Handleiding subRegionale InnovatieStimulering Versie juni 2010 Opmaak en indiening van een projectaanvraag: oproepdocument en aanvraagtemplate op www.iwt.be Koning Albert II-laan 35, bus 16 B-1030 Brussel Tel: +32 (0)2 432 42 00 E-mail: [email protected] Web: www.iwt.be HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING PROJECTFICHE Basiskenmerken programma subRegionale InnovatieStimulering Projecten subregionale innovatiestimulering hebben als missie om vanuit een relaisfunctie binnen het Vlaams Innovatienetwerk bedrijven en ondernemers binnen een provincie aan te moedigen en te begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. De doelstelling is om het aantal bedrijven waarbij innovatie deel is van de groeistrategie te vergroten. Dit omvat: 1) Het informeren van de doelgroep over de steunmaatregelen van de Vlaamse overheid (inzonderheid het IWT) en het begeleiden van bedrijven (inzonderheid kmo’s) uit de provincie bij het aanvragen van overheidssteun over innovatie (inzonderheid bij het IWT). 2) Het aanzetten tot en begeleiden bij het komen tot duurzaam en integraal innoveren van bedrijven (inzonderheid kmo’s) uit de provincie. 3) Het begeleiden van bedrijven (inzonderheid kmo’s) naar de juiste kennispartners en het stimuleren van netwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennispartners. Een projectaanvraag subregionale innovatiestimulering kan ingediend worden door innovatiecentra uit de verschillende provincies in Vlaanderen. In de raden van bestuur van de innovatiecentra moet de doelgroep via bedrijfsorganisaties uit de betreffende provincie vertegenwoordigd zijn. Een project subregionale innovatiestimulering is het kernproject voor de innovatiecentra. Zij dienen hierbinnen het evenwicht te bewaren tussen generieke innovatiestimulering en individuele begeleiding. Het waarnemen van de functie als frontoffice voor het IWT is een van de belangrijkste taken binnen dit programma. De basisdienstverlening is gratis. De innovatiecentra dragen bij tot de beleidsvisie van integrale dienstverlening vanuit hun navigatorfunctie binnen het VIN en door optimaal samen te werken met de andere Vlaamse agentschappen. De innovatiecentra kunnen ook in extern gesubsidieerde projecten betrokken zijn, indien deze compatibel zijn met de kernopdracht en mits toestemming van het IWT. Projecten kunnen goedgekeurd worden voor een periode van max. 2x2 jaar, met een tussentijdse evaluatie over de periode van de eerste 18 maanden. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de aanvaarde kosten (personeel + werking). Documentenoverzicht Deze handleiding Oproepdocument met specifieke kenmerken en de timing Aanvraagtemplate voor het indienen van een projectvoorstel Toelichtingsdocument – de minimis Alle documenten zijn beschikbaar op www.iwt.be. 3/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING INHOUD 1. DOEL ........................................................................................................................................................... 5 1.1. Basiskenmerken van het programma subregionale innovatiestimulering .................................... 5 1.2. Situering t.o.v. andere IWT-steunprogramma’s ........................................................................... 6 2. PROGRAMMAKENMERKEN ...................................................................................................................... 7 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. Projectconsortium en stakeholders .............................................................................................. 7 Steunbare activiteiten .................................................................................................................. 7 Gezamenlijke activiteiten ........................................................................................................... 11 Niet-steunbare activiteiten ......................................................................................................... 11 Andere projecten ....................................................................................................................... 11 Projectbegroting en steun .......................................................................................................... 12 3. BEHANDELING PROJECTAANVRAAG ................................................................................................... 13 3.1. Timing ....................................................................................................................................... 13 3.2. Ontvankelijkheid ........................................................................................................................ 13 3.3. Evaluatie .................................................................................................................................... 13 4. UITVOERING EN OPVOLGING ................................................................................................................ 16 5. AANVRAAG ............................................................................................................................................... 17 6. BIJLAGEN ................................................................................................................................................. 19 BIJLAGE 1. DEFINITIES EN BEGRIPPEN ..................................................................................................... 20 BIJLAGE 2: PERSONEELSVOORWAARDEN ............................................................................................... 21 BIJLAGE 3: HUISSTIJL INNOVATIECENTRA ............................................................................................... 23 BIJLAGE 4: CHARTER VAN GOED BESTUUR ............................................................................................ 25 BIJLAGE 5: FUNCTIEBESCHRIJVING EN COMPETENTIEPROFIEL VAN DE INNOVATIEADVISEUR .... 27 BIJLAGE 6: TARIFERING VAN BEGELEIDING ............................................................................................ 30 Basisbegeleiding ................................................................................................................................ 30 Specifieke begeleidingen ................................................................................................................... 30 4/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 1. DOEL 1.1. Basiskenmerken van het programma subregionale innovatiestimulering De missie van het programma VIS/subregionale innovatiestimulering bestaat erin om vanuit een relaisfunctie naar het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) de bedrijven en ondernemers binnen een provincie aan te moedigen en te begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. De projecten dienen zich vooral te richten naar die groep bedrijven die sneller zouden groeien wanneer ze hun innovatiepotentieel beter benutten. De projecten dienen zich te richten tot zowel productie- als dienstenbedrijven, met een sterke focus op kmo’s. De doelstellingen omvatten sensibiliseren tot innovatie, informeren over steun en ondersteuningsmaatregelen rond innovatie begeleiden bij innovatieacties van bedrijven om zo de groep duurzaam innoverende bedrijven te vergroten. Het optreden als frontoffice voor het IWT is een van de belangrijkste functies binnen een project subregionale innovatiestimulering. Deze projecten moeten tevens een brugfunctie tussen bedrijven en kenniscentra vervullen en moeten als laagdrempelig loket een belangrijke rol in het VIN spelen. Ook samenwerking met de andere Vlaamse agentschappen die de bedrijven ondersteunen is van groot belang voor een integrale dienstverlening: daarom dienen de innovatiecentra te investeren in een optimale samenwerking met Agentschap Ondernemen en Flanders Investment & Trade, PMV en LRM (Limburg). De doelstelling vanuit het beleid is dat alle adviseurs van deze agentschappen als team optreden naar de bedrijven in hun provincie toe. Het project subregionale innovatiestimulering moet het kernproject vormen voor innovatiecentra. De innovatiecentra kunnen in overleg met het IWT ook in andere projecten betrokken zijn op voorwaarde dat deze compatibel/synergetisch zijn met hun kernopdracht, en mits toestemming van het IWT. Indien men voor de uitvoering van deze projecten gebruik wil maken van de aan dit project toegekende middelen, is er een expliciete goedkeuring van de Raad van Bestuur van IWT nodig. De innovatiecentra moeten opereren vanuit provinciale noden, maar de activiteiten in het project dienen op Vlaams niveau in afstemming met andere innovatieactoren te gebeuren en moeten complementair zijn met de activiteiten van deze andere actoren. Dit houdt in dat er verder geïnvesteerd wordt in een doorgedreven kennis van de bedrijven, hun technologieën, markten en partnerships en dat men vanuit de relaisfunctie met het VIN bedrijven naar de juiste kennispartners brengt en op de hoogte houdt van verdere evoluties bij de voor hen relevante kenniscentra en ook van het ontstaan van nieuwe projecten die voor hen relevant zijn (‘navigatorrol’). Daarnaast dient de geboden begeleiding er vooral op gericht te zijn om innovatie te initiëren en te verankeren in bedrijven en om innovatie te stimuleren. Dit laatste impliceert ook dat er een lange termijnrelatie met de bedrijven wordt uitgebouwd waarbij ook aandacht is voor de nazorg van innovatietrajecten (valorisatie) in samenwerking met de andere agentschappen van de overheid en de VIN-actoren. 5/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Er dient ook afstemming te zijn tussen de projecten subregionale innovatiestimulering uit de verschillende provincies. Een gemeenschappelijk communicatiebeleid en uitwisseling van expertise en kennis staat daarbij centraal. De basisbegeleiding is gratis, maar sommige specifieke meer diepgaande begeleidingen (zie bijlage 6) worden getarifeerd, dit vanuit het oogpunt dat de innovatiecentra marktcreërend werken. Deze activiteiten mogen niet in conflict komen met deze van commerciële aanbieders. Het aandeel van deze betalende begeleiding in het totaalpakket is beperkt. Bij de activiteiten dient men een evenwicht te bewaren tussen een reactieve en een pro-actieve benadering alsook tussen de diepgang van de begeleidingen en de spreiding van de acties. De Vlaamse overheid betoelaagt zoals voorzien in het VIS-besluit maximal 100% van de aanvaarde kosten: de personeelskosten en de werkingskosten (met te verantwoorden werkingsmiddelen, geplafonneerd op 35.000€ per jaar per voltijds adviseur en/of manager werkzaam op het project). Tijdens de loop van het project kunnen aan de innovatiecentra bijkomende taken toegewezen worden vanuit nieuwe beleidsaccenten, eventueel met bijkomende middelen. 1.2. Situering t.o.v. andere IWT-steunprogramma’s De frontoffice werking voor het IWT staat centraal in projecten subregionale innovatiestimulering. De innovatieadviseurs hebben een belangrijke taak in het informeren over en begeleiden van bedrijven (vooral kmo’s) bij subsidieaanvragen naar het IWT toe. Ook bij het beëindigen van eerder begeleide gesubsidieerde projecten dienen zij na te gaan of en waar het bedrijf nog verder kan geholpen worden bij het valoriseren van de bereikte resultaten en dienen zij naar de meeste geschikte partner door te verwijzen. De projecten subregionale innovatiestimulering hebben ook een belangrijke taak in het informeren van bedrijven over opportuniteiten binnen nieuwe en lopende projecten van collectieve aard binnen de IWT steunprogramma’s. Die omvatten projecten uit het VIS-programma en projecten binnen het TETRA programma, het SBO programma en het programma landbouwonderzoek. Informatie over deze projecten is te vinden op de website van het Innovatienetwerk www.innovatienetwerk.be, informatie over de betrokken programma’s is te vinden op de website van het IWT: www.iwt.be. Projecten subregionale innovatiestimulering dienen complementair te zijn aan de activiteiten die door andere spelers uit het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) worden uitgevoerd. Dit slaat ondermeer op de projecten van technologische dienstverlening (TD) en thematische innovatiestimulering (TIS) en de VIS-trajecten die in de toekomst zullen worden opgezet. De projecten subregionale innovatiestimulering zijn niet thematisch georiënteerd maar zijn generiek van aard: ze focussen eerder op bedrijven binnen hun gebied (provincie) en beogen vooral het stimuleren tot innovatie en het begeleiden van bedrijven met groeipotentieel om te komen tot een integrale en duurzame innovatie die binnen die bedrijven verankerd blijft. 6/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 2. PROGRAMMAKENMERKEN 2.1. Projectconsortium en stakeholders 2.1.1. Aanvrager(s) en Uitvoerder(s) Projecten subregionale innovatiestimulering kunnen aangevraagd en uitgevoerd worden door een Vlaams Innovatiesamenwerkingsverband waarin de doelgroep via bedrijfsorganisaties uit de betreffende provincie vertegenwoordigd zijn: de innovatiecentra vzw’s. 2.1.2. Stakeholders en gebruikers De leden van de raden van bestuur van de innovatiecentra zijn belangrijke stakeholders in een project subregionale innovatiestimulering. Zij vertegenwoordigen bedrijfsorganisaties uit hun provincie en op die manier ook onrechtstreeks de bedrijven zelf; minstens de helft van de bestuurders zijn zelf mensen uit het bedrijfsleven. Zij kunnen actief betrokken worden bij zowel de voorbereiding van de projectvoorstellen als bij de uitvoering ervan. Het is immers belangrijk dat de werking van de innovatiecentra ook complementair is met de werking van deze bedrijfsorganisaties en dat in de schoot van de raden van bestuur gezocht wordt naar opportuniteiten voor samenwerking en complementaire acties. Een project subregionale innovatiestimulering moet voor de benadering van de doelgroep gebruik maken van een evenwichtige mix tussen een reactieve en een pro-actieve benadering. De proactieve benadering zal naar specifieke deelgroepen van de doelgroep gericht worden. Die deelgroep kan natuurlijk in de tijd evolueren: men kan sequentieel verschillende groepen benaderen. Ook hier zien we een belangrijke taak weggelegd voor de raden van bestuur: zij kunnen sturing geven bij de bepaling van deze doelgroepen. Het IWT is een van de belangrijkste stakeholders in de projecten subregionale innovatiestimulering: de innovatiecentra dienen binnen deze projecten immers te fungeren als frontoffice voor het IWT. We verwijzen in dit verband naar het charter van goed bestuur dat eerder tussen de innovatiecentra en het IWT werd afgesloten en uiteraard van kracht blijft. Overeenkomstig het charter van goed bestuur zal het IWT op regelmatige tijdstippen een coördinatiemeeting met de managers van de innovatiecentra organiseren voor afstemming en planning van de provincie-overschrijdende materies. De andere agentschappen van de Vlaamse overheid, zijn eveneens stakeholder in deze projecten. De samenwerking met andere agentschappen van de Vlaamse overheid is een belangrijk aandachtspunt. Het is hierbij van belang dat de adviseurs als een team optreden naar de bedrijven uit de provincie toe: dit zowel binnen het eigen verband als binnen de samenwerking met de collega’s van Agentschap Ondernemen en FIT. Daarbij is het regelmatig afstemmen van de activiteiten essentieel. De projectvoorstellen dienen te omschrijven hoe deze afstemming concreet zal georganiseerd worden op provinciaal niveau. Ook de doorverwijzing naar PMV en LRM (Limburg) is belangrijk. 2.2. Steunbare activiteiten Om de doelstelling te bereiken worden duidelijk omschreven activiteiten, uitgevoerd door innovatieadviseurs die een algemene kennis bezitten ten aanzien van de betrokken doelgroep uit het beoogd gebied, uitgevoerd. De innovatieadviseurs staan onafhankelijk van commerciële belangen en ongebonden ten opzichte van de kennisaanbieders, en vormen een persoonlijk en competent 7/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING aanspreekpunt voor de bedrijven door, hetzij zelf, hetzij door doorverwijzing, hun vragen op een effectieve en efficiënte wijze te beantwoorden. Binnen hun provincies dienen de projecten bedrijven te ondersteunen bij hun innovatieproces en dienen ze concrete synergieën na te streven tussen bedrijven onderling en tussen de bedrijven en de kennisaanbieders binnen en buiten het Vlaams Innovatienetwerk. Het is belangrijk dat hierbij een evenwicht bewaard wordt tussen een reactieve en een pro-actieve benadering. Spontane vragen rond innovatie van bedrijven naar de innovatiecentra dienen uiteraard steeds behandeld te worden (reactieve benadering) maar daarnaast dient ook voldoende inspanning te gaan naar het pro-actief benaderen van de doelgroep. Ook het evenwicht tussen de diepgang van de begeleiding en de spreiding van de acties dient bewaard te worden. Uit te voeren activiteiten zijn : Stimuleren tot en begeleiden van bedrijven bij de voorbereiding en uitvoering van IWT/EU subsidiedossiers en verzekeren van de nazorg bij het beëindigen van de hieraan gerelateerde projecten Sensibiliseren van bedrijven tot innovatie door middel van bedrijfsbezoeken en gerichte communicatie-acties Begeleide doorverwijzingen en partner matchings Leveren van begeleiding en/of innovatieadviezen die bijdragen tot het duurzaam integreren van innovatie in de bedrijfsvoering Uitvoeren van innovatieaudits op bedrijfsniveau en de eventuele daaropvolgende uitwerking van een innovatieplan Organisatie van seminaries/workshops Netwerkondersteunende activiteiten Bedrijven informeren over en begeleiden naar het Enterprise Europe Netwerk. Hieronder worden een aantal activiteiten verduidelijkt : 2.2.1 Stimuleren tot en begeleiden van bedrijven bij de voorbereiding en uitvoering van IWT/EU subsidiedossiers en het verzekeren van de nazorg bij het beëindigen van de hieraan gerelateerde projecten Elke innovatiedviseur wordt aangemoedigd om bedrijven te begeleiden bij het indienen van een innovatiedossier. De innovatiedossiers betreffen zowel collectieve als bedrijfsspecifieke dossiers. De rol van de innovatieadviseur hierin is deze van een extern klankbord voor het bedrijf of de groep van bedrijven dat een innovatiedossier wil indienen. De innovatieadviseur kan vooral meedenken over de concepten en strategieën die uitgewerkt zullen worden. Soms is er aansluitend ook een vraag van het bedrijf voor het concreet uitschrijven van de projectaanvraag: dit is echter geen taak voor de innovatieadviseurs. Er kan hoogstens verder begeleiding geboden worden om het bedrijf te helpen bij het uitwerken van het dossier maar ook dit kan slechts eenmalig voor eenzelfde bedrijf worden aangeboden en is onderhevig aan het tariferingsreglement in bijlage 6. Bij herhaalde vraag naar deze diepgaande begeleiding vanuit eenzelfde bedrijf dient te worden doorverwezen naar commerciële aanbieders. De innovatieadviseur kan typisch ook het bedrijf/de groep van bedrijven in contact te brengen met een geschikte kennispartner die specifieke expertise heeft over een specifiek deelaspect van de innovatie. Wanneer het innovatietraject in uitvoering is, kan de innovatieadviseur verdere begeleiding verlenen. Typische begeleidingstaken zijn het bespreken van onderzoeksresultaten en het zoeken naar bijkomende partners. Het betreft dus ondersteunende taken in de rand van het innovatietraject. 8/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Ook bij de nazorg bij het aflopen van innovatietrajecten die bij de start door een Innovatiecentrum begeleid ligt een taak weg gelegd voor de innovatieadviseurs. Zij dienen samen met het bedrijf na te gaan of er nog verdere ondersteuning kan aangeboden worden die kunnen bijdragen tot de valorisatie van de bereikte resultaten. In functie van de noden van het bedrijf dient hierbij te worden doorverwezen naar andere VIN-actoren, overheidsagentschappen zoals Agentschap Ondernemen en FIT of naar commerciële spelers. 2.2.2 Sensibiliseren van bedrijven tot innovatie door middel van bedrijfsbezoeken of gerichte communicatie-acties. Met het oog op sensibiliseren van bedrijven tot innovatie, maar ook voor het leveren van innovatieadvies of begeleiding of voor het voorstellen van de activiteiten van het netwerk of de organisatie kunnen door de innovatieadviseur bedrijfsbezoeken worden afgelegd. Via deze pro-actieve benadering kunnen bedrijven gemotiveerd worden tot innoveren en wordt de ‘vijver’ met innoverende bedrijven op een duurzame manier vergroot. De doelgroep die men pro-actief benadert kan best in overleg met de raad van bestuur van de innovatiecentra bepaald worden en kan evolueren tijdens de loop van het project. Naast bedrijfsbezoeken kunnen ook gerichte communicatie-acties opgezet worden om bedrijven te informeren en te sensibiliseren tot innovatie. Deze acties dienen goed gericht te worden opdat vooral bedrijven uit de doelgroep zouden gesensibiliseerd worden: hierdoor zullen de spontane vragen naar de innovatiecentra toe ook meer vanuit de relevante doelgroep komen en wordt de reactieve benadering in de juiste richting bijgestuurd. 2.2.3 Begeleide doorverwijzingen en partnermatchings De innovatiecentra dienen te fungeren als ‘navigator’ binnen het Vlaams Innovatienetwerk. Dit houdt ondermeer in dat de innovatieadviseurs zich informeren over de probleemstelling van het bedrijf dat ze begeleiden en hiervoor naar de best geschikte partner(s). Dit kunnen zowel kenniscentra als andere bedrijven of consultants zijn. Dit veronderstelt uiteraard ook dat de innovatieadviseurs een goede kennis hebben van de aanwezige expertise in het Vlaams Innovatienetwerk en daarbuiten en dat de kennisuitwisseling daarrond ook georganiseerd wordt. Bij de doorverwijzing dient de innovatieadviseur ook het bedrijf bij de eerste contactname met het kenniscentrum of andere partner te begeleiden. Er wordt ook verwacht dat hij het verdere verloop van de samenwerking opvolgt en waar nuttig het bedrijf verder ondersteunt. Deze vorm van begeleide doorverwijzing wordt in overleg met de andere spelers in het VIN georganiseerd. 2.2.4 Leveren van begeleiding en/of innovatieadviezen die bijdragen tot het duurzaam integreren van innovatie in de bedrijfsvoering Het betreft hier begeleidingen en innovatieadviezen die tot doel hebben om innovatie te initiëren en te integreren in het bedrijf, en om open samenwerking te stimuleren. Het betreft activiteiten die bedrijven ondersteunen bij creativiteit (initiëren), bij het onderzoeken van de haalbaarheid van ideeën (initiëren), bij intellectuele eigendom, bij samenwerking met derden (open innovatie) en bij het integreren van innovatie in de bedrijfsvoering (integreren). Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar complementariteit met andere organisaties (het ruime VIN, de stakeholders van de innovatiecentra, de andere overheidsagentschappen met Agentschap Ondernemen en FIT in het bijzonder, privé-actoren). 9/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 2.2.5 Uitvoeren van innovatieaudits op bedrijfsniveau en de eventuele daaropvolgende uitwerking van een innovatieplan De innovatieaudit heeft tot doel om de managementstructuur van een bedrijf te toetsen aan een reeks van 49 beste praktijken en resulteert ondermeer in een aantal mogelijke verbeteringstrajecten voor het bedrijf in kwestie. Het is eveneens de taak van de innovatieadviseur om het natraject van deze innovatieaudit mee te begeleiden: hoewel de eindverantwoordelijkheid rond wat het bedrijf met de resulaten van deze audit wil doen bij het bedrijf zelf ligt kan de innovatieadviseur het bedrijf bijstaan bij de selectie van het meest aangewezen verbeteringstraject en bij het aanbrengen van de meest geschikte partner (kenniscentrum of privé actor) voor verdere begeleiding. 2.2.6 Organisatie van seminaries/workshops Door middel van seminaries of workshops kunnen sensibiliserings en informeringsacties rond innovatie opgezet worden naar de doelgroep toe. Daarnaast vormen ze een heel geschikte formule om bedrijven en kenniscentra met mekaar in contact te brengen om zo de valorisatie van beschikbare kennis uit de kenniscentra te stimuleren. Ook hier is het belangrijk om complementair en in samenwerking met andere spelers op te treden: we vermelden hierbij uitdrukkelijk de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de innovatiecentra zelf (bedrijfsorganisaties), de kenniscentra en andere spelers uit het VIN en daar waar nuttig ook commerciële spelers. 2.2.7 Netwerkondersteunende activiteiten De innovatiecentra dienen gemeenschappelijke acties op te zetten met andere partners uit het VIN. Hierbij wordt vooral gedacht aan gezamenlijke generieke acties waarbij de terreinkennis van de de innovatiecentra verbonden wordt met de meer diepgaande technische kennis van de andere spelers in het ruime VIN. Daarnaast hebben de innovatiecentra ook een taak in het faciliteren van netwerking tussen bedrijven onderling. Door middel van de vele contacten met bedrijven kunnen de innovatieadviseurs bedrijven die met mekaar zouden kunnen samenwerken rond innovatie bij mekaar brengen en zo de vorming van clusters stimuleren. Dit moet complementair en in samenwerking zijn met reeds bestaande initiatieven bij bedrijfsorganisaties en andere spelers. 10/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 2.2.8 Bedrijven informeren over en begeleiden naar het Enterprise Europe Network. Het Enterprise Europe Network bevordert transnationale samenwerking tussen bedrijven en kenniscentra en tussen bedrijven onderling. Dit kan zowel over algemeen zakelijke aspecten omvatten als specifieke technologische samenwerking door middel van transnationale technologietransfer. De innovatieadviseurs dienen daar waar nuttig de bedrijven te informeren over en te begeleiden naar dit netwerk, alsook het begeleiden bij het aanbrengen van nieuwe samenwerkingsvoorstellen / technologieprofielen vanuit Vlaamse bedrijven of bij het indienen van reacties op bestaande voorstellen/profielen. 2.3. Gezamenlijke activiteiten Er kunnen vanuit alle projecten subregionale innovatiestimulering provincie-overschrijdende activiteiten opgezet worden die inhoudelijk samenvallen met bovenstaande opsomming. Specifieke gezamenlijke activiteiten betreffen ondermeer: opzetten van een gezamenlijke goed gerichte communicatiestrategie; afstemmen rond of het uitwerken van begeleidingsinstrumenten; uitwisselen van goede praktijken; uitwisselen en delen van expertise (innovatieadviseur uit een provincie inschakelen in andere provincies op basis van zijn/haar expertise); opzetten van een klantenopvolgingssysteem; opzetten van netwerking-acties binnen het VIN; opzetten van provincie-overschrijdende evenementen. 2.4. Niet-steunbare activiteiten Aandachtspunt: er mogen zeker geen activiteiten ontplooid worden waarbij de innovatiecentra op het terrein zouden komen van commerciële dienstverleners. Hieronder wordt een lijst gegeven van activiteiten die in elk geval niet in aanmerking komen voor steun. Deze lijst is niet limitatief en bij twijfel wordt de raad gegeven om contact te nemen met het IWT: algemene belangenverdediging of commerciële vertegenwoordiging; algemene markstudies ten behoeve van ondernemingen; organisatie van algemene opleidingen ; ontwikkelen van labels, certificaten; certificatieactiviteiten uitvoeren; opstellen van businessplannen; bedrijfsgebouwen of bedrijvenparken opbouwen of exploiteren; investeringsprospectie; exportpromotie. 2.5. Andere projecten De innovatiecentra mogen ook in andere projecten actief zijn, maar daar is voorafgaandelijke toelating van het IWT voor vereist. Projecten die overlappen met de kernactiviteiten worden enkel toegelaten indien de inhoudelijke aansturing ervan bij het IWT ligt. Het project subregionale innovatiestimulering moet het kernproject blijven voor een Innovatiecentrum en eventueel andere projecten waarin het betrokken is moeten hiermee en met de IWT-frontofficefunctie compatibel blijven. We verwijzen in dat 11/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING verband ook naar het charter van goed bestuur dat tussen de innovatiecentra en het IWT is afgesloten en van kracht blijft. In geval middelen van het RIS project aangewend worden is een expliciete goedkeuring door de RvB van IWT nodig. 2.6. Projectbegroting en steun 2.6.1. Projectbegroting De begroting wordt opgesteld voor een periode van twee maal twee jaar. De begroting dient uit te gaan van kosten-efficiëntie en is gebaseerd op een raming van het benodigde personeel, kwantitatief gemotiveerd via de verwachte activiteiten,resultaten en effecten en op een gemotiveerde opgave van de nodige werkingsmiddelen. De subsidie voor de projecten subregionale innovatiestimulering bedraagt conform het VIS-besluit maximaal 100% van de aanvaarde kosten. De kosten die in aanmerking komen worden onderverdeeld in twee grote rubrieken: personeels en werkingskosten. De personeelskosten verwijzen naar de volledige brutoloonkost van de uitvoerder(s). Indien een uitvoerder niet voltijds actief is op het project, zullen de prestaties natuurlijk slechts a rato van de geleverde inspanning in rekening worden gebracht. De innovatieadviseurs en de manager/directeur dienen een masterdiploma te hebben (ingenieur, licentiaat of equivalent). De innovatieadviseurs worden verloond naar barema A201 (relevante geldelijke anciënniteit minder dan 9 jaar) of A221 (relevante geldelijke anciënniteit groter dan of gelijk aan 9 jaar) van de Vlaamse overheid. De manager/directeur wordt gefinancierd aan barema A282. Administratief personeel wordt verloond aan barema C111 of, indien graduaatdiploma, aan barema B111 van de Vlaamse overheid. Eventuele personeelsvoordelen die buiten de algemeen voorziene zoals verduidelijkt in bijlage 2 zijn volledig ten laste van het Innovatiecentrum zelf en worden niet gesubsidieerd. De werkingskosten dienen te worden gemotiveerd en worden tevens geplafonneerd op 35.000 EURO per voltijds equivalent (VTE adviseur + manager/directeur) uitvoerder (indirecte + directe kosten) per jaar. De gemaakte indirecte en directe werkingskosten dienen dus gerapporteerd te worden. 12/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 3. BEHANDELING PROJECTAANVRAAG 3.1. Timing De sluitingsdatum voor het indienen van de projectvoorstellen is vrijdag 20 augustus 2010. Het resultaat van de evaluatie van de projectvoorstellen wordt voorgelegd aan de raad van bestuur van het IWT in oktober 2010 en vervolgens aan de Vlaamse regering. De goedgekeurde projecten starten op 1 januari 2011. 3.2. Ontvankelijkheid Na de indiening gaat het IWT na of de projectaanvragen formeel ontvankelijk zijn aan de hand van de volgende criteria: indiening ten laatste op de sluitingsdatum; een project subregionale innovatiestimulering wordt aangevraagd door één samenwerkingsverband per provincie waarin de meest representatieve bedrijfsorganisaties met een missie van innovatiestimulering in Vlaanderen vertegenwoordigd zijn; Innovatieadviseurs en manager moeten beschikken over een masterdiploma (ingenieur, licentiaat of equivalent) en moeten enige jaren relevante ervaring kunnen voorleggen in verband met innovatie(stimulerings)activiteiten: het competentieprofiel en functiebeschrijving van de innovatieadviseur vindt u in bijlage 5; de aanvraagtemplate is ingevuld en de nodige verklaringen zijn ondertekend. Elke (hoofd)aanvrager ontvangt een bericht van de (on)ontvankelijkheid van zijn aanvraag. De projecten die niet ontvankelijk worden bevonden, worden uitgesloten van de verdere evaluatie- en selectieprocedure. De ontvankelijkheidscriteria blijven gelden tijdens de ganse behandelingsprocedure. Het IWT kan contact opnemen met de aanvrager(s) tijdens de ontvankelijkheidsanalyse ter vervollediging van de aanvraag. 3.3. Evaluatie 3.3.1. Evaluatieproces Na ontvankelijkheid zal het IWT het projectvoorstel eerst nagaan of alle nodige informatie aanwezig is voor externe evaluatie van de voorstellen en of de IWT frontofficefunctie naar behoren is ingevuld. Er zal hierover met de innovatiecentra overlegd worden en zij krijgen de gelegenheid om hun voorstel aan te passen. De aangepaste projectvoorstellen worden vervolgens voorgelegd aan een college van minstens 3 externe deskundigen. De aanstelling evan de externe deskundigen wordt vooraf voorgelegd aan de Raad van Bestuur van IWT. De deskundigen geven een advies op basis van de evaluatiecriteria, tijdens een mondeling college. Op basis van de beschikbare informatie wordt door de raad van bestuur van het IWT een advies geformuleerd over de omvang en de aard van de steun alsmede over de bijzondere voorwaarden en modaliteiten ervan. Het advies van IWT zal bezorgd worden aan de voogdijminister als input voor een nota aan de Vlaamse Regering met het oog op een beslissing voor eind 2010. 13/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Onafhankelijk van de evaluatieprocedure kan de raad van bestuur van het IWT een negatieve beslissing nemen of aanvullende voorwaarden stellen op basis van onvoldoende financiële draagkracht van de aanvrager of eventuele partners, het niet voldoen aan overige verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid of niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen (inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving). Zowel het IWT-personeel, de externe deskundigen als de leden van de raad van bestuur van het IWT verbinden zich ertoe de informatie over elk project vertrouwelijk te behandelen tijdens het evaluatieproces, en geen gegevens mee te delen aan derden of aan te wenden ten voordele van zichzelf. 3.3.2. Evaluatiecriteria De projecten worden gewaardeerd op 2 dimensies: de kwaliteit van het projectvoorstel en het innovatiepotentieel van het projectvoorstel. Kwaliteit van het projectvoorstel (S1) De relevantie van het werkplan en van de haalbaarheid ervan binnen het bepaalde tijdsbestek en budget. Sluit het project aan bij het karakter van de werking subregionale innovatiestimulering, overeenkomstig de bepalingen in de handleiding subregionale innovatiestimulering? Is het projectvoorstel adequaat uitwerkt met het oog op het behalen van de doelstellingen ? Meer in het bijzonder: Worden de middelen kosten-efficiënt ingezet in verhouding met de resultaatsobjectieven en beoogde effecten? Zijn de doelstellingen haalbaar binnen het bepaalde tijdsbestek en budget? komt de rol als frontoffice voor IWT voldoende aan bod? De innovatiecentra moeten nu ondermeer ook nazorg leveren voor dossiers die ze eerder begeleid hebben. Bevat het projectvoorstel een aanpak voor deze taakverruiming en is die geloofwaardig? is er aandacht voor ondersteuning van diensteninnovatie in het voorstel? is er voldoende aandacht voor een pro-actieve aanpak ? is er een strategie voorzien voor het afbakenen van de doelgroepsegmenten die pro-actief zullen benaderd worden? is er qua tijdsplanning voldoende evenwicht tussen acties met een breed bereik en eerder individuele meer diepgaande begeleidingen? komt de doorverwijsfunctie binnen het VIN voldoende aan bod? Wordt er een geloofwaardige strategie voor het beter ontsluiten van het VIN naar de bedrijven toe gegeven? Komen alle kenniscentra hierbij aan bod (ook hogescholen, universiteiten,…)? hoe wordt het bewaren van complementariteit met het VIN, met de bedrijfsorganisaties en met commerciële spelers in het projectvoorstel aangepakt? hoe is de samenwerking met andere overheidsagentschappen, Agentschap ondernemen en FIT in het bijzonder in het voorstel omschreven? Zijn er voldoende garanties ingebouwd opdat men als team vanuit deze agentschappen zou opereren? is de communicatiestrategie goed omschreven en ondersteunt die de vraag naar meer pro-actieve werking, meer focus en een actievere rol als navigator in het VIN? is het projectvoorstel goed opgebouwd, spelen de werkpakketten goed in op de doelstellingen en is er voldoende samenhang in de voorgestelde activiteiten? De kwaliteit van de uitvoerders Wat is het competentie/expertiseprofiel van de betrokken innovatieadviseurs? Zijn deze profielen voldoende complementair binnen elk Innovatiecentrum? Is er aandacht voor uitwisseling van expertise tussen de innovatiecentra onderling? 14/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Het voorziene monitoring en effectopvolgingsysteem, zowel op inhoudelijk als financieel vlak Wordt het project opgevolgd, naar de resultaten, effecten, … ? Hoe worden de bedrijven betrokken bij de projectopvolging? Is het klantenopvolgingssysteem goed omschreven in het projectvoorstel? Zijn de gekozen resultaatindicatoren en streefwaarden geschikt om het project op te volgen? Zijn de gekozen effectindicatoren geschikt als indicatie voor de gekozen innovatiedoelstelling? Het innovatiepotentieel van het projectvoorstel (S2) Speelt het project in op de specifieke provinciaal bepaalde randvoorwaarden/behoeften? Hoe wordt dit in de aanvraag beargumenteerd? Wat is het nut/de relevantie van de voorgestelde aanpak ? Hoe weerspiegelt zich dit op de streefwaarden en effectindicatoren? Zijn deze voldoende ambitieus en houden ze voldoende rekening met de eerdere ervaringen uit vorige projecten subregionale innovatiestimulering en met de doelstellingen zoals omschreven in de handleiding subregionale innovatiestimulering? 3.3.3. Na de beslissing De projectfiche met de besluitvorming wordt aan de aanvrager overgemaakt bij bekendmaking van de beslissing. De aanvragers kunnen steeds een nabespreking aanvragen bij het IWT. In het geval van een positieve beslissing wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectaanvragers (zie hoofdstuk 4: Uitvoering en Opvolging). Bij ontevredenheid over de manier van behandeling door het IWT kan daarover steeds schriftelijk, mondeling of elektronisch klacht ingediend worden. Klachten worden binnen de 45 dagen na ontvangst behandeld. 15/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 4. UITVOERING EN OPVOLGING In het geval van een positieve beslissing wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de aanvrager (begunstigde). De IWT-overeenkomst bestaat uit de volgende delen: een eerste deel betreft de algemene voorwaarden, consulteerbaar op de IWT-website: http://www.iwt.be/downloads/documenten/oeno/IWT_Algemene_voorwaarden.pdf een tweede deel betreft de projectspecifieke voorwaarden. Dit deel wordt opgestuurd naar de personen die de contractuele verbintenis aangaan voor de respectievelijke aanvragers. De uitbetaling van de subsidie gebeurt in gelijke voorschotten, in principe jaarlijks voorafgaand aan de periode waarop deze betaling betrekking heeft. De voorschotten worden uitbetaald na vervulling van de noodzakelijke voorwaarden, zoals voorzien in de IWT-overeenkomst. De vereiste rapportering omvat een 6-maandelijkse verslaggeving, een tussentijds verslag over alle uitgevoerde activiteiten en bereikte effecten na 18 maand en een eindverslag over alle uitgevoerde activiteiten en bereikte effecten na 44 maand. Daarnaast wordt er ook jaarlijks een financieel verslag verwacht. De projecten zullen oa opgevolgd worden aan de hand van de volgende indicatoren. De indiener kan ook zelf suggesties opnemen voor indicatoren. De uiteindelijke set indicatoren waarmee de projecten zullen opgevolgd worden zal voor de start van de projecten gefinaliseerd worden. - aantal IWT-innovatiestudies dat begeleid werd (voorbereiding, uitvoering, nazorg ) aantal ingediende IWT/EU-innovatieprojecten dat begeleid werd (voorbereiding, uitvoering, nazorg) aantal begeleide doorverwijzingen of partner matchings met resultaat voor het bedrijf aantal bedrijven dat bereikt wordt via georganiseerde seminaries/workshops aantal bedrijfsbezoeken totaal aantal bereikte bedrijven (klanten) en het aantal nieuwe klanten aantal technologieprofielen ingebracht in E.E.N. en/of reacties op bestaande profielen aantal uitgevoerde innovatieaudits aantal samenwerkingen met intermediairen aantal acties ter promotie of ter ondersteuning van netwerking tussen bedrijven aantal innovatieadviezen aantal vragen van gecontacteerde bedrijven naar vervolgactie en het soort actie aantal innovatieadviezen dat door de bedrijven daadwerkelijk werd geïmplementeerd aantal innovatietrajecten dat met begeleiding van de innovatieadviseur succesvol is afgerond aantal bereikte bedrijven dat een eigen innovatietraject heeft opgezet, samen met een ander bedrijf of een kennisinstelling aantal bereikte bedrijven dat een langere termijnstrategie ontwikkeld of geactualiseerd heeft aantal bereikte bedrijven dat via nieuwe businessopportuniteiten is gekomen tot markt en/of productdifferentiatie en/of diversificatie De opvolgingsrapporten zullen via een online toepassing kunnen aangemaakt worden. Deze toepassing zal in het voorjaar van 2011 beschikbaar zijn. Tenslotte dient de uitvoerder voor de klanten te voorzien in een mogelijkheid tot het geven van een evaluatie over de genoten ondersteuning. De aanvrager dient in zijn projectvoorstel te omschrijven hoe hij de klantentevredenheid zal meten. 16/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 5. AANVRAAG Alle documenten gerelateerd aan het indienen van een aanvraag subregionale innovatiestimulering zijn beschikbaar op de website van het IWT (www.iwt.be). Een aanvraag dient opgemaakt te worden volgens de indeling voorzien in de aanvraagtemplate. Het gebruik van de aanvraagtemplate op zich is niet verplicht, het respecteren van de structuur (te leveren info en de volgorde van de hoofdstukken) wel. De aanvraag is samengesteld uit 4 delen: een deel projectidentificatie (met invulmogelijkheden) de projectbeschrijving de projectbegroting bijlagen 17/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 18/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 6. BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. Definities en begrippen Personeelsvoorwaarden Huisstijl innovatiecentra Charter van goed bestuur Functiebeschrijving en competentieprofiel van de innovatieadviseur Tarifering van de activiteiten 19/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 1. DEFINITIES EN BEGRIPPEN In dit hoofdstuk worden een aantal begrippen hernomen zoals ze in het VIS-besluit zijn opgenomen. Innovatiestimulering : een bundeling van activiteiten die tot doel hebben bedrijven, in het bijzonder kmo’s, bewust te maken van het belang van kennisgedreven innovatie, en hen hierbij te ondersteunen en/of door te verwijzing en in voorkomend geval, hen te begeleiden bij de aanvraag en de verdere opvolging van een dossier voor het verkrijgen van overheidssteun inzake innovatie. Vlaams innovatiesamenwerkingsverband : de gestructureerde samenwerking van in hoofdzaak Vlaamse bedrijven, met al of niet één of meerdere organisaties of instellingen, met het oog op het uitoefenen van activiteiten van collectief onderzoek, technologie advies en/of technologische innovatiestimulering, en die voldoen aan de ontvankelijkheidvoorwaarden opgenomen in dit Besluit Deze voorwaarden worden als volgt gestipuleerd : - het samenwerkingsverband is een groepering van bedrijven met al of niet andere organisaties of instellingen - het samenwerkingsverband moet representatief zijn voor een welomschreven groep van bedrijven - de toetredingsvoorwaarden tot het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op duidelijke en objectieve criteria - de beheersorganen van het samenwerkingsverband moeten representatief zijn voor de samenstelling ervan - het samenwerkingsverband moet een of meerdere waarnemers aangeduid door het IWT tot alle vergaderingen van de beheersorganen toelaten - het samenwerkingsverband moet over rechtspersoonlijkheid beschikken - het samenwerkingsverband moet een boekhouding voeren, die moet toelaten de gesteunde projectkosten eenduidig te identificeren - het samenwerkingsverband moet een jaarlijks activiteitenverslag en beleidsplan publiceren kmo volgens de Europese Commissie. kmo : kleine of middelgrote onderneming, die voldoet aan volgende voorwaarden : a) gemiddeld niet meer dan 250 personen (equivalent) voltijds te hebben tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de tegemoetkoming wordt aangevraagd; b) tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de tegemoetkoming wordt aangevraagd een omzet exclusief BTW en accijnzen te hebben gerealiseerd die minder bedraagt dan 40 miljoen EURO of een balanstotaal te hebben van minder dan 27 miljoen EURO; c) waarvan niet meer dan 25 % van het kapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit is van één of meerdere ondernemingen, die zelf niet aan de definitie van kleine of middelgrote onderneming voldoen, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen of, mits geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers. 20/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 2: PERSONEELSVOORWAARDEN De innovatieadviseurs worden verloond aan barema A201 of A221 (meer dan 9 jaar relevante ervaring) en genieten verder dezelfde personeelsvoorwaarden als deze geldig voor de contractuele adviseurs op het IWT. Als alternatief kan gekozen worden voor de verwerking van een dienstwagen en eventueel een aanvullende groepsverzekering in het totale verloningspakket: het loon zal dan worden herrekend zodanig dat het totale nettobedrag van alle voordelen op hetzelfde niveau komt als dat van barema A201 of A221 aangevuld met de standaard personeelsvoorwaarden van de contractuele IWT-adviseurs. Provinciale managers/directeurs worden gefinancierd aan barema A282 . Ook zij kunnen kiezen voor een alternatief met verwerking van een dienstwagen en eventueel een aanvullende groepsverzekering in het verloningspakket onder dezelfde voorwaarden als hierboven beschreven voor de innovatieadviseurs. De administratieve medewerkers worden verloond aan barema C111 of B111 (indien men beschikt over een graduaatdiploma). Zij kunnen kiezen voor een alternatief met verwerking van een aanvullende groepsverzekering in het verloningspakket: het loon zal dan worden herrekend zodanig dat het totale nettobedrag van alle voordelen op hetzelfde niveau komt als dat van barema C111 of B111 aangevuld met de standaard personeelsvoorwaarden zoals die gelden op het IWT. Eventuele bijkomende voordelen worden niet gesubsidieerd door het IWT en vallen volledig ten laste van het samenwerkingsverband. Teneinde de kostenbeheersing inzake personeelsadministratie te optimaliseren en de verloningsaspecten zo uniform mogelijk te kunnen afstemmen dient de keuze van het sociaal secretariaat in afspraak met het IWT te gebeuren 21/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 22/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 3: HUISSTIJL INNOVATIECENTRA De innovatiecentra worden eraan gehouden de gemeenschappelijke huisstijl te hanteren. Deze bijlage is de huidige huisstijl. Deze kan in overleg tussen het IWT en de innovatiecentra nog worden aangepast. 23/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 24/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 4: CHARTER VAN GOED BESTUUR 25/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING 26/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 5: FUNCTIEBESCHRIJVING EN COMPETENTIEPROFIEL VAN DE INNOVATIEADVISEUR Taakomschrijving Algemeen kan gesteld worden dat de innovatieadviseurs instaan voor het informeren, sensibiliseren en begeleiden van kmo’s rond innovatie. Dit veronderstelt uiteraard vertrouwdheid met bedrijfsvoering in kmo’s en de plaats van innovatie daarin, met het netwerk van Vlaamse innovatieactoren (het Vlaams Innovatienetwerk - VIN) en met de bestaande (steun)maatregelen en andere ondersteunende instrumenten. Informeren, sensibiliseren Voor het informeren en sensibiliseren rond innovatie en voor in contact brengen van bedrijven met innovatieactoren (bijvoorbeeld kenniscentra) maken de RIS-en gebruik van ● publicaties; ● het organiseren van infosessies, seminaries of groepsbezoeken aan kenniscentra; ● voor individuele bedrijven worden ook pro-actieve ‘oriënterende’ bedrijfsbezoeken afgelegd. Begeleiden/faciliteren (Innovatieadvies) Naast informeren en sensibiliseren begeleidt de innovatieadviseur ook kmo’s voor en/of tijdens innovatietrajecten. De innovatieadviseur : ● helpt bij het zoeken naar mogelijke partners( ‘partnersearch’) - Begeleide doorverwijzing van de KMO naar meest geschikte organisatie binnen of (indien nodig) buiten het VIN ● verstrekt innovatieadvies (incl. rond intellectuele eigendom) ● voert Innovatieaudits uit bij bedrijven : deze geven het bedrijf in kwestie een beeld over hoe het zich verhoudt ten opzichte van een aantal goede praktijken in bedrijfsvoering met weerslag op innovatieslagkracht ● helpt bij het opstellen van en begeleidt innovatieplannen ● geeft begeleiding rond financiering innovatie/subsidiedossiers - Bijvoorbeeld : IWT-KMO dossiers Algemeen De innovatieadviseurs fungeren in het bijzonder ook als ‘front-office’ voor het IWT : zij worden geacht om de modaliteiten van de IWT-steunmaatregelen EN dienstverlening ten gronde te kennen en in staat te zijn om kmo’s hierrond gepast te informeren, te sensibiliseren en te begeleiden (= ‘juiste’ bedrijven naar het ‘juiste’ IWT-product brengen). De RIS-werking staat centraal in het Vlaams Innovatienetwerk (VIN). Als dusdanig moet de RIS-werking instaan voor de bindende kracht in het netwerk : vanuit deze werking moeten initiatieven worden genomen om de interactie tussen de netwerkleden gepast te ondersteunen. 27/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Competentieprofiel De kandidaat innovatieadviseur beschikt over een masterdiploma (ingenieur, licentiaat of equivalent) met minstens 5 jaar bedrijfservaring, aangevuld met een opleiding en/of ervaring in het bedrijfseconomische domein, met speciale aandacht voor marketing en management. De kandidaat is een generalist met een mix van wetenschappelijke en bedrijfseconomische vorming en ervaring, heeft het potentieel om bedrijven te enthousiasmeren tot innovatie en tot initiatief in verband met technologische ontwikkeling en is in staat om een goede relatie uit te bouwen met bedrijfsleiders en medewerkers in de Vlaamse kmo’s. De kandidaat kan groepen modereren en bezit presentatievaardigheden, is in staat om projecten te plannen, uit te werken en op te volgen. De kandidaat kan zowel analytisch als conceptueel denken en handelen. Bijkomende ervaring rond innovatiemanagement en creativiteitsessies is een pluspunt. Als nuttige achtergrondinformatie volgt hieronder een opsomming van de verschillende taken van de innovatieadviseur en de daartoe nuttige competenties: uiteraard wordt van de kandidaten niet verwacht dat ze bij aanwerving reeds over al deze competenties beschikken. Informeren Verlenen van eerstelijnsadvies, informeren en doorverwijzen op basis van concrete vragen Nodige competenties: Kunnen presenteren en rapporteren Efficiënt kunnen zoeken naar kennis en partners Sensibiliseren Contacten leggen met bedrijven Nodige competentie: Kunnen netwerken Bewustmaken (‘overtuigen’) van ondernemers van het belang van innovatie Nodige competenties: Kennis van innovatie in het algemeen en kunnen vertalen naar de context van de ondernemer Kunnen overtuigen Kunnen opbouwen van een vertrouwensrelatie Organiseren en modereren van seminaries en evenementen Nodige competenties: Kunnen organiseren Kunnen modereren Faciliteren Begeleiden bij het uitwerken van innovatiedossiers en bij subsidieaanvragen Nodige competenties: Kunnen begeleiden en adviseren Kennis hebben over het opstellen van innovatiedossiers en het kunnen vertalen naar een specifieke ondernemingscontext Het te doorlopen traject van innovatiedossiers kennen Kennis hebben over de verschillende plaatsen waar innovatiedossiers kunnen worden ingediend Kennis over de subsidiemogelijkheden in Vlaanderen, België en Europa en kunnen inschatten op basis van de gegeven context voor welke subsidies men in aanmerken kan komen Opstellen innovatieactieplan Nodige competenties: 28/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING Kennis van de elementen nodig om een innovatieactieplan te kunnen opstellen, te implementeren en te evalueren Kunnen opstellen van een innovatieactieplan Toelichten van en overtuigen van het belang van het innovatieplan Begeleiden bij het implementeren en evalueren van het innovatieactieplan Individuele begeleiding doorheen het volledige innovatieproces of facetten ervan Nodige competenties: Kennis van het volledige innovatieproces en kunnen vertalen naar de specifieke ondernemingscontext De succesfactoren kunnen identificeren waarop je het innovatieproces kan enten Kunnen begeleiden en adviseren Begeleiden bij het vinden van de juiste financiering Nodige competenties: De nood aan financiering kunnen bepalen De verschillende financieringsvormen kennen en weten welke financieringsvorm in welke context is aangewezen Kunnen opstellen van een financiële planning Kunnen begeleiden en adviseren Detecteren van innovatie-opportuniteiten en uitvoeren van innovatieaudit Nodige competenties: Kunnen detecteren van innovatie-opportuniteiten en uitvoeren van innovatieaudit Kunnen vertalen van de innovatie-opportuniteiten en de resultaten van de innovatieaudit naar de ondernemingscontext Rapporteren en presenteren Adviseren Zoektocht naar kennis en partners en adviseren op het gebied van samenwerking Nodige competenties: Kennis over de kenniscentra Kennis over samenwerkingsvormen Efficiënt kunnen zoeken naar kennis en partners Motiveren en begeleiden van samenwerking Faciliteren van creativiteit- en brainstormsessies Nodige competenties: Kennis over werking van creativiteit- en brainstormsessies De vaardigheid van creativiteit kunnen overbrengen Adviseren Leiderschap Begeleiden bij de bescherming van intellectuele eigendom en bij de voorbereiding van valorisatie van intellectuele eigendom Nodige competenties: Kennis over intellectuele eigendom Op basis van ondernemingscontext bepalen aan welke bescherming er nood is en op welke wijze intellectuele eigendom kan worden gevaloriseerd Begeleiden en adviseren 29/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING BIJLAGE 6: TARIFERING VAN BEGELEIDING In het kader van hun projecten subregionale innovatiestimulering leveren de innovatiecentra regelmatig begeleiding aan de bedrijven uit hun doelgroep. Deze begeleiding mag in principe niet marktverstorend zijn: diensten die ook commercieel worden aangeboden vallen in regel buiten het begeleidingspakket van deze projecten. De werking regionale innovatiestimulering moet bedrijven sensibiliseren en vooral stimuleren tot het nemen van ‘een volgende stap’ in het innovatieproces: dergelijke acties worden niet getarifeerd, behalve als het gaat om recupereren van organisatorische/logistieke kosten (inschrijvingsgelden voor seminaries, opleidingen, …). Het is daarnaast echter een vast gegeven dat men als bedrijfsleider na een stimuleringsactie ook graag verder begeleid wordt bij het nemen van deze volgende stap, vooral indien men nog geen eerdere ervaring heeft met het inschakelen van externe expertise: een verdere begeleiding vanuit een Innovatiecentrum is in deze gevallen perfect verdedigbaar (continuïteit en drempelverlagend effect) en wordt getarifeerd. Bij eventueel nog verdere stappen of latere innovatietrajecten in hetzelfde bedrijf dient het Innovatiecentrum te overwegen om het bedrijf door te verwijzen naar commerciële aanbieders van deze gespecialiseerde en geïndividualiseerde diensten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds een pakket aan zogenaamde basisdiensten die gratis moeten aangeboden worden en anderzijds een pakket aan diepgaandere specifieke begeleidingen die wel getarifeerd moeten worden. Basisbegeleiding Het pakket basisbegeleiding omvat typisch die activiteiten die wervend werken naar de doelgroep: het informeren van bedrijven over innovatie en innovatie-ondersteunende maatregelen, het sensibiliseren van de bedrijven uit de doelgroep om duurzaam te innoveren, het gericht doorverwijzen naar en introduceren bij kennis- of technologieaanbieders (al of niet uit het Vlaams Innovatienetwerk). De innovatiecentra fungeren ook als front-office voor het IWT: het informeren over en begeleiden bij alle bestaande bedrijfssubsidiemaatregelen van het IWT behoren tot hun kerntaken en worden gratis aangeboden. Begeleiding bij het opstellen van een subsidiedossier behoort ook tot deze basisbegeleiding in zoverre dit per dossier binnen een aanvaardbaar tijdsbestek blijft (max. 1 dag). Daarnaast bieden alle innovatiecentra ook begeleiding bij het opstellen en uitvoeren van innovatieprojecten en/of innovatieplannen, hoewel niet altijd staan die innovatieprojecten/plannen veelal in relatie met de IWTsubsidiedossiers. Deze vorm van begeleiding behoort ook tot het pakket basisbegeleiding in zoverre dat deze per project binnen een aanvaardbaar tijdsbestek blijft (max. 1 dag). Specifieke begeleidingen Sommige activiteiten overstijgen het wervend karakter van de basisbegeleiding en/of de front-office functie voor het IWT. Het betreft bijvoorbeeld het organiseren van opleidingen rond innovatiemanagement, het diepgaander begeleiden bij het opstellen van subsidiedossiers, het begeleiden bij het opstellen van innovatiestrategieën, het begeleiden bij verbeteringstrajecten bij bedrijven op basis van uitgevoerde innovatieaudits, het diepgaand begeleiden bij opzetten en/of uitvoeren van innovatieprojecten en/of innovatieplannen. Dergelijke begeleiding wordt in de regel enkel aangeboden aan bedrijven die niet tot de markt behoren van de commerciële consultants: bedrijven die de waarde van een dergelijke begeleiding nog moeten ondervinden. Om een marktcreërend effect na te streven moeten deze activiteiten aan marktconforme voorwaarden getarifeerd worden en kunnen ze door de innovatiecentra veelal slechts eenmalig aan eenzelfde bedrijf geleverd worden: indien er een aanbod vanuit de markt bestaat dient het bedrijf bij volgende gelegenheden te worden doorverwezen naar die commerciële aanbieders. De opbrengsten uit deze tarifering mogen niet meer dan 10% van de begroting van de projecten subregionale innovatiestimulering bedragen en dienen in overleg met het IWT aangewend te worden voor andere projecten 30/31 HANDLEIDING SUBREGIONALE INNOVATIESTIMULERING die compatibel zijn met de missie van de projecten subregionale innovatiestimulering. Opbrengsten hoger dan 10% van de projectbegroting worden in mindering van de subsidie gebracht. 31/31