IV. VERGELIJK (bij een dergelijke vraag zet je zowel de gelijkenissen als de verschillen tussen de 2 fenomenen in kolomvorm en in telegramstijl naast elkaar, zodat je duidelijk maakt dat je zelf de vergelijking ziet en dus meer doet dan de twee fenomenen in kolomvorm beschrijven): De eerste en tweede Industriële Revolutie 1e Industriële Revolutie Laatste kwart 18e eeuw (p. 21-28) Aanzet? - mechanisering - steviger tuigen - pomptechnieken - stoommachine - fabriek - verdwijnen hand en huisnijverheid Wie? - Engeland (enclosure) Demografische groei? - vroege huwelijken - hygiëne - daling sterftecijfer => bevolkingsexplosie Vervoer - vervoer over de weg - vervoer via het water Handel - kleine winkelier Landbouw - plattelandsvlucht 2e Industriële Revolutie Tweede helft 19e eeuw (p. 115-131) Aanzet? - energieproductie (steenkool, elektriciteit en petroleum) - industrie (textiel: idem) - technologie (revolutie) - metaalnijverheid - scheikunde (synthetisch) Wie? - Engeland (stagneerde) - VSA, Japan, Australië en China - ongelijke ontwikkeling in verschillende landen Demografische groei? - daling geboortecijfer - betere hygiëne - daling sterftecijfer => ganse wereld geëuropeaniseerd Vervoer - trein: belangrijkste vervoer voor industrie - (stoom)scheepvaart => zeehavens Handel - grootwarenhuis: nieuwe beroepen - belastingssysteem - 1850-1870: vrijhandel - nieuwe economische grootmachten. Landbouw - groeiende steden (megapolis) - minder ingrijpende veranderingen (tractor) - gevolgen: gedwongen samenwerking in coöperatieven of leningen - 1850: Engeland en VSA hoogste productiviteit => verandering voedingsgewoonten => steden => export naar buiten Europa 1 Kapitaal - nog niet veel kapitaal nodig: bijeengebracht door stille vennoten - banken begonnen te investeren in industrie, maar nog geen prominente rol - de beurs, gecreëerd als tussenschakel tussen investeerden en industrieel. Crisissen (p.23) - landbouw => Amerika (invoer) - industrie => productieprijzen stijgen, lonen dalen - politieke omwenteling: economische crisis; politieke betekenis (Kondratieff) Kapitaal - kapitaalsinjecties nemen toe: banken beginnen vooraanstaande rol te spelen - kleinere banken worden gedwongen te fusioneren. - ontstaan van trust- en kartelvorming Resultaat - Ancien Regime brokkelt af - nationalisme - +- gelijke ontwikkeling Resultaat - iedere staat gaat zijn eigen gang => Bismarck => Napoleon Economische cycli - tot 1873: stijgen van lonen, prijzen en winsten - 1873-1894: stagnatie - regressie (the great depression) - na 1896: snelle expansie De samenstelling en de bevoegdheden van de wetgevende macht in de periode van de: a) Nationale Conventie en Directoire b) Directoire en Consulaat-Keizerrijk 2 a) Nationale Conventie (p. 54-56) 1792 Omdat het eenkamerstelsel niet succesvol bleek, werd in de schoot van de Conventie het ‘Comité du Salut Public’ opgericht (in praktijk een dictatuur) De wetgevende macht Wat? - geen scheiding van wetgevende en uitvoerende macht (geen ministers of staatshoofd) - 2de grondwet (democratischer) - afschaffing van de monarchie => republiek - Comité de Salut Public (Jacobijnen): verantwoording aan de Conventie Wie? - oppositie: Le Marais (grote onbesliste middenpartij) Girondijnen (rechts) - meerderheid: Montagnards (o.l.v. Robbespierre, die volk meekrijgt) en Jacobijnen. Hoe verkozen/samengesteld? - algemeen stemrecht voor mannen Comité de Salut Public: - formeel: delegatie van de conventie en aan haar verantwoording verontschuldigd. - in praktijk: grote volmachten. Directoire (p. 56-58) 1795 Bevoegdheden? - grote centrale macht voor Comité de Salut Public => Terreur! Bevoegdheden? - de 500 leggen wetsvoorstellen n eer, waar de ouden over moeten oordelen, en al dan niet goedkeuren. De wetgevende macht Wat? - 3de grondwet => strikte scheiding machten - 2 kamers: Le Conseil des Cinq Cents (wetsvoorstel) Le Conseil des Anciens (goedkeuren) Wie? - gegoede burgerij - Conseil des Cinq Cents: 500, min. 30j. - Conseil des Anciens : 250, min. 45j. Hoe verkozen/samengesteld? Censitair, getrapt kiesstelsel: - citoyens actifs (aanstellen van electeurs) - citoyen passifs 3 b) Directoire (p. 56-58) 1795 wetgevende macht - 3de grondwet => strikte scheiding machten - 2 kamers: Le Conseil des Cinq Cents (wetsvoorstel) Le Conseil des Anciens (goedkeuren) Wie? - gegoede burgerij - Conseil des Cinq Cents: 500, min. 30j. - Conseil des Anciens : 250, min. 45j. Verkozen/samensteling Censitair, getrapt kiesstelsel: - citoyens actifs (aanstellen van electeurs) - citoyen passifs Bevoegdheden? - de 500 leggen wetsvoorstellen neer, waar de ouden over moeten oordelen, en al dan niet goedkeuren. Consulaat-Keizerrijk 1799 wetgevende macht - 4e grondwet (code civil) - 3 lichamen: 1) le tribunat 2) le corps legislatif 3) le senat => Maar : geen van de 3 had in feite iets te zeggen: Napoleon werd consul voor het leven (=keizer van de Fransen) Wie? - 100 tribuuns (in tribunat) - 300 leden (van de Corps Législatif) - senatoren (in senat) - Napoleon (in Keizerrijk) Verkozen/samensteling tribunes: door de senaat benoemd - leden van Corps Législatif : door consuls => schijnbaar algemeen stemrecht, maar in de praktijk getrapte verkiezingen waarbij men geen enkel verkiesbare notabelen mocht aanwijzen. Bevoegdheden? - tribunats: positief of negatief advies over wetsvoorstellen formuleren - Corps Législatif: knikken of wetsvoorstellen, maar niet discussiëren of amenderen. - Senaat: onderzoeken of de wetten met de grondwet overeenstemden. - alle initiatieven op wetgevend gebied rustten bij de 3 consuls (in feite bij Bonaparte alleen) - Raad van State: helpt Bonaparte, ook door hem benoemd => wetsvoorstellen voorbereiden en voorleggen. = Keizerlijk absolutisme. 4 De samenstelling en de bevoegdheden van de uitvoerende macht in de periode van de: a) Nationale Conventie en Directoire b) Directoire en Consulaat-Keizerrijk a) Nationale Conventie 1792 Uitvoerende macht: - Comité de Salut Public werd uitvoerende macht na het niet werken van de vereniging van uitvoerende en wetgevende macht. - Comité in theorie een delegatie van Conventie, maar in de praktijk had het zeer uitgebreide volmachten, zodat men eigenlijk kon spreken van de dictatuur van dit comité. Directoire 1795 Uitvoerende macht: - in handen van 5 Directeurs (waaronder Bonaparte zelf). Zij werden ieder jaar vervangen. - De directeurs benoemden zelf ministers, zorgden voor de uitvoering van wetten, maar hadden geen macht over de ‘Conseils’ b) Directoire (p. 56-58) 1795 Uitvoerende macht: - in handen van 5 Directeurs (waaronder Bonaparte zelf). Zij werden ieder jaar vervangen. - De directeurs benoemden zelf ministers, zorgden voor de uitvoering van wetten, maar hadden geen macht over de ‘Conseils’ Consulaat-Keizerrijk (p. 59-66) 1799/1804-1813 Uitvoerende macht: - bij centraal gezag (Napoleon) => Hij was 1e consul (koos zelf ministers), andere twee consuls waren raadgevers. - Napoleon ontwierp nieuw bestuursysteem: gewestelijke en lokale instellingen hadden geen beslissingsbevoegdheid meer. - departementaal vlak: * préfet (gouverneur) * conseil général (bestendige deputatie) * conseil de préfecture (provincieraad) - lokaal vlak: * maire (burgemeester) * adjoints * conseil municipal (gemeenteraad) => Keizerlijk absolutisme 5 De situatie en de institutionele veranderingen aangaande de dualiteit tussen de twee grote delen van het Habsburgse Rijk, in de periodes: 1815-1830, 1867 (p. 84-86, 159-160) Oostenrijk e.d. (Wenen) Hongarije e.d. (Budapest) 1815-1830 1815-1830 Voortbestaan HR in gevaar door opgang van liberale en nationale bewegingen => pogingen tot centralisatie door keizer Frans I (voordien Keizer van de HRRDN) stuiten op verzet => samenhang van zijn rijk wordt verder nog bedreigd doordat het Habsburgse Rijk deels binnen en deels buiten de Deutsche Bund (opgericht door Congres van Wenen) ligt. => voornaamste verschillenoverschrijdende banden: - keizer - godsdienst => tegenstellingen: elk onderdeel van het HR: - eigen verleden en tradities - eigen taal (Duits overigen; Hongaars Slavisch) - eigen economische evolutie - sociale tegenstellingen => Kanselier Metternich breekt met de voormalige techniek van toegevingen ter wille van de samenhang => hij is zeer conservatief. => uitgebreid en geperfectioneerd spionagenetwerk => strenge controle op de universiteiten => strakke keizerlijke bureaucratie => westerse ideologieverspreiding => tot 1830 slaagt hij in de onderdrukking van de oproerige bewegingen. Oostenrijk: deel van internationaal verbond tegen liberale en revolutionaire agitaties. => Vijfvoudige Alliantie (Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland, Frankrijk) => viel uiteen door toedoen van Engeland Crisis van 1830 In de staatjes van de Deutsche Bund: Opstootjes, voornamelijk intellectuelen en universiteitsstudenten => worden moeiteloos neergeslagen => onderdrukking van de opstandjes => verstrenging van wetgeving op pers, vereniging en vreemdelingen. Oostenrijk (Wenen) 1867 Hongarije (Budapest) 1867 Dualistische oplossing: Ausgleich Cisleithanië Transleithanië => 2 +- gelijke staten met rivier Leitha als symbolische scheidingslijn. - Oostenrijk, Bohemen, Moravië - Galicië, Transsylvanië, Kroatië Galicië, Korinthië, Bukovina, Stiermarken Slovenië, Albanië Istrië en Dalmatië - Frans-Joseph, Kaiser von Österreich - Frans-Joseph, Köning von Ungarn - beiden constitutionele monarchieën maar met verschillende grondwetten - beiden hebben een wetgevende macht, bestaande uit 2 kamers 6 - gemeenschappelijk: ministerie van buitenlandse zaken, oorlog en financiën, parlementaire controle over het ganse rijk door twee afgevaardigden. - economisch: geen scheiding 60 vertegenwoordigers van Wenen 60 vertegenwoordigers van Budapest Budapest stond op scheiding, doch de gemeenschappelijke onkosten waren in het voordeel van Hongarije. => Hongaarse nationalisten kregen hun zin => wijziging van ingewikkeld patroon van de verschillende bevolkingsgroepen => slavische element wordt over twee naties verspreid => afzwakken van de ondermijningskracht Oostenrijk: - dominantie van de Duitstaligen - voornamelijk verzet in Bohemen Hongarije: - Hongaren alle macht tov minderheden - enkel Kroaten krijgen interne autonomie => beperkte bevoegdheden: eigen leger (als buffer), aparte vertegenwoordiging in parlement, idee van proto-trialisme en Zuid-Slavische staat. => verzet van de Transsylvanen. De keizer voerde geen evenwichtige politiek => compromis was gebrekkige formule; chronische spanningen tussen verschillende nationaliteiten => toch wimpelde hij het plan voor een heptarchie af 7 De onderlinge verhoudingen van Tories en Whighs in het Britse parlementair stelsel in de periodes: a) einde 18e eeuw en 1815-1830 b) 1815 en 1830 c) 1830-1848 en 1900-1914 einde 18e eeuw (p. 30) Partijkeuze was een kwestie van traditie of personen, niet van ideologie - twee kamers in Engeland: * House of Commons * House of Lords Tories - conservatieve voorstanders van uitbreiding van het koninklijk gezag - voornamelijk grootgrondbezitters uit het agrarische zuiden - hadden de leiding - opkomende sociale en economische machten ontwapenen door met hun belangen rekening te houden. 1815-1830 (p. 82-83) Whighs - voorstanders van een parlementair gezag - voornamelijk hoge burgerij Wighs - oppositie, samen met arbeiders, dissidenten, katholieken en Ieren. - voorrang aan politieke eisen: * wijziging parlementair systeem * invoering algemeen kiesrecht * wijziging van de graanwetten - door gecombineerde druk moesten de Tories hervormen. Tories - noch de Franse Revolutie noch de Napoleontische oorlogen tastten de positie van de regerende Tories aan. - Maar de economische crisis + ongenoegen: - uitzonderingswetten tegen arbeiders (door toenemend nationalisme) - overproductie na overwinning op Napoleon -oorlogsschulden (onafhankelijkheidsoorlog in de VSA) - verhoging van de onrechtstreekse belastingen - Corn Laws => druk op de lonen en inflatie. * corrupt kiesstelsel (geen geheim kiesrecht, rotten boroughs) * hervormd onder druk van Whighs (+ economische crisis) - in 1830: 2 verkiezingen verloren, stapsgewijs uit de regering. 8 -1830 -1815 (p. 82-83) Tories - noch de Franse Revolutie noch de Napoleontische oorlogen tastten de positie van de regerende Tories aan. - Maar de economische crisis + ongenoegen: - uitzonderingswetten tegen arbeiders (door toenemend nationalisme) - overproductie na overwinning op Napoleon -oorlogsschulden (onafhankelijkheidsoorlog in de VSA) - verhoging van de onrechtstreekse belastingen - Corn Laws => druk op de lonen en inflatie. * corrupt kiesstelsel (geen geheim kiesrecht, rotten boroughs) * hervormd onder druk van Whighs (+ economische crisis) - in 1830: 2 verkiezingen verloren, stapsgewijs uit de regering. Wighs - oppositie, samen met arbeiders, dissidenten, katholieken en Ieren. - voorrang aan politieke eisen: * wijziging parlementair systeem * invoering algemeen kiesrecht * wijziging van de graanwetten - door gecombineerde druk moesten de Tories hervormen -1830-1848 (p.98-99) Vooral binnenlandse veranderingen Tories - 1830: verkiezingsnederlaag => behielden meerderheid maar regering moest ontslag nemen na uitspraak van leider Wellington tegen verdere hervormingen (links stemde tegen) - ontwikkelde een vooruitstrevende fractie die de liberalen de wind uit de zeilen trachtte te nemen door de hervormingen zelf door te voeren. Whigs - vreedzaam aan de macht gekomen (na de dubbele verkiezingsnederlaag van de Tories => herverdeling van de zetels + uitbreiding kiesrecht (naar agrarische Zuiden) heeft nog hoofdtoon + verkiezingen nog niet geheim. - links-liberalen kozen partij voor arbeiders (bondgenoten tegen graanwetten - stemmen van sociale wetten - intreden van vertegenwoordigers van het industriële N-Westen in het parlement. 9 - 1830-1848 (p. 98-99) Vooral binnenlandse veranderingen Tories - 1830: verkiezingsnederlaag => behielden meerderheid maar regering moest ontslag nemen na uitspraak van leider Wellington tegen verdere hervormingen (links stemde tegen) - ontwikkelde een vooruitstrevende fractie die de liberalen de wind uit de zeilen trachtte te nemen door de hervormingen zelf door te voeren. Whigs - vreedzaam aan de macht gekomen (na de dubbele verkiezingsnederlaag van de Tories => herverdeling van de zetels + uitbreiding kiesrecht (naar agrarische Zuiden) heeft nog hoofdtoon + verkiezingen nog niet geheim. - links-liberalen kozen partij voor arbeiders (bondgenoten tegen graanwetten - stemmen van sociale wetten - intreden van vertegenwoordigers van het industriële N-Westen in het parlement. - 1900-1914 (p. 182-184) Tories - macht niet in verhouding met electorale basis. - gedwongen zich aan te passen door groeiende macht van de burgerij - vanaf 1830: cohesie => nationale solidariteit => meer aandacht voor sociaal misdeelden => meer aandacht voor imperialistische en koloniale politiek. - uitbreiding van traditionele aanhang (naar middengroepen, platteland, kleinere steden) door inbreng van sociale wetten (1867) - ijveren voor protectionisme Whigs - liberale partij, gevormd door Whigs, intellectuele radicalen en reformers. - door Iers probleem: breuk - radicalen: Home Rule - gematigden: steunden de Tories gedurende economische crisis (vanaf verbeterde conjunctuur: gematigden los van Tories). - ijveren voor vrijhandel (wonnen van Tories vanaf 1906) - radicalen (o.l.v. george) zochten aansluiting bij socialisten: * doorvoeren van enkele sociale wetgevingen * eisten regeringsverantwoordelijkheid * tegen algemeen stemrecht en vrouwenstemrecht * in 1906: aan Labour kant - Parliament Act: Hogerhuis geen inspraak meer over wetten met financiële weerslag. - behield grotendeels religieuze historsiche aanhang. => vanaf 19e eeuw: beide partijen beurtelings aan de macht (Labour) 10 De Duitse en Italiaanse eenmaking Duitsland (p. 132-137) * Bismarck (Pruisen) - succesvolle binnenlandse politiek - militaire successen: Opvolginskwestie in SleeswijkHolstein (Sleeswijk => Pruisen, Holstein => Oostenrijk) Uitgelokte oorlog met Oostenrijk; Oostenrijk uit de Bond. Frans-Duitse oorlog => vertrouwen in Bismarck < Pruisische parlement. * van bovenaf, conservatief, adel had veel macht. * binnenlandse verdeeldheid Veel etnische minderheden Geen eenheidsgevoel Meeste staten treden geforceerd toe * parlementair absolutisme met algemeen stemrecht (Wilhelm I) * bevoordeligen van ‘Pruisische’ waarden Italië (p. 165-171) * Di Cavour (Piëmont) - succesvolle binnenlandse politiek - militaire successen: Krimoorlog (1854-1856) Zelfde oorog met Oostenrijk Nederlaag Garibaldi Nederlaag pauselijke zoeaven => vertrouwen in di Cavour < in heel liberaal Italië * van onderuit, liberaal, adel had weinig macht * binnenlandse eensgezindheid weinig minoriteiten staten beslisten zelf om toe te treden. * constitutionele monarchie met cijnskiesrecht. * bevoordeligen van Piëmont tov achtergestelde Zuiden. 1861: Koninkrijk Italië - andere gebieden worden kort daarop aangehecht: Venetië: beloning van Bismarck Rome Pauselijke staten (Victor Emmanuel) 11 Transleithanië en Cisleithanië wat politieke instellingen betreft na de Ausgleich (p. 161-164) Cisleithanië (Oostenrijk) Constitutionele monarchie Frans Joseph Kaiser von Österreich Wetgevende macht 2 kamers : - Herren- of Magnatenhaus (benoemd door de vorst) - Reichsrat (verkozen via cijnskiesrecht) Parlement 60 afgevaardigden benoemd door Wenen Ministerie: Van Buitenlandse zaken Oorlog Financiën Grondwet - Eigen grondwet 1905: algemeen stemrecht 17 provincies landtag => verkozen door de curie Hoofdtoon: Conservatieven en liberalen Transleithanië (Hongarije) Constitutionele monarchie Frans Joseph Kaiser von Österreich Wetgevende macht 2 kamers : - Herren- of Magnatenhaus (benoemd door de vorst) - Reichsrat (verkozen via cijnskiesrecht) Parlement 60 afgevaardigden benoemd door Budapest Ministerie: Van Buitenlandse zaken Oorlog Financiën Grondwet - autonome staat Eigen tolgrenzen Eigen leger Pas veel later eigen stemrecht Hoofdtoon: Liberalen en nationalisten 12 Transleithanië en Cisleithanië wat vertegenwoordiging van minderheden betreft na de Ausgleich (p. 161-164) Cisleithanië (Oostenrijk) Algemeen Oostenrijk deed pogingen om evenwicht te vinden tussen de verschillende etnische groepen. Oppositie - Vooral Tsjechen en Polen - Oppositie van Tsjechen veel sterker dan Duitsers, Roemen en Slovaken in Transleithanië. In de grondwet? - ja: etnische groepen kregen in theorie gelijke rechten (geen specificatie van hoe dit in de praktijk was) Toegevingen: - tov. Tsjechen Onder Taffe kregen de Tsjechen en Slovaken het recht hun eigen taal te gebruiken in rechtspraak, onderwijs en bestuur. Taffe opende een Tsjechische universiteit en nationaal theater in Praag. - tov. De Polen: Poolse vooraanstaanden kregen hoge gouverneursposten Poolse universiteit. MAAR: - Tsjechen wilden trialisme, doch onder druk van de Hongaren en Duitsers sloeg de keizer dat voorstel af. - het algemene stemrecht bleef de Duitsers bevoordelen. - oppositie van Duitse nationalisten. Transleithanië (Hongarije) Algemeen Hongarije was veel repressiever voor zijn minderheden dan Oostenrijk => harde politiek, zelfs geweld Oppositie - vooral Kroaten en andere Zuid-Slaven en Roemenen. - oppositie van Duitsers, Roemenen en Slovaken veel zwakker dan Tsjechen in Cisleithanië. In de grondwet? - nee: geen vermelding van een speciaal regime tov minoriteiten. Toegevingen: - tov. Kroaten => gunstregime Eigen parlement (Sabor) Eigen ministers Eigen vertegenwoordiging in Hongaars Parlement Kroaats als officiële taal voor het eigen leger en de administratie. MAAR: - de Kroaten wilden trialisme en later een Joegoslavische staat - ook hier werden de verkiezingen zo geregeld dat de Hongaren wonnen. - de toegevingen tov de Kroaten in Transleithanië gingen verder dan die tov de Tsjechen in Cisleithanië, doch tov de andere minoriteiten werd geweld gebruikt. 13 De voornaamste kenmerken van de binnenlandse politiek van Bismarck voor en na 1878 (p. 134-146, 148-150) Voor 1878 (p. 134-137) Doel: Eenmaking van Duitsland Federalisme: - landen nog veel macht - meeste vorsten gekant tegen Pruisen Antikatholiek Kulturkamph Stimulering van het protestantisme Samenwerking met de liberalen Sozialisten Gesetz (1878) - verbod op socialistische verenigingen (verbod op alles wat tot doel zou kunnen hebben de maatschappij, de orde, de staat omver te werpen) Geen belangstelling voor internationale politiek. Gericht op binnenlands evenwicht. Elitair Militaristisch Centralistisch Conservatief Nationalistisch Parlementair absolutisme Voorrang aan Pruisische waarden Bureaucratisch Industrialisatie na 1878 Doel: - Eenmaking is volbracht. - evenwicht in Europa nastreven - conservatieve orde bewaren Centralisme: Bismarck wilde het zelfstandigheidgevoel van de landen afbouwen. Een eenheidsmunt, eenvormig wetboek, uniformisering van leger en administratie ondersteunden dit plan. Zentrum nodig Bismarck moet inbinden om meerderheid te halen tegen socialisten. Tegen de liberalen: - liberalen uit parlement houden - anti-parlement, anti-politieke partijen Sociale wetgeving - economische laagconjunctuur verplichtte Bismarck om zelf sociale wetten uit te vaardigen. Wilde buiten oorlogen blijven en evenwicht bewaren d.m.v. bondgenootschappen. - Driekeizersbond - Triple Alliantie - Herverzekeringsakkoord met Rusland. Elitair Militaristisch Centralistisch Conservatief Nationalistisch Parlementair absolutisme Voorrang aan Pruisische waarden Bureaucratisch Industrialisatie 14 Het politieke optreden van Bismarck in Pruisen, Duitsland en Europa Pruisen (p.141-145) Nastreven van 3 waarden: Duitsland (p.141-145) Nastreven van 3 waarden: 1) Centralisme - administratieve hervorming - rechts- en politiemacht voor verkozen ambtenaren (ipv Junkers) 1) Centralisme - groei partijen tegengaan - kunstmatig klimaat van onveiligheid (nationalisme, centralisme nemen toen, zelfstandigheid neemt af) - economie: eenheidsmunt - protectionisme - juridisch: 1 wetboek - militair: 1 leger => geen nationale staat: integratie van niet-Duitsers (Polen, Elzas-Lotharingen, Denen) - godsdienstpolitiek Kulturkamph Mei-wetten 2) Conservatief overwicht 2) Conservatief overwicht - Pruisische Junkers socialisten: politiek van ijzeren hand => zelf sociale wetten (Duitsland modelland op het gebied van sociale wetgeving) 3) Pruisische waarden - verankerd in de grondwet - ambtenaren: Pruisische afkomst heeft voorrang Om militaire leest geschoeid - grootste deelstaat - Junkers: Leger Administratie Rechtspraak Groot aanzien - overwicht Pruisische adel => Versterkt nationalisme 3) Pruisische waarden - ambtenaren Europa (p. 148-150) Duitsland neemt leidersrol in Europa over van Oostenrijk. Na de eenmaking: Bismarck wil Duitsland buiten de oorlog houden, door net van bondgenoten. Bondgenootschappen => Frankrijk geen kans op revancheoorlog. => 2frontenoorlog vermijden - Direkeizersentente (Duitsland, OostenrijkHongarije, Rusland) - Triple Alliantie (Duitsland, Italië, en OostenrijkHongarije) => isolatie van Frankrijk - herverzekeringsverdrag met Rusland (< vrees voor revanche) - internationale koloniale wedloop: Bismarck had geen interesse, speelde een bemiddelende rol - universiteiten: nationale ideeën - beperkte rol parlement => Versterkt nationalisme 15 1815-1830 in: a) Frankrijk en Groot-Brittannië b) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund c) Italië en Deutsche Bund a) Frankrijk (p. 83-84/90-93) Binnenland Louis XVIII: koning centraal Herstel ancien regime Invoering Engels regime in parlement (Chambre de Pairs, Chambre de Députés) => aanvankelijk evenwicht => vanaf 1820 : offensief Charles X: drastischer tov liberalen Herwaardering kerk Weigering parlementaire meerderheid => oorzaak revolutie Buitenland - Vijfvoudige Alliantie (antiliberaal) => versterking conservatisme en ultraroyalisme - Frankrijk verdreef liberalen uit Spanje. Groot-Brittannië (p. 82-83/90-93) Binnenland - staatsbeleid in handen van ministers en parlement. - aanvankelijk sympathie voor vrijheidsideaal - Tories aan de macht: uitzonderingswetten, vrijhandelszone met VS, Corn Laws, belastingen => blijven aan de macht dankzij corrupt kiesstelsel. - opstanden: eisen politieke hervormingen Buitenland - Vijfvoudige Alliantie (antiliberaal) - later: vrees voor Frankrijk: => tegenwerking Alliantie. b) Habsburgse Rijk (p. 84-86/90-93) Binnenland Frans I: centralisatie => Veel tegenstellingen: Taal Sociaal Joseph II en Leopold: conservatisme Metternich Spionagenetwerk, controle unief, keizerlijke bureaucratie, … Tot 1830: onderdrukking liberale opstanden Buitenland Vijfvoudige Alliantie - verdediging conservatisme - Oostenrijk verdreef de liberalen uit Napels en Piëmont. Deutsche Bund (p.84-87/90-93) Binnenland - Franse overheersing op uiteenlopende wijzen ondergaan: Napoleon verving sommige staatjes door Rijnbond In sommige schafte hij feodaliteit af, of hij voerde de code civil in, inbeslagname van kerkelijke goederen. Hertekening van de Duitse ruimte door Congres van Wenen: Deutsche Bund, 39 vorstendommen, grondwet, maar zonder uniforme structuur => staatjes volledig verschillend Buitenland De Pruisische Koning voelt zich steeds meer ondergeschikt aan Oostenrijk en had het steeds moeilijker de Habsburgse suprematie over de Deutsche Bund te erkennen. 16 c) Italië (p. 87-88/90-93) Binnenland - fundamentele veranderingen tijdens Franse bezetting; houding tov Napoleon: Pro: ambtenaren en officieren Anti: burgerij, volk en geestelijkheid grootgrondbezitters afzijdig. - liberale opstanden: ontwikkeling geheime genootschappen - opstanden gemakkelijk neergeslagen Buitenland Interventie van de Vijfvoudige Alliantie: Oostenrijk verdreef liberalen uit Napels en Piëmont Deutsche Bund Binnenland - Franse overheersing op uiteenlopende wijzen ondergaan: Napoleon verving staatjes door Rijnbond In sommige schafte hij feodaliteit af, of hij voerde de code civil in, inbeslagname van kerkelijke goederen. Hertekening van de Duitse ruimte door Congres van Wenen: Deutsche Bund, 39 vorstendommen, grondwet, maar zonder uniforme structuur => staatjes volledig verschillend Buitenland De Pruisische Koning voelt zich steeds meer ondergeschikt aan Oostenrijk en had het steeds moeilijker de Habsburgse suprematie over de Deutsche Bund te erkennen. 1830-1848 in a) Frankrijk en Groot-Brittannië b) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund c) Italië en Deutsche Bund a) Frankrijk (p. 97,99-100) Groeiende binnenlandse tegenstellingen - parlement: Guizot Thiers - erg conservatief: Guizot (1840-1848) - immobilisme van regering - oppositie van republikeinen (tegen LouisPhilippe) en Bourbon-socialisten. Internationaal: windstil Enkel een aantal troebelen met G.B.: Egypte-crisis (?) Spaanse huwelijken Economische achterstand - sterk agrarisch - veel macht aan grondbezitters Groot-Brittannië (p. 97-99) Groeiende binnenlandse tegenstellingen - voornamelijk sociale beweging (Luddisme, trade-Unions, Chartrisme) - strijd tegen Corn Laws (en voor vrijhandel) => industriëlen wonnen het pleit - verdeeldheid onder de arbeiders Internationaal: rustig - samenwerking Frankrijk- G.B., Egyptecrisis, Spaanse huwelijken. - Sociale opstanden Economische bloei - invoering vrijhandel - industrie bloeit, adel boet in aan macht en aanzien. 17 b) Habsburgse Rijk (p. 100) Groeiende binnenlandse tegenstellingen: Ferdinand I (+ Metternich): moderne economische politiek => verandering politieke verhoudingen: - lagere burgerij wordt rijker => privileges Duitssprekende elites onder druk. - grondaristocratie wantrouwde bureaucratie en Weens centralisme Deutsche Bund (p. 101) Binnenland - idee van de eenmaking van Duitsland - aanvankelijk wilden de Zuid-Duitse staten zich niet bij Zollverein voegen => 3 aparte tolunies - vanaf 1834: wel aansluiting bij Zollverein Internationaal: rustig Probleem Duitsland => Pruisen installeerde Zollverein => afbrokkelende Oostenrijkse macht Economische bloei Spoorwegen, wegenbouw, staatsbank, … Internationaal => nationalistisch => eenmakingsgedachte o.l.v. Pruisen => Pruisen installeerde Zollverein Economische bloei Zollverein (economisch geheel, zonder inwendige grenzen) c) Italië (p. 101-102) Binnenland Mazzini wil Italië eenmaken tot een sociaalvooruitstrevende Republiek => Stichting Jong-Europese Beweging Internationaal Oostenrijk volledig buiten spel gezet => nationalistisch => eenmakingsgedachte o.l.v. Mazzini => Piëmont-Sardinië => rol van de paus Deutsche Bund (p. 101) Binnenland - aanvankelijk wilden de Zuid-Duitse staten zich niet bij Zollverein voegen => 3 tolunies - vanaf 1834: wel aansluiting Internationaal => nationalistisch => eenmakingsgedachte o.l.v Pruisen Economische bloei Zollverein (economisch geheel, zonder inwendige grenzen) 1848 in d) Frankrijk en Groot-Brittannië e) Habsburgse Rijk en Deutsche Bund f) Italië en Deutsche Bund 18 d) Frankrijk (p. 103, 105 ,112) Oppositie: wie? Gematigde liberalen, republikeinen, kleine burgers en arbeiders Socialistisch? Ja: cfr. Oprichting werkhuizen, arbeiders in de regering, algemeen stemrecht Liberaal? Ja: Afzetting Louis-Philippe Vrijheid van pers, vereniging en godsdienst Algemeen stemrecht Nationalistisch? Nee Conservatieve reactie? Ja: verkiezingen ’48 via algemeen stemrecht => verkiezing van President louis Napoleon => winst voor conservatieven e) Habsburgse Rijk (p. 103-104, 106-108) Oppositie: wie? Hongaarse adel, Praagse burgerij, Weense ambachtsarbeiders, Italianen Socialistisch? Nee Liberaal? Ja: - grondwet - afschaffing censuur Nationalistisch? Ja: - Kossuth: Hongaarse autonomie - Boheemse autonomie - verdrijving Oostenrijks leger door Italiaanse staten Conservatieve reactie? Ja: - Weense burgerij en platteland distantieerden zich van de Revolutie - verkiezingen => gewonnen door conservatieven => nieuwe conservatieve grondwet - repressie in Hongarije Eensgezindheid? Nee: Begin van de splitsing op federaal vlak (Cisen Transleithanië) Groot-Brittannië (p. 111) Oppositie: wie? Chartisten, arbeiders: verdeeldheid! Socialistisch? Ja maar, verdeeldheid onder arbeiders + relatieve ontevredenheid Liberaal? Nee Nationalistisch? Nee Conservatieve reactie? Ja: uit ontevredenheid Deutsche Bund (p.104-105, 108-109, 111) Oppositie: wie? Middenklasse, lagere burgerij en intellectuelen Socialistisch? Nee Liberaal? Ja: - vrijheden (pers, vereniging, …) - grondwet - parlement - ministeriële verantwoordelijkheid Nationalistisch? Ja: Burgerij wilde Duitsland o.l.v. Pruisen => oprichting Al-Duitse Parlement => oprichting Noordduitse statenbond Conservatieven reactie? Ja: => wordt neergeslagen door Oostenrijk Eensgezindheid? Nee: Sterk versplinterde oppositie. 19 f) Italië (p. 109) Oppositie: wie? Napels, beide Siciliën, Milaan, Venetië, Parma & Modena + voornamelijk: Piëmont Socialistisch? Nee Liberaal? Nee Nationalistisch? Ja: - voornamelijk Piëmont => aanzet tot eenmaking - verdrijven Oostenrijks leger door Italiaanse staten. Conservatieve reactie? Nee: Opvolger van Karel-Albert was even liberaal => sterk nationalisme Deutsche Bund (p. 104-105, 108-109, 111) Oppositie: wie? Middenklasse, lagere burgerij en intellectuelen Socialistisch? Nee Liberaal? Ja: - vrijheid van pers, vereniging, grond wet, parlement, ministeriële verantwoordelijkheid Nationalistisch? Ja: - burgerij wilde 1 Duitsland o.l.v. Pruisen => oprichting Al-Duitse parlement => oprichting Noord-Duitse Bond Conservatieve reactie? Ja: Maar neergeslagen door Oostenrijk Het Franse en Britse optreden in de scramble for Africa (p. 197-199 e.v.) Frankrijk Motivatie: God & Glory => vnl. prestigepolitiek => cultuur en beschaving overdragen (NAfrika was enkele eeuwen onder invloed van Muzelmannen geweest) => Frankrijk voelde zich superieur - geen economisch interessante gebieden (vb.: Sahara) - vergroten van de concurrentiepositie tov andere Europese grootmachten. Aspiraties - expansie van Westen (Dakar) naar Oosten (Djibouti) (W => O) - controle over Middellandse Zee (Zuiden) => vanuit Algerije, heel NW-A, Tunesië Beleid - Centralisatie (acculturatie) en assimilatie - direct rule: politiek van kolonie wordt aangepast aan die van moederland Groot-Brittannië Motivatie: Gold - voornamelijk economische handelsbelangen (grondstoffen, havens) - vb.: Nigeria, Gambia, Sierra Leone, Goudkust - economisch interessante gebieden (vb. : Kaap : havens en landbouw) Aspiraties - expansie van Noorden (Kaïro) naar Zuid (Kaap) (N => Z) - Controle over Midellandse zee (Oosten) => Egypte => Suez Kanaal => Fashoda-incident: G.B. wint en verwerft groot deel van Noord-Afrika Beleid - +- autonomie, federatievorm - indirect rule: interne politiek blijft bestaan, enkel superstructuur, G.B. zendt daarvoor landgenoten naar kolonies. 20