U i t d e k l i n i e k A lle r g i e voo r cas h e w n ot e n e n pi n da’s Auteur H. de Groot Tr e f w o o r d e n anafylaxie, cashewnoot, epinefrineauto-injector, huidtest, kinderen, orale provocatie, pinda Samenvatting Anafylaxie voor pinda’s is een relatief veel voorkomende, ernstige en bekende allergie. De laatste tijd worden steeds meer meldingen gedaan van cashewnootallergie, en ook op de polikliniek Allergologie van het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam wordt een toenemend aantal jonge kinderen gezien met een soms ernstige cashewnootanafylaxie. In dit artikel worden 1 kind met een allergie voor pinda’s en 2 kinderen met een vergelijkbare allergie voor cashewnoten beschreven. Bij de diagnostiek zijn een uitvoerige voedingsanamnese, huidtests en serologische bepalingen geïndiceerd. Voor het definitief vaststellen van de diagnose kan een orale provocatie worden verricht. Voor noodsituaties krijgen de patiënten bij een ernstige klinische reactie een epinefrineauto-injector voorgeschreven met daarbij de noodzakelijke training en informatie. De belangrijkste allergenen uit cashewnoot (Anacardium occidentale) die verantwoordelijk zijn voor de sensibilisatie en klachten zijn geïdentificeerd en gezuiverd (Ana o 1, Ana o 2 en Ana o 3). Vermijding van de cashewnoten in het dieet is vooralsnog de enige oplossing. Inleiding huisstofmijtallergie. De woning was gesaneerd, hij gebruikte zo nodig periodiek salbutamol (een βsympathicomimeticum) en xylomethazolinenevel (een sympathicomimeticum). Hij werd op onze polikliniek gebracht nadat hij toenemend klachten had gekregen na het innemen van voeding. Zo ontstonden na het eten in een Chinees restaurant binnen een aantal uren klachten over piepen en kortademigheid. Ook kreeg hij na het eten van een kiwi, een klein stukje cashewnoot en een halve pistachenoot binnen een aantal minuten klachten over jeuk en tintelingen in de mond, gezwollen lippen en overgeven. Sindsdien werden hem deze voedingsmiddelen niet meer gegeven. Bij allergologisch onderzoek werd een sterke sensibilisatie gevonden voor kiwi, cashew- en pistachenoot (zie Tabel 1 op pagina 137). Gezien de duidelijke relatie met de inname van deze voedingsmiddelen en de matig ernstige anafylactische reacties in de Allergie voor pinda is een bekende oorzaak van ernstige anafylactische verschijnselen, vooral op de kinderleeftijd. Een dieet vrij van pinda’s en een epinefrineauto-injector zijn hierbij vaak geïndiceerd. In deze bijdrage wordt 1 kind beschreven met een allergie voor pinda’s en 2 kinderen met een vergelijkbare allergie voor cashewnoot. Daarbij wordt ingegaan op de diagnostiek, de behandeling en de tot nu toe bekende belangrijkste allergenen uit de cashewnoot. Casus Op de polikliniek Allergologie van het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam werden 3 kinderen gezien met een bijzondere voedselgerelateerde anafylaxie. Patiënt A, een jongen van 7 jaar, was vanaf zijn 2e levensjaar bekend wegens astma en allergische rinitis op basis van bovensteluchtweginfecties en een VOL. 7 nr. 4 - 2007 (Ned Tijdschr Allergie 2007;7:136-41) N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e 136 U i t d e k l i n i e k Tabel 1. Allergologische bevindingen bij patiënt A-C. Antigeen Patiënt A Patiënt B Patiënt C huidtest (HEIC-index) huidtest (HEIC-index) serologie (Unicap) huidtest (HEIC-index) serologie (Unicap) 0 0 ++ 13,07 (1:10 verdund) +++ pinda lupinemeel 0 amandel 0 cashewnoot 3,65 2,10 (1:10 verdund) (1:10 verdund) hazelnoot 0 1,52 1,01 0 paranoot pistachenoot 0 4,3 (1:10 verdund) 0 walnoot 0 lijnzaad 0 maanzaad 0 pijnboompit 0 sesamzaad 0 0 0 zonnebloempit kiwi 0 4,19 (1:10 verdund) notenmengsel +++ peulvruchtenmengsel soja +++ 0 +++ 0 HEIC-index=histamine-equivalente intracutane index. Daarbij wordt door de computer de oppervlakte van de kwaddel van het allergeen gedeeld door die van de kwaddel van de controletest met histamine. voedingsanamnese werd, mede op verzoek van de ouders, afgezien van een orale provocatie met cashewnoot. De patiënt kreeg het advies in de toekomst geen cashewnoten, pistachenoten, mango (gezien de botanische verwantschap met pistachenoten; beide behoren tot de Anacardiaceae) en kiwi te nuttigen. Er was geen bezwaar tegen het eten van andere noten of pinda’s. Als medicatie kreeg hij een epinefrineauto-injector en voor de allergische rinitis, zo nodig, nasaal fluticason en een antihistaminicum. Tevens werd na het bekend worden van de longfunctie-uitslag ‘licht reversibele obstructieve longfunctiestoornis’ en rekening houdend met het klinische beeld van de patiënt, een inhalator met budesonide (een glucocorticoïd) voorgeschreven. Patiënt B, een 9-jarig meisje, was bekend wegens een 137 VOL. 7 nr. 4 - 2007 allergische rinoconjunctivitis op basis van een allergie voor huisstofmijten en huisdieren. Tevens bestond een klinisch niet-relevante sensibilisatie voor graspollen. In de zomer had zij totaal geen klachten van rinoconjunctivitis of dyspneu. De woning was gesaneerd; er waren geen huisdieren. De patiënte gebruikte periodiek een antihistaminicum en een nasaal corticosteroïd. Op 7-jarige leeftijd kreeg zij per ongeluk (wellicht voor het eerst) een stukje cashewnoot binnen. Er ontstonden peracuut klachten over kriebel in de mond-keelholte, overgeven direct daarna en een zwelling van het gelaat. Daarnaast vermeldde de voedingsanamnese jeuk in de mond bij het eten van hazelnoten en mogelijk ook bij pinda’s. Uit angst en voorzorg werden vanaf die tijd geen pinda’s en noten meer gegeten. N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e Bij de diagnostiek werd een sterke sensibilisatie gevonden voor 1:10 verdund cashewnootextract en tevens een sensibilisatie voor hazelnoot (zie Tabel 1). Bij haar werd afgezien van een orale provocatie met cashewnoot, gezien de overduidelijke voedingsanamnese, de ernst van de reactie en de sterk positieve uitslag van de huidtest met verdund cashewnootextract. Bij huidtestonderzoek waren de uitslagen negatief voor pinda en sesamzaad. De gevonden sensibilisatie bij serologisch onderzoek, onder meer voor pinda, zou te wijten kunnen zijn aan een klinisch niet-relevante kruisreactie met suikerstructuren die in plantaardige producten, zoals grassen en peulvruchten, voorkomen. De patiënte werd geadviseerd in de toekomst geen noten meer te eten en daarvoor een merkartikelenlijst te gebruiken. Dergelijke lijsten zijn verkrijgbaar bij het Voedingscentrum (www.babyallergie.nl/merkartikelenlijst.htm) en toegesneden op het type voedselallergie van het betreffende kind. Alle producten die in het dieet zijn toegestaan, staan hierop. Er was geen bezwaar tegen het gebruik van pinda. Voor noodsituaties kreeg zij een epinefrineauto-injector voorgeschreven. Patiënt C, een 10-jarig meisje, was vanaf de geboorte bekend wegens constitutioneel eczeem en een (klinisch vermoede) koemelkallergie. Het eczeem was de laatste jaren verdwenen en ook kon zij koemelk weer verdragen. Vanaf het 5e jaar merkten de ouders dat zij klachten kreeg na ‘kleine beetjes’ pinda: minuten na de inname kreeg zij tintelingen in de mond, slijmvorming uit de neus en mond. Daarna werd zij beroerd en moest gaan liggen. Klachten van angio-oedeem of kortademigheid waren niet opgemerkt. Voordien at zij zonder problemen hazelnoten; het was onbekend of zij eerder cashewnoten had ingenomen. Na de allergische reacties had zij geen pinda’s en noten meer genuttigd. De overige voedingsanamnese was blanco. Zo waren er geen klachten over een oraal allergiesyndroom na gebruik van sesamzaad, vis, fruit, groenten of kippenei. De allergologische anamnese vermeldde een waterige rinoconjunctivitis en astma bij een vastgestelde en klinisch relevante sensibilisatie voor huisstofmijten, graspollen en hond. De radioallergosorbenttest (RAST) voor kat en boompollen had een negatieve uitslag. De woning was gesaneerd. De patiënte inhaleerde periodiek op voorschrift van de huisarts fluticason, een glucocorticoïd, en salbutamol. Voor noodgevallen had zij tabletten clemastine, een langwerkend antihistaminicum, voorgeschreven gekregen VOL. 7 nr. 4 - 2007 van de huisarts. De resultaten van het allergologisch onderzoek staan vermeld in Tabel 1. Op verzoek van de ouders werden diverse allergenen getest en de vraag beantwoord hoe veilig de inname was van noten, pitten en zaden bij deze forse pinda-anafylaxie. Er bleek een sterke sensibilisatie te bestaan voor pinda (in de verdunning 1:10); daarnaast werd een zwakke sensibilisatie gevonden voor cashewnoot. Er waren geen huidreacties voor de overige noten, pitten, zaden of lupinemeel; dit laatste zou een kruisreactie met pinda kunnen opwekken. Om de waarde van de positieve huidtest voor cashewnoot te evalueren, werd een open provocatie verricht met oplopende hoeveelheden cashewnoot. Er ontstonden geen klachten bij de inname van 0,1 g, 1 g en 10 g cashewnoot. Om deze reden werd afgezien van een dubbelblinde placebogecontroleerde provocatie met cashewnoot. Geconcludeerd werd dat de patiënte een pinda-anafylaxie had. Een merkartikelenlijst vrij van pinda werd besteld en voor noodgevallen werd een epinefrineauto-injector voorgeschreven. Er was geen bezwaar tegen het gebruik van noten, zaden, pitten en overige peulvruchten, inclusief lupine. Beschouwing Cashewnoten zijn afkomstig van de cashewbomen (Anacardium occidentale), die in Noordoost-Brazilië groeien (zie Figuur 1 op pagina 139). Ze behoren tot de familie van de Anacardiaceae, waaronder ook pistachenoten en mango’s vallen. Cashewnoten worden steeds meer gebruikt in de voedingsindustrie, vooral in tarweproducten en in toenemende mate ook in cashewnotenboter (in plaats van pindakaas).1 Prevalentie van cashewnootallergie Uit een aantal studies zijn cijfers bekend over de frequentie van een sensibilisatie of een klinisch relevante allergie voor cashewnoten. In het Verenigd Koninkrijk bleek 0,07% van de 4-jarigen gesensibiliseerd te zijn voor cashew.2 Van 142 pinda-allergische patiënten in Frankrijk was 40% tevens gesensibiliseerd voor cashewnoot.3 De klinische relevantie is niet verder uitgezocht met orale provocaties. Van de bevolking in de Verenigde Staten die ooit allergisch gereageerd had op noten, rapporteerde 41% dat dit veroorzaakt was door cashewnoten.4 Klinische presentatie Cashewnootallergie kan fataal verlopen.5 In een Engels onderzoek bij 29 kinderen met een cashewnoot- N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e 138 U i t d e k l i n i e k A B C D Figuur 1. A. De cashewboom (Anacardium occidentale), B. een cashewvrucht, C. ongezouten cashewnoten, en D. pistachenoten. allergie werd gevonden dat de eerste reactie zich al kon voordoen op de leeftijd van 2 maanden.1 Tevens ontstond de anafylaxie bij 96% van de kinderen na de eerste (bekende) cashewnootexpositie en bij 46% van de kinderen bij contact met sporen noot. De helft van de patiënten had verschijnselen van astma, 38% had een collaps of een neiging tot collaps. De klinische ernst van een cashewnootallergie werd bevestigd bij een groep van 42 kinderen, bij wie ook in 88% van de gevallen na het eerste contact een reactie ontstond.6 Blijkbaar raken kinderen gesensibiliseerd in utero of door de allergenen die tijdens de borstvoeding bij het kind terechtkomen. In Australië werd ook een ernstige vorm van cashewnootallergie gevonden bij 213 kinderen met een pinda- of notenallergie.7 Van de kinderen met een positieve huidtest voor cashewnoot, bleek 74% anafylactisch te hebben gereageerd. In het geval van een pindasensibilisatie was dit bij 30% van de patiënten het geval. Daarbij vond 20% van de reacties plaats na alleen huidcontact of het aanraken van de lippen met cashewnoot. 139 VOL. 7 nr. 4 - 2007 Diagnostiek Een nauwkeurige voedingsanamnese geeft al snel aanwijzingen voor het bestaan van een cashewnootallergie. Als de sensibilisatie bevestigd is met huidtests of serologisch onderzoek, hoeft in de meeste gevallen geen orale provocatie meer te worden uitgevoerd. Wanneer in de anamnese duidelijk verschijnselen van anafylaxie worden genoemd, enkele minuten na de inname van een stukje cashewnoot zonder andere voedingsbestanddelen, is de diagnose zeker (zoals bij patiënten A en B). Bij twijfel over de voedingsinname of bij een onduidelijke anamnese is orale provocatie geïndiceerd (patiënte C). Omdat de dubbelblinde, placebogecontroleerde voedselprovocatie arbeidsintensief is, gestandaardiseerde protocollen vaak ontbreken en gevalideerd provocatiemateriaal niet beschikbaar is voor vele voedingsmiddelen, wordt deze test vooralsnog weinig uitgevoerd. Per casus worden de voor- en nadelen, de praktische uitvoerbaarheid en de wenselijkheid van de provocatie geëvalueerd.8 N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e Aanwijzingen voor de praktijk 1.Denk bij anafylaxie anamnestisch op een ‘noot of pinda’, ook aan de cashewnoot. 2. Bij de diagnostiek kan naast huidtests of serologie, een orale provocatie noodzakelijk zijn. 3.Schrijf een epinefrineauto-injector voor in het geval van anafylaxie en geef uitgebreide informatie en training over het gebruik van deze pen. 4.Geef dieetadviezen waarbij gebruik wordt gemaakt van de botanische verwantschappen tussen de verschillende noten en fruitsoorten. Recentelijk werd voor een huidtest met cashewnoot voorgesteld om als afkapwaarde een absolute diameter van 8 mm te gebruiken; daarmee kan namelijk een positieve uitkomst van een orale provocatie met 95% betrouwbaarheid worden voorspeld.9 Opgemerkt dient te worden dat ieder centrum deze afkapwaarde zelf zou moeten bepalen. Deze is namelijk afhankelijk van vele factoren, zoals leeftijd van de patiënt, huidtestmethode en prevalentie van de aandoening. Indien gebruik wordt gemaakt van de relatieve histamine-equivalente intracutane (HEIC)-index, dan zijn de gevonden huidtestwaarden van de verschillende onderzoekers al beter met elkaar te vergelijken. Cashewnootallergenen Er zijn 3 zogenoemde ‘major’ allergenen van de cashewnoot geïdentificeerd en gezuiverd in recombinantvorm beschikbaar (de recentste data zijn te vinden op www.allergen.org;cashew te vinden onder ‘List of food allergens’, ‘Plantae Manoliopsida’, Sapindales). Het antigeen met de naam Ana o 1 is een vicilineof sucrosebindend proteïne van de familie van de zogenoemde 7S-opslageiwitten van zaden en pitten.10 Het eiwit is resistent tegen hitte en proteolyse en heeft een molecuulgewicht van 50 kDa; er zijn tot nu toe 11 lineaire epitopen gevonden. Er is geen overtuigende kruisreactiviteit met het overeenkomstige viciline-eiwit uit pinda (Arachis hypogaea, te vinden onder Fabales), het Ara h 1. Dit verklaart ook waarom cashewnootallergie niet samen voorkomt met een pinda-allergie. Ana o 2 is een zogenoemd 11S-globuline uit de familie van de legumineopslageiwitten. Het valt uiteen in 2 structuren met een grootte van 33 en 53 kDa VOL. 7 nr. 4 - 2007 en bevat 22 reactieve epitopen.11 Er is een geringe, klinisch niet-relevante overlap met gelijksoortige eiwitten in pinda (Ara h 3) en soja (G2-glycidine). Ana o 3 is een 2S-albumine, ook uit de familie van zaadopslageiwitten, met een grootte 12,6 kDa.12 Dit eiwit bevat 16 reactieve epitopen, waarvan 1 mogelijk kruisreactief is met soortgelijke eiwitten in mosterd en walnoot (Jug r 1). Behandeling van cashewnootallergie De enige behandeling van patiënten met een allergie voor cashewnoten bestaat uit het vermijden van de inname daarvan. Soms kan een diëtist die gespecialiseerd is in voedselallergie hierbij behulpzaam zijn. Tevens wordt geadviseerd om botanisch verwante allergenen te vermijden; vooral pistachenoot en mango kunnen reacties geven.13 Bij een ernstige anafylactische reactie wordt altijd een epinefrineauto-injector voorgeschreven. De werking van de pen dient gedemonstreerd te worden met een trainerpen. Tevens dient uitgebreid mondelinge en schriftelijke informatie gegeven te worden over de werking van de pen, de indicaties, wat te doen na het gebruik ervan en over de houdbaarheid. Toekomstige ontwikkelingen Recentelijk werd een studie uitgevoerd met immunotherapie met gestandaardiseerd hazelnootextract bij 23 patiënten met een ernstige hazelnootallergie.14 De patiënten waarvan de allergie voor hazelnoten bevestigd was met een dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPCFC) werden behandeld met placebo of sublinguaal toegediend hazelnootextract in oplopende hoeveelheden. Slechts bij 0,2% van de doseringen traden bijwerkingen op, die behandeld konden worden met antihistaminica. N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e 140 U i t d e k l i n i e k Alle patiënten haalden de maximale dosering. De tolerantie voor hazelnoot veranderde niet in de placebogroep, maar steeg in de actieve groep van 2 naar 12 g. Concluderend kan men zeggen dat deze vorm van behandeling effectief en veilig is voor de behandeling van patiënten met een hazelnootallergie. Nader onderzoek dient te geschieden naar de langetermijneffecten van deze SLIT en uiteraard naar andere voedselallergenen, zoals de cashewnoot. In 2003 werd een studie gepresenteerd over het gunstige effect van monoklonale anti-IgE-antistoffen bij patiënten met een ernstige pinda-anafylaxie.15 Hierbij werden 84 patiënten gedurende 3 maanden maandelijks subcutaan behandeld met anti-IgE in verschillende doseringen. Het bleek dat bij de hoogste dosering (450 mg per injectie), de tolerantie voor pinda was toegenomen van ½ pinda naar gemiddeld 9 pinda’s. Dit effect trad echter op bij 75% van de patiënten, 25% reageerden onverklaarbaar in het geheel niet op deze therapie. Deze behandeling dient verder uitgezocht te worden. Het grote nadeel is het feit dat de behandeling waarschijnlijk levenslang 1x per maand moet worden volgehouden, terwijl 1 ampul anti-IgE circa 750 Euro kost. allergy: observations of 42 children without associated peanut allergy. Allergy 2003;58:1311-4. 7. Davoren M, Peake J. Cashew nut allergy is associated with a high risk of anaphylaxis. Arch Dis Child 2005;90:1084-5. 8. Brand PL, Dubois AE. Diagnostiek van voedselallergie bij kinderen. Ned Tijdschr Geneesk 2006;150:2188-90. 9. Ho MHK, Heine RG, Wong W, Hill DJ. Diagnostic accuracy of skin prick testing in children with tree nut allergy. J Allergy Clin Immunol 2006;117:1506-8. 10. Wang F, Robotham JM, Teuber SS, Tawde P, Sathe SK, Roux KH. Ana o 1, a cashew (Anacardium occidental) allergen of the vicilin seed storage protein family. J Allergy Clin Immunol 2002;110:160-6. 11. Wang F, Robotham JM, Teuber SS, Sathe SK, Roux KH. Ana o 2, a major cashew (Anacardium occidental) nut allergen of the legumin family. Int Arch Allergy Immunol 2003;132:27-39. 12. Robotham JM, Wang F, Seamon V, Teuber SS, Sathe SK, Sampson HA, et al. Ana o 3, an important cashew nut (Anacardium occidental) allergen of the 2S albumin family. J Allergy Clin Immunol 2005;115:1284-90. 13. Jansen AP, De Lijster de Raadt J, Van Toorenenbergen AW, Gerth van Wijk R. Allergy to pistachionuts. Allergy Proc 1992;13:255-8. 14. Enrique E, Pineda F, Malek T, Bartra J, Basagaña M, Dankbetuiging Tella R, et al. Sublingual immunotherapy for hazelnut food Mw. N. de Jong, researchanaliste, vervaardigde de allergeenextracten en mw. R. Martis-Nelstein, allergologieassistente, verrichtte de huidtests bij de kinderen. allergy: A randomized, double-blind, placebo-controlled study with a standardized hazelnut extract. J Allergy Clin Immunol 2005;116:1073-9. 15. Leung DY, Sampson HA, Yunginger JW, Burks AW, Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2007;151:997-1001. Schneider LC, Wortel CH, et al. Effect of anti-IgE therapy in patients with peanut allergy. N Engl J Med 2003;348:986-93. Ontvangen 27 juli 2006, geaccepteerd 4 oktober 2006. Referenties 1. Hourihane JO, Harris H, Langton-Hewer S, Kilburn SA, Warner JO. Clinical features of cashew allergy. Allergy 2001;56:252-3. Correspondentieadres 2. Tariq SM, Stevens M, Matthews S, Ridout S, Twiselton R, Hide DW. Cohort study of peanut and tree nut sensitisation Dr. H. de Groot, internist-allergoloog by age of 4 years. BMJ 1996;313:514-7. 3. Monoret VD, Rance F, Kanny G. Food allergy to peanuts Erasmus MC in France – evaluation of 142 observations. Clin Exp Allergy Afdeling Allergologie 1998;28:1113-9. Gebouw ‘Rochussenstraat’ 4. Sicherer SH, Furlong TJ, Munoz-Furlong A, Burks AW, Burgemeester ‘s Jacobplein 51 Sampson HA. A voluntary registry for peanut and tree 3015 CA Rotterdam nut allergy: Characteristics of the first 5149 registrants. Tel.: 010 463 92 22 J Allergy Clin Immunol 2001;108:128-32. E-mailadres: [email protected] 5. Sampson HA, Mendelsson L, Rosen JP. Fatal and near-fatal anaphylactic reactions to food in children and Belangenconflict: geen gemeld. adolescents. N Engl J Med 1992;327:380-4. Financiële ondersteuning: geen gemeld. 6. Rance F, Bidat E, Bourrier T, Sabouraud D. Cashew 141 VOL. 7 nr. 4 - 2007 N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t voo r All e r g i e