Document

advertisement
IV. VERGELIJK
(bij een dergelijke vraag zet je zowel de gelijkenissen als de verschillen tussen de 2 fenomenen in
kolomvorm en in telegramstijl naast elkaar, zodat je duidelijk maakt dat je zelf de vergelijking ziet en
dus meer doet dan de twee fenomenen in kolomvorm beschrijven):
De eerste en tweede Industriële Revolutie
1e Industriële Revolutie
Laatste kwart 18e eeuw (p. 21-28)
Aanzet?
- mechanisering
- steviger tuigen
- pomptechnieken
- stoommachine
- fabriek
- verdwijnen hand en huisnijverheid
Wie?
- Engeland (enclosure)
Demografische groei?
- vroege huwelijken
- hygiëne
- daling sterftecijfer
=> bevolkingsexplosie
Vervoer
- vervoer over de weg
- vervoer via het water
Handel
- kleine winkelier
Landbouw
- plattelandsvlucht
2e Industriële Revolutie
Tweede helft 19e eeuw (p. 115-131)
Aanzet?
- energieproductie (steenkool, elektriciteit en
petroleum)
- industrie (textiel: idem)
- technologie (revolutie)
- metaalnijverheid
- scheikunde (synthetisch)
Wie?
- Engeland (stagneerde)
- VSA, Japan, Australië en China
- ongelijke ontwikkeling in verschillende
landen
Demografische groei?
- daling geboortecijfer
- betere hygiëne
- daling sterftecijfer
=> ganse wereld geëuropeaniseerd
Vervoer
- trein: belangrijkste vervoer voor industrie
- (stoom)scheepvaart => zeehavens
Handel
- grootwarenhuis: nieuwe beroepen
- belastingssysteem
- 1850-1870: vrijhandel
- nieuwe economische grootmachten.
Landbouw
- groeiende steden (megapolis)
- minder ingrijpende veranderingen (tractor)
- gevolgen: gedwongen samenwerking in
coöperatieven of leningen
- 1850: Engeland en VSA hoogste
productiviteit
=> verandering voedingsgewoonten
=> steden
=> export naar buiten Europa
1
Kapitaal
- nog niet veel kapitaal nodig:
bijeengebracht door stille vennoten
- banken begonnen te investeren in industrie,
maar nog geen prominente rol
- de beurs, gecreëerd als tussenschakel tussen
investeerden en industrieel.
Crisissen (p.23)
- landbouw => Amerika (invoer)
- industrie => productieprijzen stijgen, lonen
dalen
- politieke omwenteling: economische crisis;
politieke betekenis (Kondratieff)
Kapitaal
- kapitaalsinjecties nemen toe: banken
beginnen vooraanstaande rol te spelen
- kleinere banken worden gedwongen te
fusioneren.
- ontstaan van trust- en kartelvorming
Resultaat
- Ancien Regime brokkelt af
- nationalisme
- +- gelijke ontwikkeling
Resultaat
- iedere staat gaat zijn eigen gang
=> Bismarck
=> Napoleon
Economische cycli
- tot 1873: stijgen van lonen, prijzen en
winsten
- 1873-1894: stagnatie - regressie (the great
depression)
- na 1896: snelle expansie
De samenstelling en de bevoegdheden van de wetgevende macht in de periode van de:
a) Nationale Conventie en Directoire
b) Directoire en Consulaat-Keizerrijk
2
a)
Nationale Conventie (p. 54-56)
1792
Omdat het eenkamerstelsel niet succesvol
bleek, werd in de schoot van de Conventie
het ‘Comité du Salut Public’ opgericht (in
praktijk een dictatuur)
De wetgevende macht
Wat?
- geen scheiding van wetgevende en
uitvoerende macht (geen ministers of
staatshoofd)
- 2de grondwet (democratischer)
- afschaffing van de monarchie => republiek
- Comité de Salut Public (Jacobijnen):
verantwoording aan de Conventie
Wie?
- oppositie:
Le Marais (grote onbesliste middenpartij)
Girondijnen (rechts)
- meerderheid: Montagnards (o.l.v.
Robbespierre, die volk meekrijgt) en
Jacobijnen.
Hoe verkozen/samengesteld?
- algemeen stemrecht voor mannen
Comité de Salut Public:
- formeel: delegatie van de conventie en aan
haar verantwoording verontschuldigd.
- in praktijk: grote volmachten.
Directoire (p. 56-58)
1795
Bevoegdheden?
- grote centrale macht voor Comité de Salut
Public => Terreur!
Bevoegdheden?
- de 500 leggen wetsvoorstellen n eer, waar
de ouden over moeten oordelen, en al dan
niet goedkeuren.
De wetgevende macht
Wat?
- 3de grondwet => strikte scheiding machten
- 2 kamers:
Le Conseil des Cinq Cents (wetsvoorstel)
Le Conseil des Anciens (goedkeuren)
Wie?
- gegoede burgerij
- Conseil des Cinq Cents: 500, min. 30j.
- Conseil des Anciens : 250, min. 45j.
Hoe verkozen/samengesteld?
Censitair, getrapt kiesstelsel:
- citoyens actifs (aanstellen van electeurs)
- citoyen passifs
3
b)
Directoire (p. 56-58)
1795
wetgevende macht
- 3de grondwet => strikte scheiding machten
- 2 kamers:
Le Conseil des Cinq Cents (wetsvoorstel)
Le Conseil des Anciens (goedkeuren)
Wie?
- gegoede burgerij
- Conseil des Cinq Cents: 500, min. 30j.
- Conseil des Anciens : 250, min. 45j.
Verkozen/samensteling
Censitair, getrapt kiesstelsel:
- citoyens actifs (aanstellen van electeurs)
- citoyen passifs
Bevoegdheden?
- de 500 leggen wetsvoorstellen neer, waar
de ouden over moeten oordelen, en al dan
niet goedkeuren.
Consulaat-Keizerrijk
1799
wetgevende macht
- 4e grondwet (code civil)
- 3 lichamen:
1) le tribunat
2) le corps legislatif
3) le senat
=> Maar : geen van de 3 had in feite iets te
zeggen: Napoleon werd consul voor het
leven (=keizer van de Fransen)
Wie?
- 100 tribuuns (in tribunat)
- 300 leden (van de Corps Législatif)
- senatoren (in senat)
- Napoleon (in Keizerrijk)
Verkozen/samensteling
tribunes: door de senaat benoemd
- leden van Corps Législatif : door consuls
=> schijnbaar algemeen stemrecht, maar in
de praktijk getrapte verkiezingen waarbij
men geen enkel verkiesbare notabelen mocht
aanwijzen.
Bevoegdheden?
- tribunats: positief of negatief advies over
wetsvoorstellen formuleren
- Corps Législatif: knikken of
wetsvoorstellen, maar niet discussiëren of
amenderen.
- Senaat: onderzoeken of de wetten met de
grondwet overeenstemden.
- alle initiatieven op wetgevend gebied
rustten bij de 3 consuls (in feite bij Bonaparte
alleen)
- Raad van State: helpt Bonaparte, ook door
hem benoemd => wetsvoorstellen
voorbereiden en voorleggen.
= Keizerlijk absolutisme.
4
De samenstelling en de bevoegdheden van de uitvoerende macht in de periode van de:
a) Nationale Conventie en Directoire
b) Directoire en Consulaat-Keizerrijk
a)
Nationale Conventie
1792
Uitvoerende macht:
- Comité de Salut Public werd uitvoerende
macht na het niet werken van de vereniging
van uitvoerende en wetgevende macht.
- Comité in theorie een delegatie van
Conventie, maar in de praktijk had het zeer
uitgebreide volmachten, zodat men eigenlijk
kon spreken van de dictatuur van dit comité.
Directoire
1795
Uitvoerende macht:
- in handen van 5 Directeurs (waaronder
Bonaparte zelf). Zij werden ieder jaar
vervangen.
- De directeurs benoemden zelf ministers,
zorgden voor de uitvoering van wetten, maar
hadden geen macht over de ‘Conseils’
b)
Directoire (p. 56-58)
1795
Uitvoerende macht:
- in handen van 5 Directeurs (waaronder
Bonaparte zelf). Zij werden ieder jaar
vervangen.
- De directeurs benoemden zelf ministers,
zorgden voor de uitvoering van wetten, maar
hadden geen macht over de ‘Conseils’
Consulaat-Keizerrijk (p. 59-66)
1799/1804-1813
Uitvoerende macht:
- bij centraal gezag (Napoleon)
=> Hij was 1e consul (koos zelf ministers),
andere twee consuls waren raadgevers.
- Napoleon ontwierp nieuw bestuursysteem:
gewestelijke en lokale instellingen hadden
geen beslissingsbevoegdheid meer.
- departementaal vlak:
* préfet (gouverneur)
* conseil général (bestendige deputatie)
* conseil de préfecture (provincieraad)
- lokaal vlak:
* maire (burgemeester)
* adjoints
* conseil municipal (gemeenteraad)
=> Keizerlijk absolutisme
5
De situatie en de institutionele veranderingen aangaande de dualiteit tussen de twee
grote delen van het Habsburgse Rijk, in de periodes: 1815-1830, 1867
(p. 84-86, 159-160)
Oostenrijk e.d. (Wenen)
Hongarije e.d. (Budapest)
1815-1830
1815-1830
Voortbestaan HR in gevaar door opgang van liberale en nationale bewegingen
=> pogingen tot centralisatie door keizer Frans I (voordien Keizer van de HRRDN)
stuiten op verzet
=> samenhang van zijn rijk wordt verder nog bedreigd doordat het Habsburgse Rijk
deels binnen en deels buiten de Deutsche Bund (opgericht door Congres van Wenen)
ligt.
=> voornaamste verschillenoverschrijdende banden:
- keizer
- godsdienst
=> tegenstellingen: elk onderdeel van het HR:
- eigen verleden en tradities
- eigen taal (Duits  overigen; Hongaars  Slavisch)
- eigen economische evolutie
- sociale tegenstellingen
=> Kanselier Metternich breekt met de voormalige techniek van toegevingen ter wille van de
samenhang => hij is zeer conservatief.
=> uitgebreid en geperfectioneerd spionagenetwerk
=> strenge controle op de universiteiten
=> strakke keizerlijke bureaucratie
=> westerse ideologieverspreiding
=> tot 1830 slaagt hij in de onderdrukking van de oproerige bewegingen.
Oostenrijk: deel van internationaal verbond tegen liberale en revolutionaire agitaties.
=> Vijfvoudige Alliantie (Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland, Frankrijk)
=> viel uiteen door toedoen van Engeland
Crisis van 1830
In de staatjes van de Deutsche Bund:
Opstootjes, voornamelijk intellectuelen en universiteitsstudenten
=> worden moeiteloos neergeslagen
=> onderdrukking van de opstandjes
=> verstrenging van wetgeving op pers, vereniging en vreemdelingen.
Oostenrijk (Wenen) 1867
Hongarije (Budapest) 1867
 Dualistische oplossing: Ausgleich
Cisleithanië
Transleithanië
=> 2 +- gelijke staten met rivier Leitha als symbolische scheidingslijn.
- Oostenrijk, Bohemen, Moravië
- Galicië, Transsylvanië, Kroatië
Galicië, Korinthië, Bukovina, Stiermarken
Slovenië, Albanië
Istrië en Dalmatië
- Frans-Joseph, Kaiser von Österreich
- Frans-Joseph, Köning von Ungarn
- beiden constitutionele monarchieën
maar met verschillende grondwetten
- beiden hebben een wetgevende macht, bestaande uit 2 kamers
6
- gemeenschappelijk: ministerie van buitenlandse
zaken, oorlog en financiën, parlementaire controle
over het ganse rijk door twee afgevaardigden.
- economisch: geen scheiding
60 vertegenwoordigers van Wenen
60 vertegenwoordigers van Budapest
Budapest stond op scheiding, doch de gemeenschappelijke onkosten waren in het voordeel
van Hongarije.
=> Hongaarse nationalisten kregen hun zin
=> wijziging van ingewikkeld patroon van de verschillende bevolkingsgroepen
=> slavische element wordt over twee naties verspreid
=> afzwakken van de ondermijningskracht
Oostenrijk:
- dominantie van de Duitstaligen
- voornamelijk verzet in Bohemen
Hongarije:
- Hongaren alle macht tov minderheden
- enkel Kroaten krijgen interne autonomie
=> beperkte bevoegdheden: eigen leger (als buffer), aparte vertegenwoordiging in
parlement, idee van proto-trialisme en Zuid-Slavische staat.
=> verzet van de Transsylvanen.
De keizer voerde geen evenwichtige politiek
=> compromis was gebrekkige formule; chronische spanningen tussen verschillende
nationaliteiten
=> toch wimpelde hij het plan voor een heptarchie af
7
De onderlinge verhoudingen van Tories en Whighs in het Britse parlementair stelsel in
de periodes:
a) einde 18e eeuw en 1815-1830
b) 1815 en 1830
c) 1830-1848 en 1900-1914
einde 18e eeuw (p. 30)
Partijkeuze was een kwestie van traditie of
personen, niet van ideologie
- twee kamers in Engeland:
* House of Commons
* House of Lords
Tories
- conservatieve voorstanders van uitbreiding
van het koninklijk gezag
- voornamelijk grootgrondbezitters uit het
agrarische zuiden
- hadden de leiding
- opkomende sociale en economische
machten ontwapenen door met hun belangen
rekening te houden.
1815-1830 (p. 82-83)
Whighs
- voorstanders van een parlementair gezag
- voornamelijk hoge burgerij
Wighs
- oppositie, samen met arbeiders, dissidenten,
katholieken en Ieren.
- voorrang aan politieke eisen:
* wijziging parlementair systeem
* invoering algemeen kiesrecht
* wijziging van de graanwetten
- door gecombineerde druk moesten de
Tories hervormen.
Tories
- noch de Franse Revolutie noch de
Napoleontische oorlogen tastten de positie
van de regerende Tories aan.
- Maar de economische crisis + ongenoegen:
- uitzonderingswetten tegen arbeiders (door
toenemend nationalisme)
- overproductie na overwinning op Napoleon
-oorlogsschulden (onafhankelijkheidsoorlog
in de VSA)
- verhoging van de onrechtstreekse
belastingen
- Corn Laws
=> druk op de lonen en inflatie.
* corrupt kiesstelsel (geen geheim kiesrecht,
rotten boroughs)
* hervormd onder druk van Whighs (+
economische crisis)
- in 1830: 2 verkiezingen verloren,
stapsgewijs uit de regering.
8
-1830 -1815 (p. 82-83)
Tories
- noch de Franse Revolutie noch de
Napoleontische oorlogen tastten de positie
van de regerende Tories aan.
- Maar de economische crisis + ongenoegen:
- uitzonderingswetten tegen arbeiders (door
toenemend nationalisme)
- overproductie na overwinning op Napoleon
-oorlogsschulden (onafhankelijkheidsoorlog
in de VSA)
- verhoging van de onrechtstreekse
belastingen
- Corn Laws
=> druk op de lonen en inflatie.
* corrupt kiesstelsel (geen geheim kiesrecht,
rotten boroughs)
* hervormd onder druk van Whighs (+
economische crisis)
- in 1830: 2 verkiezingen verloren,
stapsgewijs uit de regering.
Wighs
- oppositie, samen met arbeiders, dissidenten,
katholieken en Ieren.
- voorrang aan politieke eisen:
* wijziging parlementair systeem
* invoering algemeen kiesrecht
* wijziging van de graanwetten
- door gecombineerde druk moesten de
Tories hervormen
-1830-1848 (p.98-99)
Vooral binnenlandse veranderingen
Tories
- 1830: verkiezingsnederlaag => behielden
meerderheid maar regering moest ontslag
nemen na uitspraak van leider Wellington
tegen verdere hervormingen (links stemde
tegen)
- ontwikkelde een vooruitstrevende fractie
die de liberalen de wind uit de zeilen trachtte
te nemen door de hervormingen zelf door te
voeren.
Whigs
- vreedzaam aan de macht gekomen (na de
dubbele verkiezingsnederlaag van de Tories
=> herverdeling van de zetels + uitbreiding
kiesrecht (naar agrarische Zuiden) heeft nog
hoofdtoon + verkiezingen nog niet geheim.
- links-liberalen kozen partij voor arbeiders
(bondgenoten tegen graanwetten
- stemmen van sociale wetten
- intreden van vertegenwoordigers van het
industriële N-Westen in het parlement.
9
- 1830-1848 (p. 98-99)
Vooral binnenlandse veranderingen
Tories
- 1830: verkiezingsnederlaag => behielden
meerderheid maar regering moest ontslag
nemen na uitspraak van leider Wellington
tegen verdere hervormingen (links stemde
tegen)
- ontwikkelde een vooruitstrevende fractie
die de liberalen de wind uit de zeilen trachtte
te nemen door de hervormingen zelf door te
voeren.
Whigs
- vreedzaam aan de macht gekomen (na de
dubbele verkiezingsnederlaag van de Tories
=> herverdeling van de zetels + uitbreiding
kiesrecht (naar agrarische Zuiden) heeft nog
hoofdtoon + verkiezingen nog niet geheim.
- links-liberalen kozen partij voor arbeiders
(bondgenoten tegen graanwetten
- stemmen van sociale wetten
- intreden van vertegenwoordigers van het
industriële N-Westen in het parlement.
- 1900-1914 (p. 182-184)
Tories
- macht niet in verhouding met electorale
basis.
- gedwongen zich aan te passen door
groeiende macht van de burgerij
- vanaf 1830: cohesie
=> nationale solidariteit
=> meer aandacht voor sociaal misdeelden
=> meer aandacht voor imperialistische en
koloniale politiek.
- uitbreiding van traditionele aanhang (naar
middengroepen, platteland, kleinere steden)
door inbreng van sociale wetten (1867)
- ijveren voor protectionisme
Whigs
- liberale partij, gevormd door Whigs,
intellectuele radicalen en reformers.
- door Iers probleem: breuk
- radicalen: Home Rule
- gematigden: steunden de Tories gedurende
economische crisis (vanaf verbeterde
conjunctuur: gematigden los van Tories).
- ijveren voor vrijhandel (wonnen van Tories
vanaf 1906)
- radicalen (o.l.v. george) zochten aansluiting
bij socialisten:
* doorvoeren van enkele sociale wetgevingen
* eisten regeringsverantwoordelijkheid
* tegen algemeen stemrecht en
vrouwenstemrecht
* in 1906: aan Labour kant
- Parliament Act: Hogerhuis geen inspraak
meer over wetten met financiële weerslag.
- behield grotendeels religieuze historsiche
aanhang.
=> vanaf 19e eeuw: beide partijen beurtelings
aan de macht (Labour)
10
De Duitse en Italiaanse eenmaking
Duitsland (p. 132-137)
* Bismarck (Pruisen)
- succesvolle binnenlandse politiek
- militaire successen:
 Opvolginskwestie in SleeswijkHolstein (Sleeswijk => Pruisen,
Holstein => Oostenrijk)
 Uitgelokte oorlog met Oostenrijk;
Oostenrijk uit de Bond.
 Frans-Duitse oorlog
=> vertrouwen in Bismarck
< Pruisische parlement.
* van bovenaf, conservatief, adel had veel
macht.
* binnenlandse verdeeldheid
 Veel etnische minderheden
 Geen eenheidsgevoel
 Meeste staten treden geforceerd
toe
* parlementair absolutisme met algemeen
stemrecht (Wilhelm I)
* bevoordeligen van ‘Pruisische’ waarden
Italië (p. 165-171)
* Di Cavour (Piëmont)
- succesvolle binnenlandse politiek
- militaire successen:
 Krimoorlog (1854-1856)
 Zelfde oorog met Oostenrijk
 Nederlaag Garibaldi
 Nederlaag pauselijke zoeaven
=> vertrouwen in di Cavour
< in heel liberaal Italië
* van onderuit, liberaal, adel had weinig
macht
* binnenlandse eensgezindheid
 weinig minoriteiten
 staten beslisten zelf om toe te treden.
* constitutionele monarchie met
cijnskiesrecht.
* bevoordeligen van Piëmont tov
achtergestelde Zuiden.
1861: Koninkrijk Italië
- andere gebieden worden kort daarop
aangehecht:
 Venetië: beloning van Bismarck
 Rome
 Pauselijke staten (Victor Emmanuel)
11
Transleithanië en Cisleithanië wat politieke instellingen betreft na de Ausgleich
(p. 161-164)
Cisleithanië (Oostenrijk)
Constitutionele monarchie
Frans Joseph Kaiser von Österreich
Wetgevende macht
2 kamers :
- Herren- of Magnatenhaus (benoemd door
de vorst)
- Reichsrat (verkozen via cijnskiesrecht)
Parlement
60 afgevaardigden benoemd door Wenen
Ministerie:
Van
Buitenlandse zaken
Oorlog
Financiën
Grondwet
- Eigen grondwet
1905: algemeen stemrecht
17 provincies
landtag => verkozen door de curie
Hoofdtoon:
Conservatieven en liberalen
Transleithanië (Hongarije)
Constitutionele monarchie
Frans Joseph Kaiser von Österreich
Wetgevende macht
2 kamers :
- Herren- of Magnatenhaus (benoemd door
de vorst)
- Reichsrat (verkozen via cijnskiesrecht)
Parlement
60 afgevaardigden benoemd door Budapest
Ministerie:
Van
Buitenlandse zaken
Oorlog
Financiën
Grondwet
- autonome staat
 Eigen tolgrenzen
 Eigen leger
Pas veel later eigen stemrecht
Hoofdtoon:
Liberalen en nationalisten
12
Transleithanië en Cisleithanië wat vertegenwoordiging van minderheden betreft na de
Ausgleich
(p. 161-164)
Cisleithanië (Oostenrijk)
Algemeen
Oostenrijk deed pogingen om evenwicht te
vinden tussen de verschillende etnische
groepen.
Oppositie
- Vooral Tsjechen en Polen
- Oppositie van Tsjechen veel sterker dan
Duitsers, Roemen en Slovaken in
Transleithanië.
In de grondwet?
- ja: etnische groepen kregen in theorie
gelijke rechten (geen specificatie van hoe dit
in de praktijk was)
Toegevingen:
- tov. Tsjechen
 Onder Taffe kregen de Tsjechen en
Slovaken het recht hun eigen taal te
gebruiken in rechtspraak, onderwijs
en bestuur.
 Taffe opende een Tsjechische
universiteit en nationaal theater in
Praag.
- tov. De Polen:
 Poolse vooraanstaanden kregen hoge
gouverneursposten
 Poolse universiteit.
MAAR:
- Tsjechen wilden trialisme, doch onder druk
van de Hongaren en Duitsers sloeg de keizer
dat voorstel af.
- het algemene stemrecht bleef de Duitsers
bevoordelen.
- oppositie van Duitse nationalisten.
Transleithanië (Hongarije)
Algemeen
Hongarije was veel repressiever voor zijn
minderheden dan Oostenrijk
=> harde politiek, zelfs geweld
Oppositie
- vooral Kroaten en andere Zuid-Slaven en
Roemenen.
- oppositie van Duitsers, Roemenen en
Slovaken veel zwakker dan Tsjechen in
Cisleithanië.
In de grondwet?
- nee: geen vermelding van een speciaal
regime tov minoriteiten.
Toegevingen:
- tov. Kroaten => gunstregime
 Eigen parlement (Sabor)
 Eigen ministers
 Eigen vertegenwoordiging in
Hongaars Parlement
 Kroaats als officiële taal voor het
eigen leger en de administratie.
MAAR:
- de Kroaten wilden trialisme en later een
Joegoslavische staat
- ook hier werden de verkiezingen zo
geregeld dat de Hongaren wonnen.
- de toegevingen tov de Kroaten in
Transleithanië gingen verder dan die tov de
Tsjechen in Cisleithanië, doch tov de andere
minoriteiten werd geweld gebruikt.
13
De voornaamste kenmerken van de binnenlandse politiek van Bismarck voor en na 1878
(p. 134-146, 148-150)
Voor 1878 (p. 134-137)
Doel:
Eenmaking van Duitsland
Federalisme:
- landen nog veel macht
- meeste vorsten gekant tegen Pruisen
Antikatholiek Kulturkamph
Stimulering van het protestantisme
Samenwerking met de liberalen
Sozialisten Gesetz (1878)
- verbod op socialistische verenigingen
(verbod op alles wat tot doel zou kunnen
hebben de maatschappij, de orde, de staat
omver te werpen)
Geen belangstelling voor internationale
politiek. Gericht op binnenlands evenwicht.
Elitair
Militaristisch
Centralistisch
Conservatief
Nationalistisch
Parlementair absolutisme
Voorrang aan Pruisische waarden
Bureaucratisch
Industrialisatie
na 1878
Doel:
- Eenmaking is volbracht.
- evenwicht in Europa nastreven
- conservatieve orde bewaren
Centralisme:
Bismarck wilde het zelfstandigheidgevoel
van de landen afbouwen. Een eenheidsmunt,
eenvormig wetboek, uniformisering van
leger en administratie ondersteunden dit plan.
Zentrum nodig
Bismarck moet inbinden om meerderheid te
halen tegen socialisten.
Tegen de liberalen:
- liberalen uit parlement houden
- anti-parlement, anti-politieke partijen
Sociale wetgeving
- economische laagconjunctuur verplichtte
Bismarck om zelf sociale wetten uit te
vaardigen.
Wilde buiten oorlogen blijven en evenwicht
bewaren d.m.v. bondgenootschappen.
- Driekeizersbond
- Triple Alliantie
- Herverzekeringsakkoord met Rusland.
Elitair
Militaristisch
Centralistisch
Conservatief
Nationalistisch
Parlementair absolutisme
Voorrang aan Pruisische waarden
Bureaucratisch
Industrialisatie
14
Het politieke optreden van Bismarck in Pruisen, Duitsland en Europa
Pruisen (p.141-145)
Nastreven van 3 waarden:
Duitsland (p.141-145)
Nastreven van 3 waarden:
1) Centralisme
- administratieve hervorming
- rechts- en politiemacht voor
verkozen ambtenaren (ipv
Junkers)
1) Centralisme
- groei partijen tegengaan
- kunstmatig klimaat van
onveiligheid (nationalisme,
centralisme nemen toen,
zelfstandigheid neemt af)
- economie: eenheidsmunt
- protectionisme
- juridisch: 1 wetboek
- militair: 1 leger
=> geen nationale staat:
integratie van niet-Duitsers
(Polen, Elzas-Lotharingen,
Denen)
- godsdienstpolitiek
 Kulturkamph
 Mei-wetten
2) Conservatief overwicht
2) Conservatief overwicht
- Pruisische Junkers
 socialisten: politiek van
ijzeren hand
=> zelf sociale wetten
(Duitsland modelland op het
gebied van sociale
wetgeving)
3) Pruisische waarden
- verankerd in de grondwet
- ambtenaren:
 Pruisische afkomst
heeft voorrang
 Om militaire leest
geschoeid
- grootste deelstaat
- Junkers:
 Leger
 Administratie
 Rechtspraak
 Groot aanzien
- overwicht Pruisische adel
=> Versterkt nationalisme
3) Pruisische waarden
- ambtenaren
Europa (p. 148-150)
Duitsland neemt leidersrol in
Europa over van Oostenrijk.
Na de eenmaking:
Bismarck wil Duitsland
buiten de oorlog houden,
door net van bondgenoten.
 Bondgenootschappen
=> Frankrijk geen kans op
revancheoorlog.
=> 2frontenoorlog vermijden
- Direkeizersentente
(Duitsland, OostenrijkHongarije, Rusland)
- Triple Alliantie (Duitsland,
Italië, en OostenrijkHongarije)
=> isolatie van Frankrijk
- herverzekeringsverdrag met
Rusland (< vrees voor
revanche)
- internationale koloniale
wedloop:
Bismarck had geen interesse,
speelde een bemiddelende rol
- universiteiten: nationale
ideeën
- beperkte rol parlement
=> Versterkt nationalisme
15
1815-1830 in:
a) Frankrijk en Groot-Brittannië
b) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund
c) Italië en Deutsche Bund
a)
Frankrijk (p. 83-84/90-93)
Binnenland
Louis XVIII: koning centraal
 Herstel ancien regime
 Invoering Engels regime in parlement
(Chambre de Pairs, Chambre de
Députés)
=> aanvankelijk evenwicht
=> vanaf 1820 : offensief
Charles X: drastischer tov liberalen
 Herwaardering kerk
 Weigering parlementaire meerderheid
=> oorzaak revolutie
Buitenland
- Vijfvoudige Alliantie (antiliberaal)
=> versterking conservatisme en
ultraroyalisme
- Frankrijk verdreef liberalen uit Spanje.
Groot-Brittannië (p. 82-83/90-93)
Binnenland
- staatsbeleid in handen van ministers en
parlement.
- aanvankelijk sympathie voor vrijheidsideaal
- Tories aan de macht: uitzonderingswetten,
vrijhandelszone met VS, Corn Laws,
belastingen => blijven aan de macht dankzij
corrupt kiesstelsel.
- opstanden: eisen politieke hervormingen
Buitenland
- Vijfvoudige Alliantie (antiliberaal)
- later: vrees voor Frankrijk:
=> tegenwerking Alliantie.
b)
Habsburgse Rijk (p. 84-86/90-93)
Binnenland
Frans I: centralisatie
=> Veel tegenstellingen:
 Taal
 Sociaal
Joseph II en Leopold: conservatisme
 Metternich
 Spionagenetwerk, controle unief,
keizerlijke bureaucratie, …
 Tot 1830: onderdrukking liberale
opstanden
Buitenland
Vijfvoudige Alliantie
- verdediging conservatisme
- Oostenrijk verdreef de liberalen uit Napels
en Piëmont.
Deutsche Bund (p.84-87/90-93)
Binnenland
- Franse overheersing op uiteenlopende
wijzen ondergaan:
 Napoleon verving sommige staatjes
door Rijnbond
 In sommige schafte hij feodaliteit af,
of hij voerde de code civil in,
inbeslagname van kerkelijke
goederen.
 Hertekening van de Duitse ruimte
door Congres van Wenen: Deutsche
Bund, 39 vorstendommen, grondwet,
maar zonder uniforme structuur
=> staatjes volledig verschillend
Buitenland
De Pruisische Koning voelt zich steeds meer
ondergeschikt aan Oostenrijk en had het
steeds moeilijker de Habsburgse suprematie
over de Deutsche Bund te erkennen.
16
c)
Italië (p. 87-88/90-93)
Binnenland
- fundamentele veranderingen tijdens Franse
bezetting; houding tov Napoleon:
 Pro: ambtenaren en officieren
 Anti: burgerij, volk en geestelijkheid
 grootgrondbezitters afzijdig.
- liberale opstanden: ontwikkeling geheime
genootschappen
- opstanden gemakkelijk neergeslagen
Buitenland
Interventie van de Vijfvoudige Alliantie:
Oostenrijk verdreef liberalen uit Napels en
Piëmont
Deutsche Bund
Binnenland
- Franse overheersing op uiteenlopende
wijzen ondergaan:
 Napoleon verving staatjes door
Rijnbond
 In sommige schafte hij feodaliteit af,
of hij voerde de code civil in,
inbeslagname van kerkelijke
goederen.
 Hertekening van de Duitse ruimte
door Congres van Wenen: Deutsche
Bund, 39 vorstendommen, grondwet,
maar zonder uniforme structuur
=> staatjes volledig verschillend
Buitenland
De Pruisische Koning voelt zich steeds meer
ondergeschikt aan Oostenrijk en had het
steeds moeilijker de Habsburgse suprematie
over de Deutsche Bund te erkennen.
1830-1848 in
a) Frankrijk en Groot-Brittannië
b) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund
c) Italië en Deutsche Bund
a)
Frankrijk (p. 97,99-100)
Groeiende binnenlandse tegenstellingen
- parlement: Guizot  Thiers
- erg conservatief: Guizot (1840-1848)
- immobilisme van regering
- oppositie van republikeinen (tegen LouisPhilippe) en Bourbon-socialisten.
Internationaal: windstil
Enkel een aantal troebelen met G.B.:
 Egypte-crisis (?)
 Spaanse huwelijken
Economische achterstand
- sterk agrarisch
- veel macht aan grondbezitters
Groot-Brittannië (p. 97-99)
Groeiende binnenlandse tegenstellingen
- voornamelijk sociale beweging (Luddisme,
trade-Unions, Chartrisme)
- strijd tegen Corn Laws (en voor vrijhandel)
=> industriëlen wonnen het pleit
- verdeeldheid onder de arbeiders
Internationaal: rustig
- samenwerking Frankrijk- G.B., Egyptecrisis, Spaanse huwelijken.
- Sociale opstanden
Economische bloei
- invoering vrijhandel
- industrie bloeit, adel boet in aan macht en
aanzien.
17
b)
Habsburgse Rijk (p. 100)
Groeiende binnenlandse tegenstellingen:
Ferdinand I (+ Metternich): moderne
economische politiek
=> verandering politieke verhoudingen:
- lagere burgerij wordt rijker => privileges
Duitssprekende elites onder druk.
- grondaristocratie wantrouwde bureaucratie
en Weens centralisme
Deutsche Bund (p. 101)
Binnenland
- idee van de eenmaking van Duitsland
- aanvankelijk wilden de Zuid-Duitse staten
zich niet bij Zollverein voegen
=> 3 aparte tolunies
- vanaf 1834: wel aansluiting bij Zollverein
Internationaal: rustig
Probleem Duitsland
=> Pruisen installeerde Zollverein
=> afbrokkelende Oostenrijkse macht
Economische bloei
Spoorwegen, wegenbouw, staatsbank, …
Internationaal
=> nationalistisch
=> eenmakingsgedachte o.l.v. Pruisen
=> Pruisen installeerde Zollverein
Economische bloei
Zollverein (economisch geheel, zonder
inwendige grenzen)
c)
Italië (p. 101-102)
Binnenland
Mazzini wil Italië eenmaken tot een sociaalvooruitstrevende Republiek
=> Stichting Jong-Europese Beweging
Internationaal
Oostenrijk volledig buiten spel gezet
=> nationalistisch
=> eenmakingsgedachte o.l.v. Mazzini
=> Piëmont-Sardinië
=> rol van de paus
Deutsche Bund (p. 101)
Binnenland
- aanvankelijk wilden de Zuid-Duitse staten
zich niet bij Zollverein voegen => 3 tolunies
- vanaf 1834: wel aansluiting
Internationaal
=> nationalistisch
=> eenmakingsgedachte o.l.v Pruisen
Economische bloei
Zollverein (economisch geheel, zonder
inwendige grenzen)
1848 in
d) Frankrijk en Groot-Brittannië
e) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund
f) Italië en Deutsche Bund
18
d)
Frankrijk (p. 103, 105 ,112)
Oppositie: wie?
Gematigde liberalen, republikeinen, kleine
burgers en arbeiders
Socialistisch?
Ja: cfr. Oprichting werkhuizen, arbeiders in
de regering, algemeen stemrecht
Liberaal? Ja:
 Afzetting Louis-Philippe
 Vrijheid van pers, vereniging en
godsdienst
 Algemeen stemrecht
Nationalistisch? Nee
Conservatieve reactie?
Ja: verkiezingen ’48 via algemeen stemrecht
=> verkiezing van President louis Napoleon
=> winst voor conservatieven
e)
Habsburgse Rijk (p. 103-104, 106-108)
Oppositie: wie?
Hongaarse adel, Praagse burgerij, Weense
ambachtsarbeiders, Italianen
Socialistisch?
Nee
Liberaal? Ja:
- grondwet
- afschaffing censuur
Nationalistisch? Ja:
- Kossuth: Hongaarse autonomie
- Boheemse autonomie
- verdrijving Oostenrijks leger door
Italiaanse staten
Conservatieve reactie? Ja:
- Weense burgerij en platteland
distantieerden zich van de Revolutie
- verkiezingen
=> gewonnen door conservatieven
=> nieuwe conservatieve grondwet
- repressie in Hongarije
Eensgezindheid? Nee:
Begin van de splitsing op federaal vlak (Cisen Transleithanië)
Groot-Brittannië (p. 111)
Oppositie: wie?
Chartisten, arbeiders: verdeeldheid!
Socialistisch?
Ja maar, verdeeldheid onder arbeiders
+ relatieve ontevredenheid
Liberaal?
Nee
Nationalistisch? Nee
Conservatieve reactie?
Ja: uit ontevredenheid
Deutsche Bund (p.104-105, 108-109, 111)
Oppositie: wie?
Middenklasse, lagere burgerij en
intellectuelen
Socialistisch?
Nee
Liberaal? Ja:
- vrijheden (pers, vereniging, …)
- grondwet
- parlement
- ministeriële verantwoordelijkheid
Nationalistisch? Ja:
Burgerij wilde Duitsland o.l.v. Pruisen
=> oprichting Al-Duitse Parlement
=> oprichting Noordduitse statenbond
Conservatieven reactie? Ja:
=> wordt neergeslagen door Oostenrijk
Eensgezindheid? Nee:
Sterk versplinterde oppositie.
19
f)
Italië (p. 109)
Oppositie: wie?
Napels, beide Siciliën, Milaan, Venetië,
Parma & Modena + voornamelijk:
Piëmont
Socialistisch? Nee
Liberaal? Nee
Nationalistisch? Ja:
- voornamelijk Piëmont
=> aanzet tot eenmaking
- verdrijven Oostenrijks leger door Italiaanse
staten.
Conservatieve reactie? Nee:
Opvolger van Karel-Albert was even liberaal
=> sterk nationalisme
Deutsche Bund (p. 104-105, 108-109, 111)
Oppositie: wie?
Middenklasse, lagere burgerij en
intellectuelen
Socialistisch? Nee
Liberaal? Ja:
- vrijheid van pers, vereniging, grond wet,
parlement, ministeriële verantwoordelijkheid
Nationalistisch? Ja:
- burgerij wilde 1 Duitsland o.l.v. Pruisen
=> oprichting Al-Duitse parlement
=> oprichting Noord-Duitse Bond
Conservatieve reactie? Ja:
Maar neergeslagen door Oostenrijk
Het Franse en Britse optreden in de scramble for Africa
(p. 197-199 e.v.)
Frankrijk
Motivatie:
God & Glory
=> vnl. prestigepolitiek
=> cultuur en beschaving overdragen (NAfrika was enkele eeuwen onder invloed van
Muzelmannen geweest)
=> Frankrijk voelde zich superieur
- geen economisch interessante gebieden
(vb.: Sahara)
- vergroten van de concurrentiepositie tov
andere Europese grootmachten.
Aspiraties
- expansie van Westen (Dakar) naar Oosten
(Djibouti) (W => O)
- controle over Middellandse Zee (Zuiden)
=> vanuit Algerije, heel NW-A, Tunesië
Beleid
- Centralisatie (acculturatie) en assimilatie
- direct rule: politiek van kolonie wordt
aangepast aan die van moederland
Groot-Brittannië
Motivatie:
Gold
- voornamelijk economische
handelsbelangen (grondstoffen, havens)
- vb.: Nigeria, Gambia, Sierra Leone,
Goudkust
- economisch interessante gebieden (vb. :
Kaap : havens en landbouw)
Aspiraties
- expansie van Noorden (Kaïro) naar Zuid
(Kaap) (N => Z)
- Controle over Midellandse zee (Oosten)
=> Egypte
=> Suez Kanaal
=> Fashoda-incident: G.B. wint en verwerft
groot deel van Noord-Afrika
Beleid
- +- autonomie, federatievorm
- indirect rule: interne politiek blijft bestaan,
enkel superstructuur, G.B. zendt daarvoor
landgenoten naar kolonies.
20
Download