© NEVI pag.: 1 van 2 code: LEV-TCO-kre-015-bl versie 1.1 Winst en rente Om een bedrijf te kunnen uitoefenen, is vermogen vereist. Over het vreemd vermogen moet rente worden betaald. Over het eigen vermogen wordt in principe dividend uitgekeerd. Ook wordt wel gesproken over de ‘opportunity’ kosten van het eigen vermogen. Daarmee worden de opbrengsten bedoeld die de eigenaar voor zijn vermogen had kunnen krijgen als hij er voor had gekozen om zijn geld niet als eigen vermogen aan te wenden, maar om het bijvoorbeeld aan staatsobligaties te besteden. De kosten van het vermogen zijn in de bedrijfseconomie niet als zelfstandige kosten erkend. In de resultaatrekening staan de rentelasten en netto winst (= kosten in verband met de inbreng van vermogen van de eigenaar) ook niet onder de som der kosten. Daar zijn verschillende redenen voor. De belangrijkste is dat het vermogen indirect via alle andere kostensoorten terug te vinden is; het vermogen heeft immers alle kostensoorten bekostigd. Feitelijk is het daarom dan ook niet juist vermogenskosten als zelfstandige kosten te beschouwen. Daarnaast is dividend niet opeisbaar; de betaling is dan ook niet onvermijdelijk. Om als kosten te kunnen worden bestempeld, moeten de uitgaven onvermijdelijk zijn (anders is het verspilling). Dit is theoretisch een moeilijk vraagstuk en in de praktijk vinden bedrijven geen werkbare oplossing om de kosten van vermogen toe te rekenen aan producten en opdrachtgevers. In de praktijk nemen de meeste bedrijven het dan ook niet zo nauw met de rente in de kostprijs. Kosten van vermogen worden door de meeste bedrijven beschouwd als een onderdeel van het verschil tussen kostprijs en de te betalen prijs. Het moment waarbij kosten van vermogen een rol spelen, is de discussie over het acceptabele winstpercentage bij een volledig open kostprijscalculatie. Het verschil tussen kostprijs en prijs is de transactiewinst. De winst is een vergoeding voor de kosten van vermogen en voor het ondernemersrisico. De winst is sterk verschillend per branche. Dat komt door het verschil van invloed per branche van de externe factoren (onder andere marktdruk). In een situatie van prijsonderhandelingen op basis van open kostprijscalculatie zijn die externe factoren echter niet aanwezig. Hoe hoog mag dan de winst worden? Het gevaar is groot dat de leverancier zijn winst hoger berekent dan hij normaal doet. Om dat te voorkomen en toch een redelijk winstpercentage te hanteren, is de volgende systematiek bruikbaar. De redelijkheid van de winst van een onderneming wordt weergegeven door de hoogte van de REV (rentabiliteit van het eigen vermogen). Winst is immers een vergoeding voor geïnvesteerd vermogen. Het is bij onderhandelingen over een winstpercentage bij een grotere order dus logisch om de REV van het desbetreffende bedrijf als uitgangspunt te nemen en te vergelijken met branchegenoten. De berekening gaat als volgt. Stel, een inkoper wil een opdracht plaatsen met een kostprijs van € 200.000,-. De jaarcijfers van de leverancier zijn als volgt: • De totale bedrijfskosten zijn 30 M€. • Het eigen vermogen bedraagt 5 M€. • Het netto bedrijfsresultaat is 1 M€. © NEVI pag.: 2 van 2 code: LEV-TCO-kre-015-bl versie 1.1 Bij de totale bedrijfskosten van 30 M€ betekent een winst van 1 M€ een winstpercentage ten opzichte van de kosten van circa 3%. Dat wil zeggen dat als de kostprijs € 1,- is, de winstopslag gemiddeld genomen € 0,03 zal zijn. Alle opdrachten bij elkaar vormen door de winstopslag van 3% de winst van 1 M€. Als de opdracht die de inkoper wil afsluiten een kostprijs heeft van € 200.000,-, dan geeft dat bij een winstpercentage van 3% een verkoopprijs van € 200.000,- + € 6.000,- ofwel € 206.000,-. Het is aan de verkoper om aan te tonen waarom het redelijk zou zijn dat de inkoper van de desbetreffende opdracht een hogere winst zou moeten betalen dan gemiddeld genomen door het bedrijf wordt gemaakt! Bovendien is de REV redelijk tot goed te noemen. De REV is 1 M€ / 5 M€ * 100% = 20%. Dat is een redelijk tot hoog percentage. Een andere vraag voor de inkoper is hoe dat percentage zich verhoudt ten opzichte van branchegenoten van de leverancier. Verder zijn er ook bedrijven die als uitgangspunt hanteren dat hun leveranciers niet een hogere winstmarge mogen realiseren, dan de REV van het inkopende bedrijf.