Praktijk en imago. Notitie beroepsonderwijs Provincie

advertisement
PRAKTIJK & IMAGO
Notitie beroepsonderwijs
Provincie Noord Brabant
Maart 2004
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Zorgstructuur
Allochtone Jongeren
Niveaus binnen het VMBO
Onderwijs en Arbeidsmarkt
MBO/HBO
2. Overige onderwijsactiviteiten
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Brede School
VMBO en Sport
Internationalisering van Onderwijs
ICT en Onderwijs
Cultuur en VMBO
3. Matrix beroepsonderwijs
3.1
Tijdpad, inzet en verantwoording
Leeswijzer:
Een onderwerp als (beroeps)onderwijs is vanwege de verwevenheid met allerlei
maatschappelijke instituties, trends en ideeën lastig in kaart te brengen. Zeker als je dat
wilt doen zonder uitgebreid in te gaan op allerlei ingewikkelde achterliggende materie
zoals economische en sociale ontwikkelingen, wisselende rollen van overheden en
regelgeving. De onderhavige notitie doet toch een poging om een overzicht te bieden van
het veld en van de rol die de provincie al speelt of naar de toekomst toe zal kunnen
spelen. Aan het slot van de notitie worden de ingezette en voortgezette activiteiten kort
in een matrix gepresenteerd.
Notitie Beroepsonderwijs/Knelpunten VMBO
1.
Inleiding
Het VMBO is samen met het MBO vindplaats voor 60% van de jongeren en van een groot
deel van de maatschappelijke problematiek. Dat laatste heeft op zich niets te maken met het
fenomeen beroepsonderwijs. Het heeft alles te maken met de organisatie van het onderwijs in
Nederland, de maatschappelijke waardering voor en het imago van het beroepsonderwijs.
Nog altijd bestaat er een overwaardering van het “witte boorden” werk waarbij het HAVO en
VWO voorportaal zijn voor dit Walhalla. Ouders kiezen natuurlijk het beste voor hun
kinderen en er is maar weinig aanleiding om dit beste te zoeken in het beroepsonderwijs, en
met name in het Voorbereidend Middelhaar Beroepsonderwijs. Want het VMBO heeft een
slecht imago: in de publieke beeldvorming is het schoolsoort voor probleemkinderen en voor
allochtonen, het is een broeinest van geweld en je vindt er alleen maar kinderen die niet slim
genoeg zijn voor het algemeen voortgezet onderwijs. Ouders kiezen dan ook met hun voeten
en plaatsen over het algemeen hun kinderen koste wat kost zo ver als ze kunnen van het
beroepsgerichte deel van het VMBO vandaan. Zij proberen daarbij hun kinderen op z’n minst
onder te brengen op een MAVO1 en dan bij voorkeur gekoppeld aan een HAVO (VWO)
school. En deze “leerlingvlucht” richt zich niet alleen op scholen die geen beroepsgerichte
leerwegen hebben: er ontwikkelen zich meer en meer leerlingstromen in de richting van
VMBO dat weliswaar ook beroepsgerichte leerwegen heeft en niet enkel de MAVO, maar dat
buiten de grote Brabantse steden ligt. Dit stelt de ontvangende gemeenten, die
verantwoordelijk zijn voor de huisvesting van onderwijs, vaak voor dilemma’s. Een grote
toestroom van leerlingen noopt tot de inzet van extra (nood)lokalen voor scholen. Maar zo’n
investering, die voor een langere termijn gedaan moet worden om betaalbaar te zijn, kan tot
grote problemen leiden als de school in kwestie plotseling aan populariteit inboet en de
gemeente achterblijft met dure leegstand. En in het huidige negatieve klimaat van
berichtgeving rond het VMBO kan zo’n omkering van leerlingstromen al veroorzaakt worden
door één enkel incident.
1.1
Zorgstructuur
Oppervlakkig beschouwd hebben de ouders geen ongelijk met betrekking tot een aantal
aspecten van het VMBO. Binnen de Wet op het Voortgezet Onderwijs, zoals die sinds 1998
van kracht is, heeft er in de beroepskolom een uitbreiding van de verantwoordelijkheid voor
zorgleerlingen plaatsgevonden. In het VMBO is het voormalig LOM onderwijs volledig, en het
voormalig MLK onderwijs gedeeltelijk, geïntegreerd. Daarmee is inderdaad aan het
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs een contingent leerlingen toegevoegd dat meer
zorg nodig heeft dan andere leerlingen. Maar wat vaak niet genoemd wordt is dat daar een
aangepaste zorgstructuur tegenover staat die weliswaar nog steeds in ontwikkeling is maar
die de potentie heeft voor alle kinderen in het VMBO (en wellicht ook daarbuiten) zorg op
maat te leveren. Het is o.a. aan de ontwikkeling van deze zorgstructuur dat de provincie een
prima bijdrage kan leveren. Daarbij zijn twee aspecten met name belangrijk: de afstemming
In het VMBO wordt weliswaar gesproken over de Theoretische Leerweg als vervanger voor de term
MAVO, maar in de Wet op het voortgezet onderwijs die vanaf 1998 van kracht is komt het hele
VMBO niet voor. De wet kent slechts het VBO en de MAVO.
1
met de gemeenten in het kader van de preventieve zorg en de koppeling aan de
ontwikkelingen rond de Jeugdzorg. Maar de zorgstructuur rond het VMBO is daarenboven
ook gebaat met uitwisseling van good practices en afstemming van beleid met andere
externen, zoals justitie, welzijnswerk enz. De concrete acties die de provincie daarbij in de
komende periode uit gaat voeren, vanuit haar voortgezette aandacht voor de risicojongeren,
zijn te vinden in de aanbevelingen uit het onderzoek van Quint en Box naar de 9
samenwerkingsverbanden VO/SVO (SWV) in de Provincie Noord-Brabant, dat in opdracht
van de provincie is uitgevoerd. Onderstaand volgt een uittreksel uit de activiteitenkaart van
K2, die het genoemde onderzoek als basis hanteren voor hun inzet met betrekking tot de
relatie Onderwijs Jeugdzorg.
De resultaten van het onderzoek zijn vertaald in tien aanbevelingen die deels gericht zijn op
verbeteringen in de bestuurlijke, organisatorische en juridische samenstelling van de SWV en
deels op taakstelling, taakopvatting en taakuitvoering van de SWV m.b.t. de zorg voor de
leerling.
1. De Provincie dient een beleidsvisie te ontwikkelen op haar rol in het verbeteren van de
zorgstructuur in het onderwijs.
2. De scholen binnen het SWV dienen in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid voor de
zorg in het onderwijs primair in de klas bij de docent en vervolgens ook bij de scholen
zelf te nemen en in te vullen.
3. Optimaliseren van de structuur en het functioneren van de SWV. Dit kan door het
verhelderen van de relatie met partners in de 1e , 2e en de 3e lijnszorg in het scherper
definiëren van bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
4. Verbeteren van de doelmatigheid van SWV door het overdragen van ‘good practice’
binnen de SWV en tussen de SWV.
5. Verbeteren van zicht op de effectiviteit (doelmatigheid en prestatiegerichtheid) en
transparantie van de zorg(systeem)inspanningen bij leerlingen door het ontwikkelen van
een kwaliteitszorgsysteem. Analoge voorbeelden binnen het hoger onderwijs en medische
zorg.
6. Evalueren van de wenselijkheid van de RVC (regionale verwijzingscommissie)
7. Ontwikkelen en invoeren van een format voor zorgplannen, geformuleerd in SMARToutputtermen.
8. Stimuleren van een gezamenlijke integrale schoolvisie op zorg in het onderwijs. Dit
betekent integratie van de leerlingzorg in de didactiek, de pedagogiek en de begeleiding,
zowel dagelijks in de klas als daaromheen binnen de school.
9. Het stimuleren van doorgaande leerlijnen en zorglijnen. Het accent verschuift hierdoor
van de school en de examens naar de leerloopbaan van de leerling.
10. De rol van Onderwijsbegeleidings diensten (OBD’s) herformuleren in het kader van de
ondersteuningsstructuur bij de verdere ontwikkeling van de schoolzorg vooral gericht op
de ondersteuning en bijscholing van docenten en het aanreiken van geschikte methoden.
Uit het concept uitvoeringsprogramma van K2, onderdeel Onderwijs Jeugdzorg
De zorgstructuur rond de leerling op de scholen zelf neemt een steeds belangrijker plaats in
omdat in de periferie van de scholen het met name voor de gemeenten lastig wordt om de
participatie van gedeelten van hun inwoners met kracht te bevorderen. Naast de in de
inleiding geschetste problematiek met betrekking tot leerlingstromen en huisvesting ervaren
gemeenten meer knelpunten rond het onderwijs, en dan met name in de bredere educatieve
sector. De gemeenten worden namelijk door de landelijke overheid gekort op gelden die
bestemd zijn om achterstanden te bestrijden. Daardoor kunnen zij verplichtingen die zij
eerder zijn aangegaan niet nakomen, om nog maar te zwijgen over het opzetten van nieuw
beleid. Een voorbeeld uit een van de Brabantse B5 gemeenten laat zien dat de korting op het
budget voor het Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GOA) en de Voor- en
Vroegschoolse Educatie (VVE) voor 2005 niet minder dan 70% bedraagt. Naast de
problemen met het nakomen van eerder aangegane meerjarige verplichtingen betekent dit
concreet dat in het primair en voortgezet onderwijs in de betrokken B5 gemeente daarmee
minimaal 15 banen geschrapt worden van docenten die zich bezig houden met de bestrijding
van achterstanden.
1.2
Allochtone jongeren
Ook met betrekking tot de oververtegenwoordiging van allochtone leerlingen in het VMBO
hebben de kiezende ouders een punt. Veel scholen in de Brabantse steden hebben een
leerlingpopulatie die voor meer dan de helft uit allochtone jongeren bestaat. Het is daarbij
natuurlijk wel een misvatting dat allochtoon recht evenredig zou zijn met problematisch. Het
schetst echter een ontwikkeling waarbij een fors deel van het maatschappelijk kapitaal in de
vorm van onbenut talent verspild wordt. Want ook voor het allochtone deel van de
Nederlandse bevolking geldt dat er ongeveer 40% in schooltypes vertegenwoordigd zou
moeten zijn die direct opleiden voor HBO en Universiteit. Om dit te bereiken is de Provincie
Noord-Brabant onder andere in contact met het groeiende netwerk van hoger opgeleide
allochtonen die in de vorm van mentoraten jongeren stimuleren om zich zo goed mogelijk te
ontwikkelen.
Naast deze gewenste versnelling naar een hooggekwalificeerde veelkleurige Brabantse
toekomst is de positie van de allochtone leerling binnen het VMBO van vandaag een punt van
aandacht. In het kader van het terugdringen van voortijdig schoolverlaten is het van het
grootste belang dat de Provincie Noord-Brabant haar voornemen tot het creëren van meer
sociale veiligheid met kracht ter hand neemt. Het creëren van meer sociale veiligheid is voor
allochtone kinderen evenzeer van belang als voor autochtone kinderen in een
achterstandssituatie, en zal een niet te onderschatten bijdrage leveren aan het verbeteren van
het imago van het VMBO. Vanuit haar zorg voor de multiculturele samenleving is het
daarnaast belangrijk voor de provinciale overheid om zich ook te richten op een succesvolle
doorstroming naar het MBO en HBO. Dit is een inzet die past in het bredere beleid van het
tegengaan van voortijdig schooluitval en is een speerpunt in het beroepsonderwijs .Over het
belang van vergrote doorstroom voor alle MBOers wordt later in de notitie teruggekomen in
paragraaf 1.5.
Op dit moment wordt, mede vanuit de behoefte aan een grotere doorstroming, in het
onderdeel Multiculturele Samenleving van het uitvoeringsprogramma Sociaal Beleid de
ouderparticipatie van allochtonen specifiek als speerpunt genoemd. Betrokkenheid van
allochtone ouders is een noodzakelijk onderliggende voorwaarde. Het is niet alleen de
verantwoordelijkheid van overheden en scholen om het belang van opleiding en kwalificaties
voor de allochtone jongeren te stimuleren, het is in nog veel belangrijker mate een
inspanningsverplichting van de allochtone ouders zelf. De probleemstelling uit het
uitvoeringsprogramma Sociaal Beleid op dit punt is helder:
Probleemstelling




Geringe betrokkenheid van allochtone ouders bij de school van hun kind;
onvoldoende communicatie tussen ouders en school
De groep allochtone leerlingen die de school zonder diploma verlaat is 3 tot 4 keer
groter dan de groep autochtone leerlingen
Ons onderwijssysteem is nog te veel gericht op de middenklasse cultuur van
autochtone Nederlanders; onderwijsinstellingen staan nog te weinig open voor
diverse culturen en gebruiken
In het integratie- en emancipatieproces van allochtonen in de Nederlandse
samenleving wordt de voorbeeldfunctie van succesvolle allochtonen nog te weinig
benut
De doelstelling van het programma onderwijs van het provinciaal uitvoeringsbeleid in relatie
tot de multiculturele samenleving, dat een bredere inzet kent dan de betrokkenheid van
ouders alleen, wordt in dezelfde uitvoeringsnota geschetst en onderstaand weergegeven. Voor
een compleet overzicht van de inspanningen op het terrein van de multiculturele
samenleving wordt verwezen naar het volledige uitvoeringsprogramma Sociaal Beleid.
Doelstelling
Doelstelling van het programma onderwijs is het bevorderen dat allochtone leerlingen in het
basis- en voortgezet onderwijs hun schoolloopbaan met succes afronden. De provincie wil
hiertoe bevorderen dat meer allochtone peuters deelnemen aan de voorschoolse opvang,
opdat zij beter instromen in het basisonderwijs. Daarbij is het belangrijk dat allochtone
ouders meer voorgelicht worden en gestimuleerd worden om hun ondersteunende rol in de
schoolloopbaan van hun kinderen beter te kunnen vervullen.
Naast het bevorderen van een grotere deelname aan de voorschoolse opvang en de
betrokkenheid van ouders, zal de inzet van middelen en instrumenten gericht zijn op de
bestrijding van voortijdige schooluitval in het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs; het bieden van begeleiding en ondersteuning aan scholen en andere
opvoedingsinstanties die aan interculturalisering willen werken; en het bevorderen van meer
kleur voor de klas door het stimuleren van allochtone leerlingen om te kiezen voor een Paboopleiding.
De focus zal daarbij liggen op de grote en middelgrote steden in Brabant; daar waar de
achterstanden en concentratie van allochtone leerlingen het grootst is en waar de
samenwerking met scholen in potentie aanwezig is.
Met betrekking tot de deelname van allochtone jongeren aan het VMBO verdient ook hier de
verbetering van het imago van het VMBO de aandacht van de provincie. Het onder de
aandacht brengen van successen op dit gebied is daarbij een van de belangrijkste
aanknopingspunten. De stroom van negatieve berichtgeving over allochtoon geweld in het
VMBO mag dan wel journalistiek een grote nieuwswaarde hebben, het neemt echter niet weg
dat het alleszins de moeite waard is ook uitgebreid aandacht te besteden aan de positieve
ontwikkelingen. Met name het prima functioneren van grote aantallen Turkse en
Marokkaanse meisjes, die het zeker niet eenvoudig hebben in onze samenleving, is een
voorbeeld van succesvol gebruik van het onderwijs.
De emancipatie van deze pluriforme bevolkingsgroep zal de grootste uitdaging zijn van het
komende decennium en één van de antwoorden die gegeven zouden kunnen worden op het
probleem van de ontgroening en vergrijzing. Bovendien zou het benutten van dit potentieel
een grote bijdrage kunnen leveren aan de innovatieve kracht van het Brabantse bedrijfsleven.
Het negatieve ideeëngoed van een deel van de autochtone Brabanders vraagt hierbij wel om
een helder antwoord vanuit de Brabantse politiek en een sterke rug.
Tenslotte is het zaak om, speciaal met betrekking tot een integrale aanpak rond de positie van
allochtone jongeren, binnen de provinciale organisatie in de komende bestuursperiode nog
meer dan nu aan te sluiten op de thema’s van Sociaal Beleid,2 opvoedingsondersteuning,
multiculturele samenleving, vrijwilligerswerk en sport.
1.3
Niveaus binnen het VMBO
Het laatste punt, tenslotte dat de ouders ervan weerhoudt om hun kinderen in de
beroepskolom te plaatsen, namelijk dat het VMBO vindplaats is voor kinderen die in het hele
stelsel de minste cognitieve bagage hebben, is voor een groot deel van de schoolsoort zonder
meer waar. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat dit geen waardeoordeel is, maar slechts
een constatering. De relatief zwakke cognitieve invulling van de beroepsgerichte leerwegen,
en met name de kaderberoepsgerichte leerweg, is het gevolg van één van de
onvolkomenheden die inherent zijn aan het huidige stelsel. Het gaat hierbij met name om de
positie van de Theoretische Leerweg, het oude MAVO. Deze Leerweg maakt op papier deel uit
van het VMBO, als logische basis onder het MBO bouwwerk, maar blijkt in de praktijk nog
steeds voornamelijk gekoppeld te zijn aan het HAVO. De meningen over de wenselijkheid van
deze situatie lopen uiteen, maar zeker is dat vooral de ontwikkeling van de
Kaderberoepsgerichte Leerweg en de Gemengde Leerweg hierdoor niet goed van de grond
komt.
Een belangrijke taak binnen het vigerende stelsel is het wettelijke advies dat de provincie
uitbrengt aan de minister van onderwijs met betrekking tot de onderwijsinfrastructuur, de
De huidige doorontwikkeling van het provinciale apparaat biedt een uitstekende
voorwaarde voor het in de toekomst sterker aanbrengen van verbanden tussen
Multiculturele Samenleving, Sport, Onderwijs en Jeugd. Een vergrote beleidsinhoudelijke
samenwerking zal daarbij de effectiviteit van het provinciaal handelen in hoge mate
bevorderen.
2
planning van scholen. De Provincie Noord-Brabant is via het landelijk Overleg Plan van
Scholen (OPS) en het Bestuurlijk Overleg Voortgezet Onderwijs (BOVO) direct betrokken bij
de discussies over de aanvragen en de betrokken beleidsregels. Ook in deze gremia wordt
direct op het niveau van uitvoering een match gemaakt tussen de wensen van het veld en de
mogelijkheden van de regelgeving. Daar waar regelgeving knelt is de provincie intermediair.
In een poging om het voor VMBO scholen mogelijk te maken om voorafgaand aan, en als
verkenning voor, een voorgenomen herziening van de planningssystematiek alvast enige
bewegingsruimte te scheppen heeft de landelijke overheid de mogelijkheid van het zgn.
Regionale Arrangement gecreëerd. Dit is een samenwerkingsovereenkomst tussen VMBO
scholen, bedrijfsleven, ROC”s en gemeenten die op basis van regionale consensus knellende
aspecten van de huidige planningssystematiek kunnen “overrulen”. Aan een dergelijk
arrangement dient een Regiovisie ten grondslag te liggen die alle belangrijke deelaspecten
met betrekking tot huidige en toekomstige werkgelegenheid, huisvesting, bereikbaarheid en
onderwijsaanbod in kaart brengt. In het eindrapport van het bureau Sardes, dat in opdracht
van de minister een verkenning heeft uitgevoerd, wordt een heldere omschrijving van de
provinciale rol gegeven:
De taakverdeling bij het opstellen van de regiovisie
Zoals aangegeven in de eindrapportage van de werkgroep ‘Ruimte voor scholen’, zijn de
vmbo-scholen in de regio de initiatiefnemers voor het regionale arrangement en uit dien
hoofde ook verantwoordelijk voor de totstandkoming van de regiovisie. Dat betekent niet dat
scholen de visie ook zelf moeten maken, ook uitbesteden van (delen van) het werk is een
mogelijkheid. Provincies vervullen, vanwege de focus op het algemeen belang en de
onpartijdige positie in de praktijk van de regionale arrangementen en het opstellen van de
regiovisie een coördinerende, faciliterende, stimulerende en informatieve rol.
Utrecht, december 2003
Namens de begeleidingscommissie regiovisie
Anke van Kampen (voorzitter)
In aanvulling op de wettelijke adviestaak met betrekking tot de infrastructuur en de rol van
de provincie in de Regionale Arrangementen en de regiovisie handelt de Provincie NoordBrabant ook autonoom in het onderwijsveld. De positie van de provincie in kwesties rond de
inrichting van het stelsel en de wenselijkheid van een voortgezette deregulering is dat zij
daarbij spreekbuis is van het veld in de dialoog met de landelijke overheid. Daarnaast is de
provincie initiator van overleg tussen scholen en tussen besturen onderling en organiseert de
provincie gelegenheden om over knelpunten van gedachten te wisselen en good practices en
ideeën voor het voetlicht te brengen. Vaak wordt juist de afwezigheid van een wettelijk kader
voor dit deel van het provinciaal handelen in deze discussies een kracht omdat de provinciale
overheid boven alle partijen staat en erkend wordt als vertegenwoordiger van het algemeen
belang. Ook op dit terrein bouwt de Provincie Noord-Brabant haar activiteiten in de huidige
bestuursperiode uit, waarbij snelle deregulering rond geconstateerde knelpunten, zoals op dit
moment de regelgeving rond het Leerwegondersteunend Onderwijs, met kracht ter hand
wordt genomen.
1.4
Onderwijs en Arbeidsmarkt
Niet alleen wordt het educatiebeleid van de provincie intern afgestemd met het beleidsveld
Jeugd, ook de relatie met het Brabantse arbeidsmarktbeleid is de afgelopen periode
uitgediept en zal zich nog verder ontwikkelen. In de matrix beroepsonderwijs in paragraaf 3
van deze notitie, waarin in een verkort overzicht de beleidsuitvoering met betrekking tot het
beroepsonderwijs in beeld gebracht wordt, zijn naast de inzet vanuit het beleidsveld Jeugd,
ook uitwerkingen van het arbeidsmarktbeleid opgenomen.
Een belangrijke ontwikkeling in het VMBO op dit moment is de dualisering van de
opleidingen, uitgewerkt in de Leerwerktrajecten. Hierbij wordt (een deel van) de praktische
opleiding van VMBO leerlingen in een echt bedrijf uitgevoerd. Deze ontwikkeling heeft al
verschillende succesvolle resultaten opgeleverd en er is een groeiende belangstelling in het
VMBO om met Leerwerktrajecten aan de slag te gaan. Hierbij betreft het niet alleen
uitbreiding in de zin van een vergroting van het aantal Leerwerktrajecters in de
Basisberoepsgerichte Leerweg, er wordt ook al over gedacht om dit uit te breiden naar de
hoger gekwalificeerde leerlingen uit de Kaderberoepsgerichte Leerweg. Deze ontwikkeling
stelt nieuwe eisen aan de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het VMBO en is een
interessante manier om de kwaliteit van de voorbereidende beroepsopleidingen te vergroten.
Dit sluit zowel aan op de doelstelling van de imagoverbetering van het VMBO als op het
arbeidsmarkbeleid zoals dat door de Provincie Noord-Brabant wordt gevoerd. Met
betrekking tot dit arbeidsmarktbeleid wil de provincie namelijk een krachtige impuls geven
aan het verhogen van de arbeidskwalificatiegraad van de Brabantse beroepsbevolking. Bij het
verhogen van deze arbeidskwalificatiegraad wordt een accent gelegd op het nastreven van
voldoende gekwalificeerd technisch personeel. Dit is cruciaal voor de ontwikkeling van
Brabant tot evenwichtige kennismaatschappij en geavanceerde kenniseconomie. Ook op dit
terrein zijn, op het niveau van beleid en uitvoering van beleid, korte lijnen gehanteerd met de
inzet rond de multiculturele samenleving. Dit heeft o.m. zijn weerslag op het programma
“Kleurrijk Brabant werkt” dat samen met Palet en PSW wordt uitgevoerd.
Om de arbeidskwalificatiegraad van de Brabantse beroepsbevolking te verhogen is het niet
alleen nodig om ons te richten op het vergroten van het rendement van het beroepsonderwijs.
Het is evenzeer nodig dat we stimuleren dat er in opleiding en ontwikkeling van zittend
personeel in organisaties en bedrijven wordt geïnvesteerd.
Onderstaand worden in het kort de 6 speerpunten genoemd die hierbij door het College zijn
vastgesteld:
1. ondersteunen van regionale, meerjarige, programma’s volgens de (keten) aanpak
gericht op meer instroom in technische opleidingen en beroepen en behoud en
doorstroom van technisch gekwalificeerd personeel;
2. versterking van techniek in het basisonderwijs. We geven inhoud aan dit speerpunt
door het basisonderwijs te ondersteunen bij de invoering van techniek in het
basisonderwijs. Daarnaast kunnen projecten die faciliteiten bieden aan kinderen in de
basisschoolleeftijd om zelf ervaring op te doen met techniek voor subsidie in
aanmerking komen;
3. preventieve aanpak voortijdig schooluitval door optimalisering zorgstructuur;
4. preventieve aanpak voortijdig schooluitval door kwaliteitsverbetering van het
(technisch) beroepsonderwijs (met name vmbo en mbo);
5. voorkomen jeugdwerkloosheid/voorkomen ongekwalificeerd schoolverlaten
(curatieve aanpak);
6. Investeren in employability van werkenden
Bij de uitwerking van bovenstaande speerpunten wil het College stimulerende
randvoorwaarden scheppen door op te treden als co-financier van strategische projecten, als
mind-setter en pleitbezorger. Bovendien wil de Provincie Noord-Brabant een rol spelen in de
verspreiding van kennis en informatie en bij de ontwikkeling en versterking van netwerken.
De provincie wil daarbij bevorderen dat partijen in Brabant in toenemende mate gebruik
maken van middelen uit het ESF en zal aansturen op meer en betere regionale inzetbaarheid
van sectorale scholingsfondsen.
1.5
MBO/HBO
In de ontwikkeling van de beroepskolom is niet alleen de doorlopende leerlijn van het VMBO
naar het MBO van belang, ook de doorstroom van MBO naar HBO verdient de aandacht. Het
feit dat 60% van de Nederlandse leerlingen te vinden is in het MBO impliceert ook dat de
directe instroom in het HBO vanuit het HAVO/VWO maximaal 40% van het huidige
leerlingpotentieel bedraagt. Dit betekent ook dat een versterking van de beroepskolom door
een hogere participatiegraad aan het HBO alleen tot stand kan komen door een verbreding
van de rechtstreekse instroom in het HBO enerzijds, onder andere door een grotere instroom
van allochtone leerlingen in het HAVO en het VWO, en door een vergroting van de
doorstroom vanuit het MBO anderzijds.
In de versterking van het HBO ligt ook een directe lijn naar de doelstelling om te komen tot
een innovatief sterk Brabant. Naast de promotie van toptalent, een inzet die op dit moment
veel aandacht krijgt, is verbreding en upgrading van instroom een belangrijk onderwerp. In
een reactie op de middellange termijnvisie voor het hoger onderwijs (HOOP) die onlangs
door staatssecretaris Nijs is gepubliceerd geeft de HBO raad aan dat op het gebied van
vernieuwend fundamenteel onderzoek Nederland het goed doet, maar dat we het slecht doen
op het gebied van innovatie over de volle breedte, ook in vergelijking met andere Europese
landen. In de visie van de HBO raad is juist de brede groep, de middenmoot in het HBO, van
het grootste belang voor de economie. En ook de HBO raad wijst op het feit dat er
onvoldoende gebruik wordt gemaakt van o.m. het allochtone potentieel van de bevolking.
Allereerst moeten hogescholen meer mensen opleiden. Ze moeten beter toegankelijk worden
voor verschillende categorieën studenten: allochtonen, mensen uit milieus waar traditioneel
weinig gestudeerd wordt, mensen die in het kader van levenslang leren op latere leeftijd gaan
studeren enzovoorts. Daarnaast moeten hogescholen onderdeel worden van
kennisnetwerken. Ze moeten contacten onderhouden met bedrijven en instellingen en zich
opstellen als leveranciers van kennis, als adviseurs, ontwikkelaars en ontwerpers. Er zijn vele
kleine en middelgrote bedrijven die daar behoefte aan hebben, die productiever willen
worden, maar geen toegang hebben tot de benodigde kennis.
Staatscourant 2 februari 2004, interview met Frans Leijnse, voorzitter HBO raad
Op dit moment bevindt zich de bemoeienis van de Provincie Noord-Brabant met het HBO
vanuit Educatie nog in de verkennende fase. Wel maken gesprekken op HBO instellingen
duidelijk dat er vanuit de instellingen een aantal wensen voor een provinciale inzet bestaan.
Een rol van de provincie zou daarbij weggelegd zijn in de bevordering van de ontwikkeling
van de HBO infrastructuur, met name ondersteuning in de richting van de landelijke
overheid bij accreditatie van opleidingen. Daarnaast is gesuggereerd dat de provincie een rol
zou kunnen spelen bij het stimuleren van de samenwerking tussen HBO en Universiteiten bij
de ontwikkeling van de Bachelor Master structuur. Een verdere taak zou kunnen liggen in het
organiseren van een HBO overleg waarbij niet concurrentie leidraad voor handelen binnen de
provincie is maar het onderzoeken van mogelijkheden tot samenwerking.
2.
Overige Onderwijsactiviteiten
In aanvulling op de provinciale activiteiten die gericht zijn op de versterking van de
beroepskolom heeft de Provincie Noord-Brabant een aantal andere speerpunten: de Brede
School ontwikkeling, VMBO en sport, internationalisering van onderwijs, ICT en Onderwijs
en tenslotte, Cultuur en VMBO. In de nu volgende paragrafen worden deze elementen kort
aangestipt.
2.1
Brede School
In maart 2001 is het thema Brede School door de toenmalige commissie COS aangemerkt als
speerpunt van provinciaal onderwijsbeleid, als uitvloeisel van de Kadernota Provinciaal
Onderwijsbeleid. In maart 2002 is de deelnota “Provincie en de Brede School: Van leerschool
naar leefschool” vastgesteld. In de nota zijn een aantal beleidssporen die in de uitwerking in
het kader hieronder worden aangegeven. Daar wordt ook vermeld welke relatie deze
uitwerkingen hebben met het beroepsonderwijs, en met name het VMBO.
1. Directe stimulering dmv stimuleringsregeling educatie
In het kader van de Stimuleringsregeling Educatie kunnen subsidies aangevraagd worden
voor de (inhoudelijke) ontwikkeling van brede scholen in Brabant. Deze projecten dienen
vernieuwend, overdraagbaar te zijn en draagvlak te hebben. Extra voorkeur krijgen projecten
op het terrein van cultuur en sport, VO/VMBO en de kleine kernen. Daarnaast wordt actief
gezocht naar voorbeeldprojecten in de provincie.
2. Expertisevergroting- en bundeling
- het opzetten van kennisnetwerken: Een maal per jaar vindt er een expertmeeting
plaats. Er is een expertisegroep gevormd die 2-maandelijks bij elkaar komt om kennis uit te
wisselen en als denktank te fungeren voor N-Brabant.
- monitoring: PON heeft reeds onderzoek gedaan naar brede scholen in Brabant (2001). In
2004 verschijnt het vervolgonderzoek (om zo vergelijkend onderzoek mogelijk te maken).
Ook wat betreft monitoring van het brede-schoolbeleid van gemeenten wil de provincie
ondersteuning leveren. Bijvoorbeeld door het invoeren van een integrale jeugdmonitor.
- Kennisuitwisseling voor het veld: het organiseren van conferenties en
themabijeenkomsten (conferentie brede school en cultuur in 2002 en conferentie brede
school en sport in 2003)
- Kennisverspreiding: het laten uitvoeren van onderzoeken op het terrein van de brede
school. PON maakt in 2004 een brede-schoolwegwijzer, in cd-rom vorm.
- het Infopunt Brede School Brabant is in 2003 opgestart. Het betreft een provinciaal
infopunt, waar (onderwijs) instellingen en gemeenten terecht kunnen voor vragen en
ondersteuning (max adviestraject van 16 uur) op het terrein van het starten van een brede
school. Het infopunt wordt bemenst door adviseurs van K2 en Prisma en is de hele week
bereikbaar.
3. Opname in de regiovisies sociaal beleid
In 2003 zijn de regionale sociale agenda’s sociaal beleid vastgesteld. Het thema Brede School
komt vooral terug in de regio Noord-Oost. Daar wordt het thema in alle subregio’s
opgenomen op de regionale sociale agenda. De samenwerkingsbehoefte daarbij is wisselend.
In de regio’s Zuid-Oost, West en Midden wordt het thema niet expliciet genoemd, maar wel
komt jeugdbeleid een aantal keren terug.
Om ervoor te zorgen dat de Brede school goed aan de orde komt, is het noodzakelijk dat er in
deze bestuursperiode extra aandacht komt voor de ontwikkeling van de brede school in het
regionaal sociaal beleid. Hiertoe dienen de regioplatforms verbreed te worden met een
adequate vertegenwoordiging van de gemeenten en dient het thema ruimer onder de
aandacht gebracht te worden, zeker gezien de relatie met het oplossen van problemen in
achterstandswijken, met name in het kader van de bevordering van de sociale veiligheid.
2.2 VMBO en Sport
Naast het feit dat sport is een doel op zich kan zijn, omdat het leuk en ontspannend is, kan
sport ook een middel zijn om andere beleidsdoelen te bereiken, bijvoorbeeld op gebied van
gezondheid en integratie. Het bestuursakkoord legt in dit verband ook een duidelijke relatie:
“Uit oogpunt van interculturalisatie wil de provincie door onderlinge afstemming van het
beleid van de steunfuncties, bevorderen dat autochtone en allochtone groeperingen elkaar
op sportief en cultureel gebied ontmoeten “ Met betrekking tot het beroepsonderwijs is het
interessant dat landelijke gegevens uitwijzen uit dat HAVO en VWO –leerlingen meer
sporten dan de VMBO-leerlingen. Deze gegevens wijzen ook uit dat de betrokkenheid bij
sportverenigingen lager is. Dat is natuurlijk een ongewenste situatie, mede in het licht van
bovengenoemde ambitie uit het bestuursakkoord. Om de sportieve opvoeding en deelname
van VMBO-scholieren aan sportverenigingen te bevorderen, mede vanuit het oogpunt van het
bevorderen van sociale veiligheid, verdienen zij aandacht te krijgen in de bevordering van
integratie via sport in de (brede) school en in het kader van het Europees Jaar van Opvoeding
door Sport (2004). Het is de bedoeling dat er in deze bestuursperiode een uitbreiding van
initiatieven op dit gebied ondersteund gaat worden.
In de matrix beroepsonderwijs, in paragraaf 3 van deze notitie, wordt de relatie met sport
gelegd onder het speerpunt “Kwaliteitsverbetering beroepsonderwijs/herontwerp
opleidingen”. Binnen het VMBO loopt in 2003/2004 bij een aantal scholen een pilot met een
examenprogramma Sport, Dienstverlening en Veiligheid. Deze pilot mag zich verheugen in
grote belangstelling en in toenemende mate wordt ook in de Provincie Noord-Brabant
aangehaakt op de pilot. Het uiteindelijke doel is het ontwikkelen en invoeren van een
intersectoraal VMBO-programma. Op deze wijze zijn VMBO-leerlingen goed toegerust die
naar een ROC willen doorstromen met het programma Sport en Bewegen.
2.3 Internationalisering van onderwijs
Op het gebied van de internationalisering van onderwijs wordt door de Provincie NoordBrabant nauw samengewerkt met het Europees Platform. Met dit Platform bestaat er een
overeenkomst met betrekking tot het budget voor projecten in Brabant, waarbij het Platform
de Brabantse inzet voor 300% aanvult. Bij deze projecten richt het Europees Platform zich
voornamelijk op Primair en Voortgezet Onderwijs en richt de provincie zich op projecten met
het beroepsonderwijs. In de praktijk blijkt dat er vanuit het beroepsonderwijs weinig gebruik
gemaakt wordt van deze regeling. In de afgelopen periode zijn steeds maar van één ROC
aanvragen binnengekomen en gehonoreerd en het ligt in de rede om deze situatie voor de
komende bestuursperiode eens tegen het licht te houden. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen
zijn dat er meer behoefte is aan grootschalige voorbeeldprojecten in het MBO veld op het
gebied van internationalisering. Het hele terrein van de internationalisering van onderwijs
wordt door de groeiende invloed van Europa op de nationale en regionale ontwikkelingen
bepaald en een herijking van het beleid rond internationalisering van onderwijs zou daarom
gewenst zijn. Daarbij zou ook bekeken kunnen worden of inzet rond internationalisering niet
toe is aan een uitbreiding van gebieden waarmee nauwe contacten worden onderhouden. Tot
op dit moment staan nog steeds alleen de traditionele gebieden (Noord Frankrijk,
Vlaanderen, Nordrhein-Westfalen en Wielkopolska) in de belangstelling. De vraag zou
gesteld kunnen worden of, tegen de achtergrond van een zich uitbreidend Europa, ook de
aandachtsgebieden van de Provincie Noord-Brabant zich zouden moeten verbreden.
Vermeldenswaard is in elk geval het Europees Jeugdparlement dat al voor langere tijd mede
door de Provincie Noord-Brabant gefinancierd wordt. Dit is een zeer succesvol initiatief dat
een bijdrage levert aan het Europese bewustzijn van jonge mensen en aan een vergrote
betrokkenheid bij de Europese ontwikkelingen. Het Jeugdparlement heeft al een voorschot
genomen op het nieuwe Europa door in november 2004, mede in het kader van het
Nederlandse voorzitterschap van de EU in de tweede helft van 2004, een zitting te plannen
voor het Europees Jeugdparlement waaraan jeugdige afgevaardigden van de nieuwe lidstaten
deelnemen.
2.4 ICT en onderwijs
Over het belang van de ICT in de moderne maatschappij is nauwelijks discussie. Met
betrekking tot onderwijs en ICT is in 2002 reeds vanuit @brabant onder meer ingestoken op
enkele regionale initiatieven om voor het (basis)onderwijs steunpunten in te richten voor het
gebruik van ICT op scholen. Met middelen en inzet van @brabant zijn deze initiatieven
verbonden en uitgebouwd tot een provinciedekkende ondersteunings infrastructuur voor het
primair onderwijs. Er zijn op dit moment 7 steunpunten in verschillende stadia operationeel.
In het onderstaande kader wordt een indruk gegeven van de totnogtoe ondersteunde
projecten.
Regionale onderwijssteunpunten ICT
Dit project heeft ertoe geleid dat er een provinciebrede ondersteuningsinfrastructuur is
gevormd voor scholen uit het primair en secundair onderwijs bij de toepassing van ICT. De
totale bijdrage van de Provincie voor de opstartfase van deze centra bedraagt ruim
€2.100.000,-. Het deel dat niet uit het @brabant budget komt, is afkomstig uit de middelen
voor regulier beleid in de bestuurlijke portefeuille Educatie.
Kenniscentrum ICT Eindhoven
De doelstellingen van het Kenniscentrum zijn het bieden van laagdrempelige ICT activiteiten
voor burgers in de omgeving van de school, in het bijzonder allochtonen, het verzorgen van
opleidingen als het digitaal rijbewijs en eerstelijnscursussen voor medewerkers van scholen
en midden en kleinbedrijf, het bieden van een internetcafé-voorziening, een ICT helpdesk
voor scholen en midden en kleinbedrijf en het plaatsen van stagiaires van ICT opleidingen bij
scholen en bij het midden en kleinbedrijf.
Kennisplein ’s-Hertogenbosch
Steeds vaker wordt het belang benadrukt van nauwe samenwerking tussen onderwijs en
samenleving. Het Kennisplein-project laat zien hoe met behulp van ICT vraag en aanbod op
het gebied van scholing en kennis bij elkaar kunnen worden gebracht. De kern van het
project is een via Internet toegankelijke virtuele markt.
Teleleren in de tweede fase
Dit is een project van het Bisschop Bekkers College Het beoogt het opzetten van een centrum
voor teleleren (CenTel). Het bouwt voort op een eerder succesvol project van deze
scholengemeenschap voor teleleren. Het College heeft hiermee de afgelopen jaren landelijke
bekendheid verworven.
Sinds de afronding van het majeure project @brabant is het vooralsnog onduidelijk of en hoe
er in de komende bestuursperiode nieuw beleid ontwikkeld gaat worden met betrekking tot
ICT en onderwijs. Vanuit de regionale steunpunten wordt in elk geval het reeds ingezette
beleid met kracht voortgezet, waarbij de elementen van afrekenbaarheid, continuïteit en
netwerkvorming aan de orde komen. Op het gebied van de visieontwikkeling op scholen, ook
in relatie tot het beheer van de harde en zachte infrastructuur en de training van docenten,
wordt daarbij aangesloten op de ideeën van de landelijke stichting ICT op school.
2.5 Cultuur en VMBO
De aantrekkelijkheid en de kwaliteit van het beroepsonderwijs wordt mede ondersteund door
de provinciale inzet op het gebied van cultuureducatie- en participatie. Met name de
invoering van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) in het VMBO, dat totnogtoe
alleen gegeven werd in de 2e fase van het HAVO/VWO onderwijs, is een belangrijke bijdrage
aan de vorming van de jongeren in dat type onderwijs. Maar ook in bredere zin ligt er een
taak voor de provincie. Het bestuursakkoord is hier heel duidelijk over: “Cultuurparticipatie
biedt immers volop kansen tot zelfontplooiing en zinvolle tijdsbesteding. In samenhang met
het basis- en voorgezet onderwijs en brede school initiatieven biedt het daarnaast
mogelijkheden tot een essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van jongeren tot
verdraagzame en betrokken burgers binnen de samenleving.” Voor een overzicht van de
activiteiten op dit gebied wordt verwezen naar de nota Cultuur in uitvoering en de dit jaar
nog vast te stellen uitwerkingsnotitie over Cultuureducatie.
3.
Matrix Beroepsonderwijs
Op de volgende bladzijden worden de inspanningen op het gebied van het beroepsonderwijs
schematisch in een uitvoeringsmatrix geplaatst. Deze matrix geeft in hoofdlijnen een
overzicht van het samenhangend geheel aan inspanningen vanuit Arbeidsmarktbeleid en de
vanuit het Educatie- en Jeugdbeleid als bijdrage aan de ontwikkeling van het
beroepsonderwijs in de provincie. Hierbij wordt niet alleen helder in beeld gebracht welke
input door de afdelingen samen wordt geleverd, maar ook hoe de acties elkaar versterken. De
onderscheidene acties worden in een matrix gepresenteerd zodat in één oogopslag de
samenhang in uitwerking zichtbaar is.
Kort samengevat beogen de acties in de matrix een bijdrage te leveren aan het terugdringen
van voortijdig schoolverlaten en een rendementsverbetering van het beroepsonderwijs.
Het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten wordt daarbij o.m. bevorderd door het
verbeteren van de zorgstructuur rond de leerling, waarmee ook de veiligheid op scholen zal
toenemen. En op de rendementsverbetering van het beroepsonderwijs wordt ingezet vanuit
de acties rond de arbeidsmarkt, de regionale arrangementen, de leerwerktrajecten en het
herontwerp beroepsopleidingen. Het moet in de komende bestuursperiode leiden tot een
waarneembare verhoging van instroom in het beroepsonderwijs, zowel kwalitatief als
kwantitatief, gekoppeld aan een duidelijke verbetering van het imago van dit
beroepsonderwijs.
Natuurlijk is in een samenhangend pakket van maatregelen noodzakelijkerwijs sprake van
overlap en zal het resultaat op een bepaald gebied zijn weerslag hebben op de rest. Zo zal het
terugdringen van uitval en thuiszitten uiteraard ook ten goede komen aan het imago van het
VMBO en als zodanig instroombevorderend werken. Omgekeerd zal een verhoogde instroom
van leerlingen met meer cognitieve bagage in het ongedeeld VMBO, die zoals gezegd nu door
ouders bij voorkeur geplaatst worden bij de smalle scholengemeenschappen voor
HAVO/VWO, ten goede komen aan de ontwikkeling van de Kaderberoepsgerichte en de
Gemengde Leerweg in het VMBO. Dit leidt dan tot een beter toegeruste instroom in het MBO
wat ook weer een gunstig effect zal hebben op het verminderen van uitval en thuiszitten.
Met betrekking tot de provinciale inzet voor beroepsonderwijs is het in elk geval van belang
om eerder ingezet beleid, zoals de inspanningen rond de Regionale Arrangementen, de
Leerwerktrajecten en het Arbeidsmarktbeleid, met kracht voort te zetten. Daarnaast is
uitvoering van het voorgenomen beleid op andere punten, zoals de uitbreiding van de
aandacht voor de zorgstructuur rond de leerling, van groot belang. De ontwikkelingen rond
het beroepsonderwijs zijn na de invoering van de leerwegen in een steeds grotere versnelling
geraakt en een provincie is nergens beter zichtbaar dan waar zij op tijd handelend optreedt.
Matrix Beroepsonderwijs
Aandachtsgebied
Doorlopende
leer/zorglijnen
Het creëren van een
optimale (preventieve en
curatieve) zorgstructuur
rond leerlingen. Het doel
is hierbij om het
Voortijdig Schoolverlaten
(VSV) te verminderen en,
door meer zorg aan de
“voorkant” van de
problematiek het
terugdringen van
wachtlijsten in de
curatieve zorg.
Acties
1. Bevordering van het functioneren van de
Samenwerkingsverbanden VO/SVO
2. Bevordering van een zgn. warme overdracht
(zorgportfolio) bij de overgang van primair
onderwijs naar Voortgezet Onderwijs en van
VMBO naar MBO.
3. Afstemming tussen onderwijs en Jeugdzorg
/preventieve jeugdzorg. Hierbij wordt tevens
aandacht besteed aan afstemming met de
Regionale Meld en Coördinatie functie (RMC),
de ontwikkelingen rond het
Schoolmaatschappelijk Werk (SMW) en aan de
aansluiting van het beroepsonderwijs met de
Regionale Expertise Centra (REC), de scholen
voor speciaal onderwijs.
Uitwerking door
Conferenties m.b.t. de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport
samenwerkingverbanden VO/SVO waarin o.m. de volgende
onderdelen aan bod komen: overdracht van good practices,
optimaliseren van de relatie met externe actoren (gemeenten,
jeugdzorg, justitie enz) ter versterking van de zorgstructuur en de
samenwerking rond de leerling in het VMBO. De uitvoering
hiervan is opgenomen in het jaarprogramma van K2.
Ontwikkeling van een zorgportfolio (of van een zorgparagraaf in
een algemeen portfolio) ten behoeve van de overdracht tussen de
verschillende schooltypen. Het doel is een versterking van de
zorgketen rond de jeugd door het terugdringen van (onnodige)
meervoudige intake, verbetering van onderlinge afstemming
tussen school en externen waaronder bureau Jeugdzorg. Hiervoor
wordt in 2004 een uitvoeringsplan opgesteld.



Optimaliseren van de aansturing en de taakbepaling van
Bureau Jeugdzorg, in uitvoering door het beleidsveld
Jeugd.
Ondersteunen RMC – leerplicht functie, i.v.m. een beter
inzicht in thuiszitters, in uitvoering door beleidsveld
Educatie
Optimale inzet van het SMW, in uitvoering door het
beleidsveld Jeugd
Aandachtsgebied
Samenwerking
onderwijs/bedrijfsleve
n
Dit is een breed terrein
van activiteiten waar
bedrijfsleven en onderwijs
elkaar raken. Doel is een
versterking van instroom,
samenwerking en een
rendementsverbetering
van de Brabantse
beroepsbevolking
Acties
1. Bevordering ontwikkeling van regionale
meerjarige programma’s in het kader van op de
bres voor techniek op basis van cofinanciering.
Uitwerking
Cofinanciering van de meerjarige programma’s ter bevordering
van de continuïteit, samenwerking en kwaliteit. Het primaat ligt
op dit punt bij de uitvoering van het Arbeidsmarktbeleid, vanuit
de UEB middelen. Concreet wordt dit voor 2004 vertaald naar het
tot stand brengen van minimaal 4 meerjarige programma’s. Het
doel is hierbij vergroting van de instroom in met name technische
opleidingen en beroepen.
2. Bevordering Regionale Arrangementen
Initiëren en begeleiden Regionale Arrangementen ter bevordering
van de regionale afstemming tussen onderwijs, bedrijfsleven en
gemeenten. Op dit moment is de provincie, samen met de
gemeente, actief betrokken bij het Regionaal Arrangement
Eindhoven. Doel in de komende bestuursperiode is het tot stand
brengen van minimaal 5 regionale arrangementen (Roosendaal,
Eindhoven, Helmond, de Kempen en de Langstraat)
Stelsel activiteiten
Ontschotting REC VMBO
MBO voor betere
onderlinge samenwerking.
Daar waar mogelijk levert de Provincie Noord-Brabant
in discussies met OCenW, op basis van overleg met het
veld en andere actoren, een bijdrage aan de
deregulering en het verminderen van bureaucratie.
Het gaat hier o.a.over leerlingen die voordeel zouden
kunnen halen in hun ontwikkeling door van de
verworvenheden van meerdere instellingen gebruik te
kunnen maken.
Op dit moment is het van groot belang om de regelgeving rond het
Leerwegondersteunend Onderwijs (LWOO) sterk te
vereenvoudigen. Dit om het voor VMBO scholen mogelijk te
maken hun kennis, kunde en organisatie optimaal te gebruiken.
Knelpunt hierbij is momenteel de locatiegebondenheid van
licenties en het onderscheid tussen LWO oorspronkelijk
verkregen vanuit het voormalige i-onderwijs (individueel) en het
voormalige LOM onderwijs.
Aandachtsgebied
Stelsel Activiteiten
(vervolg)
Kwaliteitsverbetering
Beroepsonderwijs/
Herontwerp
opleidingen
Acties
1. Bevordering ontstaan en het in stand houden
van ongedeeld VMBO. Het gaat hierbij om
VMBO scholen waarbij de Theoretische
Leerweg, voorheen MAVO, toegevoegd is aan
de beroepsgerichte Leerwegen (BBL en KBL).
Dit in tegenstelling tot het positioneren van de
Theoretische Leerweg bij het HAVO (VWO)
2. Maatwerk in infrastructuur adviezen. Het
uitbrengen van deze adviezen aan de minister
is een wettelijke taak bij de planning van
onderwijs. Ook hier is deregulering van belang.
Mede op aandringen van de provincies
bijvoorbeeld zijn in de laatste versie van de
beleidsregel mbt de intrasectorale
programma’s de getalscriteria los gelaten die
totnogtoe zeer belemmerend werkten op de
ontwikkeling.
1. Ondersteuning lokale/regionale initiatieven
bijvoorbeeld het ATB project en het project
Vorm en Ambacht van het Hooghuis lyceum.
Dit in aanvulling op andere activiteiten zoals
die uitgevoerd worden op basis van het
Brabantse Arbeidsmarktbeleid.
2. Ontwikkeling en bevordering van de zgn.
Leerwerktrajecten (LWT) in het VMBO.
Uitwerking
Morele, publicitaire en (beperkte) financiële ondersteuning, o.a.
door presentatie good practices Het organiseren van regionaal
overleg en provinciebrede discussies over de ontwikkeling van het
VMBO. Op dit moment tekent zich een eigenstandige
ontwikkeling af van de Brabantse ROC”s die van invloed is op de
ontwikkeling van de beroepskolom in het algemeen en de
ontwikkeling van het ongedeeld VMBO in het bijzonder.
Vertaling van lokale/regionale wensen naar landelijke overheid en
besturenorganisaties teneinde te komen tot een optimale
matching van vraag en aanbod, zowel infrastructureel als
onderwijsinhoudelijk. De adviezen die de Provincie NoordBrabant uitbrengt in dit kader worden opgesteld in dialoog met
het veld. Daarbij wordt de provinciale advisering ondersteund
door het POSVO, het provinciaal overlegorgaan Speciaal en
Voortgezet Onderwijs.
Publicitaire en financiële ondersteuning van innovatieve good
practices. Met name nieuwe richtingen in het VMBO, zoals Sport,
Dienstverlening en Veiligheid, zijn zeer populair en dragen bij aan
een opwaardering van het imago. De inzet op dit punt loopt via de
inzet voor Onderwijs Arbeid uit de Stimuleringsregeling Educatie
Optimaliseren van de plaatsing en begeleiding van leerlingen. In
dit kader loopt al voor het tweede jaar een project in de Zorg dat
samen met de branche organisaties vorm wordt gegeven. De
Daarbij wordt met name aandacht besteed aan
Leerwerktrajecten in de Zorg en bij de
technische opleidingen.
provincie besteedt in dit kader op het moment ook aandacht aan
het 10.000 leerbanenplan van het MKB. De inzet vanuit de
beleidsvelden Zorg en Arbeidsmarkt, wordt aangevuld via de
inzet voor Onderwijs Arbeid uit de Stimuleringsregeling Educatie.
3.1 Tijdpad, inzet en verantwoording
In principe geldt de inzet in de matrix voor de gehele bestuursperiode, met dien verstande
dat door tussentijdse evaluatie aanpassingen mogelijk zijn.
In het aandachtgebied doorlopende leer- en zorglijnen is de inzet rond de zorgstructuur
van de Samenwerkingsverbanden VO/SVO de uitvoering opgenomen in het jaarprogramma
2004 van K2, de steunfunctie Jeugd. Voor de ontwikkeling van de “zorgportfolio” wordt in
2004 een uitvoeringsplan gemaakt. Voor dit item is het zeker dat er in de gehele
bestuursperiode activiteiten ontwikkeld worden, zeker gezien het feit dat zowel primair
onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs hierbij betrokken zijn. Het
derde speerpunt uit dit aandachtsgebied, de afstemming met Jeugdzorg krijgt op dit moment
al veel aandacht vanuit de portefeuille Zorg. De afstemming tussen regulier onderwijs en het
speciaal onderwijs, de REC scholen, staat nog in de kinderschoenen en zal de komende
bestuursperiode veel tijd en aandacht vragen.
In het aandachtsgebied samenwerking onderwijs/bedrijfsleven worden vanuit
Arbeidsmarktbeleid de huidige activiteiten rond de meerjarige programma’s in de hele
bestuursperiode uitgebouwd. De ontwikkeling van de Regionale Arrangementen heeft in
2003 al geleid tot een succes in West Brabant, in de regio Bergen op Zoom. Op dit moment
wordt veel tijd en aandacht besteed aan de ontwikkeling van het Regionaal Arrangement
Eindhoven. Afhankelijk van het succes van de Arrangementen wordt de provinciale inzet in
de bestuursperiode bepaald.
In het aandachtsgebied stelselactiviteiten wordt de provinciale inzet onverkort doorgezet.
In de afgelopen bestuursperiode is dit met kracht ter hand genomen en in de komende
bestuursperiode is op dit terrein ook nog het nodige te doen. Met betrekking tot de adviezen
infrastructuur heeft de provincie een wettelijke adviestaak aan de minister.
In het aandachtsgebied kwaliteitsverbetering beroepsonderwijs/herontwerp
opleidingen wordt er rekening mee gehouden dat we eigenlijk nog aan het begin staat van
het ontwikkelingstraject binnen het beroepsonderwijs. Hierin zal in elk geval meer
provinciale inzet komen op het gebied van de dualisering van het beroepsonderwijs en met
name bij het bevorderen van de ontwikkeling van de Leerwerktrajecten in het VMBO. Binnen
dit aandachtsgebied wordt er rekening mee gehouden dat er in de komende bestuursperiode
mogelijk verschuivingen van speerpunten op gaan treden, maar dat dit terrein in de hele
bestuursperiode de aandacht verdient is zeker.
Financiële paragraaf
Voor deze bestuursperiode is voor Beroepsonderwijs in de uitwerking van het
bestuursakkoord in totaal een bedrag van € 770.000,- beschikbaar. Dit bedrag wordt ingezet
voor alle aandachtspunten binnen de matrix, met uitzondering van de punten waarvoor
aangegeven staat dat deze uitgevoerd worden in het kader van het Arbeidsmarktbeleid. Een
verkort overzicht hiervan, de financiële paragraaf uit de notitie voor de commissie EMS
wordt onderstaand, ingekaderd, weergegeven. Met betrekking tot de ontwikkeling van het
zorgportfolio zijn nog geen middelen direct beschikbaar. Dit onderdeel wordt meegenomen
in de VJN in relatie met het dossier Onderwijs-Jeugd-Sociale Veiligheid. Voor 2004 is al wel
geregeld dat er twee maal 120 uur ambtelijke capaciteit voor wordt vrijgemaakt.
Naast bovenstaande middelen voor Beroepsonderwijs heeft de provincie de volgende
middelen ten behoeve van educatie:
Overlegstructuren en advisering
In verband met de wettelijke adviestaak, per jaar
€
8.897
Brede School
Uit de Stimuleringsregeling Educatie per jaar:3
Uit het bestuursakkoord voor de hele bestuursperiode:
€ 464.532
€ 605.000
Internationalisering van Onderwijs
Uit het bestuursakkoord voor de hele bestuursperiode:
€ 181.512
ICT en onderwijs
Uit het bestuursakkoord voor 2005
en voor 2006
€ 384.659
€ 91.417
Onderstaand volgt een verkort overzicht van de middelen die worden ingezet voor het
Arbeidsmarktbeleid.
Voor het jaar 2004 is uit de middelen van het Uitvoeringsprogramma Economisch Beleid
(UEB) een bedrag van € 1.200.000 beschikbaar voor de uitwerking van alle drie de
speerpunten van provinciaal arbeidsmarktbeleid. Wij streven ernaar om ruim de helft van dit
bedrag te besteden aan het tweede speerpunt, het verhogen van de arbeidskwalificatiegraad
van de Brabantse Beroepsbevolking. We doen dit mede op basis van ervaringsgegevens van
de afgelopen jaren, waaruit blijkt dat voor het tweede speerpunt het meest een beroep gedaan
wordt op provinciale middelen uit het UEB.
Het UEB wordt ingezet als co-financiering voor projecten. Daarnaast zullen voor de
financiering van deze projecten lokale, regionale en/of sectorale middelen worden ingezet.
De provincie wil bevorderen dat in Brabant in toenemende mate gebruik gemaakt wordt van
middelen uit het ESF en zal aansturen op meer en betere regionale inzetbaarheid van
sectorale scholingsfondsen.
De resterende middelen zullen voornamelijk ten goede komen aan het eerste en derde
speerpunt, respectievelijk het versterken van randvoorwaarden voor een goede werking van
de arbeidsmarkt en het verhogen van de arbeidsparticipatiegraad. Om een impuls te geven
aan het regionaal arbeidsmarktbeleid als onderdeel van het versterken van randvoorwaarden
voor een goede werking van de arbeidsmarkt staan ons dit jaar nog € 300.000 extra ter
beschikking. Hierover zal de commissie afzonderlijk worden geïnformeerd.
Schema 2 beschikbare middelen arbeidsmarktbeleid 2004
UEB 2004
3
€ 1.200.000
In dit bedrag zit een reservering begrepen voor Onderwijs Arbeid van € 50.000 per jaar.
PSW arbeidsmarktadvies (budgetsubsidie)
Regionaal arbeidsmarktbeleid incl. Pact
€ 233.314
€ 300.000
Gezien de beperkte inzet van de provincie in vergelijking met andere spelers op het
onderwijsveld is het niet eenvoudig resultaten te prognosticeren. Alleen al het verrichten van
een uitgebreide nul meting om de resultaten in beeld te kunnen brengen gaat het huidige
budget voor Beroepsonderwijs te boven. De manier waarop de resultaten wel in beeld
gebracht kunnen worden vereist nog enige creativiteit en wordt in de uitvoering
meegenomen.
Download