Samenvatting: De mislukking van de imperiale droom van Napoleon Em.Prof. Emiel Lamberts, lezing 8 december 2015 Voor een goed begrip van de revolutionaire en Napoleontische oorlogen moeten ze in een breder historisch kader geplaatst worden. Ze knopen aan bij een eeuwenlange rivaliteit tussen Frankrijk en de Habsburgse monarchie en ze waren vooral het sluitstuk van een Tweede Honderdjarige Oorlog met Groot-Brittannië (1688-1815). Dat laatste land verwierf in de loop van de 18e eeuw een dominante positie op de wereldzeeën en breidde stelselmatig zijn koloniale bezittingen uit, ten koste van Frankrijk. Tegelijk streefde het naar een machtsevenwicht op het Europese vasteland en waakte het er over dat de Lage Landen binnen zijn invloedssfeer bleven. De Franse revolutie van 1789 bracht een radicale breuk tot stand met het ancien régime en schiep, zowel op sociaal als politiek vlak, meer kansen voor de burgerij (vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid). Het waren echter geen ideologische maar geopolitieke factoren die tot een expansiepolitiek van de opeenvolgende revolutionaire regeringen leidden. Oostenrijk werd aangevallen in zijn Belgische en Noord-Italiaanse territoria, waarna Engeland toetrad tot een anti-Franse coalitie. In die jaren waren de 'Oostmachten' (Oostenrijk, Pruisen en Rusland) druk bezig met de opdeling van het Pools-Litouwse rijk en dat verklaart, samen met de 'levée en masse', de successen van de Franse revolutionaire legers in het Westen. De huidige Belgische provincies werden aangehecht bij Frankrijk, Holland werd een vazalstaat (de Bataafse republiek) en Noord-Italië kwam in de Franse invloedssfeer terecht. Het was in de oorlogen in Noord-Italië dat Napoleon Bonaparte zich voor het eerst liet opmerken. Zijn militaire successen bewerkten dat op hem een beroep werd gedaan om een einde te maken aan de chaotische toestand die in Frankrijk na de revolutie was ontstaan (staatsgreep van Brumaire, 9 november 1799). Als Consul slaagde Napoleon erin de belangrijkste verworvenheden van de revolutie te consolideren, maar de prijs hiervoor was de vestiging van een (militaire) dictatuur met alle kenmerken van een politiestaat. Vooral in zijn buitenlandse politiek was Napoleon succesvol. Frankrijk breidde zijn territorium uit tot aan zijn natuurlijke grenzen. Ook liet het reeds zijn invloed gelden in de Duitse territoria. Even leek het er op dat Groot-Brittannië bereid was zich neer te leggen bij de nieuw geschapen toestand (vrede van Amiens, 25 maart 1802), maar spoedig werd de oorlog tussen beide landen hervat en hij zou pas beëindigd worden met de slag bij Waterloo (1815). Napoleon zag de confrontatie met Engeland als een nieuwe strijd tussen Rome en Carthago. Na de installatie van het keizerrijk (2 december 1804) voerde Napoleon een imperialistische politiek, die gevoed werd door de wil om een tegengewicht te bieden tegen de Britse macht, door zijn militaire successen, de nood aan een versterking van zijn legitimiteit als heerser over Frankrijk en (in mindere mate) zijn ambitie om de verworvenheden van de revolutie uit te dragen over de rest van Europa. Zijn niet aflatend expansiestreven in Italië en zijn optreden tegen Engelse belangen in een aantal overzeese gebieden bracht een derde coalitie tegen hem in het veld. Napoleon bereidde een invasie van Engeland voor en trainde hiervoor zijn Grande Armée in de omgeving van Boulogne. Een beslissende nederlaag van de Franse vloot in de slag bij Trafalgar (21 oktober 1805) maakte een overtocht van het Kanaal voorgoed onmogelijk. Frankrijk zou zich voortaan vooral richten tegen de Britse bondgenoten op het vasteland. Bij Austerlitz behaalde Napoleon een eclatante overwinning op de Oostenrijkse en Russische legers (2 december 1805). Oostenrijk verloor wat nog overbleef van zijn invloed in Italië en Duitsland. Met de oprichting van de Rijnbond - in feite een vazalstaat - vestigde Frankrijk zijn hegemonie over een groot aantal Duitse staten. Het republikeinse 'Empire' profileerde zich voortaan als een continentaal imperium, wat op blijvend verzet zou stuiten van de andere grootmachten. Pruisen, dat sinds 1795 niet meer had deelgenomen aan de coalities tegen Frankrijk, voelde zich bedreigd door de Franse expansie in de Duitse ruimte en ging met Russische en (uiteraard) Engelse steun in de tegenaanval. In een 'blitzkrieg' werden de Pruisische troepen verslagen (Jena en Auerstedt, 14 oktober 1806) en Napoleon trok aan het hoofd van zijn troepen zegevierend Berlijn binnen. Nadien werd de campagne voortgezet tegen Rusland, dat beslissend verslagen werd in de slag bij Friedland (14 juni 1807). De keizersvrede van Tilsit (7 juli) bracht opmerkelijk genoeg een bondgenootschap tot stand tussen Rusland en Frankrijk, ten koste van Pruisen, dat zwaar vernederd werd en zijn bezittingen ten westen van de Elbe (koninkrijk Westfalen) en in Polen (groothertogdom Warschau) verloor. Napoleons imperialisme kreeg een bijkomende stimulans door de afkondiging van een handelsblokkade tegen Groot-Brittannië, in een poging om zijn grote vijand economisch te treffen. Dat leidde tot een toenemende Franse inmenging op het Iberisch schiereiland, waar in 1808 een guerillaoorlog uitbrak. Die zou de Fransen in de volgende jaren grote kopzorgen bezorgen. Aangemoedigd door deze terugslag en door de toenemende onvrede in de Rijnbond over de Franse opeisingen, ging Oostenrijk opnieuw in de aanval. Zijn legers werden echter teruggedreven langs de Donau en tenslotte, na de inname van Wenen, verslagen bij Wagram (5-6 juli 1809). Frankrijk domineerde voortaan het ganse Europese vasteland tot aan de Russische grens. Napoleon had evenwel geen duidelijke ideeën over de herinrichting van die politieke ruimte. De confrontatie met Groot-Brittannië kreeg voorrang en de continentale blokkade was het belangrijkste wapen in de strijd met 'Albion'. Om haar toe te passen werden steeds meer kustgebieden onder Franse controle geplaatst. Deze politiek leidde echter tot toenemende spanningen met de Russische bondgenoot, die ook aanstoot nam aan de Poolse politiek van Napoleon. Tenslotte zou het, in 1812, tot een nieuwe oorlog komen met het tsarenrijk. De Russische veldtocht, die zoals bekend dramatisch verliep voor de Grande Armée, zou de neergang van Napoleon en de mislukking van zijn imperiale politiek inluiden. Een nieuwe coalitie tussen Rusland, Pruisen en Oostenrijk bracht (met Engelse steun) het Franse leger de genadeslag toe in Leipzig (16-19 oktober 1813). Napoleon werd tot aftreden gedwongen en Frankrijk werd teruggebracht tot zijn grenzen van 1792. Alle veroveringen van de revolutionaire en Napoleontische legers gingen verloren. De episode van de Honderd Dagen (26 februari - 18 juni 1815), met als eindpunt de slag bij Waterloo, werd niet meer dan een epiloog, met een hoge kost voor Frankrijk. 'Waterloo' werd het symbool van de eindoverwinning van Groot-Brittannië in de Tweede Honderdjarige Oorlog. Engeland zou in de 19e eeuw onbetwist de wereldzeeën beheersen en de belangrijkste koloniale macht worden. 'Albion' realiseerde ook zijn andere diplomatieke doelstellingen: een machtsevenwicht op het Europese vasteland en een patronage over de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. Op het vasteland gaven de 'Oostmachten' in de volgende decennia de toon aan. Pruisen breidde zijn territorium en zijn macht gevoelig uit in de Duitse ruimte en zou de nieuwe erfvijand worden van Frankrijk, met een nawerking tot ver in de 20e eeuw. De confrontatie tussen beide landen werd aangedreven door het nationalisme, dat een belangrijke voedingsbodem vond in de Franse revolutie en door de Grande Armée was uitgedragen over Europa. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou dit agressieve nationalisme overstegen worden door de Europese integratie. Literatuur: Dominique De Villepin, Le soleil noir de la puissance (1796-1807). Parijs, 2007. Philip Dwyer. Citizen Emperor. Napoleon in Power (1799-1815).Londen-New York, 2013.