Les 2 groeimodel van Keuning Groei gaat in stappen: verschillende groeistadia Groeifase van een organisatie: verschillende stadia samen 7 stadia (eerste 6 is echte groei, de 7de is stilstand) 1. Bestaansopbouw 2. Overleven 3. succes 4. Expansie 5. Optimale verhoudingen 6. Verstarring (7. Nieuwe vormen van groei) 4 fases (ken de 6 kenmerken van deze fase, de eerste 3, goed kunnen beschrijven) 1. Pioniersbedrijf - Met eenvoudige structuur, gecentraliseerde functionele vorm. 2. Afdelingsgewijze opbouw - F-structuur met gecentraliseerde besluitvorming 3. Volgroeide organisatie deel 1 - Concernstructuur met decentrale staven 4. Volgroeide organisatie deel 2 (hoef je geen kenmerken van te kennen) - Megastructuur met strategische allianties en netwerkstructuur extern/intern. Als je in stadium 7 bent krijg je deze 4 kenmerken: Vernieuwing/revitalisering door: 1. Megafusie of overname, samenwerking in netwerk of allianties/rebundling 2. Reorganisatie/verplatting 3. Opsplitsing/unbundling/buy-out 4. Intrapreneuring/nieuwe ondernemerschap/startersfinanciering Stadium 1. Bestaansopbouw -> deze fase is overleven = levensvatbaar bedrijf De voornaamste problemen bij stadium 1 zijn: klanten werven en de beloofde productlevering of dienstverlening nakomen. - Aandachtspunten Acquisitie, uitbreiden Nakomen leveringsverplichtingen Verbreden van bestaansbasis, zorgen dat je niet afhankelijk wordt van één klant Voldoende geld -> liquiditeit - Organisatiestructuur Zeer eenvoudig Eigenaar is het bedrijf - Strategie Overleven Stadium 2: overleven Als een bedrijf stadium 2 haalt, toont het aan dat het levensvatbaar is. Er zijn voldoende afnemers en de kwaliteit van de producten of diensten is zodanig dat men de afnemers kan houden. Belangrijk is nu evenwicht creëren tussen inkomsten en uitgaven. - Juiste balans inkomsten en uitgaven Voldoende liquiditeit voor geen verlies? Voldoende liquiditeit vervanging/reparatie kapitaalgoederen? Voldoende cashflow, stabilisatie/uitbreiding met lonend rendement? - Organisatiestructuur -> meer taken aan mensen geven, eigenaar is belangrijk Simpele structuur Eigenaar is het bedrijf - Strategie Nog steeds gericht op overleven Stadium 3: Succes Bij stadium 3 en 4 verandert een organisatie van vorm. Er ontstaan (onder)afdelingen en een nieuwe afdelingsgewijze structuur (met een relatief gecentraliseerde besluitvorming) maakt groei mogelijk. Verdere expansie gaat via nieuwe product-marktactiviteiten. - Bedrijf stabiel Winstgevend houden of uitbreiden? Eigenaar leidinggevende blijven of terugtreden? - Organisatiestructuur Functioneel Managers Invoering van specialisten en systemen - Strategie Handhaving status quo Aannemen toekomstgerichte managers Stadium 4: Expansie - Bedrijf breidt uit Vinden en verkrijgen financiële middelen verdere groei Liquiditeit en cashflow randvoorwaardelijk - Structuur Verdere decentralisatie Delegeren Gevaar: Alwetenheidssyndroom(als manager alles in je organisatie wil blijven weten en de manager delegeert niet genoeg) -Strategie Gericht op expansie of consolidatie Gevaar: almachtigheidsyndroom (grootheidswaanzin)(Je ziet als manager geen grenzen meer, en je denkt dat je alles aan kan en je de totale macht hebt over alles) Stadium 5: Optimale verhoudingen De organisatie bereikt stadium 5 bij effectieve aansturing en het creëren van een toegevoegde waarde in een 'lean and mean' structuur zonder overbodige overhead in staf en hulpdiensten. - Volgroeid bedrijf Consolideren en beheersen financiële winst Behouden flexibiliteit en ondernemersgeest -Structuur Gedecentraliseerd -Strategie Gedetailleerde bedrijfsplanning Strategische planning Gevaar: verstarring Stadium 6: Verstarring Verstarring treed op al men de grenzen van de groei bereikt, er een beheers en of bureaucratiecrisis optreed en het geheel dreigt vast te lopen. De top draait aan het stuur, maar de basis, de wielen, draaien niet mee. Er ontstaat een gebrek aan innovatieve besluitvorming en er is sprake van routinegedrag en risicomijding. Het is al lang tijd voor verandering, nieuwe leiderschap en nieuwe ideeën maar het gebeurt alleen niet. - Goede onderneming: focus op sterke concurrentiepositie Onderscheidende meerwaarde Survival of the fittest - Gevaren Verstarren door gebrek innovatiekracht Risicovermijding - Kernwoorden Gevaren bureaucratie Routinegedrag (inkakken) Stadium 7: Nieuwe groeivormen Vernieuwing/revitalisering door: 1. Megafusie of overname, samenwerking in netwerk of allianties/rebundling 2. Reorganisatie/verplatting 3. Opsplitsing/unbundling/buy-out 4. Intrapreneuring/nieuwe ondernemerschap/startersfinanciering Les 3 Groeimodel Keuning Groeifasen Fase 0: “De geboorte” Fase 1: Beginfase, pioniersbedrijf Fase 2: Afdelingsgewijze opbouw Fase 3: Volgroeide organisatie 1 Fase 4: Volgroeide organisatie 2 stadium 1 + 2 stadium 3 + 4 stadium 5 stadium 6 Per groeifase variëren een of meer van de volgende 6 kenmerken 1. Wijze van strategische keuze maken 2. Organisatiestructuur 3. Research en ontwikkelingsinnovatie 4. Meten van prestaties van medewerkers 5. Beloningssystemen 6. Beheersingssystemen voor controle en bijsturing Fase 1: Pioniersbedrijf (stadium 1+2) In de pioniers en overlevingsfase is een organisatie eenvoudig en overzichtelijk, en wordt direct door de eigenaar/leider aangestuurd. Er zijn slecht primaire functies. Taakverdeling: Klein, gecentraliseerd, functioneel. Het is een sterk gecentraliseerde functionele organisatiestructuur met een enkelvoudig productie en distributieproces. Planning op langere termijn ontbreekt, formele voorschriften of procedures zijn er niet of nauwelijks. 1. Strategie Afhankelijk van de aspiraties van de eigenaar Klant: concurrentie 2. Organisatiestructuur Generalistische functies, weinig of geen specialisatie Veel centralisatie, eenvoudige F-vorm Primaire functies Manager: direct, informeel 3. R&D Door de eigenaar zelf 4. Prestatiemeting Cultuur is persoonlijk Prestatiemeting: door persoonlijk contact, subjectief 5. Beloningssysteem Beloning: niet gestructureerd, soms paternalistisch 6. Beheersingssysteem Systemen: persoonlijke controle en bijsturing, voor alle processen Verhoudingen tussen geleed geld bank, privé, eigen geld Fase 2: Afdelingsgewijze opbouw (stadium 3+4) De primaire functies gaan zich in deze fase vertakken. Er ontstaan ondersteunende functies. Als de organisatie groeit kan men de zaken op den duur niet meer alleen door informele communicatie en toewijding regelen. Er moeten taken en bevoegdheden gedelegeerd worden aan het middenmanagement. (bedrijfsleiders, afdelingschef) waardoor de organisatie zich in de markt kan consolideren. In dit stadium wordt een bedrijf vaak een b.v. De groei gaat via volumetoename, geografische uitbreiding, marktontwikkeling en vertical integratie. Kwantitatieve verhoudingen maken het mogelijk eigen specialisten aan te trekken op gebied van marketing, planning, research en personeelszaken. In stadium 3 moet de bedrijfsvoering gericht worden op heldere arbeidsverdeling en coördinatie. Ook plannen van bedrijfsprocessen is belangrijk. De top moet een belangrijke visie hebben. 1. Strategie Veelal in/door de top Vergroten marktaandeel. uitbreiding 2. Organisatiestructuur F-indeling onder de top, daarbinnen P, G of M Meer interne arbeidverdeling: specialisten Manager deels persoonlijk/deels delegeren/coördineren Meer zakelijkheid Rollen/taakcultuur Personeelsplan, deskundigheden (specialisten), opleiding 3. R&D Aparte afdeling Gericht op verbetering, ontwikkeling en innovatie 4. Prestatiemeting Via economische/technische kengetallen Onpersoonlijker en indirecter 5. Beloningssysteem Meer systematisch, meer objectiviteit Nadruk ligt op stabiliteit en dienstjaren 6. Beheersingssysteem Delegatie operationele beslissingsbevoegdheden, meer procedures, instructies en planningen. Relateren vermogensbehoefte aan voorgenomen ontwikkelingsplannen Verkrijgen financiële middelen (EV/VV) Persoonlijk met betrekking tot strategische besluitvorming Fase 2: Afdelingsgewijze opbouw (stadium 3+4) - Twee soorten A: Een bedrijf in de groei naar afdelingsgewijze opbouw B: Een bedrijf, dat volledig afdelingsgewijze is opgebouwd In de groei naar een afdelingsgewijze opbouw: Een bedrijf dat volledig afdelingsgewijs is opgebouwd: Als de organisatie groeit, word het anders bestuurd. Er komen nieuwe functies en afdelingen bij. (personeelszaken, administratie, research) Bestaande functies vergen meer deskundigheid en worden zwaarder bemest. Ondersteunende functies veranderen. Ze geven advies en nemen leiding. Er zijn nu meer directeuren, er is een OR en een RvC. Les 4 Groeimodel Keuning en Scott Fase 3: Volgroeide organisatie 1 - Concernstructuur - Bestuurlijke, primaire, secundaire en ondersteunende processen In stadium 4 ontstaat nu de gedecentraliseerde multidivisionele organisatie, die direct onder de top langs product-marktcombinaties of geografische gebieden is opgezet. Er is sprake van een relatief gecentraliseerde product-afdelingsstructuur. De directie is verlost van de coördinatie van de operationele taken en kan zich meer bezighouden met het beleid en dus met de bedrijfsstrategische zaken. (figuur hieronder) De productgroepen moeten zich zo zelfstandig mogelijk verder ontwikkelen en hebben bij verdere groei behoefte aan een zeker onafhankelijkheid, ook wat betreft hun eigen mensen in de centrale staf en hulpdiensten als financiën & administratie, personeelszaken etc. Als men beslissingen op het eigen verantwoordelijkheidsgebied zo zelfstandig mogelijk voorbereidt en in overleg met de topleiding neemt, wordt het ook nodig om beslissingsbevoegdheid (decentralisatie) meer te delegeren en te spreiden. Bij een divisieorganisatie is meerstal sprake van een P-indeling. Elke producdivisie heeft dan een eigen leiding met daaronder een eigen afdeling productie, verkoop enz. Organisatiestructuur Bijzondere vorm/variant: Holding (moeder) en werkmaatschappijen (dochters) Centrale diensten ter besturing voor de korte en lange termijn: - Administratie - Financiën (control) - Strategie - Juridische zaken - Personele zaken 1. Strategie - Breder kijken naar de bedrijfskolom, bedrijfstak en concurrentie - Toewijzen van middelen aan divisies, bepalen van groeitempo - Benchmarkten divisies onderling - Directie wordt RvB 2. Organisatiestructuur - Sturing over bepaalde productgroepen, kan door RvB gedelegeerd worden - Secundaire en ondersteunende diensten onder RvB: langzame trend naar verplaatsing naar divisies - Veel interne specialisatie; leidt tot groepering van wekmaatschappijen en daarna tot divisievorming - Veel decentralisatie: F, P, M of G vorm 3. R&D - Zoeken naar nieuwe producten en markten 4. Prestatiemeting - Meer afstand - Veel taakgerichtheid - Prestatiemeting: veelal markt en of financiële criteria 5. Beloningssysteem - Beloning: systematisch en gekoppeld aan prestaties (zeker voor leidinggevenden) 6. Beheersingssysteem - Systeem: delegatie van beslissingen over PMC's en control middels resultatenanalyse - Centrale financieel-economische sturing - Budgetten Fase 4: Volgroeide organisatie 2 - Bij normale verdere doorgroei: - Te steile organisatie - Afstand tussen top en uitvoerende kern te groot Verstarringskenmerken in de bedrijfstop: (topmanagement) - Gebrek aan commitment - Onduidelijke afbakening taken en bevoegdheden - Dure staf en overlegvormen - Elkaar bezig houden - Veel drang om te controleren - Trage besluitvorming Verstarringskenmerken in het middenkaden (middenmanagement): - Problemen met marktgerichtheid en coördinatie - Scheiding beleid en uitvoering - Weinig initiaties, ondernemerschap, resultaatgerichtheid - Weinig ontwikkelingen tot integraal manager - Bureaucratie Fase 4: De volgroeide organisatie 2 Dit kan leiden tot - vanuit stadium 7 terug naar: 1. Megastructuur met strategische allianties - Ofwel: de volgroeide organisatie in stadium 6 2. Reorganisatie/verplatting: terug naar af? Terug naar kernactiviteiten? (waar ben je ooit mee begonnen) Doen waar je goed in bent? Outcourcing/afgesloten? - Terug naar stadium 5 3. Netwerkstructuur - Terug naar stadium 3 4. Intelligente ondernemingen - Terug naar stadium 2 Verandering van eisen - Als een manager het moeilijk vind om te delegeren zal het in stadium 3 of 4 ten onder gaan. - Liquiditeit is in begin stadium 1, 2 en 4 erg belangrijk. - De factoren personeel en systeemvoorziening worden geleidelijk belangrijker wanneer de aanvankelijke trage groei van stadium 3 overgaat in de snelle groei van stadium 4. De ondernemer moet ervoor zorgen dat deze middelen er al zijn vóór de groei begint. - Persoonlijke ambities moeten afgestemd worden op de bedrijfsdoelstellingen, dit is in stadium 1 van belang. Ook in stadium 3 is dit belangrijk. - Door een plattere organisatie kan men beter aan de eisen van externe partijen tegemoetkomen, flexibelere zijn, de satisfactie van de medewerkers verbeteren en de productiviteit verhogen. Verplatting is een structuuringreep die de effectiviteit kan verbeteren. Knelpunten/disfuncties bij top en middenkader 2 vormen: - Verplattins middenkader -> managementniveaus worden teruggebracht - Verplatting top -> bestuurslagen op divisieniveaus geschrapt Knelpunten middenkader: -Problemen met marktgerichtheid en coördinatie - Te weinig ondernemerschap en resultaatgerichtheid - Te sterke scheiding tussen beleid en uitvoering Knelpunten top: - Moeizame afbakening van taken en bevoegdheden - Overmatig toetsgedrag - Vertraging in de besluitvorming Intelligente ondernemingen De organisatie van de toekomst is een intelligente, lerende organisatie, is plat, slank en wenbaar, doet dingen waar ze goed in is, gebruikt via strategische samenwerking de eigen kerncompetenties en doet aan strategische uitbesteding (outsourcing) De filosofie van de intelligente ondernemingen kent de volgende kenmerken: - Selecteer en koester de eigen kernbekwaamheden door daarin te investeren - Handhaaf alleen de activiteiten en diensten van wereldklasse en besteed verder maximaal uit - Ontwikkel vaardigheden om allianties met andere bedrijven tegen te gaan - Verleg de macht naar de mensen die contact onderhouden en zaken doen met de klant Groeimodel van Scott Het model van Scott kent maar 3 fases en het model van Keuning kent er 4 Les 4 Groeimodel Scott Het model van Scott kent 3 fasen Fase 1: De kleine organisatie De organisatie heeft slechts een beperkt aantal functies, die in de meeste situaties door de eigenaar worden vervuld. Wanneer deze organisatie groeit zullen de functies verder onderverdeeld worden. Een aantal medewerkers wordt in dienst genomen. Kenmerken fase 1 - Structuur - Personeelsbeoordeling: - Beheerssysteem - Strategiebepaling Functionele indeling met weinig interne differentiatie Aan de hand van niet-geformaliseerde criteria Persoonlijke beheersing Afhankelijk van de persoon van de eigenaar Fase 2: De volledige afdelingsgewijs opgebouwde organisatie De functionele indeling is bij deze organisatie volledig uitgebouwd. Door de omvang van dit soort organisaties is het aantrekken van specialismen op verschillende functionele gebieden mogelijk. Dit specialisme wordt door middel van een staf of hulpdienst in de organisatie ondergebracht. De groei van de organisatie wordt vaak gezocht in de vorm van vergroting van het marktaandeel en uitbreiding via product en marktontwikkeling. Kenmerken fase 2 - Structuur - Personeelsbeoordeling - Beheerssystemen - Strategiebepaling - Research Gecentraliseerde functionele indeling met veel interne differentiatie Gebaseerd op technische en economische criteria In toenemende mate op operationeel gebied op basis van delegatie Persoonlijke besluitvorming Product en procesinnovatie Fase 3 De multidivisionele organisatie Direct onder de topleiding vindt een splitsing plaats naar product-marktcombinaties. Een andere mogelijkheid is een geografische indeling. De groei van deze organisaties vindt vooral plaats door middel van diversificatie, waardoor businessunits ontstaan. Naast zelfstandige organisatieonderdelen (divisies) bevinden zich in de top van de organisatie concerndiensten, die zich bijv. bezighouden met de concernstrategie en juridische en personeelszaken. - Structuur - Personeelsbeoordeling - Beheerssystemen - Strategiebepaling Gecentraliseerde divisievorm met interne specialisatie Veel nadruk op winst en andere financiële criteria Strategische en operationele besluitvorming is ten aanzien van product-marktcombinatie gedecentraliseerd Sterk procesmatig opgezet. In de top vooral gericht op verdeling van middelen in het concern toe-en uittreding in bedrijfstakken Les 5 Groeimodel van Greiner Revolutie = Radicale verandering of omslag Evolutie = Een langzame of geleidelijke verandering Het model vsan Greiner is intern gericht, het gaat over het management, problemen liggen meer in het bedrijf. Het model van Greiner kent eerst groei, daarna een crisis, dan een trendbreuk en daarna weer groei. Uitgangspunten Greiner - 5 + 2 fasen (door Keuning stadia genoemd) - Elke fase vereist haar eigen managementstijl - Fasen (evolutie) worden afgewisseld door crises (revolutie) - Na een crisis volgt er een trendbreuk in managementstijl - Overwinnen van de interne crises vaak dominant bij ontwikkelingen (trigger vaak wel extern) - Elke overgang betekent veranderingen Fase 1 Groei door creativiteit Fase 2 Groei door dirigeren Fase 3 Groei door delegatie Fase 4 Groei door coördinatie Fase 5 Groei door samenwerking Fase 6 Groei door deregulering Fase 7 Groei door geïntegreerd beleid Fase 1 Groei door creativiteit Start of poiniersfase, Ontwikkelen van product en markt Hart i.p.v hoofd, informeel Bij groei: leiderschapscrisis: ander (of überhaupt) management nodig Fase 2 Groei door dirigeren Structureren en formaliseren Door teveel sturing (dirigeren) ontstaat tegenwerking, medewerkers voelen zich beperkt Bij het aanhouden daarvan: Autonomiecrisis: loslaten nodig Fase 3 Groei door delegatie Door delegeren worden taken en bevoegdheden overgedragen naar medewerkers-motivatie Bij groei ontstaat: beheerscrisis: management wil (meer) beheersen Decentralisatie ontstaat Fase 4 Groei door coördinatie Meer informatie en communicatie, meer regels en procedures Dit leidt bij verdere groei tot: bureaucratiecrisis Geen oog meer voor de buitenwereld (bureaucratiecrisis) Fase 5 Groei door samenwerking - Verhogen van de effectiviteit is het doel, meer overleg en samenwerking ontstaat - Bij teveel hiervan krijg je: overlegcrisis Fase 6 Groei door deregulering Overbodige regels, procedures en overleggen verdwijnen. Intern ondernemerschap krijgt een kans. Bij teveel focus op resultaten ontstaat verkilling: sociale identiteit (intern) en legitimatiecrisis (extern) Fase 7: Groei door geïntegreerd beleid Milieu, mvo, imago Balans werk en privé Balans productiviteit en betrokkenheid Les 6 Groeimodel van Lewin Veranderingsmodel van Lewin Kern: onzekerheid roept weerstand op Hoe maak ik de kans op acceptatie zo groot mogelijk Fasen in veranderingsproces 1. Unfreezing - Loswerken - Kweken van bereidheid - Mensen mobiliseren 2. Moving - De gang naar de nieuwe toestand 3. Freezing - Verankeren Unfreezing In deze fase worden medewerkers voorbereid op veranderingen. - Consequenties duidelijk maken aan medewerkers - Medewerkers moeten afstand nemen van de normale manier van doen: ontdooien - Weerstand ontstaat ze moeten worden gemotiveerd om in een andere situatie te werken Hoe minimaliseren: - Betrekken - Communiceren - Motiveren De acceptatie van veranderingen wordt positief beïnvloed wanneer de personen die met de verandering geconfronteerd worden, daarbij al in een vroeg stadium betrokken worden. Moving Wanneer de verandering door de medewerkers geaccepteerd is, kan de verandering geëffectueerd worden. Wijzigingen in bijvoorbeeld communicatie en informatiestromen worden ingevoerd. Medewerkers krijgen de mogelijkheid om zich via opleiding en training op de nieuwe situatie voor te bereiden. - Twee stappen vooruit, één terug - Luisteren, ondersteunen, faciliteren - Begeleiden/hulp door opleiding, training, vorming - Beoordelings en beloningssystemen aanpassen Freezing Verankeren nieuw gedrag Wanneer de veranderingen geëffectueerd zijn, vindt de vastlegging plaats. De veranderingen zijn nu een vast onderdeel van de normale organisatie geworden. Het is in deze fase niet vreemd dat medewerkers terugvallen in hun oude gewoonte. Hiervoor is extra aandacht nodig. - Nagaan of verandering daadwerkelijk werkt - Vertonen juist gedrag - Wanneer en hoe evalueren - Ondersteunen - Nieuw gedrag belonen: voorbeelden stellen - Successen vieren Les 6 Veranderingsstrategieën van Ezerman Veranderen en weerstand: acceptatie Het doel van een veranderingsstrategie is dat acceptatie van de verandering door de betrokken medewerkers te vergroten. Het gaat hierbij om een daadwerkelijk acceptatieproces te bewerkstelligen en niet een schijnbaar. De volgende strategieën hebben tot doel zoveel mogelijk medewerking te verkrijgen. De veranderingsstrategieën worden meestal naast elkaar gebruikt. Ezerman onderscheidt zeven veranderingsstrategieën. 1. Ontwijken Personen zijn pas gemotiveerd, wanneer ze de noodzaak van veranderen zelf inzien. Zelf laten ervaren maakt het krachtiger 2. Informeren Betrokken medewerkers worden op de hoogte gebracht van de komende veranderingen. Zo kunnen ze wennen aan het idee. 3. Ondersteunen Medewerkers worden opgeleid, opgevoed, gecoacht met betrekking tot het veranderingsproces. Het accent kan liggen op informatieoverdracht, op het leveren van vaardigheden en op het veranderen van gedrag. 4. Onderhandelen Streven naar compromis 5. Overtuigen In deze strategie wordt getracht mensen met behulp van argumenten en logica tot andere gedachten te brengen. Inhoudelijke argumentatie, voordelen maximaal benutten, nadelen minimaliseren 6. Afdwingen Bestaat uit het opleggen van veranderingen. De nadruk ligt op het toepassen van beloning en straf, nadat de verandering is doorgevoerd. 7. Faciliteren Voorwaarden creëren, bijvoorbeeld thuis werken, of een gemeenschappelijke koffiepauze.