Protocol (hoog)begaafde leerlingen oktober 2012 vastgesteld door: Ellen Kuiers 1 Definities Hoogbegaafd De term hoogbegaafd mag uitsluitend gebruikt worden wanneer middels een intelligentietest is vastgesteld dat het intelligentiequotiënt (IQ) een waarde van tenminste 132 behelst. In de schoolpraktijk zijn wij echter niet geïnteresseerd in het IQ van een leerling, maar in zijn welbevinden en zijn leerprestaties in relatie tot de mogelijkheden. Begaafd We spreken over begaafde leerlingen wanneer we vaststellen dat een leerling vergeleken met leeftijdgenootjes over grote verstandelijke vermogens beschikt. De mate waarin deze vermogens verschillen van die van andere kinderen worden veelal niet onderzocht. Versnellen Het is een mogelijkheid dat een kind vervroegd doorstroomt (versnelt), d.w.z. dat een klas wordt overgeslagen. Wij gaan hier niet in de eerste plaats van uit. Soms blijkt de voorsprong echter dusdanig te zijn, dat versnellen onvermijdelijk is. Hier spelen echter verschillende aspecten mee: niet alleen cognitief, maar vooral sociaalemotioneel. Bij versnelling moet mede gekeken worden naar eventuele gevolgen op langere termijn. De beslissing voor een versnelling wordt met leerkracht en ib-er en in de zorgvergadering besproken en er wordt zo nodig een externe deskundige ingeschakeld. Het team wordt ook betrokken in het proces/ denkt mee. Compacten Met compacten bedoelen we het indikken van de leerstof door al het overbodige weg te laten. Deze overbodige leerstof komt niet meer aan de orde. Een voorbeeld is de methodische eindtoetsen gebruiken als voortoets om na te gaan wat we het kind niet meer hoeven te leren. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld bij rekenen waarbij een leerling alleen het laatste rijtje sommen (vaak het moeilijkste) maakt. Verbreden De leerling krijgt de mogelijkheid om zelf kennis en vaardigheden op te doen aan de hand van zelfgekozen onderwerpen en thema’s. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten: Het doel is zelfsturing Gericht op eigen interesse en motivatie Producent in plaats van consument Versterken van leerstrategieën Ontwikkelen van een leerattitude Het proces van leren Ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden De leerling leert te reflecteren op zijn werk. Verrijken Verrijken is een aanvulling op compacten. Het is een twee – eenheid en hoort bij elkaar. Met verrijkingsmaterialen kan worden gerealiseerd dat bij de leerling een beroep wordt gedaan op : Het zoeken naar antwoorden in een open vraagstelling Het zoeken naar meerdere oplossingsstrategieën, waarbij de eigen creativiteit een rol kan spelen 2 Het werken op een hoog niveau in een hoog tempo Bij rekenen, taal en begrijpend lezen kan de verrijking meer gestructureerd en met meer afwisseling worden aangeboden. De leerkracht is en blijft verantwoordelijk voor de keuze van gecompacte en de verrijkingsstof. Hij bepaalt wat de leerling moet maken. Hij stelt de inhoud vast. Er mag geen sprake te zijn van een vrijblijvend karakter. Kortom: Bewuste keuze van extra leerstof Op weektaak Eist begeleiding nakijken Eisen aan resultaat feedback beoordeling Op rapport Beleid voor hoogbegaafden op De Kleine Beer Onze school biedt (hoog)begaafde leerlingen een passend en gestructureerd onderwijsaanbod. Dit geldt zowel in onderwijsinhoudelijk als in pedagogischdidactisch opzicht. Concreet houdt dit in: dat het onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen gericht is op een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. dat de wijze van signalering en de diagnose zorgvuldig en transparant geschiedt. dat voor deze leerlingen een plan van aanpak wordt geschreven, waarin een hulpvraag op pedagogisch gebied geformuleerd wordt. dat voor deze leerlingen in het plan van aanpak zowel onderwijsinhoudelijke als pedagogisch-didactische voorzieningen worden geformuleerd. dat een aanbod van compacting, verrijking en verbreding op een planmatige en heldere wijze wordt aangeboden. dat het aanbod van compacting, verrijking en verbreding gehanteerd wordt als middel om de evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling te bevorderen. dat op onze school een coördinator voor (hoog)begaafdheid is. dat de leerkrachten van onze school voldoende geïnformeerd zijn over de behoeften van (hoog)begaafde leerlingen en bereid zijn in deze behoeften te voorzien. 3 Visie Uitgaande van de schoolvisie betekent het dat de hoogbegaafde leerling geholpen wordt zich evenwichtig te kunnen ontwikkelen. Een reëel zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn hierin belangrijke aandachtspunten. Het kind kan zijn intelligentie pas goed gebruiken bij een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling en ook dan pas kan hij sociale vaardigheden leren en leren toepassen. De hulp die geboden wordt is in eerste instantie gericht op het bieden van specifieke zorg bij een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast wordt de leerling door het leerstofaanbod uitgedaagd, waardoor hij zijn eigen mogelijkheden kan benutten en bevestigd ziet. De leerling heeft behoefte aan open vraagstellingen; creatief denken en oplossingsgericht werken. In het leerstofaanbod wordt rekening gehouden met deze behoeften. In de hulp wordt aandacht besteed aan: aanleren van sociale vaardigheden, onderkennen, bespreken en bestrijden van faalangst, tegengaan van onderpresteergedrag stimuleren van een zelfstandige werkhouding bijdragen aan een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling leerstof die aansluit bij de mogelijkheden en denkwijze van het kind begeleiding bij het eigen programma dat wordt gevolgd in voorbespreking en evaluatie leren omgaan met moeilijke dingen: hoe pak ik moeilijke stof aan: kind moet leren leren 4 Signaleren en diagnosticeren Signalering en signaleringsinstrument De momenten om (hoog)begaafdheid te signaleren zijn: 1. Bij de aanmelding een vragenlijst door ouders laten invullen (bijlage 1) en een menstekening gemaakt door de nieuwe leerling. 2. signalering in de eerste schoolweek a. laat opnieuw een menstekening maken als de tekening die bij aanmelding ‘opvallend’ was. Bewaar de tekening voor latere analyse b. voer een gesprekje met het kind. Let op taalgebruik, zinsbouw en onderwerpkeuze. Schrijf de eerste indrukken (en evt voorbeelden van woorden of zinnen) op. c. Observeer het kind tijden zijn of haar verkenning van de omgeving. Is het kind geremd of onderzoekend? Waar trekt het kind op aan? 3. groep 1: (na ca 4 maanden onderwijs) a. Maakt het kind een gelukkige/tevreden indruk? Bevestigen de ouders het beeld vanuit de thuissituatie? b. Toont het kind interesse voor letters, cijfers of puzzels van groep 2? c. Hanteert het kind abstracte begrippen als het iets vertelt? d. Voor leerlingen waarvan wordt vermoed dat het meer- of hoogbegaafd kan zijn wordt de quickscan van het DHH afgenomen. 4. Groep 2: (week voor de herfstvakantie) a. Stelt het kind opvallend vaak waarom-vragen? Is het kind niet tevreden met een eenvoudig antwoord? b. Speelt/werkt dit kind het liefst alleen? c. Wijkt het taalniveau en wijken de interesses van het kind af van die van de groep? d. Voor leerlingen waarvan wordt vermoed dat het meer- of hoogbegaafd kan zijn wordt het DHH afgenomen 5. Groep 4: (week voor de herfstvakantie) a. oudergesprek (bijlage 2) b. gesprek met leerling (bijlage 3) c. invullen DHH (digitaal handelings protocol) voor leerlingen die meerof hoogbegaafd zouden kunnen zijn. In de overdracht worden kinderen genoemd die in aanmerking komen voor plusklas HAAL 6. Groep 5: voor de kerstvakantie aanmeldingen voor plusklas HAAL 7. Alle groepen: a. Jaarlijks wordt op een zorgvergadering in het team elke groep door de leerkracht doorlopen aan de hand van de profielen van Betts & Neihart. Leerkrachten geven aan welke leerlingen in een van de profielen passen. b. Tijdens de groepsbesprekingen worden de A+ en A leerlingen besproken en vervolgens wordt een plan van aanpak opgesteld. Er wordt een keuze gemaakt in extra werk voor A+ leerlingen (de verrijkingsmap van HAAL) en voor A-leerlingen verbreding en verdieping door het gebruik van andere materialen. 5 8. Signalering op initiatief van ouders en/of tijdens oudergesprekken De leerkracht is alert op de signalen van ouders en reageert adequaat. Let hierbij mn op het welbevinden van het kind thuis. Resultaten worden in de groepsbespreking besproken. De leerkracht neemt de noodzakelijke vervolgstappen. Alle bovengenoemde signaleringsmomenten: - Staan op de toetskalender. - Worden vastgelegd in parnassys. -Worden besproken met de IB-er en komen waar nodig terug in de groepsbespreking. Nader onderzoek Wanneer op grond van de signalering (hoog)begaafdheid wordt vermoed, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd. Hiervoor worden de volgende stappen gehanteerd: 1. Oudergesprek voeren De leerkracht voert het gesprek zelfstandig en maakt zelf een analyse van de bevindingen uit het gesprek. Deze bevindingen worden met de IB’er /coördinator besproken. 2. Het digitaal handelingsprotocol wordt afgenomen. 3. Gebruik van toetsen De leerkracht analyseert de resultaten van de leerlingen. Hij is bekend met het systeem van dóórtoetsen en met DLE’s. De resultaten worden in de groepsbespreking besproken. 4. Het vragen van een externe deskundige De leerkracht geeft aan wanneer externe hulp gewenst is. Resultaten worden in het overleg met de IB’er / coördinator en in het team besproken. 5. Beslissing tot aanpassing Het besluit om een leerling een programma voor (hoog)begaafde leerlingen te laten volgen wordt genomen door leerkracht, IB’er en coördinator. Het advies om een leerling te laten versnellen wordt gegeven door leerkracht, IB’er en coördinator maar tijdens een zorgvergadering maakt het schoolteam pas een besluit. 6 Werkwijze Groep 1 en 2 In groep 1 en 2 wordt veelal gewerkt aan de hand van thema’s. Om tot een goede inhoud van deze thema’s te komen, wordt veelal gebruik gemaakt van diverse bronnen. Voor leerlingen in groep 1 en 2 die meer aan kunnen, wordt in de planning bewust rekening gehouden met een aanbod op maat. Op het planbord wordt aangegeven welke kleuters ander werk aangeboden krijgen. In het lokaal zijn hoeken, waarin veel met letters, woorden, teksten, hoeveelheden en getallen kan worden gewerkt. De leerkracht stimuleert het leren lezen, rekenen en schrijven. Er worden eisen gesteld aan de leerlingen wat betreft het aanvullende werk. Groep 3 In groep 3 wordt gebruik gemaakt van de zon-versie bij de methode veilig leren lezen. Waar nodig wordt na de kerstvakantie het programma meer aangepast op de manier die beschreven staat bij groep 4 t/m 8. Bij rekenen wordt de werkwijze van groep 4 t/m 8 toegepast Groep 4 t/m 8 In onze school werken we volgens het leerstofjaarklassensysteem. Binnen dit systeem willen we rekening houden met verschillen tussen leerlingen. In de praktijk betekent dit dat we vanaf groep 3 met leerlijnen voor verrijking en verbreding werken. Nadrukkelijk geldt dat de leerling wel extra uitdaging geboden wordt, maar dat dit uitsluitend geldt als middel om de leerling te geven wat hij of zij nodig heeft voor een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling en een ononderbroken leergang door de gehele basisschool. De leerling moet zich dezelfde leerstof eigen maken als de jaargenoten. De tijd die hiernaast overblijft door enerzijds een hoger werktempo en anderzijds de mogelijkheid van compacting, wordt voor extra uitdagende leerstof gebruikt. 7 Aanpassingen van werk Voor alle aanpassingen die hieronder worden genoemd, geldt dat voor een leerling het DHH is afgenomen. De aanpassingen voor (hoog)begaafde leerlingen vanaf groep 3 zijn onder te brengen in drie categorieën: 1. binnen de eigen groep. De leerling maakt een verkorte weektaak. Daarnaast komt verrijking op de weektaak te staan. 2. buiten de groep: gericht op sociaal-emotionele ontwikkeling, het formuleren van een onderzoeksvraag en creatief en oplossingsgericht werken. 3. plusklas HAAL. Dit geld voor de groepen 5 (vanaf januari) 6 en 7 en 8 (tot en met december. Ad 1 Aanpassen van werk binnen de groep Binnen de (jaar-)groep doorloopt de (hoog)begaafde leerling hetzelfde traject als alle leerlingen, maar dan wel verkort. Er wordt op toegezien dat de leerling de instructie momenten (verkort) meedoet. Dit is voor de sociaal emotionele ontwikkeling van belang. Het compacten voor rekenen / taal is vanaf groep 3 structureel geregeld. De SLO-richtlijnen voor compacting zijn hierin een leidraad. Rekenen: Wanneer het kind dit aankan worden de toetsen bij rekenen vooraf gemaakt en vervolgens wordt gebruik gemaakt van het sneltreintraject. Voor de sociaal emotionele ontwikkeling is het belangrijk dat de (hoog)begaafde leerling deel uit maakt van de groep. Hij/zij doet mee met in ieder geval de instructie van een nieuw thema. A leerlingen werken aan verdiepingsstof en verbredingsstof. A+ leerlingen werken aan verrijkingsstof (verrijkingsmap HAAL) Spelling: Bij spelling wordt alleen getraind als er vanuit het signaaldictee training nodig blijkt te zijn. Anders wordt alleen de bladzijde in het werkboek taalactief gemaakt. A leerlingen werken aan verdiepingsstof en verbredingsstof. A+ leerlingen werken aan verrijkingsstof (verrijkingsmap HAAL) Taal: Bij taal wordt de stof verkort en er is weinig herhaling. Voor de sociaal emotionele ontwikkeling is het belangrijk dat de (hoog)begaafde leerling deel uit maakt van de groep. Hij/zij doet mee met taalspellen, gesprekken, presentaties ed die bij taal aan bod komen. A leerlingen werken aan verdiepingsstof en verbredingsstof. A+ leerlingen werken aan verrijkingsstof (verrijkingsmap HAAL) Regulier werk en ander werk wordt op de weektaak gezet. De A+ leerlingen houden een portfolio bij en hebben zicht op de doelen die ze halen. Ze krijgen hierin verantwoordelijkheid. De leerkracht stuurt en evalueert dit proces met de leerling. De leerkracht geeft instructie en feedback op het werk dat anders is dan de reguliere groep maakt. Resultaten worden op het rapport weergegeven. Het compacten van de zaakvakken wordt per groep geregeld. De leerkracht kan een leerlijn voor compacting maken voor de verschillende vakgebieden. 8 Materialen: In de bijlage is de leerlijn van de verschillende vakken mbt het ander werk weergegeven. Ook zijn hierin de doelen verwoord die de leerlingen in hun portfolio bijhouden. (momenteel nog niet digitaal) Ad 2 Aanpassen van werk buiten de groep Voor alle aanpassingen die hieronder worden genoemd, geldt dat voor een leerling het DHH is afgenomen en de lijst met voorwaarden voor deelname aan de plusgroep van De Kleine Beer. (bijlage 4) Op een vast moment in de week wordt met leerlingen uit groep 4 en hoger een contactgroep gevormd. Binnen deze groep werken de leerlingen onder leiding van een gespecialiseerde leerkracht aan een specifiek programma. Dit programma behelst vakgebieden die afgestemd zijn op de interesses en behoeften van de leerlingen en heeft als doel de (hoog)begaafde leerling te ondersteunen en te stimuleren bij zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Zoveel mogelijk wordt gewerkt rond een thema, zodat de onderliggende lesdoelen (persoonlijkheidsontwikkeling, stimuleren van doorzettingsvermogen, trainen van sociale vaardigheden) voor de leerlingen niet op te merken zijn. Onderdelen kunnen zijn: 1. filosoferen. Tijdens dit onderdeel worden de leerlingen uitgedaagd na te denken over de wereld èn over hun eigen positie daarin. Spreken en luisteren zijn hierbij ook belangrijke elementen. Materialen: De vliegende papa’s, filosoferen met kinderen Klein maar dapper, filosoferen met jonge kinderen 2. werken adhv een thema: De leerlingen werken een thema uit en presenteren aan het einde de resultaten daarvan aan de medeleerlingen. Het thema wordt gekozen adhv het tijdschrift ‘zo zit dat’ of een actueel onderwerp. Afwisselend wordt zelfstandig en samen met een ander (coöperatief leren bevorderen!) gewerkt. De werkvorm kan verschillen. Materialen: 3. groepsgesprek. Tijdens groepsgesprekken leren de leerlingen zich zodanig uiten dat gesprekspartners hen begrijpen. Ook het luisteren naar anderen en het op waarde schatten van de mening van anderen is een onderdeel dat hierin geoefend wordt. Groepsgesprekken gaan over het thema of het onderwerp van filosoferen. 4. Anders, nl spaans, schaken, acadin oid Materialen die verder gebruikt of gelezen kunnen worden zijn: - Checklist pedagogische leerlijn als hulpmiddel voor beginsituatie en leerlijn. - De kracht in jezelf - Hoogbegaafd nou en - Survivalgids hoogbegaafdheid - Survivalgids hooggevoeligheid - Kwaliteitenspel Ad 3 Plusklas HAAL 9 Voor alle aanpassingen die hieronder worden genoemd, geldt dat voor een leerling het DHH is afgenomen. Bij de groepsoverdracht van groep 4 naar 5 geeft de leerkracht aan welke leerlingen in aamerking zouden kunnen komen voor de plusklas van HAAL. De leerkracht van groep 5 heeft de weken tot de herfstvakantie de mogelijkheid hierin nog nieuwe voorstellen te doen. Dit wordt besproken met de IB-er/Coordinator Hoogbegaafden. De week voor de herfstvakantie wordt dit voorstel teambreed besproken in een zorgvergadering. Tussen de herfstvakantie en kerstvakantie komt er een aanvraagformulier naar de IB-er vanuit de leerkracht van de plusklas HAAL. Genoemde leerlingen kunnen dan worden aangemeld. Verantwoordelijke voor aanpassingen Eindverantwoordelijke is ten allen tijde de leerkracht, hierin bijgestaan door de IB’er/coördinator. Zoveel mogelijk wordt de verantwoordelijkheid bij de leerling gelegd, maar deze opereert altijd onder de eindverantwoordelijkheid van de leerkracht. De leerkracht moet dus altijd het overzicht hebben over de taken die de leerling uitvoert of denkt uit te gaan voeren. Voor informatie kan de leerkracht altijd bij de coördinator hoogbegaafden terecht. 10 Benodigde competenties De zorgstructuur en het pedagogisch en didactisch klimaat van de school moeten aan een aantal eisen voldoen om te kunnen garanderen dat goed onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen gerealiseerd kan worden. De competentieprofielen voor onderwijs aan (hoog)begaafden zijn ontleend aan de inspectiestandaarden. Hierbij denken we aan: De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen. De school beschikt over een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van (prestaties en ontwikkeling van) leerlingen. De school kent gunstige voorwaarden voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De school heeft procedures om zorgleerlingen vroegtijdig te signaleren. De school analyseert de hulpvragen van de leerlingen die uitvallen. De school gaat de effecten na van de extra begeleiding. De school zorgt voor de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De school draagt zorg voor extra begeleiding van leerlingen die zorg behoeven. (Bron: Inspectie - Toezichtskader PO) Competenties van de IB’er of coördinator Daarnaast beschikken één of enkele leerkrachten over aanvullende competenties. Het betreft de coördinator voor (hoog)begaafdheid. Ook één of meer andere collega (‘s) kan / kunnen voor deze functie in aanmerking komen. Deze coördinator is belast met: het bewaken van het proces van signalering en diagnostiek het analyseren van de observatielijsten. het mee opstellen van een plan van aanpak voor deze leerlingen het fingeren als een vraagbaakfunctie voor leerkrachten en ouders het fungeren als een collegiale gesprekspartner naar ouders Hiertoe moet de coördinator beschikken over de volgende competenties: De coördinator beschikt over relevante informatie en kennis. Hij heeft een adviserende rol naar collega’s. Hij is door zijn kennis een gesprekspartner voor anderen. De coördinator neemt initiatieven voor de stappen in signaleringsprocedure. De coördinator maakt de observatie-analyse. De resultaten worden in het zorgoverleg besproken. De coördinator bepaalt met de leerkracht welke toetsen worden afgenomen om een beeld van de leerling te krijgen. De coördinator stelt in overleg met de leerkracht interventies voor een plan van aanpak op. De coördinator en leerkracht werkt individueel of in kleine groepjes met de leerling(en) om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren, faalangst te verminderen, doorzettingsvermogen te trainen en leerstrategieën bij te brengen. Hij beschikt over relevante informatie en kennis. Hij informeert collega’s over de voortgang. De IB’er / coördinator kan als gesprekspartner optreden in moeilijke gesprekken met ouders. De IB’er / coördinator kan de afspraken omzetten in acties, waardoor de leerling optimaal geholpen kan worden. Competenties van de leerkrachten 11 Om onze schoolvisie te kunnen realiseren, moeten we op onze school over bepaalde leerkrachtkwaliteiten of competenties beschikken. Deze competenties hebben betrekking op: Signaleren, analyseren en diagnostiek Pedagogisch didactisch klimaat Inhoud en didactiek Feedback en rapportage De vereiste leerkrachtcompetenties die hier worden beschreven zijn uitgebreider terug te vinden op de kwaliteitskaarten. We streven naar kwaliteit en verwachten dat te zijner tijd de groepsleerkrachten aan deze kwaliteiten zullen voldoen. Ook van nieuwe leerkrachten zal gevraagd worden deze competenties te realiseren. De attitude van de leerkracht is een sterk bepalende factor, welke van invloed is op het welbevinden van kinderen, ook van (hoog)begaafde kinderen. Hoe kinderen over zichzelf denken is van essentieel belang voor het leveren van goede prestaties en van hun welbevinden. De leerkracht heeft hierin een centrale taak. (Hoog)begaafde kinderen voelen zich nogal eens een vreemde eend in de bijt. Zij leren anders (in grotere stappen en informeler), zij denken anders (op een meer creatieve en divergente wijze) en daardoor hebben zij in een school die gericht is op gemiddelde en vooral op zwakke leerlingen minder ‘ankers’ dan de andere kinderen. Een goede leerkracht kenmerkt zich door het kind aan te moedigen tot meedenken en meebeslissen. Op dat moment toont de leerkracht belangstelling voor de taakbeleving van het kind, geeft het kind voldoende ruimte om te reageren en biedt het kind uitzicht op succes. De hieronder beschreven competenties voor de leerkracht gelden onverminderd (zo niet in sterkere mate) voor de leerkracht die belast is met de specifieke begeleiding van een groep (hoog)begaafde leerlingen op een vast moment per week. De leerkracht moet beschikken over de volgende competenties: De leerkracht biedt de leerlingen een veilig leer- en werkklimaat. De leerkracht leert kinderen respectvol om te gaan met anderen. De leerkracht staat open voor creatieve, spitsvondige uitingsvormen van leerlingen. Hij herkent en erkent in het kader van (hoog)begaafdheid het ‘ander type’ kind. De leerkracht geeft het kind de ruimte om taken op eigen wijze uit te voeren. De leerkracht is alert op sociale en emotionele kwetsbare leerlingen. Hij geeft waar mogelijk ondersteuning. Hij voert overleg met de IB’er / coördinator voor interventies. De leerkracht stimuleert deze leerlingen op een enthousiaste wijze. Leerlingen begeleiden in faalangst, leerstrategieën, mental support en coaching. De leerkracht herkent de signalen die duiden op faalangst, gebrek aan aansluiting bij de groep of het niet beheersen van de juiste leerstrategieën. Hij voert overleg met de coördinator voor interventies. De leerkracht is een gesprekspartner van het kind en ondersteunt hem in de aanpak. De leerkracht onderhoudt structureel contact met ouders. In geval van een plan van aanpak voor een leerling, of wanneer er problemen zijn gesignaleerd, nodigt de leerkracht de ouders periodiek (één keer per zes of acht weken) uit. Hierover zijn afspraken gemaakt met de IB’er/coördinator. De leerkracht kan de visie van ouders en school op een harmonische wijze op elkaar afstemmen. Van de gesprekken wordt een verslag gemaakt. De leerkracht kan begeleidingsgesprekken met de leerling voeren, waarin inbreng van leerling wordt gewaardeerd. De leerkracht heeft op een vast moment in de week individuele gesprekjes met het kind. De leerkracht moedigt het kind aan tot 12 meedenken en meebeslissen. De leerkracht geeft het kind ruimte om met eigen oplossingen te komen. De leerkracht durft zich open en kwetsbaar op te stellen naar de leerling. De leerkracht accepteert fouten van leerlingen en geeft eigen fouten gemakkelijk toe. De leerkracht vraagt kinderen met oplossingen te komen voor de vragen die er zijn. 13 Garantie van kwaliteit en continuïteit Beoordeling en rapportage: Het specifieke leerstofaanbod voor (hoog)begaafde kinderen wordt serieus beoordeeld. Het werk draagt geen vrijblijvend karakter. Ten aanzien van feedback, beoordeling en rapportage stellen we: 1. De school heeft realistische verwachtingen horende bij het niveau van de leerling. De leerkracht stimuleert de leerling tot een kritische houding over het gemaakte werk. Hij geeft de leerling de gelegenheid eigen werk te beoordelen. 2. Er wordt proces- en productfeedback gegeven over het gemaakte werk. De beoordeling van alle (extra) activiteiten vindt plaats in het rapport. De leerkracht vult op het rapport de beoordeling over de gecompacte en de verrijkingsstof in. 3. De ouders worden over de geleverde prestaties van de leerlingen met betrekking tot verrijking en verbreding geïnformeerd. De leerkracht is in staat om de mening / ideeën van ouders mee te laten wegen in het aanbod voor de (hoog)begaafde leerling. Borging van kwaliteit Het bewaken van de kwaliteit is een belangrijk onderdeel in de zorg voor (hoog)begaafde leerlingen. Om deze zorg te waarborgen komt dit onderwerp op de agenda in de reguliere én de informele overlegmomenten in team en medezeggenschapsraad. De school stelt zich ten doel het beleid zodanig te borgen dat dit niet afhankelijk is van individuele inspanningen. Voor de begeleiding van de groep (hoog)begaafden op een vast moment in de week is één collega verantwoordelijk als uitvoerende, maar een andere collega wordt aangesteld als “schaduw-leerkracht voor begaafde leerlingen” om indien nodig te kunnen vervangen. Kwaliteitskaart en cyclus Het op peil brengen van de benodigde competenties geschiedt na vaststelling van dit plan op de volgende wijze: 1. Analyse van de huidige competenties met de kwaliteitskaart. 2. Ontwikkelen en uitvoeren actieplannen, waarin de doelstellingen worden gerealiseerd. Dit zijn plannen op schoolniveau, op bouwniveau en op persoonlijk niveau. 3. Aan de hand van de jaarlijkse evaluatie wordt de voortgang beoordeeld. Ten aanzien van de resultaten van de inspanningen voor (hoog)begaafde leerlingen worden tevens de leerlingen en hun ouders bevraagd op schoolbeleving van het kind. 4. Eens per vier jaar wordt aan de hand van de ‘Kwaliteitskaart’ beoordeeld of de doelstellingen zijn gerealiseerd. Hiertoe wordt de kwaliteitskaart opgenomen in het vierjaarlijks schema van kwaliteitsmeting. Relatie tot het zorgplan Het beleid voor onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen vormt een onderdeel van het zorgplan. Als zodanig zal na vaststelling een samenvatting van dit plan èn een verwijzing naar dit plan in het zorgplan opgenomen worden. 14 Bijlage 1 Intake-vragenlijst bij aanmelding Mijn kind: Kon al vroeg of erg goed praten 0 0 0 0 0 Viel qua spraakontwikkeling niet op Speelde veel met speelgoed 0 0 0 0 0 Was niet geïnteresseerd in speelgoed Had voor het vierde jaar belangstelling voor letters/cijfers Kon eindeloos vragen stellen 0 0 0 0 0 Had hier nog geen belangstelling voor 0 0 0 0 0 Was met een antwoord tevreden Had een opvallend goed geheugen 0 0 0 0 0 Kende voor het vierde jaar alle kleuren 0 0 0 0 0 Vergat al snel gebeurtenissen die hij/zij mee had gemaakt Kende voor het vierde jaar geen kleuren Speelde het liefst met kinderen van eigen leeftijd Speelde of sprak graag met oudere kinderen of volwassenen Sliep slecht of weinig Is zelfstandig en wil graag alles zelf doen zonder uw hulp Is onderzoekend van aard 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Slaapt goed 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 15 Zelfstandigheid is vergelijkbaar met leeftijdgenoten Is niet onderzoekend van aard Bijlage 2 Oudergesprek Tijdens het oudergesprek wordt in ieder geval gevraagd naar: Het welbevinden van het kind thuis De schoolbeleving van het kind De hobby’s/interesses/ bezigheden van het kind thuis Contact met andere kinderen Contact met volwassenen Lees ook boek HGW 16 Bijlage 3 Gesprek met leerling Tijdens het leerlinggesprek wordt in ieder geval gevraagd naar: Het welbevinden van het kind De schoolbeleving van het kind De hobby’s/interesses/ bezigheden van het kind Contact met andere kinderen Lees ook boek HGW 17 Bijlage 4 Voorwaarden plusgroep De Kleine Beer Naam leerling: Groep: Leerling haalt een hoge A of A+ op het vakgebied rekenen en/of begrijpend lezen Leerling heeft een hoge A of A+ op alle vakgebieden Leerling presteert onder* Leerling heeft sociaal/emotionele problemen thuis Leerling heeft sociaal/emotionele problemen op school Leerling denkt in oplossingen Leerling heeft een creatieve manier voor het vinden van oplossingen Leerling verveelt zich in de klas Leerling heeft moeite met leren leren Leerling heeft aan regulier en extra werk te weinig uitdaging Leerling denkt na over levensvragen Leerling kan omgaan met tegenslagen Wat is er al gedaan: Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee Motivatie voor aanmelding: - slechte concentratie - laag of negatief zelfbeeld - faalangst, bang om fouten te maken - laag werktempo - perfectionisme - kwetsbaarder dan voorheen, veel of snel huilen, woede-aanvallen - clownesk gedrag - wisselende prestaties - groot verschil tussen schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - 'teruglopen' in emotionele ontwikkeling, zich kinderlijker gaan gedragen 18