het Henry Dunant huis te laten vervallen en dit terrein de bestemming Bos en Natuurgebied te geven. De gemeente verklaart zich hiermee 21 augustus 2007 akkoord en de Provincie keurt deze wijziging op 13 december 2007 goed. In 2008 wordt de heer Hans van Pelt als directeur aangetrokken met als opdracht om de per 1 januari 2009 te openen uitbreiding en de herpositionering van het centrum als duurzaam gastvrijheid bedrijf ter hand te nemen. Door de behoefte in de markt (steeds meer duurzaamheid bewuste klanten die met de keuze van dit conferentiecentrum ook de eigen identiteit willen versterken) wordt de aanvankelijk vooral commercieel ingestoken ambitie steeds meer verweven met duurzaamheidsimpulsen. Men moet de balans vinden tussen comfort voor de ca. 300 klanten per dag en de duurzaamheid van het beheer van de gebouwen en het landgoed. In 2008 wordt een duurzaamheidsplan (MVO) opgesteld waarbij criteria voor leveranciers worden geformuleerd. Het ’Green key goud’ certificaat is behaald en gehanteerd. In 2009-2011 wordt het omslagproces voltooid. Rond 2011 zijn de belangrijkste doelen gerealiseerd. Het goed met de natuurlijke en sociale omgeving omgaan is tijdens het project ook voor leiding en personeel veel dichterbij gekomen. Duurzaamheid focus Milieu Sociaal Economisch X X X 87 Bijlage 4: Samenvatting oordeel geïnterviewden over slagen en falen van initiatieven in Zeist en 68 verbetersuggesties mei2013 Samenvattende tabel met scores van geïnterviewden Initiatief 1. Amandelhof moestuin 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes (Volvo/Ford) 4. Dieptetuin 5. Fornhese revitalisering 6. Hoge Dennen duurzaam 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje 8. PGGM nieuwbouw 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein 10. Repair Café 11. Triodos International nieuwbouw 12. Werkartaal herfinanciering 13. Wilheminaparkbuurt/Energieke Buurt 14. WNF nieuwbouw 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum 11 Succes van initiatief 5 3 [3] 4 4 5 4 5 3 4 4 3 4 5 5 Bijdrage aan DO Zeist Oordeel rol gemeente 2 3 [3] 4 2 2 3 3,5 3 3 4,5 4 3 3,3 2 4 3,3 [2,5]12 2,5 4 4,5 4 3,7 2 N.V.T. 2,8 2 3 3 4,5 In het vervolg zijn een aantal positieve en negatieve observaties of obstakels die in de interviews zijn vermeld samengevat. Ook zijn de belangrijkste aanbevelingen die in de interviews naar voren kwamen weergegeven. 1. Amandelhof moestuin Positieve observaties Ambtenaar gaf de suggestie om de moestuin te starten tijdens Week van de duurzame smaak 2012 en legde eerste contact. Wethouder Joke Leenders aanwezig bij start aanleg moestuin. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Aandacht en geld gaan vooral uit naar nieuwe initiatieven, maar bestaande hebben ook steun nodig. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Steun voor organiseren biologische markt in najaar op Amandelhof. _______________________________________________________________________________________________ 11 12 Oordeel in Tabel is weergegeven op een schaal van 1-5, met 1 als laagste en 5 als hoogste waarde. De als [..] weergegeven scores zijn door de onderzoekers ingeschat op basis van het andere garagebedrijf en archiefgegevens. 88 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 2. Autoboulevard ATS (Toyota/Kia) Positieve observaties Gemeente heeft onderzoek bureau ingeschakeld om potentiële duurzaamheidsinitiatieven te inventariseren. Gemeente heeft soms hulp geboden om belemmeringen, bv. wat wel en niet onder de bebouwde kom valt, weg te nemen. Negatieve observaties, gebreken en obstakels De gemeente schiet te makkelijk in de ambtelijke rol met eisen en voorschriften. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Bezien of er meer verkeer langs autoboulevard kan komen. 2. Bezien of er synergie tussen autoboulevard en omwonenden kan worden gecreëerd. 3. Autoboulevard Broekhuis/Renes Positieve observaties Gemeente is bereid grond bedrijf Renes te kopen. Gemeente biedt grond langs autoboulevard te koop aan en ontwikkelt het concept van de (duurzame) autoboulevard. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeente wekt verwachtingen die niet worden waar gemaakt wat betreft steeds moeten uitstellen van bv bouwvergunningverlening. Onenigheid over boetes, oplevertermijnen en grondverzet bij nieuwbouw. Inschakelen van advocaat en rechtsprocedure. Aanbevelingen voor verbeteringen Zie ook 2. (ATS) 4. Dieptetuin Positieve observaties Gemeente verleende subsidie voor renovatie muur. Het mogelijk maken van zaken die reikwijdte Stichting te boven gaan. Positieve rol wijkmanager in latere fase. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Aanvankelijke bezuinigingen zonder enige afstemming, met rug naar samenleving staan. Gemeente doet pas iets als burger initiatief neemt. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente kan andere potentiële initiatiefnemers activeren met Dieptetuin als voorbeeld. 2. Uitvoerend apparaat moet beter synchroon gaan lopen met bestuurlijk gemaakte afspraken. 89 3. 4. 5. Een hulpfunctie (bv checklist, handleiding Best Duurzaam Bestuur of De Groene Gemeente) maken die initiatiefnemers op ideeën brengt over wat nog te verbeteren is. Gemeente kan meer faciliteren bv door ambtenaren een open houding aan te leren zodat ze niet de overheid willen uithangen maar ‘op ooghoogte’ met de initiatiefnemers praten. Gemeente kan meer een initiërende rol spelen door bv belanghebbenden en mogelijke steun verlenende partijen bijeen te roepen. 5. Fornhese revitalisering Positieve observaties Gemeente laat assessment rapport opstellen en organiseert site-visit. Gemeente komt afspraken daadwerkelijk na, bv verbreden toegangsweg. Gemeente stimuleert en faciliteert oprichting bedrijvenvereniging. Gemeente legt contacten en organiseert MVO lezing. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Zaken lopen bij gemeente over diverse schijven, fragmentatie. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Pro-actief met ondernemers overleggen over start van activiteiten die hun werk beïnvloeden. 2. ‘Klant’ gericht denken en werken meer aandacht geven. 6. Hoge Dennen duurzaam Positieve observaties Icoon manager duurzame buurten organiseerde o.a. contactdiner met andere wijken Negatieve observaties, gebreken en obstakels Moed en visie zoals getoond in Utrechtse Heuvelrug wordt in Zeist nog gemist. Doelstelling klimaatneutraal in 2050 is weinig ambitieus. De targets voor gemeentebeleid zijn niet concreet genoeg om markt in beweging te zetten. De grote overall doelen haal je met het faciliteren van wat wijkinitiatieven nooit. Bij nieuwbouw worden geavanceerde oplossingen niet/ te weinig voorgeschreven. Er is geen programma om aan essentie (energiegebruik bebouwing) wat te doen. Lancering ISO 26000 voor eigen gemeentelijke organisatie is geschrapt. Icoon managers hebben te weinig doorzettingsmacht. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Meer een inspirerende rol oppakken om lopende initiatieven weer impuls te geven. 2. Als gemeente zelf ook inspirerende rol oppakken naar samenleving. 3. Daartoe kan gemeente concrete en ambitieuze lange termijn doelen formuleren en die vertalen in korte termijn beleid voor bv klimaatdoelen, verkeerscongestie, bedrijfsvervoerplannen. 4. Netwerkbeheerders (o.a. Stedin) benaderen om verbruiksgegevens naar postcode te geven. 5. Instelling revolving fund voor voorschot aan burgers die investeren in zon. 90 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 6. 7. Uitvoeringsstrategieën ontwikkelen die passen bij duurzaamheidsdoelen, zoals bv: Alle openbare verlichting is binnen 5 jaar LED verlichting. Op alle scholen staan binnen 5 jaar zonnepanelen. Bij alle sportlocaties zijn er binnen 5 jaar zonneboilers/warmwatervoorzieningen. Een groenbudget financieren uit de hogere WOZ waarde die met groen samenhangt. 7. Pedagogenbuurt In ’t Zonnetje Positieve observaties Aanwezigheid gemeente geeft onderwerp meer gewicht. Icoon manager duurzame buurten stimuleert kennisuitwisseling met andere wijken. Inzicht door gemeente verstrekt in technische aspecten van dakconstructies. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeente moet aandacht verdelen en heeft per saldo maar weinig middelen ter beschikking. Wijkmanager geeft geen aandacht omdat dit als te technisch wordt beschouwd. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente moet een potje hebben voor bekostigen kleine kosten van burgerinitiatieven. 2. Vaker initiatief nemen om private initiatieven aan elkaar te koppelen. 3. Unieke events organiseren die weer inspirerend en faciliterend werken. 4. Continuïteit geven aan duurzaamheidsambities met campagnes, over de verkiezingen heen. 8. PGGM nieuwbouw Positieve observaties Gemeente is bereid belemmeringen op te lossen. Gemeente is streng maar rechtvaardig. Gemeente organiseert inspraak avonden met burgers o.a. over verkeerssituatie. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeente legt regelmatig te weinig voortvarendheid aan de dag. Gemeente stopt bemoeienis bij levering gebouw zodat er geen lering wordt getrokken. Er is geen achteraf monitoring bijvoorbeeld na 6 maanden. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Meer aandacht voor evaluatie bouwprojecten en lessen trekken voor nieuwe projecten. 2. Betere klantgerichtheid in time-management en transparantie van vergunningaanvragen. 91 9. Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein – stand medio 2012 Positieve observaties Goede medewerking bij startfase met gemeente in trekkende rol. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeenteraad volgt later zwalkend beleid. Na 2007 gaat gemeente over van trekkende naar toetsende rol voor RO zaken. Uitlopen inspraakrondes mede door toedoen klant-onvriendelijke opstelling ambtenaar. Gemeente mist aanspreekpunt voor initiatiefnemers dat uitleg geeft over RO en faciliteert. Gemeente heeft bestemming grond Dennendal al gewijzigd terwijl plannen nog niet rond zijn. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente kan meer initiatief nemen en partijen bij elkaar brengen die duurzame initiatieven ook met krediet willen faciliteren. 2. Info avonden opzetten hoe je duurzaamheidsinitiatief zelf kunt organiseren zoals ook Amersfoort doet. 3. Meer klantvriendelijke opstelling. 4. Aanspreekpunt dat uitleg geeft en faciliteert t.a.v. RO zaken. 5. Verwachtingsmanagement vanuit de gemeente naar buurtbewoners verbeteren. 6. Gemeente kan actiever participanten benaderen hoe problemen samen zijn op te lossen. 7. De doorlooptijd van zaken bij de gemeenteraad bekorten bijvoorbeeld door afspraken te maken over maximum termijnen of zaken vaker naar College te delegeren. 10. Repair Café Positieve observaties Wethouder opent eerste Repair Café bijeenkomst. Gemeente beantwoordt snel vragen van burgers. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeente is huiverig informatie over leveranciers te verzamelen en te delen. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente kan stimuleren dat concept ook in andere wijken wordt opgepakt door mensen bij elkaar te brengen. 2. Faciliteren door projectmanagement (tijdelijk) of -training aan te bieden. 3. Kennis over leveranciers helpen beschikbaar te maken. 92 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 11. Triodos International Nieuwbouw Positieve observaties De geest van de locatie speelt in Zeist een unieke rol waardoor duurzaamheidsinitiatieven zonder rol van de gemeente al van de grond komen. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Ontbreken van flexibele houding van ambtenaren bij zo’n experimenteel project. Teveel met detail zaken bemoeien die de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever zijn. Onvoldoende kennis van de technische duurzaamheidsontwikkelingen; kwesties rond EPC (voor dit ontwerp een achterhaalde energie prestatie doestelling), fietsenstalling, sociale parkeerplaatsen, ondergrondse footprint gebouw. Geen ontwikkeling in opstelling, blijvende starre houding ambtenaren. Beloftes van bestuur landen niet bij ambtenaren die ‘maar wat doen’. Geen oog voor tijdsplanning, realiteit en klantgerichtheid. Oneigenlijke eis aan architect om ook stedenbouwkundig ontwerp voor omliggend gebied te maken op kosten van de opdrachtgever. Bij informatie avonden is de gemeente vaak onvoorbereid aanwezig waardoor burgers gevoel krijgen niet serieus genomen te worden en de opdrachtgever onterecht een slechte naam dreigt te krijgen. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente maakt een inschattingsfout als ze het initiatief voor grotere projecten van de ondernemers verwacht maar moet zelf initiatief nemen bijvoorbeeld t.a.v. het maken van de Utrechtseweg tot een ‘duurzaamheidsboulevard’ met allerlei experimenten en nieuwe snufjes. Dan volgen de bedrijven wel. 2. Gemeente zou actief ondernemers in Zeist kunnen opbellen en benaderen om bij bepaalde problemen te helpen zoeken naar een oplossing. 3. De gemeente kan meer doen met haar ‘pareltjes’ en het lerende vermogen in de stad versterken. 4. Er kunnen veel scherpere duurzaamheidseisen aan nieuwbouw worden gesteld door de lat steeds hoger te leggen bij nieuwe gebouwen t.o.v. de al gerealiseerde gebouwen. 5. Ambtenaren en bestuur moeten meer als een geheel gaan opereren. 6. Klantgericht werken (oog voor tijdsfactoren en noden initiatiefnemers) meer accent geven 7. Er moet een monitoring systeem komen om na oplevering van een gebouw de energieprestaties te controleren op basis van de gedane beloftes. Bij de voorschriften gaat het om de doelen en niet de middelen. 12. Werkartaal herfinanciering Positieve observaties In 2009 heeft gemeente subsidie aanvraag bij Europese Sociale Fonds succesvol ondersteund Gemeente staat in beginsel nog steeds achter het initiatief en neemt deel aan Social Return project met 2 jongens die meewerken aan nieuwbouw gemeentehuis Negatieve observaties, gebreken en obstakels Gemeente besluit geen structurele bijdrage uit algemene middelen te verstrekken. 93 Gemeente heeft taak bij Regionale Sociale Dienst ondergebracht die zo goedkoop mogelijk werkvormen inkoopt. Wie geen uitkering heeft wordt sinds bezuinigingen niet meer bij Werkartaal aangeboden. Er wordt alleen naar korte termijn kostenbesparing gekeken en niet naar lange termijn effecten. Zeist lijkt zich alleen als Care Valley te willen profileren en de allochtonen die hier vroeger voor de industrie zijn komen wonen te vergeten. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente kan een groep mogelijke sponsors bijeenroepen en door zelf een klein bedrag toe te zeggen ook anderen bewegen mee te doen. 2. Gemeente kan meer rol van ‘buitenboordmotor’ vervullen die initiatieven een zetje geeft. 3. Bij nieuwbouw deel budget verplicht besteden aan inzet van werkzoekenden. 4. Bureau Social Return meer prikkelen ook Werkartaal in te schakelen. 13. Wilhelminaparkbuurt/Energieke Buurt Positieve observaties Uitschrijven prijsvraag heeft stimulerend gewerkt voor wijk. Week voor de duurzaamheid met bijeenkomst met externe sprekers, 150 bezoekers. Organisatie introductieavond Energieke Buurt en betalen zaalhuur. Wethouder aanwezig bij introductieavond. Inzet icoon manager duurzame buurten. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Duidelijke visie bij gemeente ontbreekt hoe de buurten in beweging te krijgen. Het is allemaal maar half geweest. Gemeente zegt te snel: nu kunnen jullie het zelf wel. Er is meer beleid op realisatie uitvoering duurzaamheidsvisie nodig. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Zet uitvoeringsgericht beleid op voor halen duurzaamheidsambities. 2. Creëer royale funding voor uitvoering beleid van o.a. stimuleren zonnepanelen. 3. Faciliteer beter het particulier ondernemerschap voor buurtacties. 4. Verzeker de continuïteit met steeds nieuwe prikkels. 14. WNF nieuwbouw Positieve observaties De gemeente verwelkomde duurzame ambities van opdrachtgever en architectenbureau. Bij startfase is een klantgerichte behandeling door gemeente secretaris toegezegd. Recent (bij WNF open dagen) is houding gemeente als positief ervaren. Negatieve observaties, gebreken en obstakels Bij realisatiefase nieuwbouw absoluut gebrek aan flexibiliteit en faciliterende attitude. 94 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Men ervaart geen partnerschap in het neerzetten van een innovatief duurzaam gebouw. Voor vergunning moet meer dan €100.000 worden betaald waar weinig tegenover staat. Niemand denkt mee hoe project in 3 jaar te realiseren. Ook na aangeven van problemen komt er geen verbetering en blijft starre ambtelijke houding. Er is geen klantgerichtheid en bestuurlijk gemaakte afspraken worden niet nagekomen. Er is geen interesse in de duurzaamheidsambitie van het project en men heeft alleen oog voor procedures. Gemeente opereert intern erg gefragmenteerd. Er bestaat bij niemand overzicht waar de stukken die in procedure zijn liggen en in welke fase ze verkeren Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de initiatiefnemer niet tijdig geïnformeerd. Er was een contactpersoon aangewezen maar deze had nauwelijks toegevoegde waarde want binnen het gemeentelijke apparaat had deze geen mandaat. Er wordt niet vanuit een tijdschema met een agenda gewerkt. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente moet duidelijker maken waarom en hoe ze bepaalde doelen wil bereiken 2. Evenementen organiseren die een win-win situatie opleveren 3. Benoemen van één contactpersoon met mandaat om zaken in goede banen te leiden 4. Ambtenaren trainen in klantgerichtheid, meedenken en ‘at your service’ houding 5. Bij nieuwe ontwikkelingen initiatiefnemers hierover tijdig en pro-actief informeren 6. Administratie systeem opzetten dat transparant voor de initiatiefnemer maakt waar vergunning aanvragen e.d. liggen en in welk stadium de afhandeling verkeert. 15. Woudschoten Hotel- en Conferentiecentrum Positieve observaties Gemeente toont echt te willen helpen Gemeente is oplossingsgericht als contact ambtenaar (is niet icoon manager voor bedrijven) 1 op 1 wordt benaderd Negatieve observaties, gebreken en obstakels Ondanks forse bijdrage aan toeristenbelasting wordt niets veranderd in ongelukkige bewegwijzering vanaf nieuwe afslag A28 Procedures worden traag doorlopen Ambtenaren stellen zaken te vaak uit. Er is geen evaluatie geweest vanuit gemeente hoe traject is doorlopen Doorlooptijden zijn te lang en als er een termijn voor staat wordt die ook helemaal benut: het mag ook sneller! Als initiatiefnemer probeer je een contactpersoon te vinden die zaken intern voor je uitzoekt. Maar dat is ook geen ideale oplossing. Aanbevelingen voor verbeteringen 1. Gemeente zou meer beroep kunnen doen op partners uit het bedrijveninitiatief ‘Samen voor Zeist’. 95 2. 3. 4. 5. 6. 96 De hoogte van de toeristenbelasting zou gekoppeld moeten worden aan de van het initiatief en zo gebruikt kunnen worden om hotelbranche duurzamer te maken. Besteding van toeristenbelasting zou transparanter moeten worden gemaakt. Zeist kan MKB branche beter ondersteunen bij duurzaamheid initiatieven. Bewegwijzering naar hotels en horeca kan voor de toeristische automobilist verbeterd worden; Zeist kan de eigen toplocaties beter naar buiten presenteren en zichtbaar maken. Zeist zou meer aandacht moeten geven aan sociale duurzaamheid. Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bijlage 5: Uitkomsten PPP-scans 97 98 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 99 100 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 101 102 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 103 104 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving Bijlage 6: Scores van succes- en faalfactoren van de initiatieven en statistische berekeningen 6a: Correlatiecoëfficienten 6b: Scores projecten 105 6 a: Correlatiecoëfficiënten 1,00 Impact duurzaamheid Zeist 0,21 1,00 Breedte duurzaamheid 0,13 0,31 1,00 Geografische omvang 0,19 0,15 -0,08 1,00 0,26 0,33 0,69 0,32 1,00 -0,74 -0,06 -0,39 0,35 -0,21 1,00 0,31 0,10 0,77 -0,26 0,61 -0,61 1,00 0,22 0,08 0,75 -0,44 0,52 -0,63 0,94 1,00 0,64 0,37 0,52 0,23 0,53 -0,57 0,57 0,53 1,00 Afhankelijkheid van gemeente -0,66 -0,12 -0,44 0,21 -0,37 0,82 -0,49 -0,51 -0,64 1,00 Rol geld -0,42 0,11 0,05 0,38 0,22 0,52 -0,17 -0,27 -0,16 0,57 1,00 -0,89 -0,08 -0,31 0,12 -0,26 0,84 -0,48 -0,47 -0,64 0,70 0,48 1,00 0,71 -0,01 0,04 0,41 0,37 -0,45 0,06 -0,03 0,33 -0,37 -0,09 -0,60 1,00 -0,60 0,32 0,17 0,16 0,05 0,52 0,07 0,04 -0,02 0,54 0,37 0,62 -0,65 1,00 0,45 0,62 0,38 0,15 0,37 -0,38 0,49 0,43 0,80 -0,23 0,07 -0,43 0,09 0,33 1,00 0,30 0,76 0,43 -0,03 0,36 -0,36 0,46 0,47 0,67 -0,35 -0,18 -0,29 -0,09 0,36 0,79 1,00 Duur sinds start project -0,17 0,32 -0,25 0,47 -0,17 0,40 -0,59 -0,55 -0,06 0,19 0,18 0,38 0,08 0,17 -0,10 0,15 1,00 Opstartjaar project -0,05 -0,54 0,14 -0,53 0,07 -0,27 0,40 0,40 -0,19 -0,07 -0,21 -0,22 -0,05 -0,20 -0,18 -0,32 -0,85 1,00 PPP score 0,63 0,23 0,18 0,22 0,42 -0,34 0,41 0,25 0,53 -0,21 0,14 -0,57 0,28 -0,17 0,59 0,22 -0,52 0,15 1,00 0,45 0,53 -0,15 0,54 0,21 0,04 -0,28 -0,34 0,41 -0,09 0,26 -0,20 0,36 -0,12 0,43 0,22 0,25 -0,53 0,57 Potentie van synergie Aantal rollen gemeente Duurzaamheid-ambitie initiatiefnemer Duurzaamheid-houding initiatiefnemer Sociale cohesie betrokkenen Complexiteit Waardering van initiatiefnemer voor de rol /meerwaarde gemeente Maatschappelijke urgentie van het thema Urgentie van initiatief voor eigen belang initiatiefnemer Organisatievermogen binnen het initiatief Bijdrage duurzaamheid Zeist (PPP score gecorrigeerd voor impact) Legenda: Geel > 0,5; Oranje > 0,7; Rood > 0,9 106 Bijdrage duurzaamheid Zeist (PPP score gecorrigeerd voor impact) PPP score Opstartjaar project Duur sinds start project Organisatievermogen binnen het initiatief Urgentie van initiatief voor eigen belang initiatiefnemer Maatschappelijke urgentie van het thema dat het initiatief adresseert Waardering van initiatiefnemer voor de rol /meerwaarde gemeente Complexiteit Rol geld Afhankelijkheid van gemeente Sociale cohesie betrokkenen Duurzaamheid-houding initiatiefnemer Duurzaamheid-ambitie initiatiefnemer Aantal rollen gemeente Potentie van synergie Geografische omvang Breedte duurzaamheid Impact duurzaamheid Zeist Succes Succes 1,00 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 6 b: Scores projecten Succes Impact duurzaamheid Zeist Breedte duurzaamheid Geografische omvang Potentie van synergie Aantal rollen gemeente Duurzaamheid-ambitie initiatiefnemer Duurzaamheid-houding initiatiefnemer Sociale cohesie betrokkenen Afhankelijkheid van gemeente Rol geld Complexiteit Waardering van initiatiefnemer voor de rol /meerwaarde gemeente Maatschappelijke urgentie van het thema dat het initiatief adresseert Urgentie van initiatief voor eigen belang initiatiefnemer Organisatievermogen binnen het initiatief Duur sinds start project Opstartjaar project PPP score Bijdrage duurzaamheid Zeist (PPP score gecorrigeerd voor impact) 5,0 3,0 3,0 1,0 4,0 1,0 5,0 4,0 3,0 1,0 2,0 2,0 4,0 2,0 3,5 4,0 1,0 5,0 27 8,6 2,8 3,5 2,0 4,0 2,5 5,0 1,0 2,0 1,0 4,0 3,0 4,5 2,5 3,5 3,0 4,0 5,0 2,0 11 8,8 3,0 3,5 2,0 3,0 2,5 3,5 2,0 3,0 1,0 4,0 3,0 4,0 3,3 3,5 3,5 4,0 4,0 2,0 11 8,8 4,5 3,0 3,0 3,0 3,5 2,0 5,0 4,0 4,5 3,0 3,5 2,0 3,0 3,5 5,0 5,0 2,0 4,0 33 5,9 4,0 2,5 2,0 5,0 3,0 4,0 2,0 2,5 3,0 4,0 4,5 3,0 4,0 3,0 4,0 3,0 2,0 4,0 33 33 4,0 3,0 4,0 5,0 5,0 3,0 5,0 4,0 4,0 2,0 3,0 3,0 3,5 3,5 4,0 4,0 2,0 4,0 25 4 4,5 3,0 4,0 5,0 4,0 2,0 5,0 3,5 3,0 3,0 3,5 3,0 4,0 3,5 4,0 4,0 2,0 4,0 25 2 5,0 3,5 2,0 5,0 3,0 2,0 3,0 3,0 5,0 2,0 2,0 3,0 4,0 3,5 5,0 5,0 5,0 1,0 17 21 2,0 2,5 3,0 4,0 3,0 4,0 2,5 3,0 2,5 3,0 5,0 5,0 2,5 3,5 3,0 3,5 5,0 1,0 8 5,1 4,0 3,0 4,0 1,0 3,0 1,0 4,0 4,0 4,0 1,0 1,0 2,0 3,0 3,0 4,0 4,5 2,0 5,0 14 0,14 5,0 4,0 4,0 3,0 3,0 2,0 5,0 4,0 5,0 2,0 2,0 2,0 2,8 3,5 5,0 5,0 3,0 1,0 28 17 1,5 4,0 4,0 2,0 4,0 4,0 5,0 4,0 3,0 4,0 5,0 5,0 1,5 5,0 5,0 5,0 2,0 4,0 20 3,6 4,0 3,0 2,5 2,0 2,0 2,0 3,0 3,0 2,0 3,0 4,0 3,0 3,0 3,0 4,0 3,5 2,0 4,0 23 3,7 5,0 4,5 3,0 5,0 4,0 2,5 3,0 3,0 4,5 2,0 4,0 3,0 3,0 3,5 5,0 5,0 3,0 1,0 39 49 5,0 4,5 4,5 5,0 5,0 2,0 4,0 3,5 5,0 2,0 5,0 2,0 5,0 3,0 5,0 5,0 5,0 1,0 25 31 Amandelhof moestuin Autoboulevard Broekhuis/Renes Autoboulevard ATS Toyota Dieptetuin Fornhese revitalisering Hoge Dennen duurzaam Pedagogenbuurt In 't Zonnetje PGGM nieuwbouw Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein Repair Café Triodos International Nieuwbouw Werkartaal herfinanciering Wilheminaparkbuurt/ Energieke Buurt WNF nieuwbouw Woudschoten conferentiecentrum 107 Bijlage 7: Geïnterviewde personen Wethouder Joke Leenders wethouder te Zeist voor o.a. Duurzaamheid inclusief milieu, Regionale uitvoeringsdienst RUD, Kunst en cultuur, Groen, Fysieke leefomgeving en Dierenwelzijn Initiatiefnemers Matthijs Bierman Jan van den Bremer Maarten van Deursen Peter Dieleman Marius Keij Lia Koole Dick Koopman Thijs Kurstjens Erik Notenboom Hans van Pelt Jeroen Pluijgers Thomas Rau Gert Ruiter Peter Spoelstra Tjitske Tabak Joris Vos Hans van der Zwaag directeur Triodos Bank Nederland organisatie adviseur WNF en coördinator vanuit WNF tijdens de nieuwbouw initiatiefnemer Pedagogenbuurt in ’t zonnetje betrokken bij Wilhelminaparkbuurt initiatieven en mede directeur van de daaruit voortgekomen onderneming Energieke Buurt initiatiefnemer Werkgroep Hoge Dennen Duurzaam coördinator welzijn, Zorginstelling Charim (incl. Amandelhof) voorzitter Stichting Vrienden Dieptetuin initiatiefnemer Pedagogenbuurt in ‘t zonnetje lid Werkgroep Hoge Dennen duurzaam directeur Hotel- en Conferentiecentrum Woudschoten voorzitter Bedrijvenvereniging Fornhese directeur-eigenaar architectenbureau RAU Architecten, betrokken bij WNF- en Triodos Bank nieuwbouw directeur Werkartaal trekker en contactpersoon Repair Café projectleider Reinaerde Buurtschap Sanatoriumterrein verkoopleider ATS Toyota directeur ICT & Facility Services PGGM Ambtenaren Pascal Belo accountmanager ondernemersplein Marlies van Boxtel arbeidseconomie en voormalig inkoopcoördinator Annemieke van Geelen programmaleider Zeist Duurzaam vanaf 1 mei 2013 Gelinde Groeneveld* projectmanager (diverse projecten) Johan Jansen griffier Edward Lasut manager onderhoud gemeentelijk vastgoed Ineke Lissenberg-van Dam* gemeentesecretaris Corina Onderstijn icoonmanager duurzaamheid wijken Randolf van Son* hoofd team vergunningen Thomas Vernooy* programmaleider Zeist Duurzaam tot mei 2013 Carien van der Wee* projectleider Oud Zandbergen *: met deze ambtenaren is afzonderlijk gesproken 108 Ex ante Rekenkameronderzoek naar slaag- en faalfactoren van duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving in Zeist; de beleving vanuit de samenleving 109